DE „IJSBREKERVAN OMMEREN DOORBRAK CONVENTIES VAN ZIJN TIJD
Baron Van Brakell liet zeer
merkwaardig testament na
Reeks sociale „wetten" die
t hongerspook verdreven
Brakel
Militair
Constructeur
Armoede
door
Adriaan
P. de Kleuver
Ondergoed
•REBEB1K LOUIS WILLEM VA» BRAKELL
DINSDAG I OKTOBER 1968
Het lijkt op het eerste gezicht be
lachelijk om het dorpje Ommeren in
de Neder-Betuwe met een ijsbreker
in verband te brengen. Achterhet
dorp kabbelt rustig de Linge voort
en daar is nog nimmer iets van dien
aard vertoond. Het ligt ver van de
Rijn en voor de rest zijn er niets
dan weilanden, bouwlanden, boom
gaarden... en... een bijzonder bos. In
dat bos van huize ,JDen Eng" ligt
baron Van Brakell alias de „ijsbre
ker", begraven. De hem door zijn
tijdgenoten gegeven naam is m fei
te een erenaam. Een man met zeer
bijzondere eigenschappen die hem
boven alle andere mensen van zijn
aan materialisme en rationalisme zo
„rijke" dagen verhief. Onmetelijke
rijkdom paarde hij aan grenzeloze
goedheid; onvoorstelbare onverzet
telijkheid aan humane mildheid. Hij
ging ih alles zijn eigen teeg en dat
juist bezorgde hem die erenaam. Met
onverzettelijkheid kan men rijkdom
men vergroten, maar het wonderlij
ke bij deze man was dat hij geen
snars om die rijkdommen gaf. Hij
werd de milde vriend van het ver
geten deel van zijn geliefde dorp.
Eigenlijk moeten wij dan nóch van
Ommeren, nóch van Lienden spre
ken. Zijn menslievend werk strekte
zich uit over het buurschap Meerten
dat juist tussen beide dorpen ligt.
Zijn werk betekende een totale om
wenteling op het sociale vlak van die
dagen. Zij het op (al) te geringe
schaal, want dit glanzende voorbeeld
rond geen genade in de ogen van de
regering. Laten we liever zeggen
dat de tijd er nog niet rijp voor was.
Mensen als Baron Van Brakell vond
men er van zei" en nóg minder van
preekten berusting en stelden het
voor dat de Almachtige de standen
gewild had. Er waren nu eenmaal
(handige) rijken en (onhandige) ar
men. Baron Van Brakell kwam nooit
in de kerk. Die stond aan de zijde-
van het daadwerkelijke christendom
zonder zich te hekommeren om „wat
men er van zei" en ng minder van
„wat men er van dacht".
Deze man kende in zijn leven
slechts één groot gemis. Hij had
geen kinderen. Op een „goede" dag
(later zou eerst blijken wat voor een
goede dag dat geweest was), op ze
kere dag dan .verscheen de notaris
op Huize Den Eng. Baron Van Bra
kell wist dat het leven kort is en
met zijn echtgenote had hij het een
en ander besproken. De Vrouwe van
Den Eng liet haar echtgenoot maar
zijn gang gaan. Als hij zich iets in
het hoofd haalde dan was hij er tóch
niet van af te brengen. Zelf was de
Vrouwe van hetzelfde hout gesne
den als haar man. In de deftige ka
mer werd de notaris binnengelaten
en daar zette de baron zijn plannen
uiteen. De mond van de notaris viel
van pure verbazing open. Zó iets had
hij nog nooit meegemaakt. Het ging
over het testament dat de baron op
wilde laten maken. Wijselijk zei hij
niets, want hij wist maar al te goed
dat nog geen honderd notarissen de
goede manzouden kunnen overtui-
Frederik Louis Willem baron van
Brakell tot den Brakell als Landscom-
mandeur van de Ridderlijke Duitsche
Orde Balije van Utrecht.
gen dat dit plan toch wel héél erg
afweek van de „gewone gang" van
zaken. Er werd verder niet over ge
praat en de notaris legde het dupli
caat van het merkwaardige testa
ment in zijn brandkast...
Het is vanzelfsprekend dat men meer
over deze man wil weten en uiteraard
nieuwsgierig is naar dat vreemde tes
tament. Vreemd... nou ja, dat vonden
later de erfgenamen die naar de begra-
Tenis van hun oompje kwamen en deer
lijk teleurgesteld de aftocht moesten
blazen ook. Geen duit kregen ze van
oom Frederik Louis Willem baron Van
Brakell tot den Brakell, zoals hij offi
cieel ingeschreven stond in de burgerlij
ke registers. Deze rijkaard dacht niet
aan zichzelf. Hij had maar één groot
doel voor ogen: de mensen in de Betu
we een meer menswaardig bestaan te
geven. Hij trachtte zijn mensen wat ge
voel voor economie bij te brengen. En
dan was hij bezeten van de idee dat er
best wat meer rijken zijn voorbeeld kon
den volgen. Hij redeneerde dat een
doodshemd geen zakkken heeft. Je neemt
niets mee, zo redeneerde deze nobele
mens.
Hoewel Ommeren een heerlijkheid is
met alle daarmede verbonden rechten
heeft het lieflijke dorpje waarschijnlijk
nooit een „eigen" burgt of kasteel be
zeten. Het oude Huis Den Eng noem
den de inwoners van Ommeren en
Meerten wel „het kasteel", maar de
baron lachte daar om. Om maar eens
goed aan te tonen dat zijn woning niets
riddermatigs bezat werd de tympanon
van het huis niet zoals gebruikelijk
gesierd met het beroemde Van Bra-
kell-wapen met de beide ruggelings ge
wende zalmen, neen, aan de geveltop
kwamen de smeedijzeren landbouwfigu-
ren ploeg, hark, dorsvlegel, schoffel en
zeis. Dat hoort in het boerenland thuis
vond hij.
Dit deftige landhuis werd ook in 1829
gebouwd voor de baron en toen het ge
reed was trok hij er in met zijn jonge
en lieftallige Vrouwe Albertine Frede-
rika Clara Johanna barones van Neu-
kirchen genaamd Nijvenheim, dochter
van de ambachtsheer van Eek en Wiel.
Geen mens had er ook maar het ge
ringste vermoeden van dat deze echt
verbintenis voor de directe omgeving
zulke grote en blijde gevolgen zou heb
ben. Zo ooit dan kan van deze mensen
gezegd worden dat twee gelijkgestem
de zielen elkaar gevonden hadden.
Maar, zoals gezegd, daar kón nog nie
mand zelfs naar raden. Het kwam alle
maal doordat dit huwelijk kinderloos
bleef. n
Om de stamvader te vinden behoe
ven wij niet ver uit de buurt te gaan.
In de kerk van Resteren bevindt zich
de prachtig gebeeldhouwde grafzerk
van Kloris van Brakell tot den Brakell,
die tijdens zijn leven dro6t op Ter Lede
was namens de graven van Culemborg.
Dit drostambt strekte zich uit langs
de Rijn en omvatte de heerlijkheden Le
de en Oudewaard, Marsch, half-Lien-
den, Ommeren, Eek, Wiel en Maurik.
Ingen was een zelfstandig commande-
rijgoed van de Orde van Sint Jan; Res
teren en Opheusden en ook Rijsewijk
n Ravenswaay vielen onder direct be-
heerschap van de graaf-hertogen van
Gelre.
Deze stamvader van onze Baron Van
Brakell tot den Brakell overleed op het
machtige slot Ter Lede (waarvan de
grachten nog rond een hooggelegen
boerderij aan de rechterzijde van de
nieuwe weg tussen de Rijnbrug en Res
teren liggen) in 1649 en werd dus bijge
zet in tie kerk daar. Het stamhuis van
dit vermaarde geslacht moeten wij
evenwel zoeken in het dorpje Brakel in
de Bommelerwaard, waarvan nog de
ruïne rest. Later vestigde de familie
zich in de Neder-Betuwe en de nazaten
van de drost van Ter Lede gingen wo
nen in Rijswijk bij Matirik. Daar resi
deerde de familie op het Huis Hoeken-
burg dat naast de kerk stond. Daar
werd in 1788 onze Frederik Louis Wil
len geboren en op 20 april van dat jaar
in Rijswijks mooie kerkje gedoopt. Die
doopplechtigheid was al iets zeer bij
zonders. Onder de gasten bevonden zich
twee Oranjekinderen, prins Frederik en
prinses Louise, broer en zuster van on
ze latere Roning Willem I. De dopeling
ontving dan ook de namen van de drie
jeugdige Oranjes en het behoeft geen
betoog dat de komst van twee Oranjes
naar dit kleine Betuwse dorp een zeer
grote belangstelling genoot.
De oude baron Jacob Dirk koos voor
zijn zoon, evenals toen gebruikelijk, een
militaire loopbaan. Maar wat niet te
voorzien was was een opkomend voet
gebrek dat de jonge Van Brakell ver
hinderde officier te worden. In zijn laat
ste levensjaren moest hij zich zelfs
voortbewegen in 'n door hem zelf handig
geconstrueerde invalidenwagen. Aan
vankelijk was het voor de rusteloze
man een verschrikking. Maar als óóit
iemand het vermogen gehad heeft zich
aan te passen aan veranderende om
standigheden, dan toch zéker deze man.
Zo hij zijn land dan al niet kon dienen
als soldaat, dan zou hy dat doen als
boer!
Hij ging op in de bestudering van
landbouwkundige en bosbouwvraagstu-
ken en zo ontdekte hij lang voor er in
ons land sprake was van gericht land
bouwkundig onderzoek, laat staan van
zuiver wetenschappelijk agrarisch on
derwijs. dat er vooral op economisch
terrein héél veel mis was.
Het begon met de Geldersche Maat
schappij van Landbouw die mede door
zijn initiatieven tot stand kwam. Toen
begon hij te publiceren, het éne artikel
na het andere en hij ontpopte zich als
een waar revolutionair in de agrarische
sector. Een aantal brochures volgden.
Alles even knap en weldoordacht.
Zo opende hij de Betuwse boer de
ogen. Hij redeneerde dat je nooit drie
schoppen grond moet verzetten als je
met één toe kunt. Dagenlang zat hij ge
bogen over de tekentafel en ontwierp
hij nooit gedroomde landbouwwerktui
gen. Een vernuftig knutselaar uit Lien
den Laurens Verwey heette die man
maakte van kersehout de modelle
tjes en daarmee loog baron Van Bra
kell naar binnen- en buitenlandse ten
toonstellingen.
Hij raakte geheel in de ban van de
•idee dat een boer niet van zonsopgang
tot zonsondergang met uiterst primitie
ve hulpmiddelen de taaie kl«i behoef
de te bewerken. Dat moest vlugger en
efficiënter kunnen. In ons land geloof
den de ploeteraars daar nog zo niet in.
Hij moest zélf het voorbeeld geven. En
hóé!!!
Het privéleven van zijn vele arbeiders
ging hem ter harte. Voor oudere men
sen had hij steeds een vriendelijk
woord over en met kinderen kon hij uit
bundig lachen. Ieder jaar als de hazel
noten rijp waren, mochten ze die ko
men eten. Bij de hoofdingang van het
grote huis stond op een laag pitje steeds
de koffie klaar met een blad koffiekom-
men er naast. Nooit werd een bedelaar
onbeschoft behandeld; wel kreeg zo'n
verschoppeling een warme kom koffie
en een boterham met spek.
Zo schreef de Eek en Wielse predikant
Jac. Anspach ergens over deze goede
mens waarmee hij zéér bevriend was.
Men probeerde met zijn goedheid wel
eens een loopje te nemen. De melk
meiden bijvoorbeeld! Die lieten de vrij
ers vér de weilanden in komen en dan
werd er meer gewouweld dan gemol
ken. Dat melken duurde de economisch
aangelegde baron véél en véél te lang.
Geen nood! Hij liet de koeien naar open
stallen drijven en zo had hij vanuit het
huis steeds toezicht. Tot groot verdriet
van de blozende jonge dochters.
Zijn arbeiders mochten niet zonder
werk komen en beslist geen gebrek
lijden. Ze zonder meer geld geven
vond hij uit den boze. Er moest een
prestatie tegenover staan. Dat kweek
te onderling begrip voor het grote
doel, de verbetering van de boeren
stand, vond hij.
In 1845 heerste er ziekte onder de
aardappelen en deze had een totale mis
oogst ten gevolge. Onmiddellijk opende
hij op Huize Den Eng een noodwinkel-
tje en konden de mensen die bij hem
werkten en hun familie in het buurt
schap Meerten tegen kostprijs het nodi
ge kopen.
Zelfs hun borreltje behoefden ze niet te
missen! De baron begon met de onbruik
bare aardappelen te experimenteren en
ontdekte een middel om er jenever uit
te stoken. Voor een prikje bekwamen
zijn mensen er hun dagelijkse opkikker-
tje. Een wonderbaarlijk vindingrijk
man toch!
Op de weilanden graasde van gezond
heid blinkend vee en de velden lagen
er weelderig bij. Hij paste een goede,
diepe grondbewerking toe. die op wel
haast wetenschappelijke wijze tot stand
kwam. Een streng doorgevoerde on-
kruidbestrijding completeerde het voor
bereidende werk. Hij was de eerste in
ons land, die kalkbemesting toepaste.
Daartoe construeerde hij een mechani
sche kunstmeststrooier, die als de oud
ste van die soort in ons land beschouwd
mag worden. Men heeft zich wel eens
afgevraagd of in 1840 een werkloos
heidsperiode dreigde, want plotseling
liet de baron zijn landerijen met de
hand spitten. Zijn mensen moesten im
mers werk houden.
Geruime tijd liet hij de mechanisa
tie varen, zo zelfs dat hij de mest op
draagbaartjes naar het land liet bren
gen. Neen, bij hém zou hel met de
werkloosheid wel loslopen! Al kostte
hem dat per slot van rekening handen
vol geld.
Toch had deze landbouwpionier in on®
land niet de belangstelling die hij ver
diende. Men geloofde niet in deze pro
feet. Na enige enorm droge zomers be
gon hij in 1850 dan een zeer vernuftig
uitgedachte bodendrainage. Hij had uit
gevonden dat elzehout, dat in de bo
dem aangebracht wordt, het vermogen
bezit water vast te houden. Hij paste
dit bij zijn eigen landerijen toe en het
klopte. Maar men geloofde niet in drai
nage. Tot op 'n grote landbouwtentoon
stelling in Dusseldorf een uit het Rijn
land afkomstige werktuigkundige Hen-
rich Hiensch de miniatuur Van Bra
kell vindingen zag en aanbood deze in
licentie te vervaardigen.
De zegetocht door Europa begon. In
ons land importeerde men uit de werk
plaatsen van Hiensch grote hoeveelhe
den landbouwwerktuigen van de man,
die men eerst zo verguisd had. In 1851
was Van Brakell een beroemd en ge
vierd man geworden. Menige boer
ploegt nog steeds met de „Van Brakell-
ploeg" en het zou een waslijst worden
alle vindingen van deze man op te som
men: ploegen in vele modellen, eggen,
mestkarren, aardappelwalmachines, on-
kruidbestrijdingsmachines, etc. etc. etc.
Van werkelijk doorslaggevend belang
zijn vanzelf de voor zijn tijd unieke
landbouwmethodes, waaronder het ma
ken van mengmest, stalvoedering tot
zelfs in de zomer, telen op rijen, aanleg
gen van hakhoutwallen als windkering
en nog veel meer.
Van éven groot belang is zijn voor
beeld op maatschappelijk terrein. Hij
toonde tegenover de mens een humane
instelling, die men niet direct aanvaard
de. Op sociaal gebied was hij een éven
groot pionier als op agrarisch gebied.
De hardste grond kan men met de Van
Brakellploeg bewerken; het menselijke
hart toonde zich harder te zijn dan een
rots. Men vond het best dat die baron
in de bodem wroette, maar van zijn so
ciale bemoeiingen nam men niets over.
De rijken bij de rijken redeneerde men
en dat moest zo'n Hoog Welgeboren
Heer beter begrijpen dan wie ook.
De goede man ging zelfs nooit naar
de kerk. Zijn vriend een dominee
vroeg hem eens op de man af
waarom hij daar verstek liet gaan.
Het eerlijke antwoord was: „Ach,
mijn beste dominee, ik zou in de kerk
toch maar zitten denken waar ik nog
meer boompjes zou kunnen poten;
iedere omwonende kan u dat wel ver
tellen.
Deze uitspraak kwam er volgens de
baron op neer, dat men niet in de kerk
behoefde te „zitten" om christen van de
daad te zijn. Parallel met deze gedach-
tengang schuwde hij de „vooraanzit
ting" in de kerk en gemeente. Wel was
hij een trouw lid van de Ridderlijke
Duitsche Orde (Balye van Utrecht) en
dat lag dan weer in de lijn van daad
werkelijke hulp aan de mensheid.
De Duitsche Orde eerde hem in 1863
door deze verdienstelijke man tot Land
commandeur te benoemen. Een afbeel
ding van het na zijn overlijden ver
vaardigde portret hangt nu nog in de
gallerij van het Huis te Utrecht, een
energiek en degelijk man met vriende
lijke ogen. Ja, vooral vriendelijk! Hoe
vriendelijk ervoeren zijn mensen eerst
na zijn dood.
Waar de notaris zo van opgekeken
had werd 'nadien de mensen duidelijk
Zijn testament bleek bezwaard te zijn
met een fonds genaamd „Hulpbetoon
aan de arbeidende klasse in het buur
schap Meerten". Nu was het de beurt
aan die mensen om óh te roepen van
pure verbazing. Zij hadden een be
schermheer gehad wiens zorg verder
ging dan wat hij tijdens zijn leven kon
volbrengen.
Allereerst had hij vanzelf aan zijn ge
liefde echtgenote gedacht. Zolang die
leefde bleef zij vruchtgebruikster. Maar
deze allerliefste Vrouwe van Huize Den
Eng had er in toegestemd dat na haar
overlijden de wilsbeschikking van de
baron onverminderd van kracht zou
worden.
Hij was een groot mensenkenner ge
weest en had aan zyn begunstigden een
aantal voorwaarden nagelaten en daar
aan moesten de gegadigden prompt
kunnen voldoen. Hij had al bij zijn le
ven gruwelijk het land gehad aan anal
fabeten. Welnu, wie om de uitkerin
gen kwam moest vlot een willekeurig
hoofdstuk uit de Bijbel kunnen lezen.
Daarom bepaalde hij ook dat de school
te Ommeren uit het fonds in stand ge
houden moest worden. Wie „rechtheb
bende" was moest uitsluitend lidmaat
van de Hervormde Gemeente zijn. Wie
dan in de termen van de uitkering viel
op het slag van het overlijden van de
baron en diens nakomelingen waren de
begunstigden. Uiteraard alléén inwo
ners uit het buurschap Meerten! Wie
door erflating of door een gelukje „in
goede doen" kwam te verkeren viel au
tomatisch af. Voorts kwamen alle we
zen die door de diaconie van de Her
vormde Rerk te Lienden onderhouden
moesten worden in aanmerking voor een
extra uitkering. Om de bekostiging
daarvan regelmatig te laten plaatsvin
den was de Echteldsche Ramp (ca. 30
bunders land) aangewezen om uit de op
brengst deze onkosten te dekken.
Er was tijdens het leven van de ba
ron geen sprake van een wet die voor
zag in sociale voorzieningen. De land
arbeiders vooral hadden het veelal ont
stellend armoedig. De lange winter
moesten ze maar ze goed en zo kwaad
dat ging door zien te komen. Daar
kwam dan één man wat orde op zaken
stellen. Het betrof slechts een kleine ge
meenschap, maat wat een zegen bracht
De steen die het graf bedekt van het
echtpaar Van Brakell.
dit kloeke besluit in tientallen gezin
nen.
Het grote verschil tussen de grote
lotverbonden arbeiders in het gehele
land en die kleine gemeenschap van
Meerten lag daarin dat om sociale ge
rechtigheid te verkrijgen die grote groe
pen moesten vechten tegen de macht
van de kapitalisten dat daar. tussen
Ommeren en Lienden een kapitalist zijn
gehele bezit weg schonk aan arme
drommels.
Laten wij de som van dit sociale ge
beuren in zakformaat eens opmaken.
Zorg voor de ouden van dagen? Hij be
paalde dat iedere inwoner uit de buur-
Bij een bombardement in 1945 ging het
deftige buiten „Den Eng" bij Ommeren
ten gronde. Uit piëteit jegens de stichters
van het Meertense fonds werd in mo
derne stijl Huize „Den Eng" herbouwd.
Aan de voorzijde prijkt weer de oude
gevelversiering.
0 Géén deftig familiewapen maar
smeedijzeren attributen van de land
bouw sieren de gevel van Huize „Den
Eng".
schap die het niet bepaald rijk had zo
dra hij 60 jaar werd 14V2 roede puik
bouwland blijvend zou bezitten.
Einderbijslag? Arbeiders- of handwer
kersgezinnen met meer dan zes of meer
kinderen beneden 18 jaar kregen even
eens 14V» roede bouwland. Er waren in
beide gevallen enige bepalingen bij: er
moest jaarlijks op iedere 141/* roede
land drie wagenvrachten beste mest ge
bracht worden, men had te zorgen dat
het onkruid niet boven de z.g. hakvruch-
ten uitkwam en men moest alle prod uk -
ten op rijen geplant of gezaaid telen.
Alles dus zoals de baron dat gedurende
zijn leven zelf had laten doen.
Wij gaan verder: kraamgeld? Kraam -
vrouwen, mits wettig gehuwd, kregen
voor zeven gulden kindergoed.
Ziektewet of invaliditeitswet? Ieder
die ongeneeslijk ziek of invalide werd
of die reeds blijvend invalide was ont
ving één gulden per week en zo van het
uit te betalen jaarbedrag nog overbleef
werd dit gelijkelijk onder deze groep
verdeejd.
De uitkeringen golden zowel voor
mannen als vrouwen. Laten wij liever
zeggen: ze gelden er nóg voor en d*
uitkeringen zijn*naar de thans gelden
de normen opgetrokken.
Dat de baron de kerk geen kwaad hart
toedroeg bewijst de toevoeging dat iede
re begiftigde die belijdenis van het ge
reformeerde (is dus hervormde) geloof
deed voor vijf gulden ondergoed moest
ontvangen.
Nu hoor ik mompelen: „Wat beteken-
nen nou hélemaal zo'n paar centen".
Maar dan moet men dit eens omreke-
den nou hélemaal zo'n paar centen",
lonen wel 4050 maal zo hoog liggen
als toen. Rond 1900 verdiende zo'n boe
renarbeider een dikke rijksdaalder en
hoogstens drie gulden in de week.
Zo gezien vielen toen die Van Bra
kell uitkeringen heus mee. De tijd dat
je naar 't postkantoor moest om drie
gulden ouderdomspensioen van Rijkswe
ge in de week te halen ligt nog niet zo
lang achter ons. Helaas heeft men wel
eens hevig getwist over de rechtmatig
heid van zo'n uitkering.
Zij die dit gedaan hebben moesten
zich liever tot de dag van vandaag diep
schamen. Zo eert men de nagedachte
nis van zulk een dóór en dóór goed mens
ten enen male niet.
Dwars door het landgoed Den Eng
gaat de mooie provinciale weg. Veler,
weten niet eens dat vooraan in dit bos
een eilandje ligt dat omgeven is door
een kleine vijver temidden van hoog op
gaand bos. En op dat eilandje ligt het
graf van de baron en de barones.'
Ook werd daar begraven zijn trouwe
hond. Romt men daar eens langs, stap
dan even uit de auto en loop naar die
plek in het bos. Neem dan eerbiedig
uw hoed af want hier liggen goede mer. -
sen begraven, mensen die wat voor an
deren voelden en dit ook met de daad
toonden. Hier ligt dan de man die als
een ijsbreker het harde materialisme
van zijn dagen kraakte en een vriend
werd van doodgewone, arme mensen
Adriaan R de Kleuver.