BESTOND CUNERA ECHT OF IS DE ROMANCE EEN MIDDELEEUWSE FABEL Vfc vi fv Mr A ('Mi 5# - vl/ièfcv- -j 1 WGN mi Paarden, pony's en panorama zien in Eist (bij Nijmegen) UW VALLEI? Belt 10550 11079 JÉÉ ff§it» ?5 S K.V1M38 Spcuiride rs Op reis bj Oudere versie Jaartallen Vloed door Adriaan P. de Kleuver Akte Geen koning Vondsten I DINSDAG 27 AUGUSTUS 1968 In een tweetal artikelen gaat onze medewerker Adriaan P. de Kleuver aan de hand van het bo demonderzoek in Rhenens oude grond en vervolgens aan de hand van zeer oude bronnen de ver maarde Cuneralegende in een wat meer wetenschappelijk licht plaat sen dan tot nu toe het geval was. In dit allermerkwaardigste geval van welhaast onze enige vrouwe lijke heilige uit de vroegste tijden van het christendom speelt de le gendevorming een overheersende rol. Bedenken wij dat voor de 7e eeuw uit onze lage landen praktisch geen enkel handschriftelijk bewijs voorhanden is en de Cuneralegen de eerst een produkt van hoogstens de 13e eeuw en beslist zéker van de 14e eeuw is, dan is het begrijpelijk dat niet alles even betrouwbaar is. In zijn tweede artikel zal dit nog overtuigender ter tafel worden ge bracht. HET MYSTERIE VAN RHENEN De verkorte weergave van de legende van St. Cunera is als volgt: In de stad York in Brittannië woonde hertog Aurelius. Volwassen geworden toog hij naar het Hei lige Land met eeh groot leger, maar er kwam niemand terug. Uitgezonderd Aurelius die naar Ba- bylonië gevoerd was en in een kerker gesloten zijn dood afwachtte. De gevangenisoverste had een knappe dochter en zij bracht de gevangene dagelijks eten. Het meisje heette Florentia en vatte liefde op voor de blonde Brit, besloot hem te helpen ontvluchten op voorwaarde dat hij haar mee zou nemen waarop Aurelius als eis stelde dat zij christin zou worden. Zoals dat met verliefde men sen gaat stemde zij daarmee in. Langs ongebaande wegen, over wilde rivieren en zeeën kwamen Aurelius en Florentia eindelijk in Brittannië aan. De vader van Aurelius, die koning van Orkadië was, kwam spoorslags zijn zoon tegemoet en zag het beeldschone meisje naast hem. De hertog vertelde wie zij was en wat ze voor hem gedaan had en vergat niet te vertellen dat zij christin wilde worden. De koning gaf opdracht haar onmiddellijk te dopen waarop met grote luister de bruiloft van de gelieven gevierd werd. Nu woonde in York een geleerde jood, een sterrenwichelaar, die tot zijn vrouw zei: „Deze jongeman zal een dochter krijgen die een sieraad van de Christenkerk zal worden". De jodin zocht een ge legenheid de hertog te verleiden want het bezit van zo'n dochter leek haar een grote eer te zijn. Maar Aurelius versmaadde de vrouw en sprak: „Zo ik in zonde met u gevonden word zal dat ons beider leven kosten". Hij wilde weten hoe ze op dat denkbeeld gekomen was. De oorzaak vernemend ging hij verheugd naar huis en vertelde Florentia het blijde nieuws. Ze kregen een dochter en noemden haar Cunera. Al voor zij ontvangen en geboren was had een jood geprofeteerd over de grote daden die het meisje zou verrichten. Zij blonk uit in vroomheid en werd bemind door God en de mensen. In het jaar 337 verzamelde de I^ritse prinses Ursula®een schare maagden (XI m) om in Rome de gra ven van Petrus en Paulus te bezoeken. Een bode werd naar haar oom gezonden om ook Cunera te verzoeken mede te gaan en zij voldeden aande roepstem van de vrome Ursula, ondanks dat zij met droefheid hun enig kind zagen vertrekken. De reis was voorspoedig en bij Bazel gingen ze van boord waar bisschop Pantilus de maagden ter bescherming koningen, hertogen, graven en ridders meegaf. Een engel boodschapte de paus de komst van de maagden en verheugd ontving hij ze in de kerk van Sint Pieter te Rome. De vrouwen spraken dagelijks hun gebeden en toen zij wilden ver trekken gebood een engel de paus mee te reizen tot Keulen want daar zouden zij allen martelaars worden. Heidenen hadden de stad reeds om singeld en wilden de christenen in eulen doden. Toen deze wilden de pelgrimsvloot za gen naderen dwongen zij die te stop pen en klommen aan boord. Er volgde een wreed bloedbad. Maar opeens zag de koning van de Rijn het lieflijke ge laat van Cunera, bedekte het meisje met zijn mantel en voerde haar weg op zijn paard. Zo kwam zij aan het hof van Rhenen en vastte voortdurend om zich zowel geestelijk als lichame lijk zuiver te houden in dit heidense gezelschap. Zij diende de vorst en zijn gemalin onderdanig. Ootmoedig dien de zij God door goed te zijn voor de armen en misdeelden en ieder die op 's konings grond woonde had een vriendelijk woord voor haar. Ofschoon zij een prinses was verkoos zij de armoede boven de geneugten van het hofleven. Maar de boze waarde rond en vond een willig oor bij de koningin. Ze ging naar haar gemaal en vertelde dat Cu nera telkens diefstal pleegde en brood en bier uit de koninklijke keu ken naar bedelaars en mismaakten bracht, die bij de poort wachtten. De koning geloofde zijn vrouw maar be loofde een steekproef te nemen. Cune ra ging met een voorschoot vol brood naar de poort en de koning hield haar staande. Het meisje opende de schort en in plaats van brood waren er slechts houtspaanders. De vorst was nu overtuigd van haar on schuld en gaf haar als hij uitreed zelfs de sleutel van de schatkamer in bewaring. Dit maakte de koningin woest en zij besloot zich van Cunera te ontdoen. Met haar kamenier be raamde zij een plan en toen de koning met een jachtstoet uitgetrokken was overvielen de beide vrouwen de vro me maagd en wurgden haar met een sluier. Cunera onderging de marteling gewil lig en beval haar ziel in Gods genade en trouwe hoede. Geen klacht was over haar lippen gekomen. De boze vrouwen sleepten het ontzielde li chaam naar de paardenstallen en be groeven het in de mest. Bij zijn thuiskomst begroette de konin gin haar gemaal en vertelde dat vrienden van Cunera uit haar land gekomen waren en haar mee naar hun huis genomen hadden. De vorst toonde zich zeer bedroefd en liep het slot binnen. Maar aanstonds kwam een stalknecht aanlopen en meldde de vorst dat de paarden de stal niet bin nen wilden omdat boven de stalmest een geheimzinnig licht zweefde. De koningin «werd krijtwit en volgde de koning niet, die opdracht gaf de mest om te woelen waarna het lijk van Cu nera gevonden werd. De koningin werd er bij gehaald en haar gemaal wees streng naar zijn beschermelinge en vroeg: „Zijn dit nu de vrienden die haar weggehaald hebben". Hij gaf bevel de koningin uit te kleden en haar te geselen. Geheel ontzind liep zij naakt weg en zwierf drie dagen langs de wegen en stortte zich ten slotte van een hoge berg neer waar bij zij haar nek brak. Haar kamenier werd in een vuur verbrand. Het hart van de koning werd verlicht door Gods Geest. Hij bouwde verder aan zijn paleis en vereerde daar Cunera als een heilige. Willibrordus was Utrechts eerste bis schop geworden en ondernam via de Rijn, die toen nog langs het oude Trecht stroomde, een reis naar Keu len waar zijn ambtgenoot gevestigd was. Onderwijl bezocht hij Rhenen en Langs de Oude Rijn bij Lienden ligt in de Marsch-polders een prachtig wiel. Daar zou de moordenares van Cunera begraven zijn geweest, maar doordat bij de doorbraak van de dijk het graf weg spoelde zoekt in de vorm van een „witte damef' daar bij nacht en ontij nog steeds de moordenaars geest haar laatste rust plaats. Beslist óók een laat middeleeuws toevoegsel, daar de Oude Rijn eerst in de 13de eeuw bedijkt werd. m «1 k mm „Sinte Kuneranaar een oud hand schrift. de blijdschap was bij de inwoners groot. De oudste en wijze mannen, zo verhaalt de legende, vertelden hem hoe zij ge lezen hadden dat Cunera daar ergens begraven lag en dat aan ieder die haar naam in Rhenen aanriep grote won deren geschiedden. Blinden werden weer ziende en kreupelen konden weer lopen en wie haar bij grote storm op de rivier in dood verkerende aanriep kwam behouden aan de wal. Zij was een van de (11.000) maagden van Ursula geweest. Willibrordus luisterde aandachtig en beloofde aan ieder verlangen van de burgers te zullen voldoen. Zij wensten dat deze zendeling hun heilige uit de aarde zou verheffen, maar Willibror dus zei dit te zullen doen na zijn te rugkomst uit Keulen. Helaas, toen hij op de terugweg was vergat hij zijn belofte. Bij de Heimenberg (nu Greb- beberg) werd het schip waarmede hij de terugreis naar Utrecht maakte overvallen door een orkaan, waarop hij God bad dit tempeest te laten voorbijgaan, maar de orkaan nam steeds in hevigheid toe. Toen bedacht de bisschop wat hij over Cunera ge hoord had en riep haar bijstand van ganser harte aan en zie, de storm be daarde terstond en de lucht werd hel der en klaar. Na God gedankt te hebben voor dit wonder ging hij met zijn gevolg aan land en hijzelf gekleed in het hoog waardig bisschopsgewaad, voorafge gaan door kruisen en vanen met in zijn gevolg alle inwoners van de stad Rhenen, toog hij op weg. Hij liet alle aanwezigen knielen om met hem te bidden dat hij de juiste plek zou vinden waar zij begraven lag. Toen nam hij een spade ter hand en groef in 't zand. Een zoete geur kwam hem tegemoet en dat was voor hem het bewijs dat dit de juiste plaats was. Hij vond daar Cunera's ongeschonden stoffelijk overschot met de wurgdoek nog om de hals en daarenboven twee bijeengebonden huiven. Cunera werd verheven en in een cas geplaatst. De dag van haar lijden (d.i. passie) bepaalde hij op 28 oktober. Eer Willibrordus de maagd Cunera op 12 juni verhief had zij 341 jaar in de aarde gelegen. Voorts verleende hij een aflaat van 40 dagen kwijting van zonden voor wie de heilige maagd Cu nera ootmoedig aanriep en een offer ande bracht". Tot zover dan de oude legende van ca. 1500. Er is een veel oudere versie die in een volgend artikel ter sprake komt. Wij bepalen ons in dit geval tot de genoemde „feiten" en toetsen deze aan de werkelijkheid, want geheel in het duister verkeren wij niet sinds het be roemde Frankenkerkhof en de ontslui ting van een woning van het Rhenen uit de derde eeuw, die dit jaar ontdekt werd, de toestand direct vóór het legen darische verblijf van Cunera in Rhenen en óók dat van haar vermeende verblijf aan het hof van die zéér raadselachti- ge „vorst" (koning!) van de Rijn" ons bekend werden. Wij moeten dus éérst de Bataafs-Ger maanse cultuur uit de laat-Romeinse tijd bezien, vervolgens de tijd van de Franken en in dit raam de ('unera-af- faire plaatsen. Ander vergelijkingsma teriaal is er niet. En al die middeleeuw se handschriften dan? In het vervolg op deze inleiding komen die aan „het woord" om zo te zeggen. Allereerst dit! Wij mogendelegendari- sche Cunerafiguur niet losweken van de Ursula-legende. Dié vooral vertoont een afwijking die het bestuderen waard is. De „vloot" van bedevaartgangsters on der leiding van prinses Ursula landde bij Tiel en dat is al het eerste duis tere punt. De Waal voor Tiel bestond toen nog niet als de rivier zoals wij die kennen. Het staat nóg te bezien of Tiel toen als nederzetting reeds van belang was, ge zien het doodnuchtere feit dat Tiel eerst tot ontwikkeling kwam nadat Dorestad door de ramp van ca. 860 als handels centrum van Midden-Nederland uitge schakeld werd door afsnijding van de oorspronkelijke handelsvaarweg over Trecht (Utrecht) naar Katwijk. Een ramp groter dan die van 1953 had ons land tot voorbij Rhenen in één gro te binnenzee veranderd, de oude Rijn mond was verzand en óók Rhenen kreeg een deel van de klap. Het gehele stroomverloop van de Rijn delta werd veranderd. Dorestad werd een dode stad en Rhenen, dat rond 860 al bekend was, verviel ook en dat alles ten profijte van Tiel dat als éérste han delsstad uit de vroege middeleeuwen uit de bus kwam. Slechts de invloed van de latere Stichtse bisschoppen was bij machte Rhenen en Wijck (bij het slot Duurstede!) tot in hoofdzaak militaire bolwerken tegen het machtige Gelre te maken. Het gebied vóór de mansus (nederzet ting) Rhenen was rond 860 in één groot moeras veranderd, de Marsch (is moe rasbos) genaamd, waar de Oude Rijn zijn loop kreeg vóór de dorpen Keste- ren en Lienden. In de Romeinse tijd liep de Rijnstroom véél zuidelijker, ja langs Ommeren, In- gen, Eek en Avezaath, zoals uit bodem onderzoek van Wageningen is komen vast te staan. Ursula en haar gezellin nen móéten het laatst genoemde tracé gevolgd hebben en Willibrordus de Oude Rijn vóór Resteren en Lienden. Het tweede punt waarover te discussië ren valt zijn de jaartallen die beide legenden begeleiden: Cunera in 337 en Ursula in 454! Dat is ongerijmd en onmogelijk wijzing, zou men kunnen denken. Gedurende de vier eeuwen dat daar bijzettingen hebben plaats gehad is geen enkel bewijs van christelijke beïnvloe ding aan te tonen. Van de crematie-gra ven met urnen tot de latere kistgraven is onder de grafgiften geen enkel stuk met christelijke symbolen gevonden. Het eerste dat b.v. Karei de Grote verbood was het meegeven van graf giften als strijdig met de opstanding van de geest (ziel) en niet van het stoffe lijk lichaam. Alle Rhenense Frankengraven brach ten het oude germaanse begraafritueel aan het licht. Als de „koning van de Rijn" zó geïmponeerd was geweest door zijn beschermelinge Cunera, dan moest in de begintijd (ca. 400) van dat graf veld toch reeds christelijke begraving voorgekomen zijn. Niets, neen werkelijk niets van dien aard was aanwezig. Alles was met puur en puur heidens ritueel geschied en dat is zo doorgegaan tot de achtste eeuw toe! Daarvóór waren de Franken van Rhenen door en door germaans; hun paard was nog heilig. In het laatste geval is het helemaal niet vreemd dat de Klokkewaai bij Lien den een rol speelt in de volksoverleve ring waar het de moordenares van Cu nera betreft. De Rijn, zoals die thans vóór Rhenen stroomt, dateert veruit ca. de 13e eeuw toen de Oude Rijn bij de Spees en bij het geheel verdwenen Dorpje Verhuizen tegenover Remmer den afgedamd werd na de overstro mingsramp die bekend staat als de Sint- Elizabeths vloed In de Ursula-legende staat vermeld dat de jongedames op de Noordzee aan het spelevaren waren en de bootjes door een storm afdreven tot de monding van de Rijn waarna ze bij Tiel aan land gingen (451) en daarna het besluit na men als dank voor het behoud een be devaart naar Rome te ondernemen. Maar men bedenke terdege dat toen nog geen bedevaarten plaats hadden naar de latere pausenstad. Deze merk waardige legende vermeldt dat 11.000 maagden aan de bedevaart deelnamen, maar waar al die meisjes in gezeten hebben mag Joost weten. Jan met de pet (en die had men in de middeleeuwen genoeg) „geloofde" dit wel. Wie kon toen lezen en schrijven, laat staat zelf standig denken? En wij.... Van „zekere" zijde zal men aanvoeren dat de opstel lers van de legende niet gek geweest zijn. Wij willen uitvoerig in ons volgend artikel stil staan bij de storm die reeds in de 15e eeuw losbarstte over de le gendarische hoofden van Ursula en haar metgezellinnen. En onze Cunera dan? Ze speelt in de Ursala-affaire geen enkele rol! Deze moet haar later zonder enige grond toebedeeld zijn geworden. Cunera was steeds een duister insluipstertje in de oorspronkelijke legende van Ursula. De Rhenense legende moet geheel zelfstandig bekeken worden en dan los van het jaartal 454, daar Rhenen in ieder geval 337 heeft. Dat laatste jaar ging men (doelbe wust naar schrijvers mening) de laat ste tijd vervangen door 454, om syn chroon met de Ursula-legende te gera ken. De oudste handschriften hebben, voor wat de Cunera-legende betreft, nimmer een koningsnaam. Later werd dit Hay- mo en zelfs Radbodus, maar dat laat-/ ste is helemóól onjuist, want deze Frie- zenvorst leefde in de achtste eeuw. De koningsnaam is rond 1500 toegevoegd. Wat in één en hetzelfde handschrift ook zo vreemd is, is dat de krijgers die de meisjes overvielen „huijnen" (is hun nen), „vriesen" en „danen" genoemd worden, dus drie volken die beslist niets met elkaar uit te staan hadden. Cunera kan alléén gedurende de Fran kische tijd van Rhenen in deze contrei en verkeerd hebben. Mogelijk geeft de necropool aan de voet van de Donder- berg bij Rhenen in deze richting 'n aan- En die „koning van de Rijn" met zijn paleis (hof) en hofhouding dan? Dat kon wel eens juist zijn, al woonden daar ze ker drie van die machtige grootgrond bezitters in 855 dicht bij elkaar. Er is een akte uit dat jaar ten name van ze kere Folcerus. Was dèt soms zo'n „ko ning van de. Rijn"? Hij bezat de mansi (hoeven) Hreni, Hlara (Laar) en Rim- brahti (Remmerden). Achter Ouwehands Dierenpark is al eens een Frankenkerkhof gevonden; ar beiders die er de urnen uithaalden moe ten die op een rijtje gezet hebben en met stenen stukgemikt hebben (vanda lisme tot en met!) en dat was dan de vermoedelijke begraafplaats van het goed Hlara. De necropool die bij de mansus Hre ni behoorde zal die van de Donderberg zijn, maar dat was dan toch al een flinke nederzetting! Niet te snel met het oordeel! Zeker, er werden duizend graven ontdekt, maar die waren daar aangebracht over een tijd van 400 jaar! Dat betekent om héél precies te zijn vijf bijzettingen per twee jaar. Dus' één grootgrondbezitter of leenman met héél zijn personeel kun nen dit grafveld toch „bevolkt" hebben! En dat dan vier eeuwen in successie! Waar woonde dan die vorst? In Hreni, Hlara of in Rimbrahti Boso? Daar we ten wij tot nu toe niets van.... Aan de vestiging van de Franken, die dus* onmogelijk een rol bij de verering van Cunera als „christelijke" heilige ge speeld kunnen hebben, ging direct de „ijzertijd" vooraf. De mensen van Rhenen uit de 2e en 3e eeuw na Christus woonden in een voudige rechthoekige hutten aan de westzijde van de huidige stad, ja moge lijk zelfs in 't later ommuurde deel van Rhenen. Zoals wij al zagen „bij het 4e- a 5e-eeuwse Rhenen moet dat óók een kleine nederzetting geweest zijn en bij Remmerden en Eist werden hun graf velden ontdekt. Er moet contact met de toenmaals heidense Romeinen geweest zijn, want het vinden van terra sigilata, dat prachtige roodbruine hardgebakken Ro meinse aardewerk bij de ontsluiting van de 2e-eeuwse woning op het terrein van de fa. De Kroon aan de Utrechtsestraat weg wijst niet alleen op bewoningscon- tinuïteit, maar ook op een nog heidense levensbeschouwing. Dat gaat door tot mannen als Willi brordus, Bonifatius, Luitbertus, e.a. de „lage landen b(j de zee" begonnen te kerstenen. Ongetwijfeld moet een man als Willibrordus, de gewoonte getrouw, 'n oud volksverhaal zo omgebogen heb ben, dat het een „christelijk" tintje kreeg. Of dat werkelijk zo gebeurd Is. zoals een 15e-eeuwse visie op het Cune- ragegeven ons wil doen geloven, Is een andere vraag. Iedereen in Rhenen kent het Kunera- bergjewaarvan men vertelt dat daar Cunera begraven lag en waar later een kapel gesticht werd. Waarom stak men daar niet eens de spade in de grond om een en ander te verifiëren? Als er ten minste bouwresten aanwezig zijn. ADVERTENTIE ELST Maandag 2 september 1968 wordt in Eist (Betuwe) de historische paarden- en ponymarkt gehouden, wel ker oorsprong diep in het grijze verle den ligt. De Betuwe is immers vanouds een land dat door zijn goede grond en uitgestrekte weidevelden alle voorwaar den bood voor het fokken van uitsteken de paarden en, sinds het begin dezer eeuw, kittige pony's. Hoewel tegenwoordig beide als trek kracht hun bestaansreden wel hebben moeten afstaan aan de landbouwwerk tuigen is er als gevolg van een hogere levensstandaard in ons vrije westen, een veel grotere vraag naar rijdieren ontstaan. Vandaar dat de omvang van de po pulaire paardenmarkt in Eist jaarlijks toeneemt. Even wat cijfers van 1967 35000 bezoekers, 2500 paarden en een omzet van driekwart miljoen gulden. Het interessante van deze markt is, dat er veeu verhandeld wordt. Slechts een derde van de verkochte paarden of pony's wordt niet ter plaatse door verkocht, de rest gaat van hand tot hand, zodat overal het typische beeld paardenhandelaren te zien is, die met oorverdovende klappen in eikaars hand palmen tot. een overeenkomst trachten te komen. En het zijn niet alleen Be- tuwenaren; Fransen, Duitsers, Britten, en zelfs Ieren komt men hier tegen en ze schijnen elkaar allemaal best te be grijpen. Als toerist is er rond en op de paar denmarkt te Eist nog wel meer te be leven. In de Europahal, die verleden jaar gebouwd werd, wordt een huis houd- en agrarische beurs gehouden. In dit gebouw, met een oppervlakte van 2200 vierkante meter zijn 44 stands opgezet en daar die oppervlakte schijn baar nog niet groot genoeg was, heeft men er ook nog een tent van 700 vier kante meter bijgezet. Voor het eerst in Nederland gaat men een vee-show houden van alle dieren die op de boerderij voorkomen en liefst van alle soorten een koppel. Tenslotte, mocht het handgeklap, het hoefgetrappel en het gehinnik te veel worden, dan bestaat de mogelijkheid de bijzonder belangwekkende toren in Eist a raison van luttele stuivers, te beklimmen en vandaar het feestgewoel te bezien. Tot 17.30 uur u dan even a.u.b. Van 17.30- 19.30 uur dan brengen wij hem nog 's Zaterd. van 16.30-17.30 uur

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 5