Verlept: reëler dan bloeiend.
Hartchirurg Denton CooleyWij moeten begrip wekken
bij bet publiek voor bet nut van harttransplantaties"
D
„Op zekere dag", zegt dr. Denton Cooley,
„ging ik naar een cocktailparty. Iemand bood
mij daar zomaar vijf miljoen dollar aan.
Met al dat geld stond ons nieuwe instituut
op eens al voor de helft op poten. Van dat
ogenblik af ben ik minder zorgeloos gewor
den bij het afwijzen van uitnodigingen voor
cocktailparties".
Beter begrip
Tweeduizend
Publiciteit
Zeer snel
„Heerlijk"
„Grote troost"
6 Wii
Dezer dagen publiceerden wU een foto uit Praag,
waarop een uithangbord te zien was van een galerie,
die middels een aankondiging op dat bord liet weten,
dat zU werk tentoonstelde van drie jonge Apeldoomse
kunstenaars: Sytske R. Feitsma, Johan Meyerink en
Cees Andriessen.
Nog diezelfde avond namen de gebeurtenissen in
Tsjecho-Slowakye een wending.
Wat er met het werk van de Apeldoornse collega's
gebeurd is, of nog gebeuren zal, is Johan Meqerink nog
niet bekend. HU vertelde ons, dat hy zich het lot van
het Tsjechische volk momenteel méér aantrekt dan het
lot van zUn inzendingen naar de expositie.
Daarvan getuigt ook zqn hierby geplaatste vluchtige
overdenking - reactie op het belangrykste nieuws van
woensdag 21 augustus 1968.
rW\>en we nauwelijks veertien dagen geleden nog in Praag wa-
ren, spraken we met veel van onze vrienden over de ont
wikkelingen in Tsjecho-Slowakije. Hoe jonger van jaren, hoe
optimistischer.
We bezochten ook onze vriend Mirko, die ons de volgende
„grap" vertelde om duidelijk te maken wat dialektiek inhoudt:
Petertje zit in de klas en de meester vraagt: „Wie heeft
Faust geschreven?" Het ventje staat op en antwoordt: ,,lk niet,
meester". „Jij brutale vlerk!" zegt de meester en meteen wordt
hij van school gestuurd. De vader van de jongen vraagt, waar
om hij van school gestuurd werd. Peter legt 't hem uit. „Peter
tje", zegt de vader streng," heb jij „Faust" geschreven, ja of
nee?" „Nee vader, echt niet".
De vader klopt met zijn probleem bij een vriend (een hoge
partijfunctionaris) aan: „Kun jij nou niet zorgen dat dat jong
weer op school komt?" binnen de kortste tijd zit hij weer op
school. Het bleek uiteindelijk dat de meester van school ver
wijderd werd, nadat hij had toegegeven dat hij zélf „Faust"
geschreven had.
Wij vonden het een vermakelijk verhaal. Maar Mirko (met
opgeheven vinger) vertelde dat er niets lachwekkends aan
was. „Jullie zijn jong, luister naar je oude vriend
Over het geheel genomen vonden wij dat hij de situatie in
zijn land wel erg pessimistisch bekeek. We keken hem dan ook
diverse malen verwonderd aan, toen hij zijn ervaringen met wat
hij noemde „de dictatuur van het proletariaat" vertelde.
Geen wonder dat deze verhalen en die „grap" naar boven
borrelen als je overstroomt wordt door berichten over de inval
in Tsjecho-Slowakije, Met een krant in handen en radio en
t.v. tegelijkertijd aan.
21 augustus '68. Een mooie dag, gedompeld in ellendige be
richten, gesprekken met vrienden, ontwerpen makend voor een
Kerstfeestartikel, verbijsterd naar een Centra-luciferdoosje kij
kend met een plaatje erop van de Nikolaaskerk in Praag, je
oren nog tuitend van enthousiast plannenmakende Praagse col
lega's over te houden tentoonstellingen in Nederland, bijna hui
lende Tsjechische radioreporters, politici die direct, in wat voor
omstandigheid ook, altijd bereid blijken veelal nietszeggende
kletskoek te verkopen, commentaren van de man met de bij
zondere stem van Richard Jokel, één of andere politieke partij
die zich plots afvraagt wat de westerse wereld wezetüijk aan
ontspanning in Europa heeft bijgedragen, Mirko die bij ons af
scheid zegt: „Vergeet jullie oude vriend en Tsjecho-Slowakije
niet" een krekel die buiten maar niet van stilhouden weet.
eze week hoorde ik iemand zeggen, toen ie een vaas verlepte
rozen zag: „Een verlepte roos is reëler dan een bloeiende"
JOHAN MEUERINK.
Natuurlijk, schrijf ze maar een briefje,
zegt dr. Denton Cooley tegen Fredi
Everman. Hi] bedoelt een bedankje aan de
nabestaanden van de Amerikaan wiens
hart in de borstkas van Everman klopt.
Everman toont Cooley zijn dankbaarheid
met een dubbele handdruk.
den in het lichaam van anderen zijn gaan
kloppen over harttransplantaties denken
In zijn studeerkamer teruggekeerd wil hij
daarover nog wel iets meer zeggen. „Het
is mij duidelijk geworden", zegt hij. „dat
de nabestaanden van donors minder ver
driet hebben dan vele anderen die door de
dood hun man, vrouw of kind hebben ver
loren. Zij beseffen dat hun geliefde dode
door het afstaan van zijn of haar hart de
medische wetenschap vooruit heeft gehol
pen. En dat is een grote troost."
Juist op grond van die ervaring gelooft
hij dat de medische wetenschap zo mede
deelzaam mogelijk behoort te zijn over de
voortgang in de harttransplantatietechniek.
„In ons beroep", zegt hij, „hebben wij on
ze vakgeheimen altijd angstvallig bewaard,
en in het verleden was daar ook veel voor
te zeggen. Wij zijn daardoor voor heel
veel bemoeienis van de buitenwereld ge
spaard gebleven."
Nu echter harttransplantaties gemeen
goed zijn geworden is naar zijn mening die
geheimhouding niet langer vol te houden.
Overmatige geheimhouding voorkomt het
wekken van beter begrip bij het publiek
voor het nut van harttransplantaties en kan
grote aarzeling bij het geven van toestem
ming voor overplanting van het hart van
een donor tot gevolg hebben.
Vandaar dan ook dat dr. Cooley toch nog
wel iets meer wil zeggen over de vraag
wanneer een donor dood is. Zelfs indien
zijn hart nog zwakjes klopt kort voor een
transplantatie, verklaart dr. Cooley, is een
donor dood indien zijn ademhaling alleen
kunstmatig op gang gehouden kan wor
den doordat zijn hersens niet meer werken.
Toch wacht de chirurg in zo'n geval met
uitvoering van een harttransplantatie tot
het moment waarop het hart van de donor
heeft opgehouden te kloppen. Van enig mis
verstand kan dan geen sprake meer zijn.
Dr. Cooley Is de chirurg onder wiens be
kwame leiding de meeste der harttrans
plantaties zijn verricht die de mensheid de^
afgelopen maanden een geheel nieuwe kijk
hebben gegeven op een reuzensprong voor
waarts waarop hartchirurgen in de gehele
wereld zich jarenlang in stilte hebben voor
bereid.
Nu wij dit schrijven hebben dr. Cooley
en zijn medewerkers negen harttransplan
taties op hun naam staan en zijn van de
negen mensen die een dergelijke ingreep
ondergingen er nog zeven in leven.
Over deze zeven zegt dr. Cooley: „Wij
hebben er nog geen idee van hoe lang zij
in leven zullen kunnen blijven. Het publiek
en ook vele dokters geloven dat het
overplanten van een menselijk hart een ge
nezing brengende ingreep zou zijn. Dit is
een misvatting, in dit stadium is het alleen
maar een lapmiddel dat een verzachtende
werking heeft. En dit zal zo blijven totdat
er iemand ten minste vijf jaren lang met
een ingeplant hart in leven is gebleven."
De 47-jarige dr. Cooley, die per jaar zo'n
tweeduizend hartoperaties van allerlei
aard verricht in het St. Luke's Episcopal
Hospital en de andere ziekenhuizen die
deel uitmaken van het Texas Medical Cen
ter in het hart van Houston, windt er geen
doekjes om. Hij zegt: „Wij doen hier ons
best in ons medische denken de platgetre
den paden te vermijden. Bij het aanpakken
van zeer ernstige hartkwalen willen wij bij
het zoeken naar nieuwe wegen keihard
doorzetten. En daarom moeten wij er voor
zorgen dat wij zo spoedig mogelijk zeer
veel ervaring opdoen."
Samen met zijn staf van bekwame mede
werkers heeft dr. Cooley in de afgelopen
maanden inderdaad meer ervaring bij het
uitvoeren van harttransplantaties opgedaan
dan alle andere groepen die na prof. Bar-
nards pionierswerk in Kaapstad met het
overplanten van menselijke harten zijn be
gonnen. Toch wil hij niet op zijn lauweren
gaan rusten. „Wij hebben publiciteit no
dig". zegt hij, „opdat het publiek zal be
grijpen waarom het gaat. Harttransplanta
ties zijn uit de wetenschap niet meer weg
te denken. Iedereen moet daarvan worden
doordrongen." Alleen op die wijze, gelooft
hij, kunnen wij zover komen dat eventuele
donors èn hun echtgenoten en bloedver
wanten gemakkelijk kunnen worden bewo
gen toestemming te geven voor het af
staan van organen voor transplantaties.
Over de vraag wanneer een donor die in
aanmerking komt voor het afstaan van
hart of lever echt dood is. wil dr. Cooley
aanvankelijk niet te veel uitweiden. Voor
hem is het antwoord op die vraag niet
moeilijk. Een donor is dood wanneer die
delen van de hersenen die de ademhaling
op gang houden en de donor in staat stel
den te denken niet meer werken.
Dr. Cooley, vader van vijf dochters,
praat liever over de toekomst van de hart-
transplantatietechniek dan over ethische be
zwaren van mensen die geen of nog geen
vertrouwen hebben in deze nieuwe chirur
gische techniek en de pioniers die haar toe
passen. Harttransplantaties, aldus dr. Coo
ley, zullen spoedig aan de orde van de dag
zijn. Toch kan het, meent hij, nog wel
twintig jaar duren eer overplanting van
menselijke harten overbodig wordt en ten
dede opgeschreven hartpatiënten een kunst-
hart ingeplant kunnen krijgen.
Over de harttransplanlatiemethoden van
anderen praat dr. Cooley liever niet, en
het is eigenlijk wel begrijpelijk dat hij in
een gesprek met een journalist ook niets
wil zeggen over de mogelijke oorzaken van
het mislukken van harttransplantaties el
ders in de wereld. Daarover zullen rappor
ten verschijnen in medische vaktijdschrif
ten en hij en zijn collega's zullen daarmee
hun voordeel kunnen doen.
Het is bekend dat dr. Cooley en zijn me
dewerkers harttransplantaties zeer snel
verrichten. Hun methode wijkt sterk af van
die van andere hartchirurgen. Zo heeft dr.
Cooley voor het innaaien van een overge
plant hart maar een half uur nodig. Ande
ren zijn daarmede een uur of langer bezig.
Ook in andere opzichten gaat hij zijn eigen
weg. Hij laat niet eerst bloed door het
hart van de donor stromen eer hij het over
plant en ook koelt hij. dat hart niet af.
Een van de zeven mensen die het aan
de vaardigheid, vakbekwaamheid en ken
nis van dr. Cooley danken dat zij verder
leven met het in hun borst kloppend hart
van een ander is de 58-jarige Fredi Ever
man. een in West-Duitsland geboren gewe
zen kapper. „Het is een heerlijk gevoel",
zegt Everman tegen dr. Cooley wanneer
deze even bij hem binnenwipt om een
praatje te maken. Everman behoeft niet te
zeggen welk heerlijk gevoel hij bedoelt. Hij
staat midden in de ziekenkamer waarin hij
wordt verpleegd en spreidt zijn armen wijd
uit. alsof hij er de gehele wereld mee wil
omvatten.
Even later laat Everman zich fotografe
ren, met onder zijn arm de grote fles
waarin op sterk water zijn eigen afgeleef
de hart wordt bewaard. Everman kijkt dr.
Cooley aan en vraagt: „Wat denkt u, zou
ik een briefje kunnen schrijven aan de fa
milieleden van de donor?"
„Natuurlijk", zegt dr. Cooley, „dat kunt
u best doen. Indien u een cadeau had ge
kregen zou u toch zeker ook een bedank
briefje hebben geschreven?"
Dr. Coolye zegt dat niet luchthartig. Be
ter dan wie ook weet hij hoe de nabestaan
den van mensen wier hart na hun overlij-