Baptisten willen
erfgoed uitdragen
Verontruste Gereformeerden
willen een eigen dagblad
„Zoveel kerken
zoveel zinnen"
De
wederkomst
van
Christus"
„Een krant in de vertrouwde koers
Proefschrift met vele
diepgaa nde conclusies
Seminarie vierde
tweede lustrum
Ons licht bij Hem
Zijn licht bij ons
Na de oorlog
Op alle gebied
Een grote rol
Apeldoornse Baptistenpredikant
schreef zeer verhelderend boek
De lijn
Aan de Rijksuniversiteit te Leiden is woensdag
jongstleden gepromoveerd tot doctor in de sociale
wetenschappen drs. J. van Putten, Haags redacteur
van de vier protestants-christelijke dagbladen die
samen in Zuid-Holland het Rotterdammer-kwartet
vormen, op een proefschrift dat de merkwaardige
titel heeft meegekregen: „Zoveel kerken zoveel
zinnen". Dr. Van Putten behoort van huis uit tot
de christelijke-gereformeerde kerken en zijn be
langstelling voor het kerkelijk leven heeft voor een
groot deel zijn studie in de sociologie bepaald.
Geen wonder dat dit ook in zijn proefschrift tot
uitdrukking is gekomen geen wonder ook dat
dit proefschrift er een is van bijzonder hoog ge
halte én om het bijzonder uitgebreide voorberei
dende werk dat ervoor is verricht én om de con
clusies waartoe de jonge doctor is gekomen. De
meest vergaande conclusie is deze: „Een oplossing
van de kerkelijke verdeeldheid in ons land zal nau
welijks mogelijk zijn zonder een (verdere) desinte
gratie van de bestaande kerkgenootschappen".
Dr. Van Putten heeft zich in zijn studie hoofd
zakelijk bepaald tot de gereformeerde kerken en
de christelijke gereformeerde kerken. Hij is begon
nen met het houden van een enquête onder 1064
mannelijke belijdende leden van deze beide kerk
genootschappen en daarvoor heeft hij uitgekozen
de gemeenten Leiden, Harderwijk. Grootegast.
Sliedrecht en Eindhoven. In die enquête zijn aller
lei vragen aan de orde geweest, vragen van ker
kelijke aard maar niet minder vragen die te ma
ken hebben met het levens-, het cultuurpatroon. De
mening is gevraagd over de vrouw in de kerkelijke
ambten maar ook bijvoorbeeld over gemengd
zwemmen, over dansen, over het gebruik op zon
dag van openbare vervoermiddelen. De uitslag van
dit opinie-onderzoek heeft dr. Van Putten tot een
aantal conclusies gebracht en deze worden in het
proefschrift dan nader uitgewerkt. Twee van deze
conclusies:
De relatief sterkere behoudendheid van de
christelijke gereformeerden vergeleken met de
gereformeerden, houdt niet zozeer verband met
theologische verschillen maar veeleer met het al
dan niet aanvaard zijn van het modern-dynami
sche cultuurpatroon.
Een streven tot toenadering tussen de gerefor
meerde kerken en de christelijke gereformeerde
kerken wordt belemmerd door uiteenlopende
oriënteringen binnen beide kerken jegens andere
kerkgenootschappen. Binnen de gereformeerde
kerken streeft een sterke stroming tot toenade
ring töt de hervormde kerk binnen de schris-
telijke gereformeerde kerken zijn krachtige stro
mingen werkzaam die toenadering prefereren tot
nog andere kerkgenootschappen van Calvinistische
signatuur.
Uit het opinie-onderzoek is gebleken dat de ca.
800.000 leden van de Gereformeerde kerken en de
plm. 70.000 leden van de christelijke gereformeer
de kerken voor zover het de theologie, de leer be
treft weinig van elkaar verschillen. Beide kerkge
nootschappen baseren zich op eenzelfde theologisch
uitgangspunt: de gereformeerde belijdenis zoals
die al in de zeventiende eeuw in ons land werd
aanvaard. Dat wil niet zeggen dat men over alle
kerkelijke zaken gelijk denkt. In het proefschrift
van dr. Van Putten wordt bijvoorbeeld veel aan
dacht besteed aan wat genoemd wordt „een in het
gereformeerde kerkelijke leven zeer omstreden
kwestie: het openstellen van de ambten van predi
kant, ouderling en diaken voor de vrouw". De re
actie op de uitspraak dat het „hoog tijd wordt dat
er ook in onze kerken vrouwelijke ambtsdragers
komen", toont aan dat zowel de gereformeerde als
de christelijke gereformeerde mannen het allesbe
halve eens zijn met het instituut van vrouwelijke
ambtsdragers. Van het totaal van de bij de en
quête ondervraagden gaf 50.8 pet een negatief ant
woord op deze vraag.
Groter was het verschil van mening waar het
ging om de vraag of en hoe de televisie door de
kerken kan en moet worden gebruikt. Dr. Van
Putten typeert de regeling van het gebruik van de
televisie door de chr. gereformeerde kerken als
..een ware lijdensweg". Hij constateert dat de
chr.-gereformeerde synode op dit punt veel meer
terughoudendheid toont dan het chr. gereformeer
de kerkvolk en hij staaft die stelling met de uit
slag van zijn enquête. Op de vraag namelijk of het
voor de verbreiding van het evangelie nodig is dat
meer kerkdiensten per televisie worden uitgezon
den, antwoordde gemiddeld ruim 56 pet. bevesti
gend. Per gemeente bleken hier wel grote verschil
len te liggen. In Eindhoven was het aantal ja-
antwoorden 79 pet., in Grootegast zelfs 86 pet.,
maar in Sliedrecht bleek men fervente tegenstan
ders van televisie-kerkdiensten.
Met de televisie komt men al bij de verschillen
in levensstijl, of zoals dr. Van Putten ze noemt
de niet-kerkelijke factoren die (vermoedelijk)
verantwoordelijk zijn voor de geconstateerde ver
schillen in veranderingsgezindheid en behoudend
heid tussen de leden der beide kerken.
Eerst een aantal gegevens uit de enquête waar
bij men moet bedenken dat deze gegevens dateren
uit medio 1966 dus al enigermate verouderd kun
nen zijn.
Bioscoop. De meeste gereformeerden in Leiden,
Harderwijk en Sliedrecht blijken geen bezwaar
te hebben tegen bioscoopbezoek door gelovige
christenen. Daarentegen mijden de meeste ge
reformeerden in Grootegast (58,9 pet.) de bio
scoop. Zij vinden daarin steun bij de christelij
ke gereformeerden, niet alleen in Grootegast
zelf (77 pet. afwijzend), maar ook in Eindho
ven (60 pet.), in Harderwijk (67 pet.) en in
Sliedrecht (91 pet.).
Televisie. Over het algemeen wordt de televisie
veel positiever gewaardeerd dan de bioscoop.
Uitzonderingen hierop vormen de christelijke ge
reformeerden (niet de gereformeerden) in Har
derwijk en in Sliedrecht.
Gemengd zwemmen. Op Eindhoven na tonen de
christelijke gereformeerden hiervoor minder
sympathie dan de gereformeerden. Bijna 30 pet.
van de chr. gereformeerden zei het zeer eens te
zijn met de stelling, dat gemengd zwemmen de
/.edeloosheid in de hand werkt.
Dansen. Een meerderheid van de ondervraagde
gereformeerden en ook 52 pet. van de chr.-
gereformeerden in Eindhoven heeft geen be
zwaar tegen dansen als zodanig. Maar in Har
derwijk kreeg de gedachte dat „een christen
gerust een dansje kan wagen" slechts 43 pet.
medestanders onder de ondervraagde chr. gere
formeerden, in Grootegast 35 pet en in Sliedrecht
nqg geen 5 procent.
De conclusie ligt voor de hand dat de chr. ge
reformeerden meer behoudend zijn dan de gerefor
meerden en voor een socioloog ligt er dan de uit
dagende vraag naar het waarom. Ook dat heeft dr.
Van Putten onderzocht en in beide kerkgenoot
schappen heeft hij ten aanzien van de behoudende
instelling het volgende gevonden:
De behoudendheid nam toe naarmate het oplei
dingspeil lager was.
De beoefenaars van vrije beroepen en de employes
waren in alle gevallen minder behoudend dan
de zelfstandige bedrijfshoofden en de arbeiders.
Andere conclusies waren onder meer, dat de chr.
gereformeerde kerken verhoudingsgewijs meer leden
tellen in de lagere opleidingsgroepen, terwijl in de
gereformeerde kerken de hogere opleidingsgroepen
sterker zijn vertegenwoordigd. Gezien deze en ande
re omstandigheden komt Dr. van Putten tot de con
clusie dat verschillen in behoudendheid ten aanzien
van aangelegenheden van kerkelijke en godsdien
stige aard tussen gereformeerden en chr. gerefor
meerden. die belangrijke mate samenhangen met
verschillen in opleidingspeil, beroepsstructuur, hori
zontale en verticale sociale mobiliteit, geografische
spreiding en politieke gezihdheid.
Dezer dagen heeft het seminarie van de Unie van Baptisten Gemeenten
„De Vinkenhof" te Bosch en Duin zijn tweede lustrum gevierd. Bij die
gelegenheid sprak de rector drs. J. Reiling deze woorden: „Moge de
dag niet ver meer zijn dat we ons erfgoed niet alleen in eigen
kring koesteren en bestuderen maar ook inbrengen in de universitaire
beoefening van de theologie." Hij vertolkte daannee de drang die op
het ogenblik zichtbaar leeft binnen de Unie: het erfgoed uit te dragen,
anderen er deelgenoot van te maken, hier en in alle werelddelen.
mmw%mtuwra
Het seminarie „De Vinkenhof" is in '58
zijn werkzaamheden begonnen merk
waardig laat eigenlijk als men bedenkt
dat al in 1845 de eerste Baptistengemeen
te in Nederland werd gesticht. Dat was
in Gasselternijeveen en de man die de
stoot gaf tot de stichting was dr. J. E.
Feisser, sinds 1839 Nederlands Hervormd
predikant in Gasselternijeveen. We heb
ben het verhaal al eens eerder verteld:
hoe hij moeilijkheden kreeg met het pro
vinciaal kerkbestuur van Drente wegens
een verschil van inzicht, met name ten
aanzien van de doop en hoe hij er toe
kwam Baptist te worden.
Uit die gemeente Gasselternijeveen is
de gemeente van Stadskanaal tevoor
schijn gekomen en deze heeft dan ook in
1945 het eeuwfeest gevierd. Maar de aan
hang was klein en is vele jaren klein ge
bleven. In 1881 waren er zeven gemeen
ten met omstreeks 300 leden. Rond de
eeuwwisseling was het aantal gemeenten
gegroeid tot 13 en het aantal leden tot net
even onder de duizend nog geen aan
tallen om er een eigen opleidingsschool
voor te stichten. Daarna kwam weliswaar
de groei: in 1914 rond 1700 Baptisten, in
1930 meer dan een verdubbeling: 3600, in
1949 bijna 6500, verdeeld over 45 gemeen
ten met in totaal 30 predikanten, maar
ook in die jaren voelde men het gemis
aan een eigen seminarie nauwelijks. Vele
predikanten namelijk ontvingen hun op
leiding in Hamburg, waar al in 1880 een
seminarie was opgericht, zulks in navol
ging van de Ver. Staten, Engeland en ook
Zweden, want het opleidingsinstituut in
Stockholm dateert al van 1866.
De tweede wereldoorlog stak een spaak
in het wiel: het studeren in Hamburg
was niet meer mogelijk. Weliswaar kon
men terecht bij de Nederlandse universi
teiten, maar toen al kwam de gedachte op
en ds. H. van der Werf het docentenkorps
log, toen Hamburg uiteraard minder in
trek was en de meesten naar Ruschlikon
in Zwitserland gingen, bleef de gedachte
leven. Pas in 1956 echter viel het besluit:
de Algemene Vergadering van de Unie in
Hengelo gaf goedkeuring aan de plannen
een Nederlands Baptisten Centrum te
stichten en daarin ook een seminarie te
huisvesten. Een jaar later kon men „De
Vinkenhof" in Bosch en Duin bij Utrecht
aankopen en in 1958 kon het in gebruik
genomen worden. De oorspronkelijke op
zet om ook de Nederlandse Baptisten
jeugdbeweging te doen participeren is los
gelaten: „De Vinkenhof" werd in de eerste
plaats een seminarie. Het begin was maar
klein: vijf studenten kregen les van vier
docenten.
Behalve de rector, drs. Reiling, waren
dat dr. J. J. Kiwiet (conrector), ds. J. Louw
en ds. D. Slort uit Apeldoorn. In 1960
kwamen ds. J. A. Brandsma, ds. G. Vegter
en ds. H. van der Werf het docentencorps
versterken en in 1962 werd aan ds. K. Rei
ling de praktische vorming van de stu
denten opgedragen. In dat jaar voltooiden
ook de eerste twee studenten hun studie.
In die tien jaar zijn er 33 aanstaande
predikanten ingeschreven, momenteel tel-t
De Vinkenhof 13 leerlingen. De studieduur
is inmiddels van vier op vijf jaar ge
bracht en er is een vorm van samenwer
king met de Rijksuniversiteit in Utrecht.
Maar niet alleen het seminarie getuigt
van de activiteit die de Baptisten aan de
dag leggen. Over de grote evangelisatie
campagne „Handelingen 69" hebben we al
eerder geschreven toen in Epe de grote
landelijke toogdag werd gehouden. Daar
waren 4000 kerkleden aanwezig op een
totaal van 9100 leden. En dat is een per
centage dat weinig andere kerken zullen
kunnen bereiken.
Ook door middel van haar persorganen
treedt de Unie naar buiten. Naast het
weekblad De Christen is er het evange-
lisatiemaandiblad De Zaaier.
Onlangs heeft men, bij wijze van proef
dit blad aanzienlijk uitgebreid tijdens
de laatste Algemene Vergadering, ook nu
weer in Hengelo, is besloten die nieuwe
uitvoering te handhaven. De hogere kos
ten vond men geen bezwaar want evan
gelisatie neemt in de kring der Baptisten
een belangrijke plaats in. Zo werkt men
ook onder de Spaanse gastarbeiders: de
leiding van deze activiteiten heeft de heer
José Parraga te Enschede.
Nauwelijks minder actief is men op het
zendingsveld. Twee zendingsterreinen heeft
men: in Kongo en in Kameroen. Dank zij
de actie „Kom over de Brug" is voor elk
van die gebieden f 25.000 beschikbaar ge
komen en het is goed besteed geld. Nieuwe
activiteiten worden op het ogenblik niet
overwogen: de zendingscommissie ziet de
hulpverlening aan de Baptisten elders in
de wereld vooral als haar taak. Overi
gens is die hulpverlening wederzijds. Zo
heeft ds. J. ter Braak, de zendingspredi
kant die in Sona Bata in Kongo werkt,
een studiebeurs gekregen die het hem mo
gelijk maakt een twee jaar durende spe
cialistenopleiding te krijgen aan het Bap
tist Theological Seminary in Californië.
Overziet men dit alles dan moet men
mét prof. dr. W. C. van Unnik (die bij
de viering van het lustrum in Bosch en
Duin de Utrechtse universiteit vertegen
woordigde) constateren: „De Baptisten zijn
in Nederland wel klein in aantal maar zij
kunnen toch voor het protestantisme een
grote rol spelen door hun relaties met ge
loofsgenoten zowel in het westen als in het
oosten".
Er is op hoog wetenschappelijk niveau
zowel als in simpele brochures al heel
wat geschreven over de wederkomst
van Christus. Daar is voor de gemid
delde meelevende kerkganger bitter
weinig bij, dat hem houvast geeft in de
stroom van vragen over dit mysterieus
schijnende onderwerp. „Schijnend?"
Het Oude Testament spreekt in vrij
wel ieder bijbelboek zeer concreet over
de Messias-verwachting en zo ziet de
gelovige Jood met steeds groeiend on
geduld nog altijd uit naar de Grote
Dag. Voor hem geldt het Nieuwe Tes
tament immers als een niet-meetellen
de menselijke visie, maar voor de
christen is dat Nieuwe Testament juist
de grond voor zijn geloof in de Redder
der Wereld: de Messias kwam. over
won door Zijn dood en opstanding de
duivelse machten. Nu scheidt hem nog
een onbekende tijd van de glorieuze
wederkomst. Waar en hoe is het zui
vere contact in de Messias-verwachting
van Jood en christen?
Drs. D. Slort, predikant van de Apel-
doornse Baptistengemeente, heeft nu
na zeer veel studie en met grote liefde
en diep respect voor Gods volk: Israël,
een boek geschreven, dat anders dan
andere lectuur over dit onderwerp on
getwijfeld duizenden, van welke kerk
men ook lid is. zal aanspreken.
De Chr. Geref. hoogleraar prof. dr.
B. J. Oosterhoff zegt er onder meer
van, dat de kerk'van Christus een ge
meenschap moet zijn van verwachten
de mensen, die steunen en hopen op de
onwankelbare beloften van God. „Maar
zij zal dat op bijbelse wijze moeten
doen, zonder vreemde fantasieën of
menselijke speculaties."
„Daarom is het goed dat er boeken
verschijnen, die ons op bevattelijke
wijze laten zien wat de bijbelse bood
schap is over de wederkomst van
Christus. En zo'n boek is ook dit, van
de Apeldoornse Baptistenpredikant
drs. D. Slort, in onze Apeldoornse ge
meenschap geen onbekende."
Prof. Oosterhoff eindigt zijn uit
voerige bespreking met de harte
lijke aanbeveling: „Lees het zelf, be
spreek het in Bijbelstudiekringen. U
krijgt voorzichtige en schriftuurlijke
leiding".
Nee, met „vreemde fantasieën en
speculaties" houdt dominee Slort zich
niet op. Op blz. 123 zegt hij: „Duidelijk
en voor geen andere opvatting moge
lijk zijn de woorden: „van die dag en
die ure weet niemand". Daarmede
wordt radicaal alle becijfering, ook met
bijbelteksten, afgewezen. Alle bereke
ningen die men heeft gemaakt, alle
jaartallen die men heeft genoemd voor
de wederkomst van Christus, zijn van
geen waarde. De slotsom van alles:
ziet toe, blijft waakzaam!"
Het is wel geen „kinderkost", dit
V
waarlijk boeiende boek, maar speciaal
om duizenden inzicht te geven in de
blijde toekomst voor de Kerk, steun en
houvast, heeft ds. Slort er geen weten
schappelijke verhandeling van ge
maakt. Wel is hij te rade gegaan bij
zowel in R.K.- als in reformatorische
kringen erkende autoriteiten, zoals
om slechts enkelen te nemen prof.
dr. G. C. Berkouwer, Mgr. dr. A. C.
Ramselaar (eerder te Apeldoorn), prof.'
dr. A. Lamorte, prof. dr. H. Berkhof en
vele anderen. Beslist niet eens is ds.
Slort het met de vooral in sommige
calvinistische groeperingen opgeld
doende visie, dat het vroegere Israël
als totaalgemeenschap definitief ver
worpen is en dat het christendom haar
plaats volledig heeft overgenomen.
„Met volle instemming citeer ik", al
dus de schrijver, „wat prof. Vriezen
zegt: Men kan noch vanuit het O.T
noch vanuit het N.T. leren, dat Israël
door het verwerpen van Jezus zijn
plaats als uitverkoren volk heeft en dat
de Christus-gelovigen hun erfenis over
genomen hebben".
De verwerping is niet absoluut. In het
O.T. wordt daarom gesproken van een
wederverkiezen„Want de Heere zal
zich over Jacob ontfermen en nog (we
derom) zal Hij Israël verkiezen" (Jes.
14 1). „Nog (wederom) zal de Heere
Zion troosten, Jeruzalem nog (weder
om) verkiezen."
Zonder meer verrassend en opzienba
rend is wat ds. Slort schrijft over de
huidige staat Israël, maar het zou te
ver voeren om daarop in te gaan. Op
blz. 89 schrijft hij: „Jezus Christus ver
wachten betekent: hopen op de bekering
van het Joodse volk en Hem beminnen
betekent: het volk van Gods beloften lief
te hebben".
Nogmaals prof. Oosterhoff: „Wat de
wederkomst van Christus en het Joodse
volk betreft ziet ds. Slort op grond van
de Schrift rijke perspectieven. Maar hij
gaat niet verder dan de gegevens die
de Schrift hem toelaten"... „Er moet
niet gedacht worden aan het innemen
van de plaats van Israël, maar aan een
toevoegen van hen die niet uit Israël
afkomstig zijn".
Ds. Slort is inderdaad geen onbeken
de in Apeldoorn en (wijde) omgeving.
In januari 1950 werd hij hier bevestigd
als predikant van de Baptisten Ge
meente, na dominee te zijn geweest in
Rotterdam, Delfzijl en Almelo. Hij ver
tegenwoordigt de Unie van Baptisten
Gemeenten o.m. in het Interkerkelijk
Contact met Israël en dat is niet
vreemd. „De liefde voor het Joodse
volk is mij van huisuit meegegeven;
vader ging er ons in voor". Dat was in
Den Helder, waar hij geboren werd op
28 maart 1906. Drs. Slort deed zijn exa
mens in Utrecht en aan de Faculté Li
bre de Théologie Protestante te Aix-en-
Provence in Frankrijk. Aan het Semi
narie van de Unie te Bosch en Duin do
ceert hij al sedert tien jaren in het
Oude Testament, waar later bij kwam
Ethiek en sinds kort ook Bijbelkunde
Nieuwe Testament. „Mijn grote vreug
de in dit alles is de machtige en blijde
boodschap te mogen doorgeven van de
Heiland der wereld. Die Heiland is ge
komen, Hij komt weder en in de tijd
tussen hemelvaart en wederkomst kun
nen wij Hem (dagelijks) ontmoeten.
Jezus zeide, met betrekking tot wie een
beker koud water uitreikt, wie herberg
zaam is, wie spijzigt „voorzover gij
dat aan één Mijner discipelen hebt ge
daan, hebt gij het Mij gedaan" (Matt.
25 :40).
„De wederkomst van Christus" is als
paperback uitgegeven bij Uitgeverij T.
Wever in Franeker en kost f 8,90.
K.
„Die de zeven sterren in Zijne
rechterhand houdt. Die in her
midden der zeven gouden kan
delaren wandelt..."
Openbaring 2:1b.
In bovenstaand tekstwoord wordt de
verhouding tussen Christus en Zijn ge
meente, voorgesteld onder tweeërlei
beeld. De Heiland duidt Zichzelf aan
als Dengene die de zeven sterren in
Zijne rechterhand houdt. Dat beteken:
dat Christus het licht zijner gemeente
draagt. Hij houdt haar in stand en le
ven. Haar lot rust in Zijn hand.
Christus draagt dus ons licht. Wat
wij rijn, zijn wij door Hem. Wij kun
nen zelf ons licht niet dragen, noch
ons leven voor mislukking bewaren
Wij rijn zwak en onmachtig. Wij rijn
niet opgewassen tegen de vijandige
winden, die ons licht willen blussen.
Maar.... nu komt het evangelie ons
zeggen, dat wij ons zelf niet behoeven
te redden, omdat de Here Jezus geko
men is om ons te verlossen. Hij draagt
ons licht en ons leven in Zijn almach
tige hand. Helaas gebeurt het zo vaak
dat wij Hem uit het oog verliezen en
terecht komen in de duisternis van
Zonde en Schuld.
Doch dan komt het Evangelie ons
zeggen: „Als bij berouwvol tot d*
Here Jezus gaat, zult gij merken dat
uw licht bij Hem niet is onderge
gaan".
En zo mag het onze wonderlijke er
varing rijn dat Hij ons bewaart en
blijft bewaren. Dat is dus het eerste
in de verhouding van Christus tot ons.
Hij draagt ons licht.
Nu zijn er mensen die van iets an
ders liever niet willen weten. Christus
is onze enige troost, beiden, in leven
en in sterven.
Wat is er nu nog meer te zeggen"
Te zeggen misschien niet veel, maar
te doen een hele massa.
Iets wat van ontzaglijk veel belang
is. Leest u de tekst maar eens. Als de
verhoogde Heiland gezegd heeft wat
Hij is voor ons, vervolgt Hij met wat
wij moeten zijn voor Hem. Hij die de
zeven sterren (de gemeente) in Zijne
rechterhand houdt, is dezelfde die in
het midden der zeven gouden kande
laren wandelt.
Dat komt dus hier op neer, dat wij.
wier licht door Christus gedragen wordt
ook zelf lichtdragers zijn. De zeven
gouden kandelaren (wat een heerlijke
naam voor de gemeenten van Chris
tus) doen denken aan de zevenarmige
kandelaar in Jeruzalems tempel. De
kaarsen daarop werden dag en nacht
brandende gehouden. Als iemand rond
om die kandelaar wandelde, werd hij
door het licht van de kaarsen besche
nen. De Here Christus die „in het mid
den der zeven gouden kandelaren wan
delt", wil dus beschenen worden door
ons licht. Dat is de bedoeling. Hij wil
gezien worden in ons licht. Dat is het
tweede in de verhouding tot Christus.
Hij laat zich niet regelrecht aan de
wereld zien. Het is de taak van allen
die hem mogen kennen, Hem aan de
wereld te laten zien.
Wij moeten als wij christenen wil
len zijn er van doordrongen zijn dal
wij aan de wereld de levende Heiland
moeten laten zien. Wij moeten zoveel
licht geven dat onze medemensen
Christus zien wandelen onder ons. Dat
wil de wereld ook. Zij loopt er ons niet
om na. Maar zij wil het het en verwacht
het.
Als wij geen lichtdragers zijn en
Christus niet belichten, is het onze
schuld als een ander de Here Jezus
niet goed riet. Als wij Hem niet belich
ten, verduisteren wij Hem. En.... dan
is onze ster niet veilig. Dan kon het
wel eens zijn dat onze ster een geval
len ster wordt.
Overberg. Ds. G. G. van Vrouwerff.
Dc gedachte is opdracht geworden en
de opdracht wordt uitgevoerd: de
Reformatorisch-Christelijke Persstichting
„Koers" heeft vaste vorm aangenomen,
zij heeft een Verklaring en Oproep gepu
bliceerd en uiterlijk in april 1969 wil zij
het eerste nummer van haar eigen krant
laten uitkomen. Een weekblad, bestemd
om later meermalen per week te verschij
nen en tenslotte een landelijk dagblad te
worden. „De Stichting is opgericht omdat
in brede kringen van het protestantse
volksdeel onbehagen heerst over de koers,
die dp grote landelijke christelijke dag
bladpers in het algemeen de laatste jaren
volgt", aldus de Verklaring en Oproep.
„Deze koers kan aangeduid worden als
algemeen-christelijk, breed-oecumenisch,
sterk verwereldlijkend. In toenemende
mate valt er een verschuiving van ethische
normen in te constateren. Een gesecula
riseerde levensstijl, een zondagsopvatting
die het karakter van de dag des Heren
ondermijnt, een veelal kritisch-revolutio-
naire instelling en een opschuiven naar
„links" in politiek en theologisch op
zicht". De stichting is ontstaan op initia
tief van personen van gereformeerde ge
zindte uit allerlei kerken en groeperingen,
die worden gedreven door het verlangen
naar een dagblad dat op verantwoorde
wijze leiding geeft aan het christelijk le
ven en denken. Dat. kortom, ernst maakt
met het woord van Christus: „Wat Ik u
zeg, zeg Ik allen: waakt. „Het idee voor
de eigen krant in deze geest was er al
langer. Nu er mogelijkheden zijn om het
te verwezenlijken, ziet de pas gevormde
stichting het als opdracht.
Tot welke lezerskring richt zich deze
reformatorisch-christelijke krant? In de
eerste plaats tot hen, die als lidmaat
van verschillende kerkgenootschappen één
zijn in hun gereformeerde gezindte. In
die kring zijn al meer soortgelijke initia
tieven ontplooid. We kennen bijvoorbeeld
De Banier, het weekblad van de SGP en
het Nederlands Dagblad van de Gerefor
meerden (Vrijgemaakt). Van De Banier
is bekend, dat men er graag een dag
blad van zou willen maken. Had hier een
mogelijkheid tot samengaan gelegen? De
Chr. Gereformeerde predikant ds. J. H.
Velema te Apeldoorn, voorzitter van de
stichting wil daar wel iets over zeggen.
Hij noemt er zelfs nog een derde eenheid
bij, namelijk de Stichting Reformatori
sche Publikatie in Zeist. Nog vlak voordat
de Reformatorisch-Christelijke Persstich
ting „Koers" werd opgericht, is er coritact
met die stichting in Zeist geweest, maar
samenwerking bleek niet mogelijk. De
andere partij wilde bijvoorbeeld ook
in de krant vasthouden aan de Staten
vertaling; zij eiste ook radicale handha
ving van artikel 36 tegen de R.-K. Kerk,
terwijl over radio, televisie en zaterdag-
sport in 't geheel niet zou mogen worden
geschreven. „Dit kan niet", zegt ds Vele
ma". Het is onverantwoord elkaar vast
te leggen op allerlei onderdelen en dispu-
tabele zaken. Wij willen éllen bereiken
die zich buigen voor Gods Woord en die
daarnaar willen leven op elk terrein".
Wat De Banier betreft, bij de SGP (als
politieke partij) en de Geref. Gemeenten
(als kerkgenootschap) ligt de zaak niet
zo duidelijk, dat men zonder meer alles
onder één noemer zou kunnen brengen.
Het Nederlands Dagblad tenslotte is
een strikt gesloten eenheid van de Vrij-
gemaakten, die zich daarin wensen te
handhaven. Ook weer niet allemaal het
bestuur en de Raad van Advies van de
nieuwe stichting tellen Vrijgemaakten in
hun gelederen. Voornamelijk de wat meer
„gematigde" Vrijgemaakten. zou men
kunnen zeggen. „Tussen al deze ver
schillen bewegen wij ons met onze stich
ting, met mensen vanuit vijf kerkgenoot
schappen, die door alle verschillen heen
een eenheid vormen op basis van de ge
reformeerde gezindte", aldus ds. Velema.
Hoe loopt dan die lijn tussen de, laten
we zeggen, toekomstige abonnees en niet-
abonnees? Ds. Velema trekt die lijn als
volgt: „Aan de ene kant staan mensen
die op eigentijdse dat is iets anders
dan conservatieve wijze willen vast
houden aan het gezag van Gods Woord
en de betekenis van de Gereformeerde
belijdenis mét de consequenties daarvan
voor het gehele leven. Aan de andere
kant mensen die het evangelie „verhori-
zontaliseren", zonder meer meegaand
met de moderne kijk op het leven, bij
voorbaat zeggend dat alles vernieuwd
moet worden. Die lijn loopt al lang niet
meer evenwijdig aan de grenzen van de
diverse kerkgenootschappen, maar dwars
door die kerken heen. In alle reformato
rische kerken, ook in de tot dusver nau
welijks aangetaste, vindt men nu lidma
ten aan beide kanten van die lijn". Het
is duidelijk, welke groep zich bij de abon
nees van het reformatorisch-christelijke
dagblad zal scharen. Ook, hoe groot die
groep zal zijn? „Dat is moeilijker te
zeggen. De verschillende kerkgenoot
schappen van gereformeerde signatuur
tellen in ons land ca. een miljoen lidma
ten. Wij nemen aan dat een grote min
derheid van hen mèt ons verontrust is",
zegt ds. Velema. Daaruit zal dus onge
twijfeld de steun voor de stichting komen.
Diepgaande besprekingen zijn vanzelf
sprekend ook gewijd aan de zakelijke
Ds. J. H. Velema (Chr. Geref.) U
Apeldoorn is voorzitter van de Re
formatorisch-Christelijke Persstichting
„Koers". Het bestuur bestaat verder uit
ds. A. Vroegindewey (Ned. Herv.) te
Veenendaal en de heren J. Haeck (Ger.
Gem.) te Hoevelaken, H. de Boer (Geref.)
te Urk, ir. T. Boersma (Geref.) te Bos
koop, G. C. Grünbauer (Ned. Herv.) te
Amsterdam, W. Kleinbloesem (Ger.
Gem.) te Rotterdam, J. J. Rippen (Geref.)
te Ede, A. Sneep (Geref. Vrijgem.) te
Amsterdam en mr. dr. C. J. Verplanke
(Chr. Geref.) te 's-Gravendeel. In de raad
van advies hebben zltt'.ig acht Ned. Her
vormden, negen Gereformeerden, zeven
Gereformeerden (Vrijgemaakt), en zeven
Chr. Gereformeerden.
kant van de onderneming. Gereformeer
den van de verschillende kerkgenoot
schappen in Urk hebben een beginkapi
taal beschikbaar gesteld, dat nu wordt
uitgebreid met gaven, die de vrucht zul
len rijn van intensieve propaganda. De
heer J. R. van Beek te Zeist, eertijds
propagandist van de Gereformeerde Zen -
dingsbond, houdt zich hiermee bezig. Hij
zal daarbij gericht werken op adresset
volgens een bepaald patroon. Inmiddels
is ook een adviescommissie voor het re-
dactiebeleid, bestaande uit medestanders-
journalisten, ingesteld. Mogelijk kan die
commissie te eniger tijd een redactie
commissie worden, daarover is nog geen
besluit genomen.
Veel zal nog moeten gebeuren voor
april, maar het stichtingsbestuur twijfelt
er niet aan, dat tegen die tijd het eerste
nummer zal verschijnen.