voor een
ZIEZO
en
een saluut aan n vitale ijzervreter
Zij die eens de
sterkere Duitsers
'n pak slaag gaven,
zagen elkaar weer
De Neeltje Jacoba, dappere
reddingboot uit IJmuiden, is
voorgoed thuisgevaren. Het
roemruchte scheepje wordt uit
de vaart genomen. Oud-schip
per Jaap van der Meulen ver
telt over het glorierijke verle
den.
ZATÏRDAG 28 SEPTïMMR 1988
PENSIOEN
POTIGE
VROUW
„Vergeleken met de nieuwe boot is de
Neeltje Jacoba natuurlijk verouderd. Op de
Johanna Louisa is alles dicht. Wij hebben
het altijd met een open stuurrad moeten
doen. Wij lagen plat op de vloer om een
koers in de kaart uit te zetten. En als we
thuis voeren waren we wit uitgeslagen.
Voor we naar moeder gingen op een klusje
moesten we eerst het zout van ons gezicht
krabben."
Jaap van der Meulen (62), de legendari
sche oud-schipper van de befaamde Neeltje
Jacoba. zegt het heerlijk langs zijn neus
weg. Alsof die ontberingen die hij en zijn
bemanningsleden op bijna ontelbare toch
ten over een ziedende zee hebben geleden,
niet meer tellen.
Elf jaar geleden al droeg hij het comman
do over 's lands bekendste reddingsboot
over. Van 1930 af had hij echter vrijwel
alle reizen meegemaakt, eerst als stuur
man en de laatste zeventien jaar als
•chipper.
„Het waren prachtige jaren op een goed
schip", vindt hij nu nog. „We hebben er
goed mee gevaren. Ik bedoel: We hebben
veel geluk gehad met de Neeltje Jacoba.
Zonder geluk kom je niet ver in dit werk."
Jaap van der Meulen felblauwe ogen
in een rond, verweerd gezicht dat door een
korte, ruige baard wordt omlijst trok als
jongen met de koopvaardij naar zee. Toen
hij terugkeerde naar zijn geboorteplaats 't
Friese Oostmahorn, werd hij onder Mees
Toxopeus stuurman op de reddingsboot
Insulinde. „Van hem heb ik veel geleerd.
Ik kwam toen weliswaar van zee af maar
in de branding was ik niet bekend".
Als weinig anderen is Jaap van der Meulen
sindsdien in de branding thuisgeraakt,
vooral voor de Noordhollandse kust.
Zijn mooiste redding? „Ze zijn allemaal
mooi. De meeste voldoening heb ik gehad
van de Lotte Skou, een Deense vrachtboot
waar ik alle opvarenden heelhuids af heb
gekregen".
Punt uit. Verder geen bijzonderheden.
Jaap van der Meulen springt nog net zo
zuinig om met details als vroeger. Hij
vertelt er niet bij dat zware zeeën over
de Neeltje Jacoba braken toen de nietige
reddingsboot op die 9de februari 1948
zich voortworstelde naar de positie van
de Deen ter hoogte van Castricum. Het
water steeg in de machinekamer van de
vrachtvaarder en begon de vuren al te
doven tegen de tijd dat de reddingsboot
arriveerde.
Twaalf Denen vonden om beurten het
juiste moment en raakten aan boord van de
Neeltje Jacoba. De kapitein en zes anderen
wilden hun schip nog niet verlaten. Ze wis
ten dat de sleepboot Noord-Holland onder
weg was maar die moest helemaal uit Den
Helder komen. De slagzij steeg tot 45
graden en de zeven dapperen moesten zich
gewonnen geven.
Maar de zee was nu volslagen door het
dolle heen. De Neeltje Jacoba beukte met
de rubberfender doorlopend zwaar tegen de
scheepswand van de Lotte Skou. Het water
hoosde met bergen tegelijk over de brug en
de redding van iedere man vroeg van schip
per Van der Meulen een staaltje zeemans
kunst van de bovenste plank.
Tenslotte was de slagzij zó groot gewor
den dat de laatste drie opvarenden zich in
't springnet van de Neeltje Jacoba moesten
laten vallen. Maar de hofmeester sprong
mis en hij dreef snel weg in de kokende
zee. Jaap van der Meulen aarzelde geen se
conde. Hij stuurde de Neeltje Jacoba achter
de drenkeling aan en voor de goede man
het wist, zat hij in de kajuit van de red
dingsboot met een glas rum.
Nadat de gezagvoerder als laatste man
was gesprongen, zakte de Lotte Skou lang
zaam weg. Nog tekende de gloed van de
vuren zich af tegen het zwerk toen- de
golven zich boven het schip sloten.
Een huzarenstukje leverde de Neeltje Ja
coba ook op 2 december 1950 toen de
Griekse vrachtvaarder Metamorfosis op
150 meter van de Noorderpier bij IJmui
den tot wrakhout werd geslagen. Schip
per Van der Meulen en z'n mannen had
den nog geen twee uur nodig om de 30
opvarenden van boord te halen. Toch
was het vliegend weer. En aan lij van de
Griek, pal voor de brug, stak een smerig
stuk huidplaat naar buiten dat een le
vensgevaarlijke bedreiging vormde voor
de flanken van de Neeltje Jacoba.
Het rapport dat schipper Van der Meu
len over de moeilijkste redding van zijn
loopbaan indiende, typeerde deze man van
de daad. Het was het summum van be
knoptheid: Zijn onmiddellijk vertrokken,
oliestortend naar lager wal gegaan en daar
gedraaid. Hebben tussen 06.00 en 07.00
het volk van boord gehaald en te 07.15
aan wal gezet".
Het is eveneens typerend voor Jaap van
der Meulen dat hij de operatie Metamor
fosis niet als zijn fraaiste redding be
schouwt. „Het is de bedoeling dat je ieder
een heelhuids aan boord krijgt", zegt hij.
„De marconist verspeelde een voet. Dat
was jammer."
Jaap van der Meulen en zijn mannen
verdienden met de Neeltje Jacoba tal van
onderscheidingen. De vangst, noemt hij het
zelf. Hij sleepte de bronzen, zilveren en
gouden medailles (de kleine zowel als de
grote) van de Koninklijke Noord- en Zuid-
Hollandsche Redding-Maatschappij in de
wacht. Hij kreeg Zweedse, Griekse en
Franse onderscheidingen, het zilver van
Oranje-Nassau en een medaille voor mens
lievend hulpbetoon.
Een flink stuk water slaat tegen de
bakboordflank van de Neeltje Jacoba
op één van haar vele tochten naar een in
nood verkerend schip. De stuurstang met
schipper Jaap van der Meulen gaat volko
men schuil achter de kuif van het zeetje.
Tussen alle indrukwekkende „plakken"
zit een speldje van de Sophia Vereniging.
„Omdat ik de scheepskat van de Metamor
fosis had gered. De eerste dag kregen we
haar niet mee. Toen het de volgende dag
kalmer was zijn we terug gegaan en von
den het dier levend en wel op de brug."
Al deze onderscheidingen zijn verdiend
met de Neeltje Jacoba, een vrouw die wat
mans was! Een stoere zeeheldin, die in de
38 jaar van haar bestaan 259 mensen van
de verdrinkingsdood redde. Nu is het afge
lopen. Het is mooi geweest.
.Ja", verzucht Jaap van der Meulen.
„Aan alles komt een eind. Nu wordt ze ver
kocht. Ik wou dat ik er het geld voor had.
Dan had ik er nog eens een toertje mee
kunnen maken."
Qngeiyk was de strjjd en btfna onwe
zenlijk waren de woorden van de Bel
gische radio-omroeper vanuit Engeland:
„We doen ons best, zonder er op te boffen
en tóchkrjjgen we ze, de moffen".
Niemand kon het geloven, dat een handje
vol Engelse jachtvliegers het zou kunnen
bolwerken tegen een overmachtige Duitse
luchtvloot. En tóch is het gebeurd. Vliegers
van de „Luftwaffe" kregen boven Engeland
•en pak slaag zoals ze nog nooit hadden ge
had. Die'kregen ze van dat kleine groepje
piloten, van wie Churchill eens zei: „Nooit
in de geschiedenis van de mensheid zijn
zóvelen zó veel verschuldigd aan zó weini
gen..."
|^ezer dagen zjjn die weinigen weer btf
elkaar geweest. Op het Engelse vlieg
veld Duxford, vanwaar de Engelsen in 1940
de jadht op de Duitse bommenwerpers be
gonnen. Zij ontmoetten elkaar weer ter ge
legenheid van de verfilming van de beroem
de ..Battle of England" en in hun midden
was de vitale ijzervreter, Lord Hugh Dow-
ding in de tijd van de zware beproeving
de hoogste commandant van de Engelse
jachtvliegers.
„In de oorlog heb ik nooit tijd gehad
met mijn vliegers persoonlijke relaties te
onderhouden, maar door de opnamen van
deze film heb ik vrienden gekregen", zei
de bejaarde Lord (86).
De filmploeg, die de glorie van de slag
om Engeland moet laten herleven, had niet
alleen Lord Dowding uitgenodigd, maar ook
een aantal van de beroemdste Spitfirevlie-
aers uit de oorlogsjaren. Ook Douglas Ba
der, de jachtvlieger zonder benen, was er
bij.
ord Dowding, een van de voornaamste
bouwers van Engelands overwinning in
de lucht, was in de eerste plaats uitgeno
digd naar het vliegveld Duxford te komen
om te controleren dat het er allemaal net
zo toeging als in 1940
Terwijl de luchtvaartattachés van vele
landen om hem heen stonden, maakte Lord
Dowding er geen geheim van dat het zijn
liefste wens was zijn voormalige onderge
schikten te ontmoeten.
„Vanuit de commandopost gaven wij de
bevelen, maar jullie waren de mensen die
de orders uit moesten voeren. Tijdens de
lunch stonden er in de kleuren van de
RAF rode, witte, en blauwe bloemen op de
tafels. Natuurlijk hadden de voormalige
oorlogsvliegers heel wat af te kletsen.
„Ik ben niet een van die jongens die
graag in herinneringen zwelgen", zei Al
Deere, „maar er hangt hier een atmosfeer
van heimwee en zo moet het ook eigenlijk
zijn".
finger Lacey, die als nummer een op
het scorebord van de jachtvliegers staat
met 28 neergehaalde vijandelijke machines,
drukte het aldus uit: „Wat mij betreft is
Lord Dowding een eersteklas kerel. Als ik
dat indertijd ook niet had gevonden, zaten
we hier nu niet zo gezellig aan tafel".
Na de lunch werd de vitale ijzervreter
in zijn rolstoel naar het opnameterrein ge
reden en toen hij de lijnen van een Messer-
schmidt 109 zag die klaar stond voor het
gevecht zei hij: „Moet u weten, dat ik nog
nooit zo dicht bij een Messerschmidt ben
geweest".
„Die dodelijke vijand was een pracht
toestel. De grote kracht was dat de motor
niet afsloeg bij een snelle duik. Maar zij
waren geen partij voor onze Spitfires en
Hurricanes. Die hadden de snelheid... en na
tuurlijk ook de vliegers".
De humor die tijdens de oorlogsdagen de
spirit overeind hield, verliet ook deze lucht-
helden nu niet. De beenloze vlieger Douglas
Bader duwde de rolstoel naar een van de
hangars waar de regisseur David Bracknell
het camcrateam aanwijzingen gaf.
het eind van de opwindende dag zei
hij dat hij eigenlijk vermoeid moest
zijn, maar het niet was. „Het is de fasci
natie en de belangstelling die je op gang
houden. Ik voel een intens plezier omdat ik
een film over dit onderwerp kan zien groei
en. Buiten twijfel geeft de film de werkelijk
heid aan van de „Battle of Britain".
Onder het terugrollen naar 't vliegveld
donderden juist vier Spitfires laag over. Tom
Gleave deed een vioolspeler na. „Muziek
voor de oren", schreeuwde hg boven de
herrie uit.
De gracieuze toestellen namen een snelle
klim, zwenkten en doken op Lord Dowding
af. Hij keek omhoog en lachte zijn vier
herinneringen aan de overwinning toe. Een
overwinning waaraan hij had meegeholpen.
Toen op hetzelfde moment, schommelden de
Spitfires met hun vleugels. Als saluut aan
hun onwrikbare luchtmaarschalk.
Qp de foto: Luchtmaarschalk Lord
Hugh Dowding temidden van zijn
beroemde jachtvliegers van de RAF. Van
links naar rechts Al Deere, Tom Gleave,
Robert Stanford-Tuck (zittend), Ludovik
Martell, Douglas Bader, Doleslaw Dobrinski,
Johnnie Kent en Peter Townsend. Allen de
schrik van de overmachtige Luftwaffe die
van dagaanvallen naarstig op nachtaanval-
len moest overgaan.