DEZE WEEK: nader beschouwd De staatssecretaris schreef een brief universiteit ZOND-5 EN HET AFTREDEN VAN JAMES E. WEBB een dubbele onderbouw Groningens rector-magnificus wil ook voor t hoger onderwijs een „mammoet* Lreet aan de Onze militaire medewerker schrijft 1 1 1 Schets voor de Structuur van de KONINKLIJKE LANDMACHT Groningen als worbeeld *3- Student en bestuursvorm X Op 19 september jl. heeft de staatssecretaris van Defensie voor de Koninklijke Landmacht, Zijne Excellentie J. C. E. Haex, een brief geschreven aan een deel van het beroepspersoneel. In de laatste alinea van deze brief verzoekt de staats secretaris om de inhoud te willen bespreken met al het onderhebbende beroeps- en burgerpersoneel. In de brief wordt namelijk getracht een visie te geven op de toekomstige structuur van onze landmacht en daarmee zal een aanzienlijke beper king aan personeel zijn gemoeid. Vandaar dit verzoek. Omdat het hier een be langrijke zaak betreft waarbij velen uit onze lezerskring zijn betrokken, hebben wij onze militaire medewerker gevraagd de betekenis van dit reorganisatieplan uiteen te zetten en waar nodig van commentaar te voorzien. Daarom is ditmaal de commentaarkolom aan hem ter beschikking gesteld. Uet Initiatief van staatssecretaris Haex heeft volkomen terecht een goede pers gehad en is niet minder terecht aan sommigen in het bedrijfsleven ten voor beeld gesteld als het gaat over tijdig infor meren van personeel bij gedwongen afvloei ingen. Toch iit er een kleine voorgeschie denis aan vast. Al op 5 juli 1968 verscheen in De Telegraaf een vraaggesprek met de staatssecretaris met als kop „Pijnloze ope ratie". In dit interview werden ingrijpende veranderingen aangekondigd: duizend of ficieren en drieduizend onderofficieren, die in de komende jaren de 55-jarige leeftijd sullen bereiken, zullen de dienst gaan ver- laten „de grootste aderlating ooit door de legertop ondergaan". Verder werd in dit vraaggesprek gesproken over scheiding tus sen beleid en uitvoering en tussen nationa le en internationale verantwoordelijkhe den. Een week vóór deze publikatie waren de voorzitters van de officiers- en onderoffi ciersverenigingen mét hun vertegenwoordi gers in het Militaire Georganiseerd Over leg, bij de staatssecretaris uitgenodigd. Bij deze bespreking werd de alom bekende en gesignaleerde noodzaak tot beperking der exploitatiekosten, voornamelijk door ver dere bezuiniging op het personeelsbestand, besproken. De inhoud van dit gesprek dien de op verzoek van de staatssecretaris ge heim te worden gehouden om onrust onder het personeel te voorkomen. Een tweede vergadering zou worden gehouden op 5 juli uitgerekend de dag waarp het Tele graaf interview verscheen. Een „pijnlijk ge troffen" vergadering was er het gevolg van! Tn het bewuste vraaggesprek stond ove- rigens voor wat de afvloeiing van offi cieren en onderofficieren betreft niet veel opzienbarends of verontrustends. Het was immers al enige tijd bekend dat het be roepspersoneel van de landmacht in de toekomst op 55-jarige leeftijd op wacht geld zou gaan in afwachting van het pen sioen. Ook was bekend dat deze „normale" afvloeiing zal culmineren in het begin der zeventiger jaren. De prognose van de defen sienota spreekt van 1000 officieren en 3000 onderofficieren. De kop „Pijnloze operatie" was dan ook zeker op haar plaats. De brief van de staatssecretaris van 19 september gaat echter verder. Daarin wordt opgemerkt dat de organisatievorm dient te worden aangepast aan deze in de toekomst sterk uit te dunnen top. Hiervoor is een her structurering van de Koninklijke Land macht nodig. Een eenvoudiger, qua man kracht goedkoper, meer efficiënte opzet dus, waarover nu al gestudeerd wordt. Dat is vanzelfsprekend maar dan komt het: deze herstructurering zal waarschijnlijk vóór het midden der zeventiger jaren wor den doorgevoerd. „Zodat", zegt de staats secretaris. „er rekening mee moet worden gehouden dat er personeel overcompleet komt, zowel militairen als burgerambtena ren." Gelukkig stelt hij dan dat in feite de gehele herstructurering staat of valt met •en verantwoorde oplossing van het perso- neelsaspect, maar even verder in de brief staat dan weer dat een vrijwillige dienst- verlating vóór het 55e levensjaar kan bij dragen tot vermindering van het perso neelsbestand en van de financiële proble men. Daarbij kan geen sprake zijn van de zogenaamde „gouden handdruk", want het doel van deze herstructurering is immers juist vermindering van exploitatiekosten. Met dergelijke uitspraken wordt het alles dan toch weer 'n denkertje. Er moeten men sen uit maar in verband met het gestelde doel mag dat geen geld kosten. Is het ver wonderlijk dat er ook onder hen die dit le zen mensen zijn die zich zorgen gaan ma ken? Zij vragen zich af of de door iedereen noodzakelijk geachte bezuinigingen zullen worden afgewenteld op het vrijwillig die nende personeel! "Y^ervolgens de herstructurering zelf. Het bijgevoegde schema kan, zoals de staatssecretaris zelf zegt, nog slechts een vage indruk geven, aangezien de plannen nog slechts in de allereerste fase van onder zoek en studie verkeren en definitieve be slissingen nog niet zijn genomen, laat staan dat er sprake is wan een begin van uitvoe ring. Men zou zich kunnen afvragen wat de zin van een dergelijke vroege publika tie dan kan zijn, ware het niet dat een goede en vooral tijdige informatie altijd be- ingrijk is. Bezien we nu het schema aan de hand van de doelstellingen, waarop de herstruc turering zich richt, namelijk: gescheiden constituerende en dirige rende leiding; gescheiden nationale en internationale verantwoordelijkheden snelle en soepele overgang van vredes- op oorlogsorganisatie; toepassing van alle moderne wapen- technische, tactische en administratie ve ontwikkelingen (waaronder automa tisering) dan zouden volgens de brief van de staats secretaris de volgende kenmerken naar vo ren moeten komen: functiescheiding van de Chef Generale Staf en Bevelhebber Landstrijdkrach ten; scheiding tussen Nationale Comman dant en Commandant Eerste Leger korps; functionele verbijzondering onder de topleiding in Directoraten; afstemming van hiërarchisch niveau en betrokkenheid bij de uitvoering (con stituerende leiding aan de top, dirige rende leiding bij de Directoraten, uit voerende leiding aan de voet). Ik hoop niet dat iemand aan mij zal vra gen die laatste twee punten bijvoorbeeld eens nader uit te leggen het is me name lijk beslist niet duidelijk. Overal hoort men dan ook in dit opzicht vragen vragen die wel móéten rijzen bij hen die niet bij deze planning betrokken zijn. Vragen van andere aard zijn: Zijn de Inspecteur Generaal Konink lijke Landmacht (Prins Bernhard), de staatssecretaris Koninklijke Landmacht en de Plaatsvervangend Secretaris Generaal één niveau en de Opperofficier Personeel, de Chef van de Generale Staf en de Kwar tiermeester Generaal het volgende (lagere) niveau of vallen alle vijf organisaties onder één hoofd: de Staatssecretaris Koninklijke Landmacht? Aangezien de Inspecteur Generaal geen werkelijke militair deskundige is, de Plaatsvervangend Secretaris Generaal een burgerambtenaar en de Staatssecretaris zelf een politieke figuur, die geenszins van militairen huize behoeft te zijn, kan men de vraag stellen of hier nog sprake is van een militaire beslissingsinstantie. Politiek en financieel haalbare of economisch na tionaal gebonden argumenten zullen mis schien de werkelijk militaire behoeften en eisen vertroebelen. Is het juist de Inspecteur Generaal (Prins Bernhard dus) als (een deel van) een constituerend orgaan te bezien? Als de constituerende (lees politieke) leiding zoveel meer te zeggen gaat krij gen ten koste van de figuur Chef van de Generale Staf tevens Bevelhebber Land strijdkrachten (met andere woorden als het uitvoerend orgaan rechtstreeks onder bevel komt van de politieke leiding), moet de Staatssecretaris Koninklijke Landmacht haast wel vanzelfsprekend een zeer ervaren en bijzonder veelzijdig beroepsmilitair zijn. Waar is in het schema nu de afge scheiden functie Bevelhebber Land strijdkrachten gebleven? Hoe groot is bij benadering het bedrag dat men denkt op de exploitatiekosten te kunnen besparen door deze herstruc turering? Allemaal vragen waarop men als buiten staander nog geen antwoord kan geven. Eén belangrijke vraag, waarover de brief uiteraard niets zegt of kan zeggen is: „Gaat de Koninklijke Luchtmacht en de Konink lijke Marine ook herstructureren?" Immers er kan maar één gezond beginsel bij bezui niging en verbetering van de organisatie en werkwijze zijn: éénhoofdige en gelijktijdige aanpak van het gehele defensieapparaat, ministerie, marine, land- en luchtmacht, ge richt op een optimale efficiëntie, zonder kostbare doublures of nog erger. Als een eigenaar van vier verouderde huizen-onder - één-kap besluit de huizen te moderniseren zal hy één architect kiezen en én aanne mer die voor hem het geheel zo efficiënt mogelijk moderniseert. Deze eigenaar zal beslist en terecht bezwaar maken als iedere bewoner met zijn eigen architect en eigen aannemer aan het werk wil gaan om dan later van leder de rekening gepresenteerd te krijgen. De mening dat de Sovjet-Unie in de ruim tevaart wed ij ver opnieuw 'n flinke voor sprong heeft genomen, blijft geheel voor re kening van de tweemannen die haar hebben geuit: de Brit Sir Bernard Lovell en de Duit ser dr. Heinz Kaminski. En geheel voor re kening van niet met name genoemde weste lijke diplomaten en andere waarnemers in Moskou blijft de opvatting dat de behouden terugkeer van de ruimtesonde Zond-5 op aarde na een tocht door de wereldruimte achter de maan om een Russische primeur was. Wat is de betekenis van een behouden te rugkeer na zo'n verre tocht? Dat het terug gekeerde ruimteschip bestand is gebleken te gen de titanische krachten die optreden, wan neer het zich door de dampkring boort met een snelheid van ongeveer 11,2 kilometer per seconde of zoals het Russische persbureau Tass het uitdrukte, met de „tweede kosmische snelheid". Die razende vaart is zo'n 40.000 kilometer per uur. Indien het ruimteschip niet in de dampkring terugkeert in precies de goede stand en niet onder een invalshoek die bitter weinig speling laat, verbrandt het als een vallende ster of wordt het, in het andere on gunstige geval, in een geheel andere baan ge slingerd, diep de wereldruimte in. Zo'n terugkeer naar de aarde, met een snel heid van 40.000 kilometer per uur, betekent dus dat wat dat betreft er geen problemen meer zijn voor ruimtevaarders die een reis naar de maan willen maken en op behouden terugkeer rekenen. Om die snelheid van 40.000 kilometer gaat het, niet om de vraag of die snelheid werd bereikt na een tocht achter de maan om. Wie die technische prestatie het eerst heeft geleverd heeft zich in de zogehe ten wedloop naar de maan een voorsprong verschaft. ïn de eerste opwinding na het nieuws over de terugkeer van de Zond-5 schijnen er nauwelijks commentatoren te zijn geweest, die er bij stil hebben gestaan, dat die technische prestatie voor het einde van het vorige jaar al was geleverd. Die prestatie is geboekstaafd in het 145 bladzijden tellende jaarrapport van de Amerikaanse regering aan het Congres over luchtvaart- en ruimtevaartactiviteiten in 1967. De prestatie staat daarin geboekstaafd als Amerikaanse ruimtevaartprimeur. Letter lijk staat er in het Engels: „First demonstra tion of an APOLLO spacecraft re-entering the Earth's atmosphere at the speed of a space craft returning from a mission to the moon". Of in het Nederlands: „Eerste demonstratie van de terugkeer van een ruimteschip van het type APOLLO in de aardse dampkring met de snelheid van een ruimteschip dat te rugkeert van een tocht naar de maan". Op 10 november van het vorige jaar heeft het nieuws over die prestatie in de meeste kranten in het westen gestaan en aller com mentaar was toen dat de Verenigde Staten met die prestatie 'n ontstellende voorsprong, voor al op technisch gebied, op de rest van de wereld hadden gedemonstreerd. De betekenis van dat nieuws is toen ken nelijk zo weinig doorgedrongen tot Sir Ber nard Lovell, dr. Heinz Kaminski en zovele anderen voor wie een Russische voorsprong op de Amerikanen de wens blijft die vader van hun gedachten is, dat zij zich er verle den week niets meer van herinnerden. En dat in weerwil van het feit, dat toen voor minist. van defensie jnsp. generaal staatss ecr.v. defensie pl.v.secretaris SACeUQ 1 afcent 7 navo kon.landm. kon. landmacht generaal opperofficier chef generale staf kwartiermeest. northa6j personeel generaal 1 r directoraat 0r6anisatie/ operatien opleiding/ inlichtingen veiligheid directoraat personeel I directoraat logistiek materiele verz0rgin6j directoraat (financiën en aoministratie) nationale commandant territorials organisatie uitvoerende organen en commando^ commandant 1LK - - (vorthag (navo; de Amerikanen de weg naar de maan ge- effend scheen. De zware tegenslag het ver ongelukken van drie astronauten op Cape Kennedy die bijna een jaar eerder de Verenigde Staten had getroffen, was toen ge heel overwonnen. W/ij mogen Lovell en Kaminski, die als voornaamste instrument een radiotele scoop hebben en dus in de eerste plaats de radio-astronomie beoefenen, nog iets anders verwijten dan gewone menselijke vergeetach tigheid. En dat is een sterk opvallende acti viteit in het suggereren van eventueel op handen zijnde Russische ruimtevaartsensaties. In de afgelopen jaren hebben zij, telkens wanneer er een Russische kunstmaan werd gelanceerd die tot dergelijke gissingen aan leiding zou kunnen geven, hun veronderstel lingen de wereld in geslingerd, hun gereser veerdheid als mannen van de wetenschap veronachtzamend. En telkeps wanneer er niets van die gissingen uitkwam wasten zij hun handen in onschuld. Dr. Kaminski is ijveriger geweest in dit „spel der gissingen" dan Sir Bernard Lovell. In de jaren toen mede onder invloed van dat spel de leden van het Amerikaanse Con gres zich lieten verleiden tot het aanvaarden van steeds hogere uitgaven voor ruimtevaart projecten ging het in Washington om het zo snel mogelijk inhalen van een achterstand op de Sovjet-Unie. Het spel der gissingen viel toen in Washington in goede aarde. Dat is nu niet meer zo, omdat de uitgaven van de Amerikaanse rijksdienst voor luchtvaart en ruimtevaart (NASA) sterk dalende zijn en het Congres er nu niets voor voelt ze ook maar iets te verhogen. In de jaren van de stijgende uitgaven van de NASA was er voor de radiotelescoop van Sir Bernard Lovell, Jodrell Bank in Engeland en die van dr. Kaminski, bij het Westduitse Bochum, heel vaak werk te doen, op verzoek van NASA. En NASA betaalde daarvoor zeer goed. Met dergelijke opdrachten is NASA nu niet scheutig meer en dus derven de radiote lescopen van Jodrell Bank en Bochum in komsten. Wij kunnen ons voorstellen dat Sir Bernard Lovell en dr. Kaminski graag zou den zien dat de Amerikaans-Russische „ruim tevaartwedloop" weer als vanouds op volle toeren ging draaien. Misschien hebben zij daarom onlangs het „spel der gissingen" her vat. ^7ij zijn overigens niet de enigen die dat spelen. Het was jarenlang ook in de Verenigde Staten een geliefd spel. Een ware grootmeester daarin was en is James E. Webb, de binnenkort aftredende direc teur van NASA. Hij noemde dezer dagen de terugkeer van de Zond-5 naar de aarde, „het meest volledige bewijs van volledige beheer sing van de ruimte dat tot nu toe door een land is geleverd". Toen Webb, dat zei praatte hij aantoonbaar tegen beter weten in. Het was hem bekend dat dr. George E. Mueller, onderdirecteur voor bemande ruimtevaart van NASA, op 8 februari van dit jaar, in een hearing van de ruimtevaartcommissie uit het Huis van Afge vaardigden had gezegd, dat een onbemande Apollo op 9 november 1967 als eerste door de dampkring was teruggekeerd met de snel heid van een ruimteschip op retourvlucht van de maan. Die verklaring van dr. Mueller staat op bladzijde 241 van deel één van de gedrukte tekst van die hearing. In die zelfde hearing betrapte het commis sielid Richard L. Roudebush directeur Webb op een leugen die hij had gebruikt om het spel der gissingen weer op gang te brengen. Roudebush vroeg Webb of hij het met zijn mededeling aan de commissie, dat de grote Russische lanceerraketten de Amerikaanse overtroffen, wel bij het rechte eind had ge had. De vraag werd terecht gesteld, want in een rapport van het Witte Huis aan het Congres was met gepaste trots de Saturn-5 's werelds machtigste raket genoemd. Webb gaf geen rechtstreeks antwoord op de vraag, maar zei dat hij er zeker van was dat de Sovjet-Unie bezig was aan een reus achtige raket die de Saturn-5 zou overtref fen. Daarop volgde een kort dialoogje: Roudebush: Mijnheer Webb, hebben de Russen een raket gelanceerd die even groot is als de Saturn-5? Webb: Nee, mijnheer, zij hebben geen ra ket gelanceerd die even groot is als de Sa- turn-5. Webbs „spel der gissingen" was in het Huis van Afgevaardigden doorzien en ontmaskerd. T\e laatste dagen is hij er weer welgemoed aan begonnen wetend dat maar zeer wei nig mensen van die ontmaskering in het Huis van Afgevaardigden weet hebben gekregen. Op 16 september, bijna een week voor het nieuws over de terugkeer van de Zond-5 naar de aarde, deelde hij in een persconfe rentie in Washington mede dat de Verenigde Staten in de ruimtevaartwedloop met de Sov jet-Unie op de tweede plaats stonden en dat NASA in Washington terecht was gekomen in de hoek waar de bezuinigingsslagen vallen na verhoging van de uitgaven voor de strijd in Viëtnam en' voor allerlei sociale verbeterin gen. Zeer velen van Webbs ondergeschikten speelden zijn spel niet meer mee. Zelfs dr. Wernher von Braun niet die er altijd ook zeer bedreven in was. Misschien besloot Webb daarom onlangs zijn ontslag in te dienen. Zijn verzoek om ontslag werd aanvaard. Washing ton is van zijn „spel der gissingen" niet ge diend. ..Tiet universitaire onderwijs in ons land loopt muurvast als het zo daargaat". Dat is de stellige overtuiging van de rector-magnificus van de Rijksuniversiteit in Groningen, de psycholoog prof. dr. J. Th. Snijders. Hij heeft 'n mogelijke oplossing voor de grootste moeilijkheden geconstrueerd. „Is 't wel zo nodig om er universi teiten bij te bouwen als er steeds meer studenten komen", vraagt hij zich af. „Het is zaak zich te bezinnen op de nieuwe richtingen, die het hoger onderwijs kan in slaan." „Nieuwe universiteiten vergen grot» investeringen en bovendien ontbreekt de mankracht. Daarom geloof ik dat het onmogelijk is om er nog een universiteit bij te bouwen. We kunnen beter zorgen, dat de bestaande universiteiten goed wor den geëquipeerd". „Toch is het noodzakelijk tot spreiding over te gaan, maar die zou dan vooral de onderbouw van de universiteiten moeten betreffen. Die onder bouw moet het grootste aantal studenten opvangen en is in verhouding het minst kostbaar". Wat professor Snijders voor ogen zweeft is een universiteit met een dubbele onder bouw: één die op twee poten staat, waarbij die poten best dertig tot vijftig kilome ter uit elkaar mogen staan. Daaraan gekoppeld zouden kunnen worden verschillen de afstudeerniveaus, zodat de student in één van de poten bijvoorbeeld zijn bacca laureaat kan halen. Wil hij verder studeren dan moet hij uit de poot klimmen. Hij kan dan bij de universiteit terecht. Die universiteit zelf kan zich in deze opzet trou wens ook beter concentreren op het echte wetenschappelijke werk. Een universiteit op twee poten biedt tege lijkertijd de unieke mogelijkheid om een re latie met alle soorten hoger beroepsonder wijs te leggen: met de h.t.s., met de acade mie voor lichamelijke opvoeding, met de kunstacademie, met de academie voor so ciaal en cultureel werk, ga maar door. „Die verbinding is heel goed mogelijk", aldus professor Snijders. „Het moet toch kunnen: een opleiding tot het baccalau reaat, waarbij de meestertitel die nu alleen aan juristen is voorbehouden, ook moet kunnen worden gehaald in vakken als so ciologie en sociaal werk. In aansluiting daarop is het mogelijk aan de universiteit door te gaan voor bijvoorbeeld doctor In de sociologie." „We moeten met het hoger onderwijs naar nieuwe creatieve varianten toe. Als we zo doorgaan lopen we vast. De Mam moetwet heeft het middelbaar onderwijs geregeld. Nu moet er een soort mammoet voor het hoger onderwijs komen." Volgens de Groningse rector-magnificus zou zijn universiteitop-poten best zijn in te pas sen in het bestaande bestuurlijke en onder wijskundige verband. Maar evengoed kan men denken aan een bestuurscorporatie, ze ker als de poten inderdaad vijftig kilome ter uit elkaar zouden komen te staan. Er zijn ln Nederland verschillende pun ten op te noemen, waar voldoende vormen van hoger onderwijs voorkomen om er twee poten van een universiteit in de buurt mee te vullen. Professor Snijders beseft dat er grote problemen moeten worden opgeruimd vóór zijn idee zou kunnen worden uitge voerd, maar voor hem is het heel duidelijk dat de universiteit de weg naar de toe komst alleen kan inslaan op twee poten. Op één poot hinkt men nu eenmaal! De rector-magnificus heeft zijn Ideeën niet voor een bepaald gebied uitgewerkt en hij blijft daarover een beetje in het vage. Maar de combinatie Groningen-Leeuwar- den of Groningen-Assen ligt voor het opra pen. Het aantal studenten in Groningen baart ieder jaar grotere zorgen. Wanneer er, naast de universiteit zelf, één poot ln Groningen komt en de andere in Leeuwarden of Assen, zou dat betekenen dat het hoger onderwijs in het noorden unieke kansen krijgt. Uit voering van het idee van professor Snijders zou een schitterende verbetering van infra structuur en leefklimaat betekenen voor de Friese of Drentse hoofdstad. Als de plannen zouden doorgaan zou de Groningse uni versiteit opnieuw bewijzen de beweeglijkste universiteit van ons land te zijn, waar in grijpende beslissingen worden genomen en waar indrukwekkende initiatieven in ver schillende faculteiten zijn ontplooid. De Groningse universiteit groeit snel. In 1924-'25 werden voor het eerst duizend stu denten ingeschreven. Daar had men drie honderd jaar over gedaan. In 1950-'51 lieten zich tweeduizend studenten inschrijven er voor het nu juist begonnen studiejaar meld den zich er ongeveer 9500. Het aantal faculteiten steeg van vier tot zeven. Sinds 1947 is het aantal zelfstandige studierichtingen in Groningen praktisch ver dubbeld. Het zijn er nu zestig en daar zijn de tientallen doctoraalvarianten nog niet eens bij gerekend. De universiteit telt nu 250 hoogleraren en lectoren, een wetenschappelijke staf van achthonderd man en 2500 man personeel. Het is een van de grootste „bedrijven" van het noorden. In de laatste twintig jaar van bijzonder snelle groei zijn drie jaartallen aan te wij zen, waartussen telkens toevallig tien jaar liggen, drie perioden waarin belangrijke ini tiatieven werden ontplooid. In 1948 werden economie en tandheel kunde ingebouwd. In 1958 werden de technische studie richtingen en m.o.-opleidingen aan de uni versitaire opleidingen verbonden. In 1968 kwam het medische curiculun tot stand, dat verder gaat dan dat van wel ke universiteit in ons land ook. Waarschijnlijk wordt 1968 ook het jaa van de verdere uitbreiding van de affiliatie gedachte, de gedachte dus om medische stu denten praktisch te laten studeren ook ir niet-academlsche ziekenhuizen. Tot nu to< gebeurt dat behalve in het „eigen" Acade misch Ziekenhuis ook in Assen en Dever ter. De groei van het aantal medische studen ten (dit jaar moeten er colleges voor zeshon derd eerstejaars tegelijk worden gegeven) maakt het noodzakelijk meer ziekenhuizen te bewegen tot affiliatie. Daarover wordt op het ogenblik druk overleg gepleegd met verschillende ziekenhuisbesturen in een straal van een kilometer of vijftig om Groningen. Is de Rijksuniversiteit in Groningen in derdaad de beweeglijkste, de snelstgroei- ende academie van ons land? Rector- magnificus prof. Snijders moet er om glimlachen. „Ach", zegt hij, „de universiteit. Je moet eigenlijk altijd spreken van faculteiten, die iets doen. En daar zijn er inderdaad onder, die heel geconcentreerd met bepaalde zake bezig zijn." Professor Snijders wordt door veel stu denten in Groningen op de handen gedra gen vanwege zijn progressieve ideeën en zijn onverbloemde instemming met de maatschappelijke geëngageerdheid van de moderne student. In zijn rede ter gelegenheid van de ope ning van het academisch jaar besteedde hij daar alle aandacht aan. Zelf vader van stu derende kinderen, wordt hij voortdurend van beide kanten geconfronteerd met de problemen van de universiteit in het alge- gemeen. Is Groningen niet een beetje buiten de storm gebleven, die zoals u in uw rede zei, het afgelopen jaar ln de uni versiteiten heeft gewoed? Als u storm bedoelt in de zin van her rie: Ja. Maar allerhande vragen zijn toch ook hier acuut en heftig aan de orde ge steld. Daar is intern uitvoerig over gedis cussieerd. Nu is het noodzakelijk dat die discussies vruchten afwerpen. Een van de punten van discus sie is de bestuursvorm van de univer siteiten. Is het nog w«I mogelijk om de functie van rector-magnificus twee jaar lang te combineren met het eigen wetenschappelijk werk? Het rectoraat is in feite een volle dag taak. Ik heb daarnaast maar een paar col leges kunnen geven en een paar promoties kunnen doen. Maar het is een offer dat je brengt en het hangt er mede van af hoe belangrijk je het vindt dat de wetenschaps mensen ook bestuurlijk bij de universiteit betrokken zijn." Prof. Snijders gelooft niet in de figuur van een universiteitsdirecteur, maar vindt het wel gezond dat mensen van buiten de universiteit in het bestuur vertegenwoor digd zijn, mits de wetenschap steeds duide lijk vertegenwoordigd blijft. Moeten ook de studenten worden opgenomen in he«t bestuur van de uni versiteit? - Je hebt besturen op verschillende ni- eaus. Ik acht het nodig dat de studenten op elk van de niveaus kunnen meespreken, maar niet in elk college op dezelfde ma nier. Hoe? Dat is een zaak van overleg en experiment. Ik zou graag zien dat de be reidheid werd getoond om een voorlopig# vorm te creëren, gewoon om eens te kijken hoe het gaat. Men is nu met studieraden begonnen. Dat gaat soms goed. soms ook niet. Je hoort wel eens de opmerking: Als we met die studenten beginnen, kunnen w# nooit meer terug. Dat hoeft ook niet. Het zou misschien alleen anders moeten als het niet goed gaat. Wel vind ik het onjuist om studenten in het hoogste bestuursniveau, het curatorium, te zetten. Wanneer dat college aan de top wordt vervangen door een dagelijks be stuur, dan weet ik het niet. Maar dan als stemhebbers. Het lidmaatschap van zo'n da gelijks bestuur is echter een dagtaak en j« kunt van studenten niet verwachten dat ze hun studie er voor aan de kant zetten. Voor dat dagelijks bestuur zou je weten schapsmensen moeten nemen, die zich daar geheel mee gaan bezighouden." Hoe strik je die? - Ze zijn volgens mij altijd te vinden. Ür zijn altijd wel wetenschapsmensen, die ia een paar jaar wetenschappelijk werk geboeid worden door het bestuurlijke. De grote vraag is: is het zitting hebben ti het dagelijks bestuur van een universi teit een tijdelijke of een blijvende baan? 'ersoonlijk voel ik dan voor een zittings- ?rmijn van zes jaar, waarna de man even tueel opnieuw moet kunnen worden aange- teld. Na die zes jaar kan hij trouwens ook erug in het wetenschappelijk bedrijf. Daar al hij waarschijnlijk een andere taak krij gen. Of hij gaat de industrie in. Er moeten in ieder geval zekere garanties zijn, dat hij niet na zes jaar op straat komt te staan. Garan.ies. zoals ze er ook zijn voor minis ters en burgemeesters.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 12