DEZE WEEK: nader beschouwd
Het is geen spelletje poker....
Als er toch brokken van komen
Voorzitter P. G. van der Weele
heeft zorgen om zijn middenstand
„Behoud het kleine bedrijf, dan
blijft ook het grote bestaan!"
CEA USESCU IS GEEN DUBCEK EN DAAROM ZAL
ROEMENIË GEEN TSJECHO-SL O WA KI JE WORDEN
Portret van een orthodoxe communist
Meer dan 4000 middenstanders
legden bet b ijltje er bij neer
*i- Variatie
Dictatoriaal
Kosmopolitisch
In het eerste halfjaar 1968
Het is iets om trots op te zijn, maar tegelijk iets beangstigends: deze week is de
tweemijjoenste auto op de Nederlandse wegen verschenen. Twee miljoen auto's op
twaalf miljoen inwoners het is bij lange na geen record, maar toch wel een teken
dat Nederland op het stuk van welvaart geen achtergebleven gebied is. Wij rijden
ons autootje wel!
Maar het is tegelijk een beangstigende gedachte. Van die tweemiljoenste autorijder
weten we niets af of hij een luxueuze zescilinder gekocht heeft dan wel een
kneusje, of hij een bekwame automobilist is dan wel een brokkenmaker, is onbe
kend en het doet er ook weinig toe. Hij is maar een uit de twee miljoen die een
plaats op de weg opeisen in dit kleine land. Die parkeerruimte wil, voor zijn huis
deur én voor zijn fabriek of kantoor en liefst ook voor zijn sigarenwinkel en voor
zijn kruidenier. Hij stapt in zijn auto en rijdt weg ook als zijn gedachten niet be
paald bij het stuur zijn en misschien is hij er een die het bekende gebaar naar zijn
voorhoofd maakt als een medeweggebruiker hem, al dan niet met reden, irriteert.
Kortom: hij is niet anders dan anderen hij is alleen maar de tweemiJjoer)ste.
En daarmee levert hij het bewijs voor een ontwikkeling die toch niet is tegen te
houden: het Nederlandse volk motoriseert zich in steeds sneller tempo.
Daarmee zullen we moeten leren leven en dat kost moeit. Deze week ook hebben
de ministers van Verkeer en van Justitie hun plannen bekendgemaakt om het ver
keer veiliger te maken. Twee voorname punten: de bloedproef wordt verplicht en
de auto moet periodiek worden gekeurd. Anders gezégd: chauffeur en voertuig
zullen beide in deugdelijke staat moeten zijn willen ze niet de kans lopen met de
rechter in aanraking te komen. Men moet de twee ministers hier dankbaar voor
zijn. Het is misschien wat rigoureus om te bepalen dat iedere verkeersdeelnemer in
wiens bloed 'n alcohol-promillage van 0,5 tot 0,8 wordt gevonden, strafbaar is en er
zijn misschien wel wetenschappelijke bewijzen aan te voeren dat dit promillage bij
lang niet iedereen dezelfde uitwerking heeft. Het is misschien zelfs aan te tonen
dat sommige mensen met een glaasje op beter rijden dan in nuchtere toestand
maar heel die redenering wordt (gelukkig) opzij geschoven. Nu weet iedereen dat
hij/zij strafbaar is als men aan het verkeer deelneemt met meer dan twee alcoho
lische consumpties achter de kiezen. En daarmee uit.
Maarwelke regelen men ook aan het verkeer zal gaan stellen, ongelukken
zullen altijd voorkomen. En wat dan? Over dat punt dient de Nederlandse wet
gever zich uit te spreken, want behalve een ministerie van Verkeer en een ministe
rie van Justitie is er ook een van volksgezondheid. Wat er te dien aanzien deze week
openbaar is geworden is bedroevend: vele slachtoffers van verkeersongevallen ster
ven onnodig, omdat de alarmdienst niet behoorlijk werkt, omdat de ambulance
dienst in Nederland bijzonder slecht functioneert en omdat de ziekenhuizen te
weinig op ongevalspatiënten berekend zijn. Voor onze lezers was dat geen nieuws:
enkele weken geleden al schreef onze medische medewerker op deze commentaar
pagina over deze ontstellende feiten. Maar op het ministerie van Volksgezondheid
was het al evenmin nieuws: daar lag, ergens in een bureaula, al drie jaar lang een
rapport van de commissie-Muntendam, waarin deze gebreken aan de kaak werden
gesteld. Alleen: er gebeurde niets met dat rapport, want het was nog niet tot in
alle onderdelen compleet!
De tweemiljoenste autorijder is op de weg. Het is goed dat hij weet dat hij met
een glaasje op achter het stuur vandaan moet blijven Dat hij ook weet dat zijn
auto in goede staat moet zijn. Maar als er op een gegeven ogenblik toch brokken
van komen dan behoort hij erop te kunnen vertrouwen dat hem de snelst mo
gelijke en de doeltreffendst mogelijke hulp wordt geboden. Geen (juiste) rigoureuze
maatregelen enerzijds maar ergens anders een rapport in een la laten liggen!
Het lijkt vreemd het te moeten zeggen, maar sommige captains of industry schij
nen vergeten te zijn, dat er ook nog andere mensen op de wereld bestaan. Dat
het leiden van een groot bedrijf niet een spelletje poker is, maar een serieuze be
zigheid waarbij ook heel gewone mensen betrokken zijn: aandeelhouders, zonder
wier geld het bedrijf niet kan bestaan en arbeiders, zonder wier energie geen pro-
duktie mogelijk is. En dat je met dat geld van die anderen en de energie van die
anderen maar niet naar hartelust kunt spelen, alsof het allemaal van jezelf is.
Die indruk krijgt men namelijk als men het vreemde gegoochel ziet rond Wilton-
Fijenoord-Bronswerk, met zijn aandelenkapitaal van rond 35 miljoen gulden en
zijn werknemersbestand van 8400 man toch geen klein bedrijf. Vorige maand
bracht een andere metaalreus, de Verenigde Machinefabrieken Stork/Werkspoor,
een bod uit op Wilton. Aan de aandeelhouders werden bepaalde mogelijkheden
geboden, die als resultaat zouden hebben, dat Wilton voor een bedrag van 57 mil-'
joen gulden zou overgaan in handen van de V.M.F. Met de merkwaardige opmer
king er bij, dat Wilton in feite heel wat meer waard was! Dat bleek toen deze
week. volkomen onverwacht, op datzelfde Wilton een bod werd uitgebracht door
de Rijn-Schelde Machinefabrieken en Scheepswerven. Ook in dit bod werden be
paalde voorstellen aan aandeelhouders gedaan, waarmee een bedrag van 77 miljoen
gulden gemoeid zal zijn 20 miljoen gulden meer dus dan de V.M.F. wilde be
talen.
Daar staat de aandeelhouder dan voor de keus. Weet hij wat hij kiezen moet? Bij
benadering niet, want de directie van Wilton geeft geen voorlichting, de directie
van de V.M.F. geeft geen voorlichting en de directie van de Rijn-Schelde geeft
geen voorlichting. Ze spelen hurj spelletje poker met de aandeelhouders als inzet!
Met de arbeiders wordt helemaal niet gepraat. Ze mogen de berichten in de krant
lezen, horen wat mopperend commentaar van hun vakbonden, maar weten dat
de bestuurders van die bonden, wat dat betreft, volkomen machteloos zijn.
Ieder weet dat er in Nederland concentratie en fusies nodig zijn, willen we in de
E.E.G. en in het wereldverkeer kunnen meekomen. Maar die fusies moeten niet
tot stand komen zoals het nu gebeurt: dit is een soort wild-west waaraan een einde
gemaakt behoort te worden. Er wordt druk gestudeerd over herziening van het
ondernemingsrecht het blijkt inderdaad hoog nodig dat er een faiire en waar
dige regeling komt.
De winkelier en de man die een be
drijfje) heeft in de ambachtelijke sec
tor heet in ons spraakgebruik een mid
denstander een wonderlijk woord. Als
men bedoelt dat hij in vele gevallen
een plaats inneemt tussen producent en
consument is het een juist woord. Maar
als men het letterlijk opvat en ermee
tot uitdrukking wil brengen dat winke
lier en ambachtsman een stand vormen
tussen de stand der rijken en die der
arbeiders, dan hanteert men het woord
op een manier die al lang uit de tijd is.
Want heden ten dage zijn er rijke
„middenstanders" (inderdaad), maar
vele kijken met jaloerse blikken naar
het loon dat een geschoolde arbeider
heden ten dage mee naar huis neemt.
Hij komt er, ondanks al zijn zwoegen,
niet aan toe. En zo komt dan de lange
lijst in de wereld van al die midden
standers, die winkeliers en die am
bachtsmensen, die het bijltje erbij
neergegooid hebben en hun bedrijf heb
ben gesloten. Want de wat smalende
uitdrukking: „Nou ja, die middenstand
klaagt altijd!" is nonsens vele mid
denstanders hebben het bijzonder moei
lijk.
Het is een probleem van deze tijd en
over het hoe en waarom zijn boeken
vol studiemateriaal verschenen. Toen
we dezer dagen de hieronder gepubli
ceerde lijst van winkelsluitingen onder
ogen kregen, hebben we een gesprekje
hierover gevoerd met de voorzitter van
de Koninklijke Nederlandse Midden
standsbond, de heer P. G. van der Wee-
Ie. Uiteraard konden maar een paar
facetten van het middenstandsbeleid
onder de loep worden genomen: de in
vloed van de stijgende lonen, de op
komst van de cash-and-carry (betaal en
neem mee)-bedrijven en het werk
dat de bonden voor hun leden kunnen
doen.
In de eerste zes maanden van dit jaar zijn er mini 2600 winkels
verdwenen en zijn de deuren gesloten van meer dan 1400 am
bachtelijke bedrijven. De grootste klap viel in de kruideniers
sector: 632 van deze zaken zijn van de lijst verdwenen. Maar
ook in de bakkerijsector heeft de invloed van de nieuwe tijd
zich doen gelden: ambachtelijk bezien verdwenen 200 bakkerijen,
terwijl 283 broodverkomers hun winkel of wijk de rug hebben toe
gekeerd. Ook in het aantal tabakswinkels is een vrij sterke terug
gang te constateren. En dat de schoenmakers en de maatkleer-
makers het niet gemakkelijk hebben was ook zonder de cijfers
al wel bekend.
Hieronder-volgen de cijfers zoals die verstrekt zyn door het Cen
traal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht over het eerste half
jaar van 1968. Allereerst de vermindering dan wel toeneming van
het aantal winkels.
Aardappelen, groenten en fruit 249
Alcoholhoudende dranken 120
Banket en chocolaterieën 44
Bloemen en planten 16
Brandstoffen 247
Brood (bakkers en slijters) 283
Drogisterij-artikelen (gelijk gebleven)
Elektrotechnische artikelen 46
Huishoudelijke artikelen39
Kruidenierswaren 632
Melk en zuivel 126
Meubelen 25
Radio en televisie 13
Rijwielen en bromfietsen 207
Sanitaire artikelen28
Schoenen 28
Tabaksartikelen 306
Textielgoederen 219
Verfwaren en vensterglas 41
Verwarmings- en kookapparaten58
Vlees(slagers) 126
Ijzerwaren en gereedschappen101
Het totaal aantal vestigingen in de detailhandel bedroeg op 1 juli
143.912 tegen een aantal van 146.518 op 31 december 1967.
Een soortgelijke ontwikkeling is te constateren in de ambachtelijke
sector. Hier verminderde het aantal vestigingen met 1441 (van 106.365
tot 104.924).
De gedetailleerde lijst ziet er als volgt uit:
Aannemers- en timmerbedrijf 131
Autoreparatiebedrijf90
Bakkers 200
Behangers- en stoffeerders51
Carrosseriebedrijf 26
Elektrotechnisch reparatie-, installatie- en winkelbedrijf 29
Fotografisch bedrijf 16
Kappersbedrijf 137
Loodgieters, gas- en waterfitters10
Maatkleding133
Metaal 11
Metaalbewerking 151
Meubelmakers36
Rijwiel- en motorreparatie158
Schilders 121
Schoenmakers, maat- en orthopedische schoenmakerij 272
Slagers 81
Veertien jaar al zit de heer P. G.
van der Weele in de Stichting van
de Arbeid en heel Nederland kent
hem zo langzamerhand wel als de
felle voorvechter voor de midden-
standsbelangen maar als men
hem nu vraagt hoe hij over het
overleg in de stichting denkt, dan
raakt hij duidelijk geïrriteerd. „Het
is weer het oude liedje", zegt hij.
„In plaats van intern overleg met
de werkgevers begint de vakbewe
ging opnieuw de publieke opinie te
beïnvloeden. Juist door dit spel
wordt het gesprek in de Stichting
van de Arbeid op dood spoor ge
zet en krijgen de werkgevers het
etiket „onwillig" opgeplakt".
De donkere Zeeuw, geboren in Co-
lijnsplaat op Noord-Beveland, maar
nu wonend in Gouda, waar hjj samen
men z(jn broers een graan- en vlas
handel drijft, heeft het over de re
cente uitlatingen van NVV-voorzitter
Kloos. Vrjj vertaald heeft deze het
Nederlandse publiek voorgehouden:
„Het gaat weer best met onze econo
mie we hoeven met onze looneisen
echt niet zo bescheiden te z(jn"
Is de heer Van der Weele het met die
uitspraak niet eens? Misschien niet
maar wat hem in die opmerking al
lereerst ergert is de tactiek die hy
in het huidige loonspel meent waar
te nemen, waardoor de sfeer in de
Stichting van de Arbeid voor hem
volledig is bedorven.
„Toen ik in 1954 de Stichting binnenstapte werkten de partijen nog
eendrachtig aan de welvaart. Nu die er eenmaal is en verdeeld moet
worden, overheerst het egoïsme. De partijen zoeken hun kracht in het
innemen van stellingen die na de publieke opinie bij elkaar moeten
komen". Waarom juist hem dat met zorg vervult en daarmee komt
hij dan tot de wezenlijke inhoud van de uitspraak van zijn medelid in
de Stichting Kloos? Hij zegt: „Zullen de met veel machines en weinig
mensen werkende bedrijven opnieuw de toon aangeven? Zij hebben
immers de grootste produktiviteit en kunnen de grootste loonsverho
gingen betalen. Andere ondernemers in de kleinmetaal, maar ook
de winkeliers zijn daar al dikwijls de dupe van geworden. Hun in
komsten bleven op die manier te klein om de noodzakelijke investerin
gen te doen, om „arbeid" door „kapitaal" te vervangen. En daarom
moesten velen dan ook het veld ruimen". Of dat geen noodzakelijke
en zelfs gezonde ontwikkeling is? Voor mij is het geen uitgemaakte
zaak, zegt hij, dat het grote bedrijf toekomst heeft en het kleine dus
moet verdwijnen. Logischer lijkt me dat, als men het kleine bedrijf
kan behouden, ook het grote in stand blijft".
De heer Van der Weele onderstreept echter de goede begeleiding die
de middenstander nodig heeft. Het dienstenpakket van de bonden zal
in de toekomst groter moeten worden. Dat is ook een van de redenen
waarom de Koninklijke Nederlandse middenstandsbond (opgericht in
1902) en het Nederlands verbond van middenstandsverenigingen (afge
scheiden in de jaren dertig) volledig willen samengaan. Dan zal een
combinatie van 100.000 (van de 270.000) midden- en kleinbedrijven zijn
gevormd, die waarschijnlijk gaat heten: „Koninklijke verbond van on-
dernemers in 't kleine en middelgrote be
drijf".
Het bestuur zal voorlopig uit dertig le
den bestaan, van wie tien uit de kringen
van het N.V.M. Het is de bedoeling dat
de heer Van der Weele de eerste jaren
voorzitter zal zijn.
Z(jn de principiële verschillen tussen
de liberaal getinte R.N.M.B. en de licht
rode N.V.M. dan geheel verdwenen?
De heer Van der Weele laat zich niet
tot een uitspraak verleiden. „Van beide
kanten is water in de wijn gedaan".
Ingewijden verklaren dit nader: De Ko
ninklijke heeft ingezien dat een zekere
ordening beslist nodigi s. Het N.V.M. daar
entegen weet nu dat een al te strenge af
bakening van het pad van de winkelier
ook niet goed is. Het was juist het ves
tigingsbeleid waarover in de jaren dertig
de meningen zo sterk verdeeld waren.
De heer Van der Weele is bijzonder blij
met het samengaan: „We hebben ingezien
dat we eigenlijk dezelfde doelstellingen
hebben. Gezamenlijk optrekken betekent
ook een sterkere positie opbouwen: in het
spel met de sociale partners, maar ook
tegenover de regering."
Waarom nog geen samengaan met
de confessionele partners?
„Wat ons betreft graag. Dit is echter
een probleem voor hen, niet voor ons".
Nicolae Ceausescu (50), het Roemeense
staatshoofd, tevens partijleider, heeft de Rus
sische inval in Tsjecho-Slowakije scherp ver
oordeeld en zich solidair verklaard met de
Tsjechische partijleider Dubcek. Wie daaruit
zou afleiden dat Ceausescu een van de libe
rale paladijnen voor een modern soort com
munisme is, slaat de plank ver mis. Het is
hoogstens een aanwijzing voor de breedte van
de kloof, die in de loop der jaren tussen de
Sovjet-Unie en Roemenie is gegroeid.
Ceausescu is geen liberale communist en het
is niet waarschijnlijk dat hij ooit die richting
in zal slaan. Hij is een harde partijman, door
drenkt van marxistisch-leninistische theo
rieën, geschoold in de communistische ideo
logie en gestaald in de partijtwisten, die ook
in Roemenië tot het geregelde beeld van de
communistische top behoren.
In het karakter van Ceausescu is geen
plaats voor liberale opvattingen. Hij neigt
eerder tot het dictatoriale. Hij bezit daar
voor een aantal passende eigenschappen:
een doordringend stemgeluid dat tot een
voor het gehoor pijnlijk aantal decibellen
kan aanzwellen, een arsenaal van armgeba
ren die zijn woorden kracht moeten bijzet
ten en een volkomen gebrek aan gevoel voor
humor.
Toen Ceausescu in 1965 na de dood van
Gheorgiu-Dej de hoogste functie in de Roe
meense communistische partij overnam,
was hij de jongste partijchef van Oost-Euro
pa, 47 jaar. Hij had toen al een leven van
communistische scholing, inclusief een aan
tal jaren gevangenisstraf achter de rug.
Het leven had Ceausescu aanvankelijk wei
nig vooruitzichten te bieden. Hij werd in
1918 geboren als zoon van een schoenlapper
in het schamele dorpje Scornicesti bij Boe
karest, waar vandaag de dag de ossekarren
nog het straatbeelcf beheersen.
Zijn schoolopleiding mocht geen naam heb
ben. Pas toen hij op veertienjarige leeftijd
in de communistische arbeidersbeweging
trad en daar van het begin af aan bijzon
der veel ijver aan de dag legde, kreeg hij
de kans iets te leren. De communistische
leiders besloten de jonge, gedrongen, altijd
ernstig kijkende Nicolae, een grondige op
leiding te geven.
Veel plezier beleefde Nicolae daar aan
vankelijk niet van, want toen de fascistische
Roemeense regering de communistische par
tij verbood, belandde Ceausescu in de ge
vangenis, waar hij van 1936 tot 1944 afwis
selend verbleef.
Voor Ceausescu kwamen de Russen in
1944 als bevrijders in dubbele betekenis:
Roemenië werd gezuiverd van Duitse troe
pen en de gevangenisdeuren zwaaiden
ditmaal voorgoed voor hem open.
Van toen af is het met Ceausescu snel
bergopwaarts gegaan. Van 1948 tot 1950 was
hij plaatsvervangend minister van landbouw,
in 1950 werd hij plaatsvervangend minister
van defensie, friet de rang van generaal-ma-
joor. Hij diende in die jaren de regering van
Anna Pauker, de potigste vrouwelijke func
tionaris die het communisme ooit heeft
voortgebracht.
In deze regeringsperiode toonde Ceause
scu zijn scherpzinnigheid en zijn voorzich
tigheid. Toen de bons waarmee Anna Pau
ker in 1952 ten val kwam, in alle geledingen
van de partij nadreunde en vele communis
tische functionarissen met Anna in vergetel
heid verzonken, handhaafde Ceausescu zich
op het ministerie van defensie.
Onder de hoede van Gheorghiu-Dej, met
wie hij menige gevangeniscel had gedeeld,
werd Ceausescu klaargestoomd voor het
ogenblik dat hij het leiderschap van de par
tij zou kunnen overnemen.
Na de dood van zijn beschermer en leer
meester in 1965 zorgde Ceausescu ervoor
stevig de touwtjes in handen te krijgen. In
december 1967 slaagde hij daarin volledig:
de scheiding van de functies van staatshoofd
en partijleider, die bij de dood van Gheor
ghiu-Dej was doorgevoerd, maakte hij weer
ongedaan.
Ceausescu heeft de onafhankelijke, natio
nalistische politiek van zijn voorganger op
dezelfde wijze voortgezet, Hij balanceert al
even behendig tussen de twee machtsblok
ken China en Rusland, al heeft hij het de
vorige week even benauwd gekregen na de
Russische inval in Tsjecho-Slowakije.
Voor een communistische nationalist heeft
Ceausescu overigens een degelijke kosmopo
litische ervaring. Hij is sinds 1961 bij vrijwel
elke belangrijke communistische gebeurte
nis geweest.
In 1961 begeleide hij Gheorghiu-Dej naar
Moskou. In maart 1964 reisde hij met een
partijdelegatie naar Peking. Op de terugreis
bezocht hij Noord-Korea en Moskou.
In juli 1964 bezocht hij de Hongaarse hoofd
stad Boedapest. In augustus 1964 nam hij
deel aan de begrafenis van de Italiaanse
communistische partijchef Togliatti, in ok
tober 1964 aan de feestelijkheden ter gele
genheid van het vijftienjarige bestaan van
de D.D.R. (Oost-Duitsland). In december
1964 bezocht hij de Zuidslavische hoofdstad
Belgrado. Nadien heeft Ceausescu nog rei
zen gemaakt naar de Sovjet-Unie, Bulgarije,
Zuidslavië, Hongarije en China.
Ceausescu is getrouwd en vader van een
dochter en twee zoon. Zijn vrouw is doctor
in de chemie. Hij leidt privé een zeer terug
getrokken leven. De meeste Roemenen we
ten niet eens waar Ceausescu woont, zijn
invloed is tot de verste uithoeken van Roe
menië merkbaar.
Vraagt men de heer Van der Weele
naar zijn mening over de nieuwe winkel
types die zo sterk in opkomst zijn: de
verbruikersmarkt oftewel het cash-and-
carry-bedrijf waar veel dingen in het
groot voor een appel en een ei te koop
zijn, dan blijkt hij zich daarover geen al
te grote zorgen te maken. „Voor beide
vormen, zowel de verbruikersmarkt als
de gewone winkel, is plaats. Er is nu
eenmaal een variatie aan koperswensen
en die zal er altijd blijven".
Het succes van het nieuwe type ziet
hij echter wel als tijdelijk: „Als het
nieuwtje eraf is slinkt ook de stroom ko
pers en dan zal het bijzonder moeilijk
worden om winstgevend te blijven".
Waarom speelt de concurrentie van
daag juist zo sterk op het vlak van de
levensmiddelen? Zijn de winstmarges
er zo bijzonder hoog?
Het tegendeel is waar, meent de heer
Van der Weele. Hij somt twee redenen
op:
1. „Met het stijgen van de welvaart
wordt een geringer deel van het inkomen
aan levensmiddelen besteed. Door felle
concurrentie wordt getracht toch in de
pas te blijven en de consument in feite
dus meer te laten kopen dan hij nodig
heeft".
2. „Het verpakte artikel is gewoon goed
geworden bij de kruidenier. Zijn activi
teit, die vroeger een uitweg vond in zorg
voor het produkt, wordt nu gericht op een
ander terrein: dat van de prijzen".
Dat deze toestand blijvend zou zijn be
strijdt hij echter. „Nu mag de concurren
tie dan zijn verschoven van de kwaliteit
naar de prijzen, er komt toch weer een
tijd dat de rollen zijn omgedraaid".