Baptisten willen erfgoed uitdragen Verontruste Gereformeerden willen een eigen dagblad „Zoveel kerken zoveel zinnen" De wederkomst van Christus" „Een krant in de vertrouwde koers Proefschrift met vele diepgaa nde conclusies Seminarie vierde tweede lustrum Ons licht bij Hem Zijn licht bij ons Na de oorlog Op alle gebied Een grote rol Apeldoornse Baptistenpredikant schreef zeer verhelderend boek De lijn Aan de Rijksuniversiteit te Leiden is woensdag jongstleden gepromoveerd tot doctor in de sociale wetenschappen drs. J. van Putten, Haags redacteur van de vier protestants-christelijke dagbladen die samen in Zuid-Holland het Rotterdammer-kwartet vormen, op een proefschrift dat de merkwaardige titel heeft meegekregen: „Zoveel kerken zoveel zinnen". Dr. Van Putten behoort van huis uit tot de christelijke-gereformeerde kerken en zijn be langstelling voor het kerkelijk leven heeft voor een groot deel zijn studie in de sociologie bepaald. Geen wonder dat dit ook in zijn proefschrift tot uitdrukking is gekomen geen wonder ook dat dit proefschrift er een is van bijzonder hoog ge halte én om het bijzonder uitgebreide voorberei dende werk dat ervoor is verricht én om de con clusies waartoe de jonge doctor is gekomen. De meest vergaande conclusie is deze: „Een oplossing van de kerkelijke verdeeldheid in ons land zal nau welijks mogelijk zijn zonder een (verdere) desinte gratie van de bestaande kerkgenootschappen". Dr. Van Putten heeft zich in zijn studie hoofd zakelijk bepaald tot de gereformeerde kerken en de christelijke gereformeerde kerken. Hij is begon nen met het houden van een enquête onder 1064 mannelijke belijdende leden van deze beide kerk genootschappen en daarvoor heeft hij uitgekozen de gemeenten Leiden, Harderwijk. Grootegast. Sliedrecht en Eindhoven. In die enquête zijn aller lei vragen aan de orde geweest, vragen van ker kelijke aard maar niet minder vragen die te ma ken hebben met het levens-, het cultuurpatroon. De mening is gevraagd over de vrouw in de kerkelijke ambten maar ook bijvoorbeeld over gemengd zwemmen, over dansen, over het gebruik op zon dag van openbare vervoermiddelen. De uitslag van dit opinie-onderzoek heeft dr. Van Putten tot een aantal conclusies gebracht en deze worden in het proefschrift dan nader uitgewerkt. Twee van deze conclusies: De relatief sterkere behoudendheid van de christelijke gereformeerden vergeleken met de gereformeerden, houdt niet zozeer verband met theologische verschillen maar veeleer met het al dan niet aanvaard zijn van het modern-dynami sche cultuurpatroon. Een streven tot toenadering tussen de gerefor meerde kerken en de christelijke gereformeerde kerken wordt belemmerd door uiteenlopende oriënteringen binnen beide kerken jegens andere kerkgenootschappen. Binnen de gereformeerde kerken streeft een sterke stroming tot toenade ring töt de hervormde kerk binnen de schris- telijke gereformeerde kerken zijn krachtige stro mingen werkzaam die toenadering prefereren tot nog andere kerkgenootschappen van Calvinistische signatuur. Uit het opinie-onderzoek is gebleken dat de ca. 800.000 leden van de Gereformeerde kerken en de plm. 70.000 leden van de christelijke gereformeer de kerken voor zover het de theologie, de leer be treft weinig van elkaar verschillen. Beide kerkge nootschappen baseren zich op eenzelfde theologisch uitgangspunt: de gereformeerde belijdenis zoals die al in de zeventiende eeuw in ons land werd aanvaard. Dat wil niet zeggen dat men over alle kerkelijke zaken gelijk denkt. In het proefschrift van dr. Van Putten wordt bijvoorbeeld veel aan dacht besteed aan wat genoemd wordt „een in het gereformeerde kerkelijke leven zeer omstreden kwestie: het openstellen van de ambten van predi kant, ouderling en diaken voor de vrouw". De re actie op de uitspraak dat het „hoog tijd wordt dat er ook in onze kerken vrouwelijke ambtsdragers komen", toont aan dat zowel de gereformeerde als de christelijke gereformeerde mannen het allesbe halve eens zijn met het instituut van vrouwelijke ambtsdragers. Van het totaal van de bij de en quête ondervraagden gaf 50.8 pet een negatief ant woord op deze vraag. Groter was het verschil van mening waar het ging om de vraag of en hoe de televisie door de kerken kan en moet worden gebruikt. Dr. Van Putten typeert de regeling van het gebruik van de televisie door de chr. gereformeerde kerken als ..een ware lijdensweg". Hij constateert dat de chr.-gereformeerde synode op dit punt veel meer terughoudendheid toont dan het chr. gereformeer de kerkvolk en hij staaft die stelling met de uit slag van zijn enquête. Op de vraag namelijk of het voor de verbreiding van het evangelie nodig is dat meer kerkdiensten per televisie worden uitgezon den, antwoordde gemiddeld ruim 56 pet. bevesti gend. Per gemeente bleken hier wel grote verschil len te liggen. In Eindhoven was het aantal ja- antwoorden 79 pet., in Grootegast zelfs 86 pet., maar in Sliedrecht bleek men fervente tegenstan ders van televisie-kerkdiensten. Met de televisie komt men al bij de verschillen in levensstijl, of zoals dr. Van Putten ze noemt de niet-kerkelijke factoren die (vermoedelijk) verantwoordelijk zijn voor de geconstateerde ver schillen in veranderingsgezindheid en behoudend heid tussen de leden der beide kerken. Eerst een aantal gegevens uit de enquête waar bij men moet bedenken dat deze gegevens dateren uit medio 1966 dus al enigermate verouderd kun nen zijn. Bioscoop. De meeste gereformeerden in Leiden, Harderwijk en Sliedrecht blijken geen bezwaar te hebben tegen bioscoopbezoek door gelovige christenen. Daarentegen mijden de meeste ge reformeerden in Grootegast (58,9 pet.) de bio scoop. Zij vinden daarin steun bij de christelij ke gereformeerden, niet alleen in Grootegast zelf (77 pet. afwijzend), maar ook in Eindho ven (60 pet.), in Harderwijk (67 pet.) en in Sliedrecht (91 pet.). Televisie. Over het algemeen wordt de televisie veel positiever gewaardeerd dan de bioscoop. Uitzonderingen hierop vormen de christelijke ge reformeerden (niet de gereformeerden) in Har derwijk en in Sliedrecht. Gemengd zwemmen. Op Eindhoven na tonen de christelijke gereformeerden hiervoor minder sympathie dan de gereformeerden. Bijna 30 pet. van de chr. gereformeerden zei het zeer eens te zijn met de stelling, dat gemengd zwemmen de /.edeloosheid in de hand werkt. Dansen. Een meerderheid van de ondervraagde gereformeerden en ook 52 pet. van de chr.- gereformeerden in Eindhoven heeft geen be zwaar tegen dansen als zodanig. Maar in Har derwijk kreeg de gedachte dat „een christen gerust een dansje kan wagen" slechts 43 pet. medestanders onder de ondervraagde chr. gere formeerden, in Grootegast 35 pet en in Sliedrecht nqg geen 5 procent. De conclusie ligt voor de hand dat de chr. ge reformeerden meer behoudend zijn dan de gerefor meerden en voor een socioloog ligt er dan de uit dagende vraag naar het waarom. Ook dat heeft dr. Van Putten onderzocht en in beide kerkgenoot schappen heeft hij ten aanzien van de behoudende instelling het volgende gevonden: De behoudendheid nam toe naarmate het oplei dingspeil lager was. De beoefenaars van vrije beroepen en de employes waren in alle gevallen minder behoudend dan de zelfstandige bedrijfshoofden en de arbeiders. Andere conclusies waren onder meer, dat de chr. gereformeerde kerken verhoudingsgewijs meer leden tellen in de lagere opleidingsgroepen, terwijl in de gereformeerde kerken de hogere opleidingsgroepen sterker zijn vertegenwoordigd. Gezien deze en ande re omstandigheden komt Dr. van Putten tot de con clusie dat verschillen in behoudendheid ten aanzien van aangelegenheden van kerkelijke en godsdien stige aard tussen gereformeerden en chr. gerefor meerden. die belangrijke mate samenhangen met verschillen in opleidingspeil, beroepsstructuur, hori zontale en verticale sociale mobiliteit, geografische spreiding en politieke gezihdheid. Dezer dagen heeft het seminarie van de Unie van Baptisten Gemeenten „De Vinkenhof" te Bosch en Duin zijn tweede lustrum gevierd. Bij die gelegenheid sprak de rector drs. J. Reiling deze woorden: „Moge de dag niet ver meer zijn dat we ons erfgoed niet alleen in eigen kring koesteren en bestuderen maar ook inbrengen in de universitaire beoefening van de theologie." Hij vertolkte daannee de drang die op het ogenblik zichtbaar leeft binnen de Unie: het erfgoed uit te dragen, anderen er deelgenoot van te maken, hier en in alle werelddelen. mmw%mtuwra Het seminarie „De Vinkenhof" is in '58 zijn werkzaamheden begonnen merk waardig laat eigenlijk als men bedenkt dat al in 1845 de eerste Baptistengemeen te in Nederland werd gesticht. Dat was in Gasselternijeveen en de man die de stoot gaf tot de stichting was dr. J. E. Feisser, sinds 1839 Nederlands Hervormd predikant in Gasselternijeveen. We heb ben het verhaal al eens eerder verteld: hoe hij moeilijkheden kreeg met het pro vinciaal kerkbestuur van Drente wegens een verschil van inzicht, met name ten aanzien van de doop en hoe hij er toe kwam Baptist te worden. Uit die gemeente Gasselternijeveen is de gemeente van Stadskanaal tevoor schijn gekomen en deze heeft dan ook in 1945 het eeuwfeest gevierd. Maar de aan hang was klein en is vele jaren klein ge bleven. In 1881 waren er zeven gemeen ten met omstreeks 300 leden. Rond de eeuwwisseling was het aantal gemeenten gegroeid tot 13 en het aantal leden tot net even onder de duizend nog geen aan tallen om er een eigen opleidingsschool voor te stichten. Daarna kwam weliswaar de groei: in 1914 rond 1700 Baptisten, in 1930 meer dan een verdubbeling: 3600, in 1949 bijna 6500, verdeeld over 45 gemeen ten met in totaal 30 predikanten, maar ook in die jaren voelde men het gemis aan een eigen seminarie nauwelijks. Vele predikanten namelijk ontvingen hun op leiding in Hamburg, waar al in 1880 een seminarie was opgericht, zulks in navol ging van de Ver. Staten, Engeland en ook Zweden, want het opleidingsinstituut in Stockholm dateert al van 1866. De tweede wereldoorlog stak een spaak in het wiel: het studeren in Hamburg was niet meer mogelijk. Weliswaar kon men terecht bij de Nederlandse universi teiten, maar toen al kwam de gedachte op en ds. H. van der Werf het docentenkorps log, toen Hamburg uiteraard minder in trek was en de meesten naar Ruschlikon in Zwitserland gingen, bleef de gedachte leven. Pas in 1956 echter viel het besluit: de Algemene Vergadering van de Unie in Hengelo gaf goedkeuring aan de plannen een Nederlands Baptisten Centrum te stichten en daarin ook een seminarie te huisvesten. Een jaar later kon men „De Vinkenhof" in Bosch en Duin bij Utrecht aankopen en in 1958 kon het in gebruik genomen worden. De oorspronkelijke op zet om ook de Nederlandse Baptisten jeugdbeweging te doen participeren is los gelaten: „De Vinkenhof" werd in de eerste plaats een seminarie. Het begin was maar klein: vijf studenten kregen les van vier docenten. Behalve de rector, drs. Reiling, waren dat dr. J. J. Kiwiet (conrector), ds. J. Louw en ds. D. Slort uit Apeldoorn. In 1960 kwamen ds. J. A. Brandsma, ds. G. Vegter en ds. H. van der Werf het docentencorps versterken en in 1962 werd aan ds. K. Rei ling de praktische vorming van de stu denten opgedragen. In dat jaar voltooiden ook de eerste twee studenten hun studie. In die tien jaar zijn er 33 aanstaande predikanten ingeschreven, momenteel tel-t De Vinkenhof 13 leerlingen. De studieduur is inmiddels van vier op vijf jaar ge bracht en er is een vorm van samenwer king met de Rijksuniversiteit in Utrecht. Maar niet alleen het seminarie getuigt van de activiteit die de Baptisten aan de dag leggen. Over de grote evangelisatie campagne „Handelingen 69" hebben we al eerder geschreven toen in Epe de grote landelijke toogdag werd gehouden. Daar waren 4000 kerkleden aanwezig op een totaal van 9100 leden. En dat is een per centage dat weinig andere kerken zullen kunnen bereiken. Ook door middel van haar persorganen treedt de Unie naar buiten. Naast het weekblad De Christen is er het evange- lisatiemaandiblad De Zaaier. Onlangs heeft men, bij wijze van proef dit blad aanzienlijk uitgebreid tijdens de laatste Algemene Vergadering, ook nu weer in Hengelo, is besloten die nieuwe uitvoering te handhaven. De hogere kos ten vond men geen bezwaar want evan gelisatie neemt in de kring der Baptisten een belangrijke plaats in. Zo werkt men ook onder de Spaanse gastarbeiders: de leiding van deze activiteiten heeft de heer José Parraga te Enschede. Nauwelijks minder actief is men op het zendingsveld. Twee zendingsterreinen heeft men: in Kongo en in Kameroen. Dank zij de actie „Kom over de Brug" is voor elk van die gebieden f 25.000 beschikbaar ge komen en het is goed besteed geld. Nieuwe activiteiten worden op het ogenblik niet overwogen: de zendingscommissie ziet de hulpverlening aan de Baptisten elders in de wereld vooral als haar taak. Overi gens is die hulpverlening wederzijds. Zo heeft ds. J. ter Braak, de zendingspredi kant die in Sona Bata in Kongo werkt, een studiebeurs gekregen die het hem mo gelijk maakt een twee jaar durende spe cialistenopleiding te krijgen aan het Bap tist Theological Seminary in Californië. Overziet men dit alles dan moet men mét prof. dr. W. C. van Unnik (die bij de viering van het lustrum in Bosch en Duin de Utrechtse universiteit vertegen woordigde) constateren: „De Baptisten zijn in Nederland wel klein in aantal maar zij kunnen toch voor het protestantisme een grote rol spelen door hun relaties met ge loofsgenoten zowel in het westen als in het oosten". Er is op hoog wetenschappelijk niveau zowel als in simpele brochures al heel wat geschreven over de wederkomst van Christus. Daar is voor de gemid delde meelevende kerkganger bitter weinig bij, dat hem houvast geeft in de stroom van vragen over dit mysterieus schijnende onderwerp. „Schijnend?" Het Oude Testament spreekt in vrij wel ieder bijbelboek zeer concreet over de Messias-verwachting en zo ziet de gelovige Jood met steeds groeiend on geduld nog altijd uit naar de Grote Dag. Voor hem geldt het Nieuwe Tes tament immers als een niet-meetellen de menselijke visie, maar voor de christen is dat Nieuwe Testament juist de grond voor zijn geloof in de Redder der Wereld: de Messias kwam. over won door Zijn dood en opstanding de duivelse machten. Nu scheidt hem nog een onbekende tijd van de glorieuze wederkomst. Waar en hoe is het zui vere contact in de Messias-verwachting van Jood en christen? Drs. D. Slort, predikant van de Apel- doornse Baptistengemeente, heeft nu na zeer veel studie en met grote liefde en diep respect voor Gods volk: Israël, een boek geschreven, dat anders dan andere lectuur over dit onderwerp on getwijfeld duizenden, van welke kerk men ook lid is. zal aanspreken. De Chr. Geref. hoogleraar prof. dr. B. J. Oosterhoff zegt er onder meer van, dat de kerk'van Christus een ge meenschap moet zijn van verwachten de mensen, die steunen en hopen op de onwankelbare beloften van God. „Maar zij zal dat op bijbelse wijze moeten doen, zonder vreemde fantasieën of menselijke speculaties." „Daarom is het goed dat er boeken verschijnen, die ons op bevattelijke wijze laten zien wat de bijbelse bood schap is over de wederkomst van Christus. En zo'n boek is ook dit, van de Apeldoornse Baptistenpredikant drs. D. Slort, in onze Apeldoornse ge meenschap geen onbekende." Prof. Oosterhoff eindigt zijn uit voerige bespreking met de harte lijke aanbeveling: „Lees het zelf, be spreek het in Bijbelstudiekringen. U krijgt voorzichtige en schriftuurlijke leiding". Nee, met „vreemde fantasieën en speculaties" houdt dominee Slort zich niet op. Op blz. 123 zegt hij: „Duidelijk en voor geen andere opvatting moge lijk zijn de woorden: „van die dag en die ure weet niemand". Daarmede wordt radicaal alle becijfering, ook met bijbelteksten, afgewezen. Alle bereke ningen die men heeft gemaakt, alle jaartallen die men heeft genoemd voor de wederkomst van Christus, zijn van geen waarde. De slotsom van alles: ziet toe, blijft waakzaam!" Het is wel geen „kinderkost", dit V waarlijk boeiende boek, maar speciaal om duizenden inzicht te geven in de blijde toekomst voor de Kerk, steun en houvast, heeft ds. Slort er geen weten schappelijke verhandeling van ge maakt. Wel is hij te rade gegaan bij zowel in R.K.- als in reformatorische kringen erkende autoriteiten, zoals om slechts enkelen te nemen prof. dr. G. C. Berkouwer, Mgr. dr. A. C. Ramselaar (eerder te Apeldoorn), prof.' dr. A. Lamorte, prof. dr. H. Berkhof en vele anderen. Beslist niet eens is ds. Slort het met de vooral in sommige calvinistische groeperingen opgeld doende visie, dat het vroegere Israël als totaalgemeenschap definitief ver worpen is en dat het christendom haar plaats volledig heeft overgenomen. „Met volle instemming citeer ik", al dus de schrijver, „wat prof. Vriezen zegt: Men kan noch vanuit het O.T noch vanuit het N.T. leren, dat Israël door het verwerpen van Jezus zijn plaats als uitverkoren volk heeft en dat de Christus-gelovigen hun erfenis over genomen hebben". De verwerping is niet absoluut. In het O.T. wordt daarom gesproken van een wederverkiezen„Want de Heere zal zich over Jacob ontfermen en nog (we derom) zal Hij Israël verkiezen" (Jes. 14 1). „Nog (wederom) zal de Heere Zion troosten, Jeruzalem nog (weder om) verkiezen." Zonder meer verrassend en opzienba rend is wat ds. Slort schrijft over de huidige staat Israël, maar het zou te ver voeren om daarop in te gaan. Op blz. 89 schrijft hij: „Jezus Christus ver wachten betekent: hopen op de bekering van het Joodse volk en Hem beminnen betekent: het volk van Gods beloften lief te hebben". Nogmaals prof. Oosterhoff: „Wat de wederkomst van Christus en het Joodse volk betreft ziet ds. Slort op grond van de Schrift rijke perspectieven. Maar hij gaat niet verder dan de gegevens die de Schrift hem toelaten"... „Er moet niet gedacht worden aan het innemen van de plaats van Israël, maar aan een toevoegen van hen die niet uit Israël afkomstig zijn". Ds. Slort is inderdaad geen onbeken de in Apeldoorn en (wijde) omgeving. In januari 1950 werd hij hier bevestigd als predikant van de Baptisten Ge meente, na dominee te zijn geweest in Rotterdam, Delfzijl en Almelo. Hij ver tegenwoordigt de Unie van Baptisten Gemeenten o.m. in het Interkerkelijk Contact met Israël en dat is niet vreemd. „De liefde voor het Joodse volk is mij van huisuit meegegeven; vader ging er ons in voor". Dat was in Den Helder, waar hij geboren werd op 28 maart 1906. Drs. Slort deed zijn exa mens in Utrecht en aan de Faculté Li bre de Théologie Protestante te Aix-en- Provence in Frankrijk. Aan het Semi narie van de Unie te Bosch en Duin do ceert hij al sedert tien jaren in het Oude Testament, waar later bij kwam Ethiek en sinds kort ook Bijbelkunde Nieuwe Testament. „Mijn grote vreug de in dit alles is de machtige en blijde boodschap te mogen doorgeven van de Heiland der wereld. Die Heiland is ge komen, Hij komt weder en in de tijd tussen hemelvaart en wederkomst kun nen wij Hem (dagelijks) ontmoeten. Jezus zeide, met betrekking tot wie een beker koud water uitreikt, wie herberg zaam is, wie spijzigt „voorzover gij dat aan één Mijner discipelen hebt ge daan, hebt gij het Mij gedaan" (Matt. 25 :40). „De wederkomst van Christus" is als paperback uitgegeven bij Uitgeverij T. Wever in Franeker en kost f 8,90. K. „Die de zeven sterren in Zijne rechterhand houdt. Die in her midden der zeven gouden kan delaren wandelt..." Openbaring 2:1b. In bovenstaand tekstwoord wordt de verhouding tussen Christus en Zijn ge meente, voorgesteld onder tweeërlei beeld. De Heiland duidt Zichzelf aan als Dengene die de zeven sterren in Zijne rechterhand houdt. Dat beteken: dat Christus het licht zijner gemeente draagt. Hij houdt haar in stand en le ven. Haar lot rust in Zijn hand. Christus draagt dus ons licht. Wat wij rijn, zijn wij door Hem. Wij kun nen zelf ons licht niet dragen, noch ons leven voor mislukking bewaren Wij rijn zwak en onmachtig. Wij rijn niet opgewassen tegen de vijandige winden, die ons licht willen blussen. Maar.... nu komt het evangelie ons zeggen, dat wij ons zelf niet behoeven te redden, omdat de Here Jezus geko men is om ons te verlossen. Hij draagt ons licht en ons leven in Zijn almach tige hand. Helaas gebeurt het zo vaak dat wij Hem uit het oog verliezen en terecht komen in de duisternis van Zonde en Schuld. Doch dan komt het Evangelie ons zeggen: „Als bij berouwvol tot d* Here Jezus gaat, zult gij merken dat uw licht bij Hem niet is onderge gaan". En zo mag het onze wonderlijke er varing rijn dat Hij ons bewaart en blijft bewaren. Dat is dus het eerste in de verhouding van Christus tot ons. Hij draagt ons licht. Nu zijn er mensen die van iets an ders liever niet willen weten. Christus is onze enige troost, beiden, in leven en in sterven. Wat is er nu nog meer te zeggen" Te zeggen misschien niet veel, maar te doen een hele massa. Iets wat van ontzaglijk veel belang is. Leest u de tekst maar eens. Als de verhoogde Heiland gezegd heeft wat Hij is voor ons, vervolgt Hij met wat wij moeten zijn voor Hem. Hij die de zeven sterren (de gemeente) in Zijne rechterhand houdt, is dezelfde die in het midden der zeven gouden kande laren wandelt. Dat komt dus hier op neer, dat wij. wier licht door Christus gedragen wordt ook zelf lichtdragers zijn. De zeven gouden kandelaren (wat een heerlijke naam voor de gemeenten van Chris tus) doen denken aan de zevenarmige kandelaar in Jeruzalems tempel. De kaarsen daarop werden dag en nacht brandende gehouden. Als iemand rond om die kandelaar wandelde, werd hij door het licht van de kaarsen besche nen. De Here Christus die „in het mid den der zeven gouden kandelaren wan delt", wil dus beschenen worden door ons licht. Dat is de bedoeling. Hij wil gezien worden in ons licht. Dat is het tweede in de verhouding tot Christus. Hij laat zich niet regelrecht aan de wereld zien. Het is de taak van allen die hem mogen kennen, Hem aan de wereld te laten zien. Wij moeten als wij christenen wil len zijn er van doordrongen zijn dal wij aan de wereld de levende Heiland moeten laten zien. Wij moeten zoveel licht geven dat onze medemensen Christus zien wandelen onder ons. Dat wil de wereld ook. Zij loopt er ons niet om na. Maar zij wil het het en verwacht het. Als wij geen lichtdragers zijn en Christus niet belichten, is het onze schuld als een ander de Here Jezus niet goed riet. Als wij Hem niet belich ten, verduisteren wij Hem. En.... dan is onze ster niet veilig. Dan kon het wel eens zijn dat onze ster een geval len ster wordt. Overberg. Ds. G. G. van Vrouwerff. Dc gedachte is opdracht geworden en de opdracht wordt uitgevoerd: de Reformatorisch-Christelijke Persstichting „Koers" heeft vaste vorm aangenomen, zij heeft een Verklaring en Oproep gepu bliceerd en uiterlijk in april 1969 wil zij het eerste nummer van haar eigen krant laten uitkomen. Een weekblad, bestemd om later meermalen per week te verschij nen en tenslotte een landelijk dagblad te worden. „De Stichting is opgericht omdat in brede kringen van het protestantse volksdeel onbehagen heerst over de koers, die dp grote landelijke christelijke dag bladpers in het algemeen de laatste jaren volgt", aldus de Verklaring en Oproep. „Deze koers kan aangeduid worden als algemeen-christelijk, breed-oecumenisch, sterk verwereldlijkend. In toenemende mate valt er een verschuiving van ethische normen in te constateren. Een gesecula riseerde levensstijl, een zondagsopvatting die het karakter van de dag des Heren ondermijnt, een veelal kritisch-revolutio- naire instelling en een opschuiven naar „links" in politiek en theologisch op zicht". De stichting is ontstaan op initia tief van personen van gereformeerde ge zindte uit allerlei kerken en groeperingen, die worden gedreven door het verlangen naar een dagblad dat op verantwoorde wijze leiding geeft aan het christelijk le ven en denken. Dat. kortom, ernst maakt met het woord van Christus: „Wat Ik u zeg, zeg Ik allen: waakt. „Het idee voor de eigen krant in deze geest was er al langer. Nu er mogelijkheden zijn om het te verwezenlijken, ziet de pas gevormde stichting het als opdracht. Tot welke lezerskring richt zich deze reformatorisch-christelijke krant? In de eerste plaats tot hen, die als lidmaat van verschillende kerkgenootschappen één zijn in hun gereformeerde gezindte. In die kring zijn al meer soortgelijke initia tieven ontplooid. We kennen bijvoorbeeld De Banier, het weekblad van de SGP en het Nederlands Dagblad van de Gerefor meerden (Vrijgemaakt). Van De Banier is bekend, dat men er graag een dag blad van zou willen maken. Had hier een mogelijkheid tot samengaan gelegen? De Chr. Gereformeerde predikant ds. J. H. Velema te Apeldoorn, voorzitter van de stichting wil daar wel iets over zeggen. Hij noemt er zelfs nog een derde eenheid bij, namelijk de Stichting Reformatori sche Publikatie in Zeist. Nog vlak voordat de Reformatorisch-Christelijke Persstich ting „Koers" werd opgericht, is er coritact met die stichting in Zeist geweest, maar samenwerking bleek niet mogelijk. De andere partij wilde bijvoorbeeld ook in de krant vasthouden aan de Staten vertaling; zij eiste ook radicale handha ving van artikel 36 tegen de R.-K. Kerk, terwijl over radio, televisie en zaterdag- sport in 't geheel niet zou mogen worden geschreven. „Dit kan niet", zegt ds Vele ma". Het is onverantwoord elkaar vast te leggen op allerlei onderdelen en dispu- tabele zaken. Wij willen éllen bereiken die zich buigen voor Gods Woord en die daarnaar willen leven op elk terrein". Wat De Banier betreft, bij de SGP (als politieke partij) en de Geref. Gemeenten (als kerkgenootschap) ligt de zaak niet zo duidelijk, dat men zonder meer alles onder één noemer zou kunnen brengen. Het Nederlands Dagblad tenslotte is een strikt gesloten eenheid van de Vrij- gemaakten, die zich daarin wensen te handhaven. Ook weer niet allemaal het bestuur en de Raad van Advies van de nieuwe stichting tellen Vrijgemaakten in hun gelederen. Voornamelijk de wat meer „gematigde" Vrijgemaakten. zou men kunnen zeggen. „Tussen al deze ver schillen bewegen wij ons met onze stich ting, met mensen vanuit vijf kerkgenoot schappen, die door alle verschillen heen een eenheid vormen op basis van de ge reformeerde gezindte", aldus ds. Velema. Hoe loopt dan die lijn tussen de, laten we zeggen, toekomstige abonnees en niet- abonnees? Ds. Velema trekt die lijn als volgt: „Aan de ene kant staan mensen die op eigentijdse dat is iets anders dan conservatieve wijze willen vast houden aan het gezag van Gods Woord en de betekenis van de Gereformeerde belijdenis mét de consequenties daarvan voor het gehele leven. Aan de andere kant mensen die het evangelie „verhori- zontaliseren", zonder meer meegaand met de moderne kijk op het leven, bij voorbaat zeggend dat alles vernieuwd moet worden. Die lijn loopt al lang niet meer evenwijdig aan de grenzen van de diverse kerkgenootschappen, maar dwars door die kerken heen. In alle reformato rische kerken, ook in de tot dusver nau welijks aangetaste, vindt men nu lidma ten aan beide kanten van die lijn". Het is duidelijk, welke groep zich bij de abon nees van het reformatorisch-christelijke dagblad zal scharen. Ook, hoe groot die groep zal zijn? „Dat is moeilijker te zeggen. De verschillende kerkgenoot schappen van gereformeerde signatuur tellen in ons land ca. een miljoen lidma ten. Wij nemen aan dat een grote min derheid van hen mèt ons verontrust is", zegt ds. Velema. Daaruit zal dus onge twijfeld de steun voor de stichting komen. Diepgaande besprekingen zijn vanzelf sprekend ook gewijd aan de zakelijke Ds. J. H. Velema (Chr. Geref.) U Apeldoorn is voorzitter van de Re formatorisch-Christelijke Persstichting „Koers". Het bestuur bestaat verder uit ds. A. Vroegindewey (Ned. Herv.) te Veenendaal en de heren J. Haeck (Ger. Gem.) te Hoevelaken, H. de Boer (Geref.) te Urk, ir. T. Boersma (Geref.) te Bos koop, G. C. Grünbauer (Ned. Herv.) te Amsterdam, W. Kleinbloesem (Ger. Gem.) te Rotterdam, J. J. Rippen (Geref.) te Ede, A. Sneep (Geref. Vrijgem.) te Amsterdam en mr. dr. C. J. Verplanke (Chr. Geref.) te 's-Gravendeel. In de raad van advies hebben zltt'.ig acht Ned. Her vormden, negen Gereformeerden, zeven Gereformeerden (Vrijgemaakt), en zeven Chr. Gereformeerden. kant van de onderneming. Gereformeer den van de verschillende kerkgenoot schappen in Urk hebben een beginkapi taal beschikbaar gesteld, dat nu wordt uitgebreid met gaven, die de vrucht zul len rijn van intensieve propaganda. De heer J. R. van Beek te Zeist, eertijds propagandist van de Gereformeerde Zen - dingsbond, houdt zich hiermee bezig. Hij zal daarbij gericht werken op adresset volgens een bepaald patroon. Inmiddels is ook een adviescommissie voor het re- dactiebeleid, bestaande uit medestanders- journalisten, ingesteld. Mogelijk kan die commissie te eniger tijd een redactie commissie worden, daarover is nog geen besluit genomen. Veel zal nog moeten gebeuren voor april, maar het stichtingsbestuur twijfelt er niet aan, dat tegen die tijd het eerste nummer zal verschijnen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 11