Dr. Witte veen streeft naar een automatische belastingcorrectie Aan SER advies gevraagd over loonsomheffing TEKORT VAN CA. 250 MILJOEN GULDEN Werkgelegenheid en de gemeenten kregen bij Financiën prioriteit Planbureau voorspelt goede jaren Vier belastingplannen in één miljoenennota Inflatie-aanpassing Automaat Loonsomheffing DE INKOMSTEN EN UITGAVEN VAN DE STAAI ONZE SCHULD Werkloosheid langzaam terug Snelle stijging van export Hoog peil van investeringen Boute staat er goed voor DINSDAG 17 SEPTEMBER 1968 DEN HAAG In de miljoenennota zoals die vanmiddag door de minister van Financiën dr. H. J. Witteveen aan de Tweede Kamer is aangeboden, vindt men vier plannen vervat op het gebied van de belastingen, waarvan er drie betrekking hebben op hetzelfde onderwerp: „Het effect op de druk van de loon- en inkomstenbelasting van de gezamenlijke werking van progressie en louter nominale stijging van het nationale in komen te neutraliseren". Wat gemakkelijker gezegd: de rege ring wil de belastingtarieven zodanig herzien dat de schatkist niet extra profiteert van de verhoging van het inkomen dat alleen maar schijn is omdat de prijsstijgingen verhinderen dat men ook werkelijk profijt heeft van dat hogere inkomen. De minister geeft zelf een duidelijk voorbeeld: als er dit jaar niets aan de belastingtarieven gedaan zou worden zou een echtpaar dat uitsluitend op de A.O.W. is aangewezen, in 1969 belasting moeten gaan betalen. Jaarlijks immers gaat de A.O.W. om hoog als aanpassing aan de gestegen kosten van levensonder houd maar met dat hogere bedrag kan dat echtpaar niets meer doen dan vroeger. Zouden deze (en soortgelijke) mensen nu ook nog belasting moeten gaan betalen dan zouden ze in feite in inkomen achteruit gaan. Om dit onrecht ongedaan te maken heeft de minister als eerste plan de maatregel aangekondigd die al op de voorpagina staat afgedrukt: een verlaging van de loon- en inkomstenbelasting voor hen die slechts een bescheiden inkomen hebben (verhoging van de belastingvrije voet). Technisch ziet deze tariefverandering er zo uit dat voor ge huwden zonder kinderen de belastingvrije voet met f 600,is verhoogd. Deze verhoging werkt aan de voet volledig om dan geleidelijk af te nemen en wel zodanig dat voor inkomens van f 27.000,en hoger het tarief ongewijzigd blijft. Deze wijziging zal voorlopig alleen maar van kracht zijn in het jaar 1969, daarna zal het tweede belastingplan van de minister in werking moeten treden. Uiteraard geldt die schijn-verhoging van het inkomen voor ieder die loon of salaris ontvangt, onverschillig hoe hoog het bedrag van dit inkomen is. Daarom wil minister Witteveen op 1 januari 1970 een „inflatie-aanpassing" verwezenlijken, een be lastingcorrectie die dan betrekking zal hebben op de vier jaren van de huidige parlementaire zittingsperiode 19671971. Omdat een belastingverlaging op een bepaald ogenblik conjuncturele moeilijkheden kan opleveren, zal in het in te dienen wetsontwerp de mogelijkheid worden opengelaten 'n deel van de belastingcor rectie uit te stellen tot 1 januari 1971 een mogelijkheid waar van ook vroeger wel gebruik is gemaakt door de toenmalige minister van financiën dr. Zijlstra. Deze belastingcorrectie zal naar schatting een bedrag van ruim f 900 miljoen van de schatkist vergen. „Maar zegt de minister dat is niet erg, want deze correctie financiert zichzelf groten deels door de gecombineerde werking van inflatie en progressie die buiten de structurele ruimtebezetting is gelaten." Nu is echter deze zelffinanciering, deze inflatie-groei van de belastingopbrengst, niet helemaal toereikend, omdat nu eenmaal niet alle belastingen met de inflatie meegroeien men denke aan de specifieke accijnzen of aan de motorrijtuigenbelasting. Deze tarieven zullen dan met de inflatie mee omhoog moeten. Bovendien is er dan ook voor 1970 een inkomstenderving, als gevolg van de nu in te. voeren verhoging van de belastingvrije voet daarvoor zal het nodig zijn op enkele punten de omzet belasting te verhogen. Om te voorkomen dat elk jaar (of iedere vier jaar) opnieuw aan die belastingtarieven gedokterd moet worden alleen om een inflatiecorrectie te kunnen aanbrengen, wil de regering met een voorstel komen dat een jaarlijkse automatische bijstelling van de tarieven beoogt. Deze automaat zou kunnen werken buiten het parlement om alleen als een kabinet met voorstellen wil komen tot een wérkelijke verhoging of verlaging van de tarieven, moet het de normale parlementaire wegen volgen. In die auto matische correctie zou wel de mogelijkheid moeten worden in gebouwd om met het tijdstip waarop de correctie in werking treedt, wat heen en weer te schuiven, ook ditmaal weer om conjuncturele moeilijkheden te voorkomen. „Daarnaast zo staat in de miljoenennota acht de regering het inbouwen in de belastingwetgeving van een nieuw con junctuurpol itiek instrument wenselijk, waardoor de belasting- politiek in de toekomst haar conjunctuurpolitieke taak op bevre digender wijze zal kunnen vervullen." Aangezien deze plannen helemaal niet eenvoudig zijn, zal de regering beginnen met het maken van een voorontwerp van wet. Dit zal aan een aantal instellingen ter bestudering worden aan geboden en pas als die hun mening hebben gegeven, zal de minis ter een definitief ontwerp van wet indienen. Bepaald vaag is de miljoenennota waar het gaat over het vierde belastingplan van dr. Witteveen: de loonsomheffing. Letterlijk staat er: „De regering heeft zich afgevraagd of er aan de middelen tot het voeren van een regionaal beleid een nieuw instrument kan worden toegevoegd in de vorm van een zo genaamde loonsomheffing, een heffing naar verhouding van de uitbetaalde lonen door werkgevers. De primaire doelstelling van de heffing, die formeel als een belasting zou kunnen worden behandeld, ligt in het economisch gevolg dat zjj teweeg hrengt. Zö heeft In het bijzonder betrekking op belangen van het bedrijfsleven. Om die reden heeft de regering de Sociaal-Econo mische Raad gevraagd haar over deze heffing en de problematiek die met de methoden van heffen en van uitkeren is verbonden, van advies te dienen." Tot slot van deze belastingsvoorstellen een paar praktische opmerkingen voor de belastingplichtigen: Schattingen van belastingplichtigen die in het verleden jaar in jaar uit het verwachte inkomen voor het komend jaar duidelijk zó laag stelden dat na de definitieve aangifte een naar verhouding belangrijke nadere voorlopige aanslag moest worden opgelegd, zullen in het vervolg meer kritisch worden bezien. Voorgesteld zal worden voor degenen van wie het loon de aanslaggrens van de ihkomstenbelasting te boven gaat, de loon belastingtabellen beter af te stemmen op de verschuldigde in komstenbelasting. Twee richtlijnen heeft de zal voorlopig wat worden af geremd. minister van financiën, dr. H. J. Witteveen voor ogen gehad bij het opstellen van de rijksbegroting voor het jaar 1969voortgaan op de weg naar economische groei èn de veelzijdige zorg voor het wel zijn van de mens daarin een passende plaats te geven. Een dergelijk beleid vereist dik wijls een tegen elkaar afwe gen van belangen, soms ook vallen die belangen geheel samen zoals wanneer er spra ke is van maatregelen ter bestrijding van de werkloos heid. Daarmee zijn mens èn economie gebaat. Dr. Witteveen is van me ning dat onze economie zich thans bevindt in de fase van een conjunctureel herstel. „Een beheerste voortzetting daar van", zo zegt hij, „maakt een voorzichtig begrotingsbeleid noodzakelijk. De rijksfinan ciën dienen, in hun totaliteit en in onderdelen, een zo groot mogelijke bijdrage te leveren tot een verdere groei van de welvaart en het welzijn in al hun facetten". Bij de vast stelling van het uitgavenbeleid hebben sommige zaken priori teit gekregen terwijl in ande re gevallen er naar gestreefd Is de uitgaven te beperken. Ontwikkelingshulp, de bevor dering van technologisch on derzoek en industriële ontwik kelingsprojecten, en de ver- keersvoorzieningen in de ste den hebben voorrang gekre gen daarentegen hebben de rijksgebouwendienst, de civie le verdediging en T.N.O. een veer moeten laten: hun groei Werkgelegenheid Zowel ui't economisch als uit menselijk oogpunt is de werkgelegenheid op dit ogen blik het zorgenkind van de re gering. In de begroting zjjn „belangrijke bijdragen" uitge trokken, niet alleen voor de gerichte bevordering van de blijvende werkgelegenheid, maar ook voor het opvangen van de bestaande werkloos heid. Daarenboven is 'n groot deel van de meeropbrengsten die de overgang op het belas tingsysteem van heffing op toegevoegde waarde met zich zal brengen, beschikbaar ge- siteld voor werkgelegenheids- doeleinden. „De geconstateer de verbetering van de con junctuur zo staat het in de miljoenennota heeft nog niet in voldoende mate geleid tot verbetering van de werk gelegenheid en nauwelijks tot vermindering van de werk loosheid. Meer en meer wordt duidelijk dat deze een over wegend structureel karakter draagt en derhalve met mid delen van verschillende aard moet worden bestreden". Uit de begroting blijkt dat de maatregelen in 't belang van de werkgelegenheid een be- BESTR'JDING WERKLOOSHEID uilgaven her bevordering v.d. werkgelegenheid» MSÊT1 l'36m,gB Xffiïï? SAUS Cijfers »n miljoenen guldens (mei aanv posrery INKOMSTEN 23 553 Kostprijs- (omzetbel.. accijns etc.) 9097 Belastingen op inkomen, winst en vermogen 11.699 Winsten etc. v. bedrijven 275 Opbrengst van rente 633 Huurbelas- Hngv. wo ningwet 70 Luistergelden en kijkgelden, Tv-redame 250 Domeinen 74 Diversen 1535 Begrotingstekort 2540 Diversen 1686 Buitenl. betrekk. Landbouw, visserij Justitie Politie Alg. bestuur Sociale voorzien. Volksgez Verkeer w^erst. Nation, schuld tapia 700 1044 1258 1034 3249 2611 1829 Volks, f huisves- nü a 2439 '6777 3482 es '.y yt J UITGAVEN 4 'i 26.093 drag van f 607 miljoen zullen vergen dat is rond 150 mil joen meer dan voor het thans lopende jaar was voorzien. Gemeenten Een ander zorgelijk punt is HET PUURSTE VAN ALLES IN NEP. Bruter overheidsuitgaven voor het onderwijs per inwoner) meenteljjke financiën. „Er zijn geen aanwijzingen dat de spanning lussen de uitgaven- drang van de gemeenten en de de ontwikkeling van de ge- beschikbare middelen af neemt". aldus minister Witte veen. Hij acht het van groot DE WERKLOOSHEID belang dat de recent voorge stelde verruiming van het ge meentelijke belastinggebied op korte termijn van kracht wordt. De bijdrage aan de ge meentelijke vervoerbedrij ven in de drie grote gemeen ten van 30 miljoen gulden is Ontwikkeling nation, schjld 19 £-1968 25 - totale schuld ook in de nieuwe begroting gehandhaafd. De regering overweegt bovendien enkele maatregelen waardoor de uit keringen uit 't gemeentefonds voor de grote gemeenten voor 1969 zullen toenemen. Lager tekort Het geheel van getallen, dat tezamen het ontwerp van de rijksbegroting 1969 (inclusief aanvullende posten uitmaakt, resulteert uiteindelijk in een tekort van 2540 miljoen gul den, 250 milj. gld. lager dan 't tekort dat voor 1968 was ge raamd. Zoals uit het hierbij afgedrukte staatje blijkt, be loopt het totaal der uitgaven 26.093 miljoen gulden en zijn de ontvangsten geschat op 23.553 miljoen gulden. In het tekort is er nog geen reke ning mee gehouden dat het rijk de financiering heeft over genomen van de investeringen op grond van de wet op het voortgezet onderwijs (f 300 miljoen meer dan in 1968). De dekking van het financie ringstekort, zo is de mening van dr. Wilteveen, zal zoveel mogelijk op de kapitaalmarkt moeten geschieden. Daarbij heeft hij ook rekening gehou den met het nieuwe, aanzien lijke tekort van het Gemeen tefonds. DE BELASTINGDRUK 30 j- totale bejastirgbalen in van her natron inkomen (marktpr.) 29 f IS -■ 10 - alleen buiter.lschoid 1963 '64 '65 '66 '67 '68 1969 DEN HAAG De zogenaamde macro-economische verkenning die het Centraal Planbureau ieder jaar opstelt en die door het ministerie van economische zaken op Prinsjesdag pleegt te worden vrijgegeven voor pu- bliikatie, heeft ditmaal een iets ander karakter dan vorige jaren. Er is namelijk (behalve het gebruikelijke overzicht van het lopende jaar) niet alleen een prognose gemaakt voor 1969 maar ook voor de jaren '70 en '71, de (verwachte) zittingsperiode dus van dit kabinet. Krijgt het Centraal Planbureau in zijn prognoses gelijk, dan zal het kabinet-De Jong in de komende jaren niet op onoverkomelijke moeilijkheden stuiten. Het Plan bureau rekent namelijk op een evenwichtige ontwikkeling, waarbij alleen de werkgelegenheid enige zorg zal baren. De werkloosheid zal namelijk wel afnemen maar toch niet meer tot het zeer lage peil dat we gewend waren in de eerste helft van de jaren zestig. Het lopende jaar Het jaar 1968 zal wat Nederland betreft de geschiedenis ingaan als een jaar van sterke economische expansie. Al in de tweede helft van 1967 werd dat duidelijk: de Duitse conjunctuur herstelde zich krachtig van de inzinking die in 1966 zicht baar was geworden, maar ook in Engeland en de Ver. Staten nam de invoer boven verwachting sterk toe. Een snelle stijging van de export en van de industriële produktie was er een gevolg van. Onder deze omstandigheden zette de sterke verbetering van de ar- beidsproduktiviteit zich voort ter wijl de loonstijging afnam. Gevolg: een gunstige winstontwikkeling in de bedrijven en als gevolg daarvan weer een toenemende lust tot inves teren. Daar kwam een opleving in de bouwsector bovenop, enerzijds als gevolg van het gewijzigde subsi diebeleid en anderzijds door de bij zonder gunstige weersomstandighe den. Bovendien stelde overheid nog eens 500 miljoen gulden ter beschik king ter bestrijding van de werk loosheid en daarmee waren wel zowat alle voorwaarden gunstig voor een snelle expansie. Toch had die snelle expansie geen noemenswaardige daling van de werkloosheid ten gevolge en dat is op het eerste gezicht wat vreemd. Het Centraal Planbureau verklaart dit aldus: „De sterke stijging van de arbeidsproductiviteit had tot ge volg dat de werkgelegenheid in de industrie tot dusver nog niet toe nam, al kwam aan de daling een einde. Daarentegen kan in de bouw nijverheid wèl een stijging van de werkgelegenheid worden geconsta teerd, hetgeen ook blijkt uit de da ling van de werkloosheid in deze be drijfstak. Opvallend is daarbij dat die daling zich sinds het begin van dit jaar in alle delen van het land voordoe»!, bij overigens verschillend niveau. Buiten de bouw echter is de werkloosheid tot voor kort overal nog opgelopèn met alleen in de meest recente maanden een tendens tot stabilisatie of lichte daling. Voor al in het zuiden van het land, waar zich structurele aanpassingen voor doen (Limburg) is het peil van de ze werkloosheid nog aan de hoge kant. In totaal bezien echter treedt op het ogenblik toch enige verbete ring in in de arbeidsmarktsituatie, waarbij de openstaande aanvragen toenemen en de geregistreerde ar beidsreserve geleidelijk terugloopt". In cijfers uitgedrukt komt de werk loosheidsprognose hierop neer: In 1968 85.000 personen of 2,2 pet van de totale arbeidsbevolking (ge lijk dus aan 1967); in 1969 een da ling tot 75.000 geregistreerde werk lozen; in de jaren 1970 en 1971 een verdere daling tot rond 60.000 per sonen of 1,5 pet van de arbeidsbe volking. Puntsgewijze hieronder enkele markante gegevens over het lopen de jaar: De loonsom per werknemer zal dit jaar met 6,5 pet stijgen (8,5 pet in 1967). De stijging van de arbeidspro- duktiviteit zal 5,5 pet bedragen hetzelfde cijfer als in 1967. Het consumptieprijspeil stijgt dit jaar met 3 pet, voor de helft als gevolg van huurverhoging en verhogingen van de indirec te belastingen. De export is in het lopende jaar bijzonder snel gestegen: in vo lume gemeten met 11 pet (uit breiding van de totale wereld handel 9 pet). Vooral de sterk oplopende uitvoer van aardgas draagt tot dit gunstige cijfer bij. De particuliere consumptie is met 4 pet gestegen. Voegt men daarbij de 11 pet exportstijging, de sterke stijging van de inves teringen en de omvangrijke overheidsuitgaven voor de werk gelegenheid dan komt men tot een totale stijging van de pro duktie met 6 pet. Voor de indus trie ligt dit cijfer hoger: 8 tot 9 pet. De betalingsbalans herstelt zich maar langzaam. Weliswaar zal het overschot op de lopende re kening aan het einde van dit jaar rond 500 miljoe i gulden be dragen, maar daarop dient een correctie te worden aange bracht omdat eind 1967 vooruit gelopen werd op de invoerhef fing per 1 januari 1968, waar door dit jaar de invoer werd ge drukt. Reëel moet men dus re kenen met een overschot van tussen de 100 en 200 miljoen. De belastingdruk is ook dit jaar weer iets opgelopen: in 1966 was deze 26,5 pet, in 1967 27,5 pet en in 1968 vermoedelijk 28 pet. Het komende jaar Het Jaar 1969 zal zo meent het Centraal Planbureau minder ex pansief zijn dan het nu lopende jaar. dit als gevolg van de moeilijkneden die Engeland en de Ver. Staten heb ben me»t hun handelsbalans. De maatregelen van deze landen en hier helft het Planbureau even waarschuwend de vinger op móé ten tot de gewenste resultaten lel den zou dat niet het geval zijn dan kunnen de gevolgen voor het in ternationale handelsverkeer op wat langere termijn ernstig zijn. Voor 1969 word*t nog een ander voorbe houd gemaakt: de landen met een sterke betalingsbalanspositie (West- Duitsland b.v.) zullen de vertraging van de vraag uit de sleutel-valuta- landen (Ver. Staten, Engeland) moe ten compenseren. Daarnaast is men anders is 'n prognose immers niet mogelijk van een aantal veronderstellingen uitgegaan: dat de rijksuitgaven zich zullen ontwikkelen zoals minister Witteveen in de miljoenennota heeft uitgestippeld; dat de belastingvoor stellen van minister Witteveen zul len worden aanvaard; dat het wo ningbouwprogramma wordt vastge steld op 125.000 woningen; dat de loonstijging beperkt blijft tot 6,5 pet; dat onze concurrentiepositie ten op zichte van het buitenland derhalve geen wijziging zal ondergaan. Is dat alles het geval dan ontwikkelt zich het volgende beeld (we houden de volgorde aan zoals we die voor het lopende jaar hebben ontwikkeld): Een stijging van de loonsom per werknemer met 6,5 pet., gelijk dus aan de stijging van dit jaar; Een lagere stijging van de ar- beidsproduktiviteit dan de 5,5 pet. van 1968, dit als gevolg van de arbeidsduurverkorting en geba seerd op meer normale weers omstandigheden dan in het lo pende jaar. Een stijging van het consump- tieprijspeil met 4 pet., waarvan 1,3 pet. ten gevolge van de in voering van de belasting op toe gevoegde waarde. Een teruglopen van de export, namelijk een stijging met 8 pet. tegen 11 pet. over 1968. Het consumptievolume zal met 3,5 pet. stijgen een half pet. minder dus dan in 1968. De te verwachten hogere prijsstijging (door de b.t.w.) bij een gelijk blijvende loonstijging is hier de bet aan. De investeringsactiviteiten van het bedrijfsleven zullen in 1969 eerder nog toe- dan afnemen. De overheid, ook de lagere overhe den, zullen zich vermoedelijk echter wat moeten beperken, want de overgang op de b.t.w. be tekent daar een naar verhouding vrije grote prijsstijging. Dit alles samen zal vermoedelijk een toeneming van de produktie tot gevolg hebben van 4,5 pet. (tegen 6 pet. over 1968). Voor de betalingsbalans wordt een overschot verwacht van rond 700 miljoen gulden. Dit kan als gevolg hebben dat de financie ring met monetaire middelen door de overheid bij een ge lijkblijvende belastingdruk van 28 pet. geringer kan worden. Op langere termijn Voor de jaren 1970 en 1971 voorziet het Centraal Planbureau vooral een grote activiteit in de bouwsector. Het aantal te bouwen woningen ia door het huidige kabinet ook voor die jaren weliswaar vastgesteld op 125.000. maar vooral de investerin gen in bedrijfsgebouwen zullen naar verwachting sterk toenemen. Een andere welkome facitor is dat de prijzen minder zullen stijgen: voor de particuliere consumptie loopt de prijsstijging terug van 4 pet. in 1969 tot 2,5 pet. in 1971. We zullen dan ook wat meer gaan kopen ofwel: het consumptievolume zal sterker stijgen dan in 1969. Voor wat de Ionen be treft wordt geen prognose gegeven wel vindt men aan het slot van deze macro-economische verkenning een waarschuwing. Deze: willen we een redelijk overschot houden op de betalingsbalans dan moet er niet ge tornd worden aan onze concurren tiepositie. Want onze export zal zich moeten blijven bewegen boven het gemiddelde van het wereldhandels- volume.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 9