DEZE WEEK: nader beschouwd
De staatssecretaris
schreef een brief
universiteit
ZOND-5 EN HET
AFTREDEN VAN
JAMES E. WEBB
een dubbele
onderbouw
Groningens rector-magnificus wil ook
voor t hoger onderwijs een „mammoet* Lreet aan de
Onze militaire
medewerker schrijft
1
1 1
Schets voor de Structuur van de
KONINKLIJKE LANDMACHT
Groningen als
worbeeld
*3- Student en
bestuursvorm
X
Op 19 september jl. heeft de staatssecretaris van Defensie voor de Koninklijke
Landmacht, Zijne Excellentie J. C. E. Haex, een brief geschreven aan een deel
van het beroepspersoneel. In de laatste alinea van deze brief verzoekt de staats
secretaris om de inhoud te willen bespreken met al het onderhebbende beroeps-
en burgerpersoneel. In de brief wordt namelijk getracht een visie te geven op de
toekomstige structuur van onze landmacht en daarmee zal een aanzienlijke beper
king aan personeel zijn gemoeid. Vandaar dit verzoek. Omdat het hier een be
langrijke zaak betreft waarbij velen uit onze lezerskring zijn betrokken, hebben
wij onze militaire medewerker gevraagd de betekenis van dit reorganisatieplan
uiteen te zetten en waar nodig van commentaar te voorzien. Daarom is ditmaal de
commentaarkolom aan hem ter beschikking gesteld.
Uet Initiatief van staatssecretaris Haex
heeft volkomen terecht een goede
pers gehad en is niet minder terecht aan
sommigen in het bedrijfsleven ten voor
beeld gesteld als het gaat over tijdig infor
meren van personeel bij gedwongen afvloei
ingen. Toch iit er een kleine voorgeschie
denis aan vast. Al op 5 juli 1968 verscheen
in De Telegraaf een vraaggesprek met de
staatssecretaris met als kop „Pijnloze ope
ratie". In dit interview werden ingrijpende
veranderingen aangekondigd: duizend of
ficieren en drieduizend onderofficieren, die
in de komende jaren de 55-jarige leeftijd
sullen bereiken, zullen de dienst gaan ver-
laten „de grootste aderlating ooit door
de legertop ondergaan". Verder werd in dit
vraaggesprek gesproken over scheiding tus
sen beleid en uitvoering en tussen nationa
le en internationale verantwoordelijkhe
den.
Een week vóór deze publikatie waren de
voorzitters van de officiers- en onderoffi
ciersverenigingen mét hun vertegenwoordi
gers in het Militaire Georganiseerd Over
leg, bij de staatssecretaris uitgenodigd. Bij
deze bespreking werd de alom bekende en
gesignaleerde noodzaak tot beperking der
exploitatiekosten, voornamelijk door ver
dere bezuiniging op het personeelsbestand,
besproken. De inhoud van dit gesprek dien
de op verzoek van de staatssecretaris ge
heim te worden gehouden om onrust onder
het personeel te voorkomen. Een tweede
vergadering zou worden gehouden op 5 juli
uitgerekend de dag waarp het Tele
graaf interview verscheen. Een „pijnlijk ge
troffen" vergadering was er het gevolg
van!
Tn het bewuste vraaggesprek stond ove-
rigens voor wat de afvloeiing van offi
cieren en onderofficieren betreft niet veel
opzienbarends of verontrustends. Het was
immers al enige tijd bekend dat het be
roepspersoneel van de landmacht in de
toekomst op 55-jarige leeftijd op wacht
geld zou gaan in afwachting van het pen
sioen. Ook was bekend dat deze „normale"
afvloeiing zal culmineren in het begin der
zeventiger jaren. De prognose van de defen
sienota spreekt van 1000 officieren en 3000
onderofficieren. De kop „Pijnloze operatie"
was dan ook zeker op haar plaats.
De brief van de staatssecretaris van 19
september gaat echter verder. Daarin wordt
opgemerkt dat de organisatievorm dient te
worden aangepast aan deze in de toekomst
sterk uit te dunnen top. Hiervoor is een her
structurering van de Koninklijke Land
macht nodig. Een eenvoudiger, qua man
kracht goedkoper, meer efficiënte opzet dus,
waarover nu al gestudeerd wordt. Dat is
vanzelfsprekend maar dan komt het:
deze herstructurering zal waarschijnlijk
vóór het midden der zeventiger jaren wor
den doorgevoerd. „Zodat", zegt de staats
secretaris. „er rekening mee moet worden
gehouden dat er personeel overcompleet
komt, zowel militairen als burgerambtena
ren." Gelukkig stelt hij dan dat in feite de
gehele herstructurering staat of valt met
•en verantwoorde oplossing van het perso-
neelsaspect, maar even verder in de brief
staat dan weer dat een vrijwillige dienst-
verlating vóór het 55e levensjaar kan bij
dragen tot vermindering van het perso
neelsbestand en van de financiële proble
men. Daarbij kan geen sprake zijn van de
zogenaamde „gouden handdruk", want het
doel van deze herstructurering is immers
juist vermindering van exploitatiekosten.
Met dergelijke uitspraken wordt het alles
dan toch weer 'n denkertje. Er moeten men
sen uit maar in verband met het gestelde
doel mag dat geen geld kosten. Is het ver
wonderlijk dat er ook onder hen die dit le
zen mensen zijn die zich zorgen gaan ma
ken? Zij vragen zich af of de door iedereen
noodzakelijk geachte bezuinigingen zullen
worden afgewenteld op het vrijwillig die
nende personeel!
"Y^ervolgens de herstructurering zelf. Het
bijgevoegde schema kan, zoals de
staatssecretaris zelf zegt, nog slechts een
vage indruk geven, aangezien de plannen
nog slechts in de allereerste fase van onder
zoek en studie verkeren en definitieve be
slissingen nog niet zijn genomen, laat staan
dat er sprake is wan een begin van uitvoe
ring. Men zou zich kunnen afvragen wat
de zin van een dergelijke vroege publika
tie dan kan zijn, ware het niet dat een
goede en vooral tijdige informatie altijd be-
ingrijk is.
Bezien we nu het schema aan de hand
van de doelstellingen, waarop de herstruc
turering zich richt, namelijk:
gescheiden constituerende en dirige
rende leiding;
gescheiden nationale en internationale
verantwoordelijkheden
snelle en soepele overgang van vredes-
op oorlogsorganisatie;
toepassing van alle moderne wapen-
technische, tactische en administratie
ve ontwikkelingen (waaronder automa
tisering)
dan zouden volgens de brief van de staats
secretaris de volgende kenmerken naar vo
ren moeten komen:
functiescheiding van de Chef Generale
Staf en Bevelhebber Landstrijdkrach
ten;
scheiding tussen Nationale Comman
dant en Commandant Eerste Leger
korps;
functionele verbijzondering onder de
topleiding in Directoraten;
afstemming van hiërarchisch niveau en
betrokkenheid bij de uitvoering (con
stituerende leiding aan de top, dirige
rende leiding bij de Directoraten, uit
voerende leiding aan de voet).
Ik hoop niet dat iemand aan mij zal vra
gen die laatste twee punten bijvoorbeeld
eens nader uit te leggen het is me name
lijk beslist niet duidelijk. Overal hoort men
dan ook in dit opzicht vragen vragen die
wel móéten rijzen bij hen die niet bij deze
planning betrokken zijn.
Vragen van andere aard zijn:
Zijn de Inspecteur Generaal Konink
lijke Landmacht (Prins Bernhard), de
staatssecretaris Koninklijke Landmacht en
de Plaatsvervangend Secretaris Generaal
één niveau en de Opperofficier Personeel,
de Chef van de Generale Staf en de Kwar
tiermeester Generaal het volgende (lagere)
niveau of vallen alle vijf organisaties onder
één hoofd: de Staatssecretaris Koninklijke
Landmacht?
Aangezien de Inspecteur Generaal geen
werkelijke militair deskundige is, de
Plaatsvervangend Secretaris Generaal een
burgerambtenaar en de Staatssecretaris
zelf een politieke figuur, die geenszins van
militairen huize behoeft te zijn, kan men
de vraag stellen of hier nog sprake is van
een militaire beslissingsinstantie. Politiek
en financieel haalbare of economisch na
tionaal gebonden argumenten zullen mis
schien de werkelijk militaire behoeften en
eisen vertroebelen.
Is het juist de Inspecteur Generaal
(Prins Bernhard dus) als (een deel
van) een constituerend orgaan te bezien?
Als de constituerende (lees politieke)
leiding zoveel meer te zeggen gaat krij
gen ten koste van de figuur Chef van de
Generale Staf tevens Bevelhebber Land
strijdkrachten (met andere woorden als het
uitvoerend orgaan rechtstreeks onder bevel
komt van de politieke leiding), moet de
Staatssecretaris Koninklijke Landmacht
haast wel vanzelfsprekend een zeer ervaren
en bijzonder veelzijdig beroepsmilitair zijn.
Waar is in het schema nu de afge
scheiden functie Bevelhebber Land
strijdkrachten gebleven?
Hoe groot is bij benadering het bedrag
dat men denkt op de exploitatiekosten
te kunnen besparen door deze herstruc
turering?
Allemaal vragen waarop men als buiten
staander nog geen antwoord kan geven.
Eén belangrijke vraag, waarover de brief
uiteraard niets zegt of kan zeggen is: „Gaat
de Koninklijke Luchtmacht en de Konink
lijke Marine ook herstructureren?" Immers
er kan maar één gezond beginsel bij bezui
niging en verbetering van de organisatie en
werkwijze zijn: éénhoofdige en gelijktijdige
aanpak van het gehele defensieapparaat,
ministerie, marine, land- en luchtmacht, ge
richt op een optimale efficiëntie, zonder
kostbare doublures of nog erger. Als een
eigenaar van vier verouderde huizen-onder -
één-kap besluit de huizen te moderniseren
zal hy één architect kiezen en én aanne
mer die voor hem het geheel zo efficiënt
mogelijk moderniseert. Deze eigenaar zal
beslist en terecht bezwaar maken als iedere
bewoner met zijn eigen architect en eigen
aannemer aan het werk wil gaan om dan
later van leder de rekening gepresenteerd
te krijgen.
De mening dat de Sovjet-Unie in de ruim
tevaart wed ij ver opnieuw 'n flinke voor
sprong heeft genomen, blijft geheel voor re
kening van de tweemannen die haar hebben
geuit: de Brit Sir Bernard Lovell en de Duit
ser dr. Heinz Kaminski. En geheel voor re
kening van niet met name genoemde weste
lijke diplomaten en andere waarnemers in
Moskou blijft de opvatting dat de behouden
terugkeer van de ruimtesonde Zond-5 op
aarde na een tocht door de wereldruimte
achter de maan om een Russische primeur
was.
Wat is de betekenis van een behouden te
rugkeer na zo'n verre tocht? Dat het terug
gekeerde ruimteschip bestand is gebleken te
gen de titanische krachten die optreden, wan
neer het zich door de dampkring boort met
een snelheid van ongeveer 11,2 kilometer per
seconde of zoals het Russische persbureau
Tass het uitdrukte, met de „tweede kosmische
snelheid".
Die razende vaart is zo'n 40.000 kilometer
per uur. Indien het ruimteschip niet in de
dampkring terugkeert in precies de goede
stand en niet onder een invalshoek die bitter
weinig speling laat, verbrandt het als een
vallende ster of wordt het, in het andere on
gunstige geval, in een geheel andere baan ge
slingerd, diep de wereldruimte in.
Zo'n terugkeer naar de aarde, met een snel
heid van 40.000 kilometer per uur, betekent
dus dat wat dat betreft er geen problemen
meer zijn voor ruimtevaarders die een reis
naar de maan willen maken en op behouden
terugkeer rekenen. Om die snelheid van 40.000
kilometer gaat het, niet om de vraag of die
snelheid werd bereikt na een tocht achter de
maan om. Wie die technische prestatie het
eerst heeft geleverd heeft zich in de zogehe
ten wedloop naar de maan een voorsprong
verschaft.
ïn de eerste opwinding na het nieuws over
de terugkeer van de Zond-5 schijnen er
nauwelijks commentatoren te zijn geweest, die
er bij stil hebben gestaan, dat die technische
prestatie voor het einde van het vorige jaar
al was geleverd. Die prestatie is geboekstaafd
in het 145 bladzijden tellende jaarrapport van
de Amerikaanse regering aan het Congres
over luchtvaart- en ruimtevaartactiviteiten in
1967. De prestatie staat daarin geboekstaafd
als Amerikaanse ruimtevaartprimeur. Letter
lijk staat er in het Engels: „First demonstra
tion of an APOLLO spacecraft re-entering the
Earth's atmosphere at the speed of a space
craft returning from a mission to the moon".
Of in het Nederlands: „Eerste demonstratie
van de terugkeer van een ruimteschip van
het type APOLLO in de aardse dampkring
met de snelheid van een ruimteschip dat te
rugkeert van een tocht naar de maan".
Op 10 november van het vorige jaar heeft
het nieuws over die prestatie in de meeste
kranten in het westen gestaan en aller com
mentaar was toen dat de Verenigde Staten met
die prestatie 'n ontstellende voorsprong, voor
al op technisch gebied, op de rest van de
wereld hadden gedemonstreerd.
De betekenis van dat nieuws is toen ken
nelijk zo weinig doorgedrongen tot Sir Ber
nard Lovell, dr. Heinz Kaminski en zovele
anderen voor wie een Russische voorsprong
op de Amerikanen de wens blijft die vader
van hun gedachten is, dat zij zich er verle
den week niets meer van herinnerden. En
dat in weerwil van het feit, dat toen voor
minist. van
defensie
jnsp. generaal
staatss ecr.v. defensie
pl.v.secretaris
SACeUQ 1
afcent 7 navo
kon.landm.
kon. landmacht
generaal
opperofficier
chef generale staf
kwartiermeest.
northa6j
personeel
generaal
1
r
directoraat
0r6anisatie/
operatien
opleiding/
inlichtingen
veiligheid
directoraat
personeel
I
directoraat
logistiek
materiele
verz0rgin6j
directoraat
(financiën en
aoministratie)
nationale
commandant
territorials
organisatie
uitvoerende
organen en
commando^
commandant
1LK
- - (vorthag
(navo;
de Amerikanen de weg naar de maan ge-
effend scheen. De zware tegenslag het ver
ongelukken van drie astronauten op Cape
Kennedy die bijna een jaar eerder de
Verenigde Staten had getroffen, was toen ge
heel overwonnen.
W/ij mogen Lovell en Kaminski, die als
voornaamste instrument een radiotele
scoop hebben en dus in de eerste plaats de
radio-astronomie beoefenen, nog iets anders
verwijten dan gewone menselijke vergeetach
tigheid. En dat is een sterk opvallende acti
viteit in het suggereren van eventueel op
handen zijnde Russische ruimtevaartsensaties.
In de afgelopen jaren hebben zij, telkens
wanneer er een Russische kunstmaan werd
gelanceerd die tot dergelijke gissingen aan
leiding zou kunnen geven, hun veronderstel
lingen de wereld in geslingerd, hun gereser
veerdheid als mannen van de wetenschap
veronachtzamend. En telkeps wanneer er
niets van die gissingen uitkwam wasten zij
hun handen in onschuld. Dr. Kaminski is
ijveriger geweest in dit „spel der gissingen"
dan Sir Bernard Lovell.
In de jaren toen mede onder invloed van
dat spel de leden van het Amerikaanse Con
gres zich lieten verleiden tot het aanvaarden
van steeds hogere uitgaven voor ruimtevaart
projecten ging het in Washington om het zo
snel mogelijk inhalen van een achterstand
op de Sovjet-Unie. Het spel der gissingen
viel toen in Washington in goede aarde. Dat
is nu niet meer zo, omdat de uitgaven van
de Amerikaanse rijksdienst voor luchtvaart
en ruimtevaart (NASA) sterk dalende zijn en
het Congres er nu niets voor voelt ze ook
maar iets te verhogen.
In de jaren van de stijgende uitgaven van
de NASA was er voor de radiotelescoop van
Sir Bernard Lovell, Jodrell Bank in Engeland
en die van dr. Kaminski, bij het Westduitse
Bochum, heel vaak werk te doen, op verzoek
van NASA. En NASA betaalde daarvoor zeer
goed. Met dergelijke opdrachten is NASA nu
niet scheutig meer en dus derven de radiote
lescopen van Jodrell Bank en Bochum in
komsten. Wij kunnen ons voorstellen dat Sir
Bernard Lovell en dr. Kaminski graag zou
den zien dat de Amerikaans-Russische „ruim
tevaartwedloop" weer als vanouds op volle
toeren ging draaien. Misschien hebben zij
daarom onlangs het „spel der gissingen" her
vat.
^7ij zijn overigens niet de enigen die dat
spelen. Het was jarenlang ook in de
Verenigde Staten een geliefd spel. Een ware
grootmeester daarin was en is James
E. Webb, de binnenkort aftredende direc
teur van NASA. Hij noemde dezer dagen de
terugkeer van de Zond-5 naar de aarde, „het
meest volledige bewijs van volledige beheer
sing van de ruimte dat tot nu toe door een
land is geleverd".
Toen Webb, dat zei praatte hij aantoonbaar
tegen beter weten in. Het was hem bekend
dat dr. George E. Mueller, onderdirecteur
voor bemande ruimtevaart van NASA, op 8
februari van dit jaar, in een hearing van de
ruimtevaartcommissie uit het Huis van Afge
vaardigden had gezegd, dat een onbemande
Apollo op 9 november 1967 als eerste door
de dampkring was teruggekeerd met de snel
heid van een ruimteschip op retourvlucht
van de maan. Die verklaring van dr. Mueller
staat op bladzijde 241 van deel één van de
gedrukte tekst van die hearing.
In die zelfde hearing betrapte het commis
sielid Richard L. Roudebush directeur Webb
op een leugen die hij had gebruikt om het
spel der gissingen weer op gang te brengen.
Roudebush vroeg Webb of hij het met zijn
mededeling aan de commissie, dat de grote
Russische lanceerraketten de Amerikaanse
overtroffen, wel bij het rechte eind had ge
had. De vraag werd terecht gesteld, want in
een rapport van het Witte Huis aan het
Congres was met gepaste trots de Saturn-5
's werelds machtigste raket genoemd.
Webb gaf geen rechtstreeks antwoord op
de vraag, maar zei dat hij er zeker van was
dat de Sovjet-Unie bezig was aan een reus
achtige raket die de Saturn-5 zou overtref
fen. Daarop volgde een kort dialoogje:
Roudebush: Mijnheer Webb, hebben de
Russen een raket gelanceerd die even groot
is als de Saturn-5?
Webb: Nee, mijnheer, zij hebben geen ra
ket gelanceerd die even groot is als de Sa-
turn-5.
Webbs „spel der gissingen" was in het Huis
van Afgevaardigden doorzien en ontmaskerd.
T\e laatste dagen is hij er weer welgemoed
aan begonnen wetend dat maar zeer wei
nig mensen van die ontmaskering in het Huis
van Afgevaardigden weet hebben gekregen.
Op 16 september, bijna een week voor het
nieuws over de terugkeer van de Zond-5
naar de aarde, deelde hij in een persconfe
rentie in Washington mede dat de Verenigde
Staten in de ruimtevaartwedloop met de Sov
jet-Unie op de tweede plaats stonden en dat
NASA in Washington terecht was gekomen in
de hoek waar de bezuinigingsslagen vallen na
verhoging van de uitgaven voor de strijd in
Viëtnam en' voor allerlei sociale verbeterin
gen.
Zeer velen van Webbs ondergeschikten
speelden zijn spel niet meer mee. Zelfs dr.
Wernher von Braun niet die er altijd ook
zeer bedreven in was. Misschien besloot Webb
daarom onlangs zijn ontslag in te dienen. Zijn
verzoek om ontslag werd aanvaard. Washing
ton is van zijn „spel der gissingen" niet ge
diend.
..Tiet universitaire onderwijs in ons land loopt muurvast als het zo daargaat". Dat
is de stellige overtuiging van de rector-magnificus van de Rijksuniversiteit in
Groningen, de psycholoog prof. dr. J. Th. Snijders. Hij heeft 'n mogelijke oplossing
voor de grootste moeilijkheden geconstrueerd. „Is 't wel zo nodig om er universi
teiten bij te bouwen als er steeds meer studenten komen", vraagt hij zich af. „Het
is zaak zich te bezinnen op de nieuwe richtingen, die het hoger onderwijs kan in
slaan." „Nieuwe universiteiten vergen grot» investeringen en bovendien ontbreekt
de mankracht. Daarom geloof ik dat het onmogelijk is om er nog een universiteit
bij te bouwen. We kunnen beter zorgen, dat de bestaande universiteiten goed wor
den geëquipeerd". „Toch is het noodzakelijk tot spreiding over te gaan, maar die
zou dan vooral de onderbouw van de universiteiten moeten betreffen. Die onder
bouw moet het grootste aantal studenten opvangen en is in verhouding het minst
kostbaar".
Wat professor Snijders voor ogen zweeft is een universiteit met een dubbele onder
bouw: één die op twee poten staat, waarbij die poten best dertig tot vijftig kilome
ter uit elkaar mogen staan. Daaraan gekoppeld zouden kunnen worden verschillen
de afstudeerniveaus, zodat de student in één van de poten bijvoorbeeld zijn bacca
laureaat kan halen. Wil hij verder studeren dan moet hij uit de poot klimmen. Hij
kan dan bij de universiteit terecht. Die universiteit zelf kan zich in deze opzet trou
wens ook beter concentreren op het echte wetenschappelijke werk.
Een universiteit op twee poten biedt tege
lijkertijd de unieke mogelijkheid om een re
latie met alle soorten hoger beroepsonder
wijs te leggen: met de h.t.s., met de acade
mie voor lichamelijke opvoeding, met de
kunstacademie, met de academie voor so
ciaal en cultureel werk, ga maar door.
„Die verbinding is heel goed mogelijk",
aldus professor Snijders. „Het moet toch
kunnen: een opleiding tot het baccalau
reaat, waarbij de meestertitel die nu alleen
aan juristen is voorbehouden, ook moet
kunnen worden gehaald in vakken als so
ciologie en sociaal werk. In aansluiting
daarop is het mogelijk aan de universiteit
door te gaan voor bijvoorbeeld doctor In
de sociologie."
„We moeten met het hoger onderwijs
naar nieuwe creatieve varianten toe. Als
we zo doorgaan lopen we vast. De Mam
moetwet heeft het middelbaar onderwijs
geregeld. Nu moet er een soort mammoet
voor het hoger onderwijs komen."
Volgens de Groningse rector-magnificus zou
zijn universiteitop-poten best zijn in te pas
sen in het bestaande bestuurlijke en onder
wijskundige verband. Maar evengoed kan
men denken aan een bestuurscorporatie, ze
ker als de poten inderdaad vijftig kilome
ter uit elkaar zouden komen te staan.
Er zijn ln Nederland verschillende pun
ten op te noemen, waar voldoende vormen
van hoger onderwijs voorkomen om er twee
poten van een universiteit in de buurt mee
te vullen. Professor Snijders beseft dat er
grote problemen moeten worden opgeruimd
vóór zijn idee zou kunnen worden uitge
voerd, maar voor hem is het heel duidelijk
dat de universiteit de weg naar de toe
komst alleen kan inslaan op twee poten.
Op één poot hinkt men nu eenmaal!
De rector-magnificus heeft zijn Ideeën
niet voor een bepaald gebied uitgewerkt en
hij blijft daarover een beetje in het vage.
Maar de combinatie Groningen-Leeuwar-
den of Groningen-Assen ligt voor het opra
pen.
Het aantal studenten in Groningen baart
ieder jaar grotere zorgen. Wanneer er, naast
de universiteit zelf, één poot ln Groningen
komt en de andere in Leeuwarden of Assen,
zou dat betekenen dat het hoger onderwijs
in het noorden unieke kansen krijgt. Uit
voering van het idee van professor Snijders
zou een schitterende verbetering van infra
structuur en leefklimaat betekenen voor de
Friese of Drentse hoofdstad. Als de plannen
zouden doorgaan zou de Groningse uni
versiteit opnieuw bewijzen de beweeglijkste
universiteit van ons land te zijn, waar in
grijpende beslissingen worden genomen en
waar indrukwekkende initiatieven in ver
schillende faculteiten zijn ontplooid.
De Groningse universiteit groeit snel. In
1924-'25 werden voor het eerst duizend stu
denten ingeschreven. Daar had men drie
honderd jaar over gedaan. In 1950-'51 lieten
zich tweeduizend studenten inschrijven er
voor het nu juist begonnen studiejaar meld
den zich er ongeveer 9500.
Het aantal faculteiten steeg van vier tot
zeven. Sinds 1947 is het aantal zelfstandige
studierichtingen in Groningen praktisch ver
dubbeld. Het zijn er nu zestig en daar zijn
de tientallen doctoraalvarianten nog niet
eens bij gerekend.
De universiteit telt nu 250 hoogleraren
en lectoren, een wetenschappelijke staf van
achthonderd man en 2500 man personeel.
Het is een van de grootste „bedrijven" van
het noorden.
In de laatste twintig jaar van bijzonder
snelle groei zijn drie jaartallen aan te wij
zen, waartussen telkens toevallig tien jaar
liggen, drie perioden waarin belangrijke ini
tiatieven werden ontplooid.
In 1948 werden economie en tandheel
kunde ingebouwd.
In 1958 werden de technische studie
richtingen en m.o.-opleidingen aan de uni
versitaire opleidingen verbonden.
In 1968 kwam het medische curiculun
tot stand, dat verder gaat dan dat van wel
ke universiteit in ons land ook.
Waarschijnlijk wordt 1968 ook het jaa
van de verdere uitbreiding van de affiliatie
gedachte, de gedachte dus om medische stu
denten praktisch te laten studeren ook ir
niet-academlsche ziekenhuizen. Tot nu to<
gebeurt dat behalve in het „eigen" Acade
misch Ziekenhuis ook in Assen en Dever
ter.
De groei van het aantal medische studen
ten (dit jaar moeten er colleges voor zeshon
derd eerstejaars tegelijk worden gegeven)
maakt het noodzakelijk meer ziekenhuizen
te bewegen tot affiliatie. Daarover wordt
op het ogenblik druk overleg gepleegd met
verschillende ziekenhuisbesturen in een
straal van een kilometer of vijftig om
Groningen.
Is de Rijksuniversiteit in Groningen in
derdaad de beweeglijkste, de snelstgroei-
ende academie van ons land? Rector-
magnificus prof. Snijders moet er om
glimlachen.
„Ach", zegt hij, „de universiteit. Je moet
eigenlijk altijd spreken van faculteiten, die
iets doen. En daar zijn er inderdaad onder,
die heel geconcentreerd met bepaalde zake
bezig zijn."
Professor Snijders wordt door veel stu
denten in Groningen op de handen gedra
gen vanwege zijn progressieve ideeën en
zijn onverbloemde instemming met de
maatschappelijke geëngageerdheid van de
moderne student.
In zijn rede ter gelegenheid van de ope
ning van het academisch jaar besteedde hij
daar alle aandacht aan. Zelf vader van stu
derende kinderen, wordt hij voortdurend
van beide kanten geconfronteerd met de
problemen van de universiteit in het alge-
gemeen.
Is Groningen niet een beetje buiten
de storm gebleven, die zoals u in uw
rede zei, het afgelopen jaar ln de uni
versiteiten heeft gewoed?
Als u storm bedoelt in de zin van her
rie: Ja. Maar allerhande vragen zijn toch
ook hier acuut en heftig aan de orde ge
steld. Daar is intern uitvoerig over gedis
cussieerd. Nu is het noodzakelijk dat die
discussies vruchten afwerpen.
Een van de punten van discus
sie is de bestuursvorm van de univer
siteiten. Is het nog w«I mogelijk om de
functie van rector-magnificus twee
jaar lang te combineren met het eigen
wetenschappelijk werk?
Het rectoraat is in feite een volle dag
taak. Ik heb daarnaast maar een paar col
leges kunnen geven en een paar promoties
kunnen doen. Maar het is een offer dat je
brengt en het hangt er mede van af hoe
belangrijk je het vindt dat de wetenschaps
mensen ook bestuurlijk bij de universiteit
betrokken zijn."
Prof. Snijders gelooft niet in de figuur
van een universiteitsdirecteur, maar vindt
het wel gezond dat mensen van buiten de
universiteit in het bestuur vertegenwoor
digd zijn, mits de wetenschap steeds duide
lijk vertegenwoordigd blijft.
Moeten ook de studenten worden
opgenomen in he«t bestuur van de uni
versiteit?
- Je hebt besturen op verschillende ni-
eaus. Ik acht het nodig dat de studenten
op elk van de niveaus kunnen meespreken,
maar niet in elk college op dezelfde ma
nier. Hoe? Dat is een zaak van overleg en
experiment. Ik zou graag zien dat de be
reidheid werd getoond om een voorlopig#
vorm te creëren, gewoon om eens te kijken
hoe het gaat. Men is nu met studieraden
begonnen. Dat gaat soms goed. soms ook
niet.
Je hoort wel eens de opmerking: Als we
met die studenten beginnen, kunnen w#
nooit meer terug. Dat hoeft ook niet. Het
zou misschien alleen anders moeten als het
niet goed gaat.
Wel vind ik het onjuist om studenten in
het hoogste bestuursniveau, het curatorium,
te zetten. Wanneer dat college aan de top
wordt vervangen door een dagelijks be
stuur, dan weet ik het niet. Maar dan als
stemhebbers. Het lidmaatschap van zo'n da
gelijks bestuur is echter een dagtaak en j«
kunt van studenten niet verwachten dat ze
hun studie er voor aan de kant zetten.
Voor dat dagelijks bestuur zou je weten
schapsmensen moeten nemen, die zich daar
geheel mee gaan bezighouden."
Hoe strik je die?
- Ze zijn volgens mij altijd te vinden.
Ür zijn altijd wel wetenschapsmensen, die
ia een paar jaar wetenschappelijk werk
geboeid worden door het bestuurlijke.
De grote vraag is: is het zitting hebben
ti het dagelijks bestuur van een universi
teit een tijdelijke of een blijvende baan?
'ersoonlijk voel ik dan voor een zittings-
?rmijn van zes jaar, waarna de man even
tueel opnieuw moet kunnen worden aange-
teld. Na die zes jaar kan hij trouwens ook
erug in het wetenschappelijk bedrijf. Daar
al hij waarschijnlijk een andere taak krij
gen. Of hij gaat de industrie in. Er moeten
in ieder geval zekere garanties zijn, dat hij
niet na zes jaar op straat komt te staan.
Garan.ies. zoals ze er ook zijn voor minis
ters en burgemeesters.