Oecumene weer
discussiepunt
Mammoetwet
biedt kansen aan
het humanistisch
vormingsonderwij s
DE TOEGESTOKEN HAND
Christelijke Gereformeerde Kerken
volgende week in Synode bijeen
Ter overdenking...
Drie verschilpunten
Afgeleide
verantwoordelijkheid
Belangrijke zaken komen aan de orde op
de synode van de Christelijke Gereformeerde
Kerken die dinsdag a.s. in Hilversum be
gint. Op tafel zullen o.a. liggen het rapport
van de deputaten voor de eenheid van de
gereformeerde belijders: een rapport waar
in deputaten aanbevelen de gemeenten vrij
te laten in het al dan niet gebruiken van de
nieuwe psalmberijming, waaraan een min
derheidsrapport van ds. M. Baan is toege
voegd; liefst drie rapporten over de omstre
den kwestie van artikel 36 van de Neder-
landse Geloofsbelijdenis, want hierover zijn
deputaten het helemaal niet eens kunnen
worden; een verzoek van de particuliere sy
node van het noorden die een landelijk de-
putaatschap voor de recreatie wil zien inge
steld een verscheidenheid van onderwer
pen zoals men ziet (uiteraard is deze kleine
opsomming nog lang niet alles) die het twij
felachtig maakt of men aan de acht discus-
siedagen diie ervoor zijn uitgetrokken, vol
doende zal hebben.
De kerk van Hilversum-centrum (want Hil
versum telt twee christelijke gereformeerde
kerken) is voor het eerst sinds 1937 weer
roepende kerk en dus zal ds. Jac. J. Rebel
dinsdagmorgen de synode openen en de 52
leden plus vijf pre-adviseurs welkom heten.
De dag zal verder worden gebruikt voor het
kiezen van een moderamen en het benoemen
van commissies en daarmee zal de eerste
fase van deze synode zijn afgesloten: de
commissies krijgen dan een paar weken tijd
om het voorbereidende werk te doen, want
pas op dinsdag 17 september begint de eigen
lijke zitting. Dan zal de draad van de vorige
synode weer moeten worden opgevat en zal
het werk bekeken moeten worden dat de
toen benoemde deputaten in die afgelopen
drie jaar hebben verricht.
De synode van de Christelijke Gerefor
meerde Kerken komt n.l. om de drje jaar
bijeen. De vorige werd gehouden in Zwolle in
1965, moest echter later, tot in 1966 toe, in
Apeldoorn worden voortgezet. Zij tellen thans
175 gemeenten met tezamen 190 predikants
plaatsen maar 73 van die 190 plaatsen
zijn vacant en dat is een probleem apart.
Naar de synode komen 52 afgevaardigden
te weten 13 van elk van de vier particuliere
synodes zes predikanten, zes ouderlingen
en één diaken plus vijf pre-adviseurs na
melijk vier hoogleraren en prof. W. Kremer
als emeritus-hoogleraar van de Theologische
Hogeschool in Apeldoorn. Als gasten zullen
onder meer aanwezig zijn ds. J. Tamminga
van de Christian Reformed Churches od Ca
nada and USA, prof. dr. K. Runia uit Austra
lië die juist de Gereformeerde Oecumenische
Synode in Lunteren heeft gepresideerd en ds.
J. W. Deenick, evenals prof. Runia een „bui
tenlander" die vroeger in Nederland tot de
Gereformeerde Kerken behoorde.
Zoals gezegd is het rapport van de deputa
ten voor de eenheid van de gereformeerde
belijders een van de belangrijkste punten
want daarbij gaat het over de verhouding
tot andere kerken van gereformeerde belijde
nis als de Gereformeerde Kerken en de Ge
reformeerde Kerken Vrijgemaakt. Men zal
zich daarbij moeten uitspreken over de kri
tische geluiden die de synodes van deze bei
de kerkformaties nog niet lang geleden heb
ben geuit aan het adres van de Christelijke
Gereformeerden, namelijk dat dezen een te
geringe bijdrage leveren aan de oecumene in
gereformeerde kring. Een kritiek die wat
moeilijk vol te houden lijkt, want de Gere
formeerde Oecumenische S/node is net ach
ter de rug en aan de voorbereiding daarvan
hebben de Christelijke Gereformeerden met
de Gereformeerde Kerken samen zeker hun
aandeel geleverd!
Verschillende punten betreffende de eredienst
vragen de aandacht. Wat moet de synode
doen met de nieuwe psalmberijming? De de
putaten, die een vorige synode heeft benoemd,
zijn van oordeel dat er geen uitspraak behoeft
te worden gedaan en dat de gemeenten vrij
zijn om deze berijming al of niet te gebrui
ken. Een van de deputaten, ds. M. Baan,
kon zich in dit standpunt niet vinden. Aan het
voegd, waarin hij opmerkt dat de nieuwe be-
rapport heeft hij enkele aantekeningen toege-
rijming uit liturgisch oogpunt geen verbete
ring is en dat er in de kerken niet zo heel veel
belangstelling voor deze zaak wordt gevon
den. Ds. Baan vindt het onjuist de kerken nu
vrijheid van handelen te laten. Naar zijn me
ning moet er op bijbels verantwoorde wijze
leiding worden gegeven. Evanals met de
nieuwe bijbelvertaling het geval was, vreest
ds. Baan dat ook de nieuwe psalmberijming
aanleiding zal geven tot onenigheid.
Behalve de psalmen komen ook de gezangen
ter sprake. Er ligt op de tafel van de synode
een instructie van de particuliere synode van
het westen, die verzoekt berijmde Schriftge
deelten vast te stellen en geestelijke liederen,
die wel geen directe berijming van Schriftge
deelten zijn, maar de heilsopenbaring beter
dan de psalmen kunnen bezingen, in de ere
dienst toe te laten, opdat de kerk van Christus
niet langer verhinderd wordt de naam van
Jezus Christus in haar lied te noemen. Daar
er in de Chr. Gereformeerde Kerken al
tijd veel bezwaren zijn gemaakt tegen het
zingen van gezangen, is het te verwachten
dat deze zaak wel aanleiding tot discussie zal
geven.
Dezelfde particuliere synode heeft gevraagd
om een onderzoek in te stellen naar de moge
lijkheid om liturgische formulieren te ontwer
pen die dezelfde tekst hebben als dié van an
dere kerken van gereformeerd belijden in Ne
derland.
Dan is er nog het rapport van deputaten
voor de bestudering van het kiesrecht der ge
meente, waarbij ook de vraag aan de orde
komt of aan de vrouw het actieve kiesrecht
mag worden toegekend. Er is nogal wat kri
tiek in de kerken op dit rapport geoefend.
Zo heeft de classis Amersfoort op voorstel
van de kerk van Nunspeet uitgesproken dat de
deputaten in hun rapport niet voldoende heb
ben voldaan aan de opdracht die zij van de
vorige generale synode hebben ontvangen en
dat de generale s/node dus opnieuw deputa
ten moet benoemen. Ook de particuliere syno
de van het zuiden had bezwaren. Naar haar
mening hebben de deputaten argumenten aan
gevoerd die niet overtuigend zijn. De synode
zou dan ook geen beslissing in deze zaak kun
nen nemen, maar de deputaten moeten op
dragen nader in te gaan op de vragen die op
een vorige synode zijn gesteld en beantwoord
moeten worden voor men kan komen tot een
schriftuurlijk gefundeerd besluit over deze
kwestie. Om nieuwe deputaten heeft ook de
particuliere synode van het oosten gevraagd,
want zij meent eveneens dat de deputaten
niet in voldoende mate hun opdracht hebben
uitgevoerd.
De doop door een vrouwelijke ambtsdra
ger bediend, komt ook aan de orde. In 1912
hebben de Christelijke Gereformeerde Kerken
uitgesproken dat zulk een doop onvoorwaar
delijk als onwettig moet worden beschouwd.
Laat die uitspraak vervallen, zegt de particu
liere synode van het noorden, want in 1882 is
ook duidelijk aangegeven aan welke eisen de
doop in andere kerken moet voldoen om te
worden erkend.
Een heet hangijzer zal zijn de omstreden
kwestie van artikel 36 van de Nederlandse Ge
loofsbelijdenis. Het gaat om de bekende zih-
snede uit dit artikel dat de overheid de taak
heeft alle afgoderij en valse godsdienst uit te
roeien en het rijk van de antichrist te gron
de te werpen. In 1905 hebben de Gereformeer
de Kerken deze zinsnede laten vervallen. De
Christelijke Gereformeerde Kerken zullen nu
aan de Gereformeerde Kerken daarover hun
mening kenbaar maken. De deputaten die
voor deze zaak waren benoemd, denken ech
ter niet gelijk en zo krijgt de synode de keus
uit drie rapporten. Eén ervan is opgesteld
door ds. D. Slagboom, die de tekst van arti
kel 36 onveranderd wil laten. Een zeer actue
le aangelegenheid is uiteraard het punt van
de recreatie, dat door de particuliere synode
van het oosten ter tafel wordt gebracht. De
ze synode verzoekt het deputaatschap voor
de evangelisatie opdracht te geven de kerken
die bij de recreatie betrokken zijn tot het ver
vullen van hun taak in dit opzicht te stimule
ren en van voorlichting en advies te dienen.
De Christelijke Gereformeerde Kerken, aldus
deze particuliere synode, hebben ook tot taak
het evangelie te brengen aan de recreanten.
Plaatselijke kerken in de recreatiecentra kun
nen dat alleen moeilijk doen en dus moeten al
le kerken daarbij helpen. Een andere oplos
sing wordt voorgesteld door de particuliere
synode van het noorden, die wil dat er een
landelijk deputaatschap voor de recreatie
wordt ingesteld, dat zich moet bezinnen op de
problematiek daarvan.
Uiteraard vragen allerlei zaken van orga
nisatorische aard de aandacht. Zo bij voor
beeld de instelling van een centrale kerkelij
ke kas, waaraan de verschillende deputaat-
schappen kunnen deelnemen en waaraan een
administrateur zou moeten worden verbonden
Daarom heeft de particuliere synode van het
noorden gevraagd. Een ander verlangen van
deze particuliere synode is een administra
tief bureau, waar de secretarissen van de
verschillende deputaatschappen hun adminis
tratieve werkzaamheden kunnen laten ver
richten. Ook voor dit bureau zou dan een ad
ministrateur moeten worden benoemd.
De particuliere synode van het noorden
heeft nog een suggestie gedaan. Wordt ze
opgevolgd, dan zal dat belangrijke gevolgen
hebben voor de samenstelling van een vol
gende synode. In het noorden staat men op
het standpunt dat de tegenwoordige classicale
indeling niet meer in overeenstemming is met
de ontwikkelingen die zich de laatste twintig
jaar in de steden en op het platteland hebben
voltrokken. Daarom zou die indeling moeten
worden gewijzigd.
Naast al deze kwesties zijn er dan de vele
onderwerpen die op elke generale synode be
handelt worden, zoals de zaken van de The
ologische Hogeschool, de zending, de evange
lisatie, de radiokerkdiensten, de arbeid onder
de schippers, de militairen en de jeugd en
de diaconale zaken. Men hoopt met al deze
werkzaamheden in twee weken gereed te
kunnen komen. Als dat het geval zou zijn zou
de synode dus vrijdag 27 september kunnen
worden gesloten. Lukt dat niet, dan zullen de
leden op dinsdag 1 oktober voor de vierde
maal naar Hilversum moeten reizen. Maar
erg groot is die kans niet.
Dat de kerk zich eek buiten de kerkmuren beweegt
is in Nederland altijd een vanzelfsprekende zaak
geweest. In ziekenhuis en in gevangenis zijn dominee
en pastoor altijd welkom geweest, want wie zijn meer
dan zij aangewezen om de eenzame te troosten, de
naar lichaam en ziel gebrokenen bij te staan, de
zielenood te lenigen. En ook in het leger en op de
schepen zijn predikant en aalmoezenier altijd aan
wezig geweest om de jongens en mannen die, dienst
plichtig of vrijwillig, hun vaderland dienden de gees
telijke verzorging, begeleiding te geven die zij ook
in de burgermaatschappij zouden hebben ervaren. En
niet anders was en is het op de scholen de onder-
wijswetgeving is er altijd van uitgegaan dat ook op
de scholen van rijks- of gemeentewege gelegenheid
geboden moest worden voor 't volgen van godsdienst
onderwijs.
De laatste jaren It daar een partner bijgekomen
de humanistische geestelijke verzorging, zowel in het
leger als in de gevangenissen. Dat heeft wel wat
strubbelingen gegeven we hoeven dat niet te
verbloemen. Niet iedere legerpredikant heeft in de
humanistische geestelijke verzorger direct zijn collega
willen zien en de woorden „stenen voor brood" zijn
daarbij wel eens gevallen. Dat is begrijpelijk want de
kerk voert (terecht) de pretentie dat zij een bood
schap heeft voor dille mensen maar zij kan er niet
blind voor zijn dat niet alle mensen die boodschap
willen accepteren. Dat mensen hun levenswaarden
buiten God en bijbel om willen zoeken. Enbij dat
zoeken al evenzeer hulp en steun nodig hebben van
geestelijke verzorgers. Omgekeerd hebben de gees
telijke verzorgers ook wel eens de indruk gewekt
van „wie niet bij een kerk aangesloten wil zijn hoort
dus bij ons" en ook dat is een misvatting
Die ontwikkeling naar geestelijke vorming en ver
zorging ook buiten de kerken heeft nu ook haar intrede
gedaan in het onderwijs. De Mammoetwet heeft niet
alleen de mogelijkheid van godsdienstonderwijs op
de openbare scholen gecontinueerd, maar ook de
deur geopend voor vormingsonderwijs door „genoot
schappen op geestelijke grondslag". Daarmee doet
het humanistisch vormingsonderwijs nu ook officieel
zijn intrede op de scholen voor voortgezet onderwijs
tot dusverre was dat nog maar heel incidenteel
(en ongesubsidieert) het geval op een gering aantal
scholen.
Omdat dit een belangrijke ontwikkeling is hebben
wij een medewerkster die nauw bij het humanistisch
vormingsonderwijs is betrokken, gevraagd het waar
om en hoe van dit onderwijs nader toe te lichten.
i
Aan wat dc Mammoetwet bepaalt om
trent godsdienstonderwijs en vormingson
derwijs op de openbare scholen voor
voortgezet onderwijs is nog niet veel aan-
daoht besteed. Erg verwonderlijk is dit
niet, want de lessen die op dit gebied ge
geven (kunnen) worden vallen buiten de
verantwoordelijkheid van de scholen en
de schoolleidingen. Waar die verantwoor
delijkheid dan wel ligt leren de artikelen
46 en 47 van de Wet tot Regeling van het
Voortgezet Onderwijs de officiële naam
van de Mammoetwet. Iets verkort luiden
deze artikelen als volgt:
Artikel 46. Aan de openbare scholen wor
den op verzoek van kerkelijke gemeen
ten of van plaatselijke kerken de leer
lingen in de gelegenheid gesteld in de
schoollokalen godsdienstonderwijs te
volgen van godsdienstleraren, daartoe
door die gemeenten en kerken aan te
wijzen (art. 46 - 1). De schoollokalen
worden, zo nodig verwarmd en ver
licht, kosteloos voor het godsdienston
derwijs beschikbaar gesteld (art. 46 -
2). Aan de kerkelijke gemeenten of de
plaatselijke kerken kan een vergoeding
worden toegekend volgens regelen, bij
algemene maatregel van bestuur té
stellen (art. 46 - 4).
Artikel 47. Aan de openbare scholen wor
den op verzoek van door Ons tot dit
doel toegelaten genootschappen op
geestelijke grondslag de leerlingen,
wier ouders, verzorgers of voogden
daartoe de wens te kennen geven, in de
gelegenheid gesteld in de schoollokalen
vormingsonderwijs te volgen van lera
ren, daartoe door deze genootschappen
aan te wijzen (art. 47 - 1). De verdere
paragrafen van artikel 47 komen naar
hun aard overeen met die van artikel
46.
Vergelijkt men de eerste paragraaf van
artikel 46, waarin dus het geven van
godsdienstonderwijs wordt geregeld op
vrijwel dezelfde wijze als dat tot dusver
re het geval was, met artikel 47 over het
vormingsonderwijs, dan vallen drie ver
schilpunten op:
1: Waar in artikel 46 sprake is van ker
ken en kerkelijke gemeenten, wordt in
artikel 47 gesproken over „door Ons tot
dit doel toegelaten genootschappen op
geestelijke grondslag". Deze geestelijke
of levensbeschouwelijke grondslag heeft
een dergelijk genootschap gemeen met
de kerken, het niet aanvaarden van een
geloofsleer en openbaring onderscheidt
het er van. Zo'n genootschap is het Hu
manistisch Verbond.
Toen dr. M. L. King sr. op de avond van de 12e mei jongstleden in
de Ebenezer Baptist Church" te Atlanta mij de hand toestap met
de woorden: „My brother from Holland" en ik deze hand mocht
grijpen, was dit een ontroerend ogenblik. Ik merkte deze ontroering
duidelijk op in de stem van ds. King, maar op hetzelfde moment ging
er zo heel veel om in mijn eigen gedachten.
Allereerst: deze handreiking ging uit van iemand van de „black
people". Uit deze wereld werd een hand uitgestoken naar de wereld
der blanken. Ik vroeg mijzelf af: nu is die hand er nog, hoe zal het
dadelijk zijn? Wanneer wij blanken niet onze verantwoordelijkheid
verstaan en in praktijk brengen, nu dan zal er zo dadelijk een
vuist op ons afkomen. Wanneer wij niet werkelijk al het onze met
de anderen willen delen in waarachtige eenheid, dan wacht ons zo
dadelijk alleen nog maar afwijzing en haat.
Voorts: het was iemand uit de wereld der zwarten, die de hand uit
stak en ik mocht die aanvatten. Het had ook anders kunnen zijn en
zo is het lange tijden geweest: een goedwillende blanke was wel eens
bereid vanuit zijn wereld een hand toe te steken aan de arme en
verdrukte. Op de 12e mei besefte ik, dat wij dankbaar moeten zijn,
wanneer uit die wereld der vroegere slaven nog een hand wordt ge
reikt aan de vroegere onderdrukkers. Want vergeet u nooit, dat ook
wij Hollanders in de slavenhandel een akelige rol hebben gespeeld.
Die hand, mij toegereikt, sprak van vergeving en van bereidheid om
somen de weg naai een betere wereld te gaan.
Wij weten, dat in de praktijk van het maatschappelijk leven de
„black people" nog niet de vrijheid bezitten om hun mogelijkheden
tot volle ontwikkeling te brengen. Het rassenvooroordeel der blan
ken werpt telkens weer barricaden op. Ds. M. L. King jr. werd niet
moe ons voor te houden, dat niet alleen de verdrukten, maar zeker
niet minder de onderdrukkers onnoemelijke geestelijke schade lijden.
Wie alleen maar het goede voor zichzelf wil houden en niet Gods
gaven wil delen met alle schepselen op aarde, is een ellendig mens.
Alleen samen als mensen kunnen wij de volle rijkdom der wereld
deelachtig worden. Want Christus gaf Zijn leven niet voor enkele
mensen, maar voor een hele wereld, verloren in ellende.
Tenslotte: laat ons voorzichtig zijn in Europa! Amerikanen verwe
ten mij: „Jullie hebt gemakkelijk praten over het negerprobleem,
want je hebt er niet direct mee te maken en wij wel. Maar wat doen
jullie in eigen land met de kleurlingen in je midden? Worden ze
vaak niet apart gesteld? Is er bij jullie niet evenzo discriminatie: tus
sen de zogenaamde „standen"? Dan wil de een de ander geen hand
toesteken, omdat hij zich voor maatschappelijk belangrijker houdt
dan die andere mens!" Inderdaad: samen staan wij in de schuld bij
God en zijn schuldig tegenover onze naasten. Maar Christus Jezus
heeft de grenzen, die mensen vaneen houden, doorbroken. Het gaat
er om, dat wij, eenvoudig en waar, uit die werkelijkheid leven.
Op die 12e mei j.l. werden in Atlanta grenzen doorbroken. Een her
vormde predikant gaf de zegen aan 'n baptistengemeente! De „black
people" begroetten als rus broeder in Christus. Een zwarte en een
blanke hand lagen ineen. Wie eenmaal dit heeft beleefd, die kan
niet anders meer leven dan met het oog op het grote vizioen: zij zul
len komen van oosten en westen en samen delen in Christus' heer
lijkheid.
APELDOORN. ds. J. P. van Steenbergen
2: Waar gesproken wordt van godsdienst
onderwijs in artikel 46, wordt in artikel
47 vormingsonderwijs genoemd. Uiter
aard kan door een niet-godsdienstig ge
nootschap geen godsdienstonderwijs ge
geven worden in de zin van «het onderwij
zen van de leer van een bepaalde kerk of
geloofsovertuiging. Wél kunnen de leer
lingen in kennis gebracht worden met de
ideeën en denkwijzen, het ontstaan en de
ontwikkeling van de belangrijkste gods
diensten. Dit is dan ook een deel van het
Humanistisch Vormingsonderwijs. Het
omvat echter meer. In één der rapporten
van het Humanistisch Verbond vinden
we de volgende formulering: „Onder hu
manistische vorming wordt verstaan de
doelbewuste behandeling van levensbe
schouwelijke vragen in cursussen voor
jongeren, teneinde de deelnemers te hel
pen bij het zoeken naar een verantwoor
de levenshouding en het vormen van een
eigen overtuiging."
3: Het misschien niet het meest in het
oog lopende, maar wel lichtelijk discri
minerende verschil tussen artikel 46-1
en artikel 47-1 van de Mammoetwet is
dit, dat alle leerlingen van de openbare
scholen godsdienstonderwijs op school
kunnen volgen, wanneer op verzoek van
een kerk een godsdienstleraar daartoe in
de gelegenheid wordt gesteld. De ouders
behoeven hiertoe dus geen verzoek in te
dienen, geen actie te ondernemen. In te
genstelling hiermee moeten ouders, die
wensen dat hun kind vormingsonderwijs
krijgt, deze wens kenbaar maken, dus
wél een verzoek indienen. Het „daartoe
toegelaten genootschap", i.e. het Huma
nistisch Verbond, moet natuurlijk ook een
verzoek indienen om een leraar in de ge
legenheid te stellen vormingsonderwijs te
geven.
Ondanks dit kleine tikje discriminatie
is het Humanistisch Verbond toch wel
bijzonder gelukkig met dit artikel 47 in
de Mammoetwet. Omdat het Centrum
voor Humanistische Vorming dat dit vor
mingswerk organiseert, nu de kans krijgt
zijn doelstelling te verwezenlijken: helpen
bij het zoeken naar een verantwoorde
levenshouding en naar een eigen levens
overtuiging. Wat dat woordje „verant
woord" inhoudt kan als volgt worden om
schreven: een levens- of geesteshouding
van de mens, waarbij deze steeds bereid
is zich rekenschap te geven van zijn den
ken en doen en van de situatie waarin hij
verkeert, waarbij hij de consequenties
durft te aanvaarden die daaruit voort
vloeien. Daarbij uitgaande van het be
sef dat aan zijn handelen algemeen gel
dende, niet naar willekeur te verande
ren waarden ten grondslag liggen.
Nu is dat helpen zoeken naar verant
woorde levenshouding allereerst een taak
van de ouders en het gezin is de omge
ving waar het kind normen en waarden
moet leren. Geestelijke vorming - waarin
ook begrepen de godsdienstige vorming -
valt buiten de verantwoordelijkheid van
de openbare school. Als de binnen dit ka
der vallende lessen wel in het schoolroos
ter worden ingepast, dan nog zijn het fa
cultatieve lessen waarvoor de verantwoor
delijkheid ligt bij de ouders, die hun toe
stemming verlenen voor het volgen van
deze lessen door hun kinderen. Bij de ker
kelijke of geestelijke genootschappen die
deze lessen verzorgen, berust dus een
van de ouders afgeleide verantwoordelijk
heid. Welke motieven hebben het Huma
nistisch Verbond ertoe gebracht het Hu
manistisch Vormingsonderwijs op de
scholen ter hand te nemen? Niét de be
hoefte van het kweken van volgelingen of
hoefte aan het kweken van volgelingen of
gekarakteriseerd kan worden als „strijd
van algemene verantwoordelijkheid, dat
tegen de geestelijke onverschilligheid".
De noodzaak van leiding bij de geestelij
ke vorming van de opgroeiende jeugd
wordt door velen gevoeld. Het is een il
lusie te menen dat de jeugd geheel zelf
standig, dat wil zeggen: zonder invloed
en leiding, tot geestelijk leven komt. Ie
dere opvoeding en vorming vooronder
stelt verantwoordelijkheid van volwasse
nen en dit geldt niet minder voor geeste
lijke vorming.
De wereld van vandaag eist mensen,
die in allerlei opzichten goed toegerust
zijn. Tradities en normen verliezen hun
gezag, internationale problemen van
kernbewapening, oorlog, honger, onder
drukking, bruut geweld en onrecht geven
een gevoel van onzekerheid, onmacht en
dreiging. In die wereld moet de jongere
zijn weg vinden. Om dat te kunnen, om
in deze maatschappij èn in die van mor
gen menselijk te leven, dus als een vol
ledige, zelfstandige en verantwoordelijke
mens, heeft hij geestelijke reserves nodig
Waaruit hij putten kan. Hij behoeft een
levens- of geesteshouding, die hem de
kracht geeft moeilijkheden en leed te ver
werken, en een norm- en waardebesef
van waaruit hij handelt en zijn beslissin
gen neemt.
Trouwens de jeugd, vooral die in de
leeftijd van het voortgezet onderwijs, is
zelf op zoek naar haar plaats in het leven.
De jongere ontdekt zich zelf, hij tracht te
komen tot ordening van zijn gedachten
en gevoelens, tot het vormen'van een le
vensplan. Hij stelt zich zelf en anderen
vragen van levensbeschouwelijke aard:
over de zin van het leven, over goed en
kwaad, over leed en schuld, over God en
godsdienst. Hij zoekt naar een verant
woorde levenshouding, naar een uitgangs
punt, een centrum in zijn bestaan.
Het doel van de Humanistische Vor
ming is hem daarbij te helpen. Hij zal
echter zélf de oplossing van zijn levens
problemen moeten vinden en komen tot
een eigen overtuiging. De volwassene
kan hierbij leiding geven, echter zonder
de eigen oplossingen en denkbeelden op
te dringen.
Hoe wil het Humanistisch Vormingson
derwijs deze hulp aanbieden, deze lei
ding - of begeleiding - geven? Om jonge
ren een steun te zijn bij de ontplooiing
van hun menszijn, bij het activeren van
hun krachten tot praktisch en zinvol le
ven, doet zich de behoefte voor aan infor
matie over problemen van levensbe
schouwelijke aard (zedelijk en religieus)
en over het denken en doen van anderen.
Om echter niet in pure kennisoverdracht
te verzanden en ook de vorming tot haar
recht te doen komen, is de wijze waarop
deze informatie gegeven wordt van het
grootste belang.
In de eerste plaats zal getracht worden
de jonge mens te helpen zich van zich
zelf bewust te worden als mens tussen
mensen. Hij moet zijn eigen waarde le
ren kennen, maar ook en vooral die van
anderen. De ander moet in zijn anders
zijn - en anders denken - gerespecteerd
en gewaardeerd worden. De openbare
school met haar geschakeerde schoolbevol
king biedt daar al gauw de gelegenheid
toe. Door het Sabbath houden van een
Joodse jongen, het wegblijven op een Ka
tholieke feestdag van een andere leerling,
kan over deze geloofsopvattingen en hun
achtergrond gesproken of gediscussieerd
worden. Kennis van de wereldgodsdien
sten, hun denkwijzen en hun invloed, is
één van de onderdelen van het leerplan.
De grote figuren uit deze godsdiensten,
maar ook andere grote denkers komen
daarbij aan de orde, zo goed als bekende
bijbelse en mythologische verhalen.
Steeds wordt zo veel mogelijk uitgegaan
van wat leeft onder de leerlingen. Spie
ken of stelen op school b.v. kan een pro
bleemstelling opwerpen, waarbij zedelij
ke waarden het uitgangspunt vorrpen.
Het rollenspel geeft dikwijls inzicht in de
beweegredenen die tot een bepaalde daad
of beslissing leiden. Ter illustratie het
volgende voorval:
Van een groep 13- a 14-jarigen liet de
vormingsleider enkele leerlingen voor
„ouders" spelen, enkele anderen traden
als „kinderen" op. De „ouders" hadden
een - redelijk - verbod uitgevaardigd, de
„kinderen" gingen er tegen in. De argu
mentatie van de „ouders" was zo juist
en ter zake toen ze als ouders hun eigen
verbod moesten verdedigen zagen ze zélf
dus duidelijk redelijke argumenten), dat
enkele toeschouwers uit de groep opmerk
ten: „O, nou snap ik, waarom ze dat
thuis niet willen!" Groepswerk in allerlei
vormen wordt veel toegepast, de vormen
de waarde is groot en spreekt de deelne
mers meer aan dan de kennisoverdracht,
zoals zij die in hun schooluren vaak ge
wend zijn.
Uitgaande van de stelling, dat deugde
lijk of ondeugdelijk leven afhankelijk is
van het functioneren van de mens, is een
pakket leermiddelen in ontwikkeling, dat
beoogt een vorm van mentale training te
geven, waarbij vooral op de gevoelswe
reld de nadruk valt. Kennen - weten -
denken, worden-door-kunnen, doen en voe
len verrijkt; deze verrijking leidt weer
naar een vollediger en bevredigender
menszijn. Deze nieuwe methode lijkt ^r-
rassende en gunstige resultaten te boeken
bij de geestelijke vorming.
Bij de keuze van onderwerpen, als ook
in de wijze van behandeling hiervan,
wordt vanzelfsprekend rekening gehouden
met leeftijd en opleiding, alsmede met de
geaardheid van de groep deelnemers
waarmee gewerkt wordt. Alle humanis
tische vorming heeft echter het eerder
geschetste humanistische mensbeeld als
achtergrond.
Ergens in dit blad vindt u ook nog
deze overdenking. Misschien wel op een
heel bescheiden plaats, als het ware op
de achtergrond. Het is namelijk geen
hoofdartikel, dat daarom ook onmiddel
lijk in het oog moet vallen. En toch
zouden we het er best eens van kunnen
maken. Want stelt u zich nu even voor,
dat er op deze plaats alleen maar stond:
„Jezus is Heer", en dat er van hieruit
ook een pijl stond naar al die andere
artikelen en berichten in dit blad. Wat
dacht u, zouden we deze krant dan niet
heel anders lezen? Natuurlijk, er zou
den mensen zijn die juist door die ver
binding erg geschokt werden, die hier
door zelfs in twijfel zouden raken omdat
ze die belijdenis alleen maar kennen en
bewaren voor de zondag. En misschien
waren er wel anderen, die hun schou
ders ophaalden en hier nog slechts van
zouden zeggen: daar zie ik anders niets
van. Want als Jezus nu werkelijk Heer
is, waarom gebeurt er hier dan dit en
gaat het daar juist zo! Is dat niet met
elkaar in tegenspraak?
Dit is namelijk de titel, waarmee Je
zus vooral na Zijn opstanding wordt er
kend en aangesproken, en die daarom in
het Nieuwe Testament ook het meest
voorkomt. En zo heeft de kerk Hem
door de eeuwen dus beleden, als Heer
over leven en dood, over het heden en
de toekomst. Maar vaak is dit gezegd,
en men zegt het nog: tegen alle schijn
in. Daarom is het ook mogelijk, dat er
mensen zouden zijn die door zo'n ver
binding ineens begrepen waar het in
het geloof nu eigenlijk om gaat. Want
gaat het in elk geloofsartikel niet al
tijd om een: en toch! De sprong, en te
gelijk de spanning van het geloof ligt
nu eenmaal daarin, dat het steeds weer
in strijd schijnt te zijn met de gegeven
situatie. Zo is er bijvoorbeeld de reali
teit van onze schuld. En toch geloven
we in Gods vergeving. Zo is er ook de
werkelijkheid van de dood. Maar we be
lijden toch de opstanding en het leven.
Boven de situatie of omstandigheden
uit, richt het geloof zich namelijk op
God. En zo belijden we, tegen alle da
gelijkse ervaringen en gebeurtenissen
in: en toch, Jezus is Heer!»
Dat blijft zomaar een gezegde, zolang
wij ons daar zelf niet bij betrokken voe
len. En inderdaad, zo wordt er nu wel
over Jezus gesproken, waarmee men
Hem dus op een bepaalde wijze eert en
onderscheidt, maar zonder dat dit ons
nauwelijks raakt. Terwijl we Jezus na
melijk als Heer belijden, zeggen we
hiermee nog niets over onszelf, maar
spreken we alleen over Hem. En dat
is nu juist onmogelijk. Want waarom,
of in welk opzicht is Hij dan de Heer!
Wanneer wc die belijdenis nu eens
dwars door alle wereldnieuws zouden
schrijven, erkennen wij Hem dan niet
als Heer van deze wereld. En als we
nu eens zomaar voor onszelf rouden
zeggen: Jezus is Heer, spreken wij het
daarmee dan niet uit dat Hij onze Heer
is! Alleen is het de grote vraag, of wij
het ook werkelijk zo bedoelen; of dat
dit voor ons toch zonder meer een uit
spraak over Jezus is, en over Hem
uitsluitend.
Zouden er daarom soms nog altijd zo
veel mensen zijn, die er echt geen
moeite mee hebben om Jezus als Heer
te belijden, die dit zelfs gedachteloos
doen omdat ze er eenvoudig niet aan
denken om Hem zo juist voor zichzelf
te erkennen? Het zou ook wel heel
moeilijk zijn, om te zeggen: Jezus is
onze Heer. Want daarmee geven we
Hem immers het recht dat Hij het in
ons leven voor het zeggen heeft, dat Hij
een beslissende stem uitbrengt over
ons doen en laten, over ons spreken of
zwijgen. En wie is daar nu toe bereid,
in de wereld van vandaag? En wie
gebft ook voor zichzelf dat recht uit
handen?
Misschien staat daarom deze medita
tie ergens achteraf, omdat we het maar
moeilijk zouden verdragen of verwer
ken wanneer dit onderwerp voor van
daag nu eens de hoofdschotel was. Maar
nu staat het hier, alleen ter overden
king: „Jezus is Heer". En wie weet,
hoe ver wij er in gedachte nog mee zul
len doorgaan, en of wij dan zelfs zo
ver zouden komen dat we het ook in
praktijk brengen. Ieder voor zich in zijn
dagelijkse leven, bij iedere ontmoeting
en in elke situatie. Want wanneer wij
het wereldgebeuren of ons eigen leven
overzien, kunnen we niet anders zeggen
dan: en toch, Jezus is Heer. Hij is on
ze, en ook mijn Heer.
Veenendaal, Ds. G. C. Vijzelaar.