Oecumene weer discussiepunt Mammoetwet biedt kansen aan het humanistisch vormingsonderwij s DE TOEGESTOKEN HAND Christelijke Gereformeerde Kerken volgende week in Synode bijeen Ter overdenking... Drie verschilpunten Afgeleide verantwoordelijkheid Belangrijke zaken komen aan de orde op de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken die dinsdag a.s. in Hilversum be gint. Op tafel zullen o.a. liggen het rapport van de deputaten voor de eenheid van de gereformeerde belijders: een rapport waar in deputaten aanbevelen de gemeenten vrij te laten in het al dan niet gebruiken van de nieuwe psalmberijming, waaraan een min derheidsrapport van ds. M. Baan is toege voegd; liefst drie rapporten over de omstre den kwestie van artikel 36 van de Neder- landse Geloofsbelijdenis, want hierover zijn deputaten het helemaal niet eens kunnen worden; een verzoek van de particuliere sy node van het noorden die een landelijk de- putaatschap voor de recreatie wil zien inge steld een verscheidenheid van onderwer pen zoals men ziet (uiteraard is deze kleine opsomming nog lang niet alles) die het twij felachtig maakt of men aan de acht discus- siedagen diie ervoor zijn uitgetrokken, vol doende zal hebben. De kerk van Hilversum-centrum (want Hil versum telt twee christelijke gereformeerde kerken) is voor het eerst sinds 1937 weer roepende kerk en dus zal ds. Jac. J. Rebel dinsdagmorgen de synode openen en de 52 leden plus vijf pre-adviseurs welkom heten. De dag zal verder worden gebruikt voor het kiezen van een moderamen en het benoemen van commissies en daarmee zal de eerste fase van deze synode zijn afgesloten: de commissies krijgen dan een paar weken tijd om het voorbereidende werk te doen, want pas op dinsdag 17 september begint de eigen lijke zitting. Dan zal de draad van de vorige synode weer moeten worden opgevat en zal het werk bekeken moeten worden dat de toen benoemde deputaten in die afgelopen drie jaar hebben verricht. De synode van de Christelijke Gerefor meerde Kerken komt n.l. om de drje jaar bijeen. De vorige werd gehouden in Zwolle in 1965, moest echter later, tot in 1966 toe, in Apeldoorn worden voortgezet. Zij tellen thans 175 gemeenten met tezamen 190 predikants plaatsen maar 73 van die 190 plaatsen zijn vacant en dat is een probleem apart. Naar de synode komen 52 afgevaardigden te weten 13 van elk van de vier particuliere synodes zes predikanten, zes ouderlingen en één diaken plus vijf pre-adviseurs na melijk vier hoogleraren en prof. W. Kremer als emeritus-hoogleraar van de Theologische Hogeschool in Apeldoorn. Als gasten zullen onder meer aanwezig zijn ds. J. Tamminga van de Christian Reformed Churches od Ca nada and USA, prof. dr. K. Runia uit Austra lië die juist de Gereformeerde Oecumenische Synode in Lunteren heeft gepresideerd en ds. J. W. Deenick, evenals prof. Runia een „bui tenlander" die vroeger in Nederland tot de Gereformeerde Kerken behoorde. Zoals gezegd is het rapport van de deputa ten voor de eenheid van de gereformeerde belijders een van de belangrijkste punten want daarbij gaat het over de verhouding tot andere kerken van gereformeerde belijde nis als de Gereformeerde Kerken en de Ge reformeerde Kerken Vrijgemaakt. Men zal zich daarbij moeten uitspreken over de kri tische geluiden die de synodes van deze bei de kerkformaties nog niet lang geleden heb ben geuit aan het adres van de Christelijke Gereformeerden, namelijk dat dezen een te geringe bijdrage leveren aan de oecumene in gereformeerde kring. Een kritiek die wat moeilijk vol te houden lijkt, want de Gere formeerde Oecumenische S/node is net ach ter de rug en aan de voorbereiding daarvan hebben de Christelijke Gereformeerden met de Gereformeerde Kerken samen zeker hun aandeel geleverd! Verschillende punten betreffende de eredienst vragen de aandacht. Wat moet de synode doen met de nieuwe psalmberijming? De de putaten, die een vorige synode heeft benoemd, zijn van oordeel dat er geen uitspraak behoeft te worden gedaan en dat de gemeenten vrij zijn om deze berijming al of niet te gebrui ken. Een van de deputaten, ds. M. Baan, kon zich in dit standpunt niet vinden. Aan het voegd, waarin hij opmerkt dat de nieuwe be- rapport heeft hij enkele aantekeningen toege- rijming uit liturgisch oogpunt geen verbete ring is en dat er in de kerken niet zo heel veel belangstelling voor deze zaak wordt gevon den. Ds. Baan vindt het onjuist de kerken nu vrijheid van handelen te laten. Naar zijn me ning moet er op bijbels verantwoorde wijze leiding worden gegeven. Evanals met de nieuwe bijbelvertaling het geval was, vreest ds. Baan dat ook de nieuwe psalmberijming aanleiding zal geven tot onenigheid. Behalve de psalmen komen ook de gezangen ter sprake. Er ligt op de tafel van de synode een instructie van de particuliere synode van het westen, die verzoekt berijmde Schriftge deelten vast te stellen en geestelijke liederen, die wel geen directe berijming van Schriftge deelten zijn, maar de heilsopenbaring beter dan de psalmen kunnen bezingen, in de ere dienst toe te laten, opdat de kerk van Christus niet langer verhinderd wordt de naam van Jezus Christus in haar lied te noemen. Daar er in de Chr. Gereformeerde Kerken al tijd veel bezwaren zijn gemaakt tegen het zingen van gezangen, is het te verwachten dat deze zaak wel aanleiding tot discussie zal geven. Dezelfde particuliere synode heeft gevraagd om een onderzoek in te stellen naar de moge lijkheid om liturgische formulieren te ontwer pen die dezelfde tekst hebben als dié van an dere kerken van gereformeerd belijden in Ne derland. Dan is er nog het rapport van deputaten voor de bestudering van het kiesrecht der ge meente, waarbij ook de vraag aan de orde komt of aan de vrouw het actieve kiesrecht mag worden toegekend. Er is nogal wat kri tiek in de kerken op dit rapport geoefend. Zo heeft de classis Amersfoort op voorstel van de kerk van Nunspeet uitgesproken dat de deputaten in hun rapport niet voldoende heb ben voldaan aan de opdracht die zij van de vorige generale synode hebben ontvangen en dat de generale s/node dus opnieuw deputa ten moet benoemen. Ook de particuliere syno de van het zuiden had bezwaren. Naar haar mening hebben de deputaten argumenten aan gevoerd die niet overtuigend zijn. De synode zou dan ook geen beslissing in deze zaak kun nen nemen, maar de deputaten moeten op dragen nader in te gaan op de vragen die op een vorige synode zijn gesteld en beantwoord moeten worden voor men kan komen tot een schriftuurlijk gefundeerd besluit over deze kwestie. Om nieuwe deputaten heeft ook de particuliere synode van het oosten gevraagd, want zij meent eveneens dat de deputaten niet in voldoende mate hun opdracht hebben uitgevoerd. De doop door een vrouwelijke ambtsdra ger bediend, komt ook aan de orde. In 1912 hebben de Christelijke Gereformeerde Kerken uitgesproken dat zulk een doop onvoorwaar delijk als onwettig moet worden beschouwd. Laat die uitspraak vervallen, zegt de particu liere synode van het noorden, want in 1882 is ook duidelijk aangegeven aan welke eisen de doop in andere kerken moet voldoen om te worden erkend. Een heet hangijzer zal zijn de omstreden kwestie van artikel 36 van de Nederlandse Ge loofsbelijdenis. Het gaat om de bekende zih- snede uit dit artikel dat de overheid de taak heeft alle afgoderij en valse godsdienst uit te roeien en het rijk van de antichrist te gron de te werpen. In 1905 hebben de Gereformeer de Kerken deze zinsnede laten vervallen. De Christelijke Gereformeerde Kerken zullen nu aan de Gereformeerde Kerken daarover hun mening kenbaar maken. De deputaten die voor deze zaak waren benoemd, denken ech ter niet gelijk en zo krijgt de synode de keus uit drie rapporten. Eén ervan is opgesteld door ds. D. Slagboom, die de tekst van arti kel 36 onveranderd wil laten. Een zeer actue le aangelegenheid is uiteraard het punt van de recreatie, dat door de particuliere synode van het oosten ter tafel wordt gebracht. De ze synode verzoekt het deputaatschap voor de evangelisatie opdracht te geven de kerken die bij de recreatie betrokken zijn tot het ver vullen van hun taak in dit opzicht te stimule ren en van voorlichting en advies te dienen. De Christelijke Gereformeerde Kerken, aldus deze particuliere synode, hebben ook tot taak het evangelie te brengen aan de recreanten. Plaatselijke kerken in de recreatiecentra kun nen dat alleen moeilijk doen en dus moeten al le kerken daarbij helpen. Een andere oplos sing wordt voorgesteld door de particuliere synode van het noorden, die wil dat er een landelijk deputaatschap voor de recreatie wordt ingesteld, dat zich moet bezinnen op de problematiek daarvan. Uiteraard vragen allerlei zaken van orga nisatorische aard de aandacht. Zo bij voor beeld de instelling van een centrale kerkelij ke kas, waaraan de verschillende deputaat- schappen kunnen deelnemen en waaraan een administrateur zou moeten worden verbonden Daarom heeft de particuliere synode van het noorden gevraagd. Een ander verlangen van deze particuliere synode is een administra tief bureau, waar de secretarissen van de verschillende deputaatschappen hun adminis tratieve werkzaamheden kunnen laten ver richten. Ook voor dit bureau zou dan een ad ministrateur moeten worden benoemd. De particuliere synode van het noorden heeft nog een suggestie gedaan. Wordt ze opgevolgd, dan zal dat belangrijke gevolgen hebben voor de samenstelling van een vol gende synode. In het noorden staat men op het standpunt dat de tegenwoordige classicale indeling niet meer in overeenstemming is met de ontwikkelingen die zich de laatste twintig jaar in de steden en op het platteland hebben voltrokken. Daarom zou die indeling moeten worden gewijzigd. Naast al deze kwesties zijn er dan de vele onderwerpen die op elke generale synode be handelt worden, zoals de zaken van de The ologische Hogeschool, de zending, de evange lisatie, de radiokerkdiensten, de arbeid onder de schippers, de militairen en de jeugd en de diaconale zaken. Men hoopt met al deze werkzaamheden in twee weken gereed te kunnen komen. Als dat het geval zou zijn zou de synode dus vrijdag 27 september kunnen worden gesloten. Lukt dat niet, dan zullen de leden op dinsdag 1 oktober voor de vierde maal naar Hilversum moeten reizen. Maar erg groot is die kans niet. Dat de kerk zich eek buiten de kerkmuren beweegt is in Nederland altijd een vanzelfsprekende zaak geweest. In ziekenhuis en in gevangenis zijn dominee en pastoor altijd welkom geweest, want wie zijn meer dan zij aangewezen om de eenzame te troosten, de naar lichaam en ziel gebrokenen bij te staan, de zielenood te lenigen. En ook in het leger en op de schepen zijn predikant en aalmoezenier altijd aan wezig geweest om de jongens en mannen die, dienst plichtig of vrijwillig, hun vaderland dienden de gees telijke verzorging, begeleiding te geven die zij ook in de burgermaatschappij zouden hebben ervaren. En niet anders was en is het op de scholen de onder- wijswetgeving is er altijd van uitgegaan dat ook op de scholen van rijks- of gemeentewege gelegenheid geboden moest worden voor 't volgen van godsdienst onderwijs. De laatste jaren It daar een partner bijgekomen de humanistische geestelijke verzorging, zowel in het leger als in de gevangenissen. Dat heeft wel wat strubbelingen gegeven we hoeven dat niet te verbloemen. Niet iedere legerpredikant heeft in de humanistische geestelijke verzorger direct zijn collega willen zien en de woorden „stenen voor brood" zijn daarbij wel eens gevallen. Dat is begrijpelijk want de kerk voert (terecht) de pretentie dat zij een bood schap heeft voor dille mensen maar zij kan er niet blind voor zijn dat niet alle mensen die boodschap willen accepteren. Dat mensen hun levenswaarden buiten God en bijbel om willen zoeken. Enbij dat zoeken al evenzeer hulp en steun nodig hebben van geestelijke verzorgers. Omgekeerd hebben de gees telijke verzorgers ook wel eens de indruk gewekt van „wie niet bij een kerk aangesloten wil zijn hoort dus bij ons" en ook dat is een misvatting Die ontwikkeling naar geestelijke vorming en ver zorging ook buiten de kerken heeft nu ook haar intrede gedaan in het onderwijs. De Mammoetwet heeft niet alleen de mogelijkheid van godsdienstonderwijs op de openbare scholen gecontinueerd, maar ook de deur geopend voor vormingsonderwijs door „genoot schappen op geestelijke grondslag". Daarmee doet het humanistisch vormingsonderwijs nu ook officieel zijn intrede op de scholen voor voortgezet onderwijs tot dusverre was dat nog maar heel incidenteel (en ongesubsidieert) het geval op een gering aantal scholen. Omdat dit een belangrijke ontwikkeling is hebben wij een medewerkster die nauw bij het humanistisch vormingsonderwijs is betrokken, gevraagd het waar om en hoe van dit onderwijs nader toe te lichten. i Aan wat dc Mammoetwet bepaalt om trent godsdienstonderwijs en vormingson derwijs op de openbare scholen voor voortgezet onderwijs is nog niet veel aan- daoht besteed. Erg verwonderlijk is dit niet, want de lessen die op dit gebied ge geven (kunnen) worden vallen buiten de verantwoordelijkheid van de scholen en de schoolleidingen. Waar die verantwoor delijkheid dan wel ligt leren de artikelen 46 en 47 van de Wet tot Regeling van het Voortgezet Onderwijs de officiële naam van de Mammoetwet. Iets verkort luiden deze artikelen als volgt: Artikel 46. Aan de openbare scholen wor den op verzoek van kerkelijke gemeen ten of van plaatselijke kerken de leer lingen in de gelegenheid gesteld in de schoollokalen godsdienstonderwijs te volgen van godsdienstleraren, daartoe door die gemeenten en kerken aan te wijzen (art. 46 - 1). De schoollokalen worden, zo nodig verwarmd en ver licht, kosteloos voor het godsdienston derwijs beschikbaar gesteld (art. 46 - 2). Aan de kerkelijke gemeenten of de plaatselijke kerken kan een vergoeding worden toegekend volgens regelen, bij algemene maatregel van bestuur té stellen (art. 46 - 4). Artikel 47. Aan de openbare scholen wor den op verzoek van door Ons tot dit doel toegelaten genootschappen op geestelijke grondslag de leerlingen, wier ouders, verzorgers of voogden daartoe de wens te kennen geven, in de gelegenheid gesteld in de schoollokalen vormingsonderwijs te volgen van lera ren, daartoe door deze genootschappen aan te wijzen (art. 47 - 1). De verdere paragrafen van artikel 47 komen naar hun aard overeen met die van artikel 46. Vergelijkt men de eerste paragraaf van artikel 46, waarin dus het geven van godsdienstonderwijs wordt geregeld op vrijwel dezelfde wijze als dat tot dusver re het geval was, met artikel 47 over het vormingsonderwijs, dan vallen drie ver schilpunten op: 1: Waar in artikel 46 sprake is van ker ken en kerkelijke gemeenten, wordt in artikel 47 gesproken over „door Ons tot dit doel toegelaten genootschappen op geestelijke grondslag". Deze geestelijke of levensbeschouwelijke grondslag heeft een dergelijk genootschap gemeen met de kerken, het niet aanvaarden van een geloofsleer en openbaring onderscheidt het er van. Zo'n genootschap is het Hu manistisch Verbond. Toen dr. M. L. King sr. op de avond van de 12e mei jongstleden in de Ebenezer Baptist Church" te Atlanta mij de hand toestap met de woorden: „My brother from Holland" en ik deze hand mocht grijpen, was dit een ontroerend ogenblik. Ik merkte deze ontroering duidelijk op in de stem van ds. King, maar op hetzelfde moment ging er zo heel veel om in mijn eigen gedachten. Allereerst: deze handreiking ging uit van iemand van de „black people". Uit deze wereld werd een hand uitgestoken naar de wereld der blanken. Ik vroeg mijzelf af: nu is die hand er nog, hoe zal het dadelijk zijn? Wanneer wij blanken niet onze verantwoordelijkheid verstaan en in praktijk brengen, nu dan zal er zo dadelijk een vuist op ons afkomen. Wanneer wij niet werkelijk al het onze met de anderen willen delen in waarachtige eenheid, dan wacht ons zo dadelijk alleen nog maar afwijzing en haat. Voorts: het was iemand uit de wereld der zwarten, die de hand uit stak en ik mocht die aanvatten. Het had ook anders kunnen zijn en zo is het lange tijden geweest: een goedwillende blanke was wel eens bereid vanuit zijn wereld een hand toe te steken aan de arme en verdrukte. Op de 12e mei besefte ik, dat wij dankbaar moeten zijn, wanneer uit die wereld der vroegere slaven nog een hand wordt ge reikt aan de vroegere onderdrukkers. Want vergeet u nooit, dat ook wij Hollanders in de slavenhandel een akelige rol hebben gespeeld. Die hand, mij toegereikt, sprak van vergeving en van bereidheid om somen de weg naai een betere wereld te gaan. Wij weten, dat in de praktijk van het maatschappelijk leven de „black people" nog niet de vrijheid bezitten om hun mogelijkheden tot volle ontwikkeling te brengen. Het rassenvooroordeel der blan ken werpt telkens weer barricaden op. Ds. M. L. King jr. werd niet moe ons voor te houden, dat niet alleen de verdrukten, maar zeker niet minder de onderdrukkers onnoemelijke geestelijke schade lijden. Wie alleen maar het goede voor zichzelf wil houden en niet Gods gaven wil delen met alle schepselen op aarde, is een ellendig mens. Alleen samen als mensen kunnen wij de volle rijkdom der wereld deelachtig worden. Want Christus gaf Zijn leven niet voor enkele mensen, maar voor een hele wereld, verloren in ellende. Tenslotte: laat ons voorzichtig zijn in Europa! Amerikanen verwe ten mij: „Jullie hebt gemakkelijk praten over het negerprobleem, want je hebt er niet direct mee te maken en wij wel. Maar wat doen jullie in eigen land met de kleurlingen in je midden? Worden ze vaak niet apart gesteld? Is er bij jullie niet evenzo discriminatie: tus sen de zogenaamde „standen"? Dan wil de een de ander geen hand toesteken, omdat hij zich voor maatschappelijk belangrijker houdt dan die andere mens!" Inderdaad: samen staan wij in de schuld bij God en zijn schuldig tegenover onze naasten. Maar Christus Jezus heeft de grenzen, die mensen vaneen houden, doorbroken. Het gaat er om, dat wij, eenvoudig en waar, uit die werkelijkheid leven. Op die 12e mei j.l. werden in Atlanta grenzen doorbroken. Een her vormde predikant gaf de zegen aan 'n baptistengemeente! De „black people" begroetten als rus broeder in Christus. Een zwarte en een blanke hand lagen ineen. Wie eenmaal dit heeft beleefd, die kan niet anders meer leven dan met het oog op het grote vizioen: zij zul len komen van oosten en westen en samen delen in Christus' heer lijkheid. APELDOORN. ds. J. P. van Steenbergen 2: Waar gesproken wordt van godsdienst onderwijs in artikel 46, wordt in artikel 47 vormingsonderwijs genoemd. Uiter aard kan door een niet-godsdienstig ge nootschap geen godsdienstonderwijs ge geven worden in de zin van «het onderwij zen van de leer van een bepaalde kerk of geloofsovertuiging. Wél kunnen de leer lingen in kennis gebracht worden met de ideeën en denkwijzen, het ontstaan en de ontwikkeling van de belangrijkste gods diensten. Dit is dan ook een deel van het Humanistisch Vormingsonderwijs. Het omvat echter meer. In één der rapporten van het Humanistisch Verbond vinden we de volgende formulering: „Onder hu manistische vorming wordt verstaan de doelbewuste behandeling van levensbe schouwelijke vragen in cursussen voor jongeren, teneinde de deelnemers te hel pen bij het zoeken naar een verantwoor de levenshouding en het vormen van een eigen overtuiging." 3: Het misschien niet het meest in het oog lopende, maar wel lichtelijk discri minerende verschil tussen artikel 46-1 en artikel 47-1 van de Mammoetwet is dit, dat alle leerlingen van de openbare scholen godsdienstonderwijs op school kunnen volgen, wanneer op verzoek van een kerk een godsdienstleraar daartoe in de gelegenheid wordt gesteld. De ouders behoeven hiertoe dus geen verzoek in te dienen, geen actie te ondernemen. In te genstelling hiermee moeten ouders, die wensen dat hun kind vormingsonderwijs krijgt, deze wens kenbaar maken, dus wél een verzoek indienen. Het „daartoe toegelaten genootschap", i.e. het Huma nistisch Verbond, moet natuurlijk ook een verzoek indienen om een leraar in de ge legenheid te stellen vormingsonderwijs te geven. Ondanks dit kleine tikje discriminatie is het Humanistisch Verbond toch wel bijzonder gelukkig met dit artikel 47 in de Mammoetwet. Omdat het Centrum voor Humanistische Vorming dat dit vor mingswerk organiseert, nu de kans krijgt zijn doelstelling te verwezenlijken: helpen bij het zoeken naar een verantwoorde levenshouding en naar een eigen levens overtuiging. Wat dat woordje „verant woord" inhoudt kan als volgt worden om schreven: een levens- of geesteshouding van de mens, waarbij deze steeds bereid is zich rekenschap te geven van zijn den ken en doen en van de situatie waarin hij verkeert, waarbij hij de consequenties durft te aanvaarden die daaruit voort vloeien. Daarbij uitgaande van het be sef dat aan zijn handelen algemeen gel dende, niet naar willekeur te verande ren waarden ten grondslag liggen. Nu is dat helpen zoeken naar verant woorde levenshouding allereerst een taak van de ouders en het gezin is de omge ving waar het kind normen en waarden moet leren. Geestelijke vorming - waarin ook begrepen de godsdienstige vorming - valt buiten de verantwoordelijkheid van de openbare school. Als de binnen dit ka der vallende lessen wel in het schoolroos ter worden ingepast, dan nog zijn het fa cultatieve lessen waarvoor de verantwoor delijkheid ligt bij de ouders, die hun toe stemming verlenen voor het volgen van deze lessen door hun kinderen. Bij de ker kelijke of geestelijke genootschappen die deze lessen verzorgen, berust dus een van de ouders afgeleide verantwoordelijk heid. Welke motieven hebben het Huma nistisch Verbond ertoe gebracht het Hu manistisch Vormingsonderwijs op de scholen ter hand te nemen? Niét de be hoefte van het kweken van volgelingen of hoefte aan het kweken van volgelingen of gekarakteriseerd kan worden als „strijd van algemene verantwoordelijkheid, dat tegen de geestelijke onverschilligheid". De noodzaak van leiding bij de geestelij ke vorming van de opgroeiende jeugd wordt door velen gevoeld. Het is een il lusie te menen dat de jeugd geheel zelf standig, dat wil zeggen: zonder invloed en leiding, tot geestelijk leven komt. Ie dere opvoeding en vorming vooronder stelt verantwoordelijkheid van volwasse nen en dit geldt niet minder voor geeste lijke vorming. De wereld van vandaag eist mensen, die in allerlei opzichten goed toegerust zijn. Tradities en normen verliezen hun gezag, internationale problemen van kernbewapening, oorlog, honger, onder drukking, bruut geweld en onrecht geven een gevoel van onzekerheid, onmacht en dreiging. In die wereld moet de jongere zijn weg vinden. Om dat te kunnen, om in deze maatschappij èn in die van mor gen menselijk te leven, dus als een vol ledige, zelfstandige en verantwoordelijke mens, heeft hij geestelijke reserves nodig Waaruit hij putten kan. Hij behoeft een levens- of geesteshouding, die hem de kracht geeft moeilijkheden en leed te ver werken, en een norm- en waardebesef van waaruit hij handelt en zijn beslissin gen neemt. Trouwens de jeugd, vooral die in de leeftijd van het voortgezet onderwijs, is zelf op zoek naar haar plaats in het leven. De jongere ontdekt zich zelf, hij tracht te komen tot ordening van zijn gedachten en gevoelens, tot het vormen'van een le vensplan. Hij stelt zich zelf en anderen vragen van levensbeschouwelijke aard: over de zin van het leven, over goed en kwaad, over leed en schuld, over God en godsdienst. Hij zoekt naar een verant woorde levenshouding, naar een uitgangs punt, een centrum in zijn bestaan. Het doel van de Humanistische Vor ming is hem daarbij te helpen. Hij zal echter zélf de oplossing van zijn levens problemen moeten vinden en komen tot een eigen overtuiging. De volwassene kan hierbij leiding geven, echter zonder de eigen oplossingen en denkbeelden op te dringen. Hoe wil het Humanistisch Vormingson derwijs deze hulp aanbieden, deze lei ding - of begeleiding - geven? Om jonge ren een steun te zijn bij de ontplooiing van hun menszijn, bij het activeren van hun krachten tot praktisch en zinvol le ven, doet zich de behoefte voor aan infor matie over problemen van levensbe schouwelijke aard (zedelijk en religieus) en over het denken en doen van anderen. Om echter niet in pure kennisoverdracht te verzanden en ook de vorming tot haar recht te doen komen, is de wijze waarop deze informatie gegeven wordt van het grootste belang. In de eerste plaats zal getracht worden de jonge mens te helpen zich van zich zelf bewust te worden als mens tussen mensen. Hij moet zijn eigen waarde le ren kennen, maar ook en vooral die van anderen. De ander moet in zijn anders zijn - en anders denken - gerespecteerd en gewaardeerd worden. De openbare school met haar geschakeerde schoolbevol king biedt daar al gauw de gelegenheid toe. Door het Sabbath houden van een Joodse jongen, het wegblijven op een Ka tholieke feestdag van een andere leerling, kan over deze geloofsopvattingen en hun achtergrond gesproken of gediscussieerd worden. Kennis van de wereldgodsdien sten, hun denkwijzen en hun invloed, is één van de onderdelen van het leerplan. De grote figuren uit deze godsdiensten, maar ook andere grote denkers komen daarbij aan de orde, zo goed als bekende bijbelse en mythologische verhalen. Steeds wordt zo veel mogelijk uitgegaan van wat leeft onder de leerlingen. Spie ken of stelen op school b.v. kan een pro bleemstelling opwerpen, waarbij zedelij ke waarden het uitgangspunt vorrpen. Het rollenspel geeft dikwijls inzicht in de beweegredenen die tot een bepaalde daad of beslissing leiden. Ter illustratie het volgende voorval: Van een groep 13- a 14-jarigen liet de vormingsleider enkele leerlingen voor „ouders" spelen, enkele anderen traden als „kinderen" op. De „ouders" hadden een - redelijk - verbod uitgevaardigd, de „kinderen" gingen er tegen in. De argu mentatie van de „ouders" was zo juist en ter zake toen ze als ouders hun eigen verbod moesten verdedigen zagen ze zélf dus duidelijk redelijke argumenten), dat enkele toeschouwers uit de groep opmerk ten: „O, nou snap ik, waarom ze dat thuis niet willen!" Groepswerk in allerlei vormen wordt veel toegepast, de vormen de waarde is groot en spreekt de deelne mers meer aan dan de kennisoverdracht, zoals zij die in hun schooluren vaak ge wend zijn. Uitgaande van de stelling, dat deugde lijk of ondeugdelijk leven afhankelijk is van het functioneren van de mens, is een pakket leermiddelen in ontwikkeling, dat beoogt een vorm van mentale training te geven, waarbij vooral op de gevoelswe reld de nadruk valt. Kennen - weten - denken, worden-door-kunnen, doen en voe len verrijkt; deze verrijking leidt weer naar een vollediger en bevredigender menszijn. Deze nieuwe methode lijkt ^r- rassende en gunstige resultaten te boeken bij de geestelijke vorming. Bij de keuze van onderwerpen, als ook in de wijze van behandeling hiervan, wordt vanzelfsprekend rekening gehouden met leeftijd en opleiding, alsmede met de geaardheid van de groep deelnemers waarmee gewerkt wordt. Alle humanis tische vorming heeft echter het eerder geschetste humanistische mensbeeld als achtergrond. Ergens in dit blad vindt u ook nog deze overdenking. Misschien wel op een heel bescheiden plaats, als het ware op de achtergrond. Het is namelijk geen hoofdartikel, dat daarom ook onmiddel lijk in het oog moet vallen. En toch zouden we het er best eens van kunnen maken. Want stelt u zich nu even voor, dat er op deze plaats alleen maar stond: „Jezus is Heer", en dat er van hieruit ook een pijl stond naar al die andere artikelen en berichten in dit blad. Wat dacht u, zouden we deze krant dan niet heel anders lezen? Natuurlijk, er zou den mensen zijn die juist door die ver binding erg geschokt werden, die hier door zelfs in twijfel zouden raken omdat ze die belijdenis alleen maar kennen en bewaren voor de zondag. En misschien waren er wel anderen, die hun schou ders ophaalden en hier nog slechts van zouden zeggen: daar zie ik anders niets van. Want als Jezus nu werkelijk Heer is, waarom gebeurt er hier dan dit en gaat het daar juist zo! Is dat niet met elkaar in tegenspraak? Dit is namelijk de titel, waarmee Je zus vooral na Zijn opstanding wordt er kend en aangesproken, en die daarom in het Nieuwe Testament ook het meest voorkomt. En zo heeft de kerk Hem door de eeuwen dus beleden, als Heer over leven en dood, over het heden en de toekomst. Maar vaak is dit gezegd, en men zegt het nog: tegen alle schijn in. Daarom is het ook mogelijk, dat er mensen zouden zijn die door zo'n ver binding ineens begrepen waar het in het geloof nu eigenlijk om gaat. Want gaat het in elk geloofsartikel niet al tijd om een: en toch! De sprong, en te gelijk de spanning van het geloof ligt nu eenmaal daarin, dat het steeds weer in strijd schijnt te zijn met de gegeven situatie. Zo is er bijvoorbeeld de reali teit van onze schuld. En toch geloven we in Gods vergeving. Zo is er ook de werkelijkheid van de dood. Maar we be lijden toch de opstanding en het leven. Boven de situatie of omstandigheden uit, richt het geloof zich namelijk op God. En zo belijden we, tegen alle da gelijkse ervaringen en gebeurtenissen in: en toch, Jezus is Heer!» Dat blijft zomaar een gezegde, zolang wij ons daar zelf niet bij betrokken voe len. En inderdaad, zo wordt er nu wel over Jezus gesproken, waarmee men Hem dus op een bepaalde wijze eert en onderscheidt, maar zonder dat dit ons nauwelijks raakt. Terwijl we Jezus na melijk als Heer belijden, zeggen we hiermee nog niets over onszelf, maar spreken we alleen over Hem. En dat is nu juist onmogelijk. Want waarom, of in welk opzicht is Hij dan de Heer! Wanneer wc die belijdenis nu eens dwars door alle wereldnieuws zouden schrijven, erkennen wij Hem dan niet als Heer van deze wereld. En als we nu eens zomaar voor onszelf rouden zeggen: Jezus is Heer, spreken wij het daarmee dan niet uit dat Hij onze Heer is! Alleen is het de grote vraag, of wij het ook werkelijk zo bedoelen; of dat dit voor ons toch zonder meer een uit spraak over Jezus is, en over Hem uitsluitend. Zouden er daarom soms nog altijd zo veel mensen zijn, die er echt geen moeite mee hebben om Jezus als Heer te belijden, die dit zelfs gedachteloos doen omdat ze er eenvoudig niet aan denken om Hem zo juist voor zichzelf te erkennen? Het zou ook wel heel moeilijk zijn, om te zeggen: Jezus is onze Heer. Want daarmee geven we Hem immers het recht dat Hij het in ons leven voor het zeggen heeft, dat Hij een beslissende stem uitbrengt over ons doen en laten, over ons spreken of zwijgen. En wie is daar nu toe bereid, in de wereld van vandaag? En wie gebft ook voor zichzelf dat recht uit handen? Misschien staat daarom deze medita tie ergens achteraf, omdat we het maar moeilijk zouden verdragen of verwer ken wanneer dit onderwerp voor van daag nu eens de hoofdschotel was. Maar nu staat het hier, alleen ter overden king: „Jezus is Heer". En wie weet, hoe ver wij er in gedachte nog mee zul len doorgaan, en of wij dan zelfs zo ver zouden komen dat we het ook in praktijk brengen. Ieder voor zich in zijn dagelijkse leven, bij iedere ontmoeting en in elke situatie. Want wanneer wij het wereldgebeuren of ons eigen leven overzien, kunnen we niet anders zeggen dan: en toch, Jezus is Heer. Hij is on ze, en ook mijn Heer. Veenendaal, Ds. G. C. Vijzelaar.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 11