DEZE WEEK: nader beschouwd Inderdaad: moeilijk te verteren! Stop nu de bombardementen De ene manier en de andere „De winkelier eist zijn eerstgeboorterecht op" Hausse ter beurze nog niet aan top Over smaak valt wél te twisten Dr. Dreesman over nieuwe verhoudingen Meeste factoren lijken gunstig Voorgeschiedenis Dwaas Herhaling 1961 Versch il met 1961 Hoger dan 1961? Beursindices volgens CBS (1953 -100) Als in 1960 Er zit een heel nare bijsmaak aan het wetsontwerp Huurdersbijdragen dat deze week, na een zeer royale verdediging door minister Schut, door de Tweede Ka mer Is aanvaard. De bedoeling is goed: wil er ook voor de minder en minst draag- krachtigen een einde komen aan de wo ningnood dan zullen Juist voor hen de goedkoopste woningen ter beschikking moeten komen. Als die woningen op dit ogenblik nog bewoond worden door men sen die meer kunnen betalen, dan zullen die op de een of andere wijze ertoe moe ten worden gebracht naar een ander, duurder huis uit te zien. Rechtstreeks vorderen, de na-oorlogse maatregel waar toe de overheid soms wel noodgedwon gen haar toevlucht moest nemen, is ge lukkig verleden tijd nu probeert men het dan met 'n soort extra-belasting. Inderdaad: een moeilijk te verteren brok de typering is van minister Schut zelf. Niet om allerlei meer ondergeschikte be zwaren: dat de een met een inkomen van f 14.999 geen huurdersbijdrage be taalt en de ander met f 15.001 wel Is een onrechtvaardigheid die aan ieder belas tingsysteem kleeft. En dat er op een soort gelijke wijze een grens is getrokken dwars door ons woningbestand is ook wel haast onvermijdelijk. Veel zwaarder weegt het kernbezwaar: dat men mensen dwingt een bepaald deel van hun Inkomen te be stemmen voor wonen, onverschillig of het daarbij gaat om huur of om rente en af lossing bij koop. Want daar komt het toch op neer: voor mensen met een Inkomen boven de f 15.000 wordt goedkoop wo nen onmogelijk gemaakt. Dat is aantasting van een stuk persoon lijke vrijheid. Ergens op deze pagina ver telt dr. Dreesmann over de veranderende koopgewoonten In Amerika: juist mensen uit de middengroepen leven zuinig omdat zij met hun geld andere dingen willen doen: vakantie in Europa of welke ande re vorm ook van recreatie. Die vrijheid om zo met zijn geld om te gaan als het hemzelf goeddunkt, Is het recht van iede re burger. Niet de overheid behoort uit te maken of ik duur wil wonen dan wel of Ik mijn geld liever voor andere zaken dan voor woongenot gebruik dat be hoort de eigen keuze te zijn. Het argument dat de overheid toch ook de burger dwingt een bepaald deel van zijn Inkomen te besteden aan sociale verzekeringen, gaat niet op. We kunnen Instemmen met de stelling dat de mens zoveel als in zijn vermogen ligt moet voorkomen dat hijzelf of zijn gezin door welke omstandigheid ook ten laste komt van de gemeenschap (dit alles los van de vraag of men die zekerheidsmarge lang zamerhand niet te ruim gaat nemen!). Maar dat is iets wezenlijk anders dan dat men hem verplicht een bepaald deel van zijn Inkomen voor woongenot te be stemmen. Waarom dan ook niet ridi cule voorbeelden hem verplichten iede re dag een liter melk te drinken om de landbouw te helpen of om drie kostuums per jaar te kopen om de textielindustrie te steunen? Er schuilen geen wezenlijke verschillen tussen deze voorbeelden en de Wet Huurdersbijdragen! Minister Schut Is een man die dit alles wel degelijk aanvoelt toch heeft hij het wetsontwerp ingediend. En de Twee de Kamer heeft het aanvaard ook al on derkende men al deze bezwaren. Waar om? Omdat men van mening was en is dat het doel de middelen heiligt. Het Is een grove onrechtvaardigheid dat de wo ningnood in feite alleen nog maar bestaat voor de mensen met weinig geld. En daarom moét er doorstroming zijn, moé ten mensen ertoe worden gebracht hun te goedkope huis vrij te maken voor een ander. En daarom zouden we vrede heb ben met dit wetsontwerp als voor ons ook inderdaad vast stond dat het de door stroming zal bevorderen. Maar juist daar van zijn we nog lang niet overtuigd! Natuurlijk, in een aantal gevallen zal het helpen. Weinig aantrekkelijke woningen zullen Inderdaad wel vrij komen. Maar de betere, goedgesitueerde en goedgebouw de woningwetwoningen en gesubsidieer de woningen - zal men de bewoners daarvan er inderdaad toe kunnen bewe gen op te schuiven naar duurdere huizen als men er niet tevens voor zorgt dat die duurdere huizen hun geld ook waard zijn? Want daaraan ontbreekt het maar al te dikwijls de nieuwbouw is in heel veel gevallen nog minder aantrekkelijk dan de oudbouw. En dus zullen er velen zeggen: „Laat ik dan die huurdersbijdra ge maar betalen - dat is altijd nog beter dan te moeten verhuizen!" En als dat zo is dan hebben we een wetsontwerp dat voor het rechtsgevoel bijzonder onbevredigend is én dat zijn doel niet bereikt. Met recht een moeilijk te verteren brok! Wat dan? We geloven dat dit wetsont werp ertoe kan bijdragen dat we ons los maken van de gedachte dat de woning nood nog volksvijand nummer één is. Die tijd is voorbij. Het gaat er nu niet meer in de eerste plaats om dat we véél bouwen (al blijft ook dat noodzakelijk) maar hoe we bouwen, wat we bouwen en waar we bouwen. De woningnood is niet meer een kwantitatieve zaak maar een kwalitatieve zaak. Alleen als men dat beseft kan er van doorstroming iets terecht komen. Dan ook komen we in een periode dat er met recht over woongenot kan worden ge sproken. Maar in dat beleid past ook dat iedere burger het recht heeft om duur of goedkoop te gaan wonen al naar gelang zijn eigen Inzichten. Dat is een vrijheid die niet blijvend opgeofferd mag worden. Als het president Johnson zou lukken eni ge vooruitgang te brengen in de vrijwel vastgelopen vredesonderhandelingen tus sen de Verenigde Staten en Noord-Viët- nam dan Is niet alleen de wereld hém grote dank verschuldigd, maar zou dat ook van grote invloed kunnen zijn op de komende presidentsverkiezingen. Want welke kiezer zal het aandurven op het moment dat vrede binnen het bereik lijkt te komen, de aan het bewind zijnde partij naar huis te sturen en te vervangen door de tegenstanders die op z'n minst enige tijd nodig zullen hebben om zich in te werken? We weten niet hoe moeilijk het Johnson zal vallen om tegen de wil van zijn mili taire adviseurs in de bombardementen op Noord-Viëtnam te staken, maar als hij ooit een kans gehad heeft op een positief ant woord van de zijde van Hanoi dan is het nu. Het lijkt ons toe dat de president het risico dat het toch weer mislukt, zal moe ten nemen en de bombardementen nu zal moeten staken. De wereld wacht in spanning. Twee Amerikaanse negeratleten, winnaars van goud en brons op de Olympische Spe len, zijn uit Mexico naar huis gestuurd omdat ze, staande op het erepodium ter wijl de Amerikaanse vlag in top werd ge hesen en het Amerikaanse volkslied werd gespeeld, de groet brachten van Black Power, de zwarte macht. Op deze wijze wilden zij de aandacht van de wereld vestigen op het negerprobleem in de Ver enigde Staten. In een andere Olympische sporthal in Mexico verbeterde een Rus een Olym pisch record bij het gewichtheffen en het publiek beloonde zijn prestatie met een •pplaus. Na hem trad een Tsjech aan, een man die bij eerdere proeven al had ge toond in het gewichtheffen de mindere te zijn van zijn Russische rivaal. Maar dit maal bundelde hij al zijn krachten en evenaarde het zojuist door de Rus ge vestigde record. Terwijl het applaus aan zwol tot een ovatie. Het was z ij n manier om de aandacht van de wereld te vesti gen op het bezettingsprobleem in zijn land. We geloven dat de Tsjech meer in de Olympische geest heeft gehandeld dan de twee negeratleten en de zaak waarom het gaat beter onder de aandacht heeft ge bracht. In grote advertentlelettera en met woorden en prezen die aan duidelijk heid niets te wensen overlieten heb ben de grote kruideniers het aan hun publiek laten weten: de voorge schreven prijzen van allerlei merk artikelen zijn te hoog. Vergelijk se eens met onze „eigen merken" en u zult zien dat het allemaal een stuk goedkoper kan! Het is een van de uitingen die duidelijk maken dat er in de wereld van het winkelbedrijf iets aan de hand is. Waarbij het in feite allemaal draait om deze kern: de grote winkeliers zyn bevoogding door fabrikanten beu. Zij menen dat zij, beter dan wie ook, kunnen beoordelen wat het publiek wil en niet wil en welke prijs men kan en wil betalen. En daarom willen zy de volgorde omdraaien: niet de fa brikant maar de winkelier moet de toon aangeven in het ingewikkelde samenspel van produktle naar con sumptie. En daarvoor maken zU »ich sterk meestal in combinaties die de eigen zelfstandigheid onaangetast laten maar die wel over vele grenzen heen reikten. Wie daarin niet mee kan of wil sluit al dan niet vrijwil lig zijn winkeldeur, zoals duizenden in de afgelopen jaren al gedaan hebben. Of h(j moderniseert, scha kelt over op meer eigentijdse win- keltypes als verbruikersmarkten (de eenvoudige winkels die bij hoge om zetten met heel lage prijzen genoe gen kunnen nemen) of de cash-and- carry- (betaal en neem mee) bedry- ven. Toonaangevend in deze ontwikke- ling-naar-zelfstandigheld zijn zonder twyfeld de warenhuizen, 182 in getal (telling op 1 januari 1968) en samen goed voor een omzet van naar schat ting rond twee miljard gulden per jaar. Van die jaaromzet eisen twee concerns het leeuwedeel voor zich op: Vroom en Dreesmann en het Bijenkorfconcern. Van die twee is Vroom en Dreesmann veruit de groot ste: 61 filialen met een verkoopop pervlak van meer dan 200.000 vier kante meter, 20.000 man personeel, jaaromzet volgens ingewijden om streeks 1,25 miljard. Het Bijenkorf- concern valt in drieën uiteen: De Bijenkorf zelf met drie filialen en één in aanbouw, de Hema met 48 filialen en sinds kort de Galeries Mo- dernes met negen filialen. Samen tellen ze rond 10.000 man personeel en halen ze een jaaromzet van 0,6 miljard gulden. Bij de Hema zijn dan bovendien nog 36 warenhuizen aangesloten die hun goederen van de Hema betrekken en daarbij ook de naam en het merk voeren. Bekijken we de zaak internationaal dan vinden we Vroom en Dreesmann terug in de warenhuis-club „Inter- conti" samen met b.v. het beroem de Franse warenhuis Le Printemps, het Westduitse Karstadt, het Engelse Selfridges en nog een tiental andere, verspreid tot in Brazilië en Australië toe. Een schatting van de gezamen lijke omzet loopt tussen de vijftien en twintig miljard gulden. De Bijen korf is lid van de ACI, de Association Commercial International, samen met b.v. Galeries Lafayettes in Frankrijk, het Duitse Kaufhof en John Lewis Partnership uit Enge land. De geschatte omzet van deze com binatie is vier miljard gulden. De Hema zit in de RIMPU, een organi satie met een geschatte omzet van negen miljard waarvan alleen al het New Yorkse W. T. Grant, een drie ëneenhalf miljard voor z(jn rekening neemt, en de Galeries Modernes zit ten in de Unima-groep. Al deze com binaties werken op de een of andere zakelijke basis met elkaar samen daarnaast bestaat er dan nog de Internationale warenhuisvereniging die uitsluitend bedoeld is voor uit wisseling van kennis. Heel deze samenbundeling van krachten heeft resultaat: het publiek weet de weg naar deze kooppalei- zen steeds beter te vinden met als gevolg dat in Nederland de gezamen lijke omzet in de afgelopen vier jaar steeg met een half miljard gulden. Uiteraard betekent dit dat andere winkelbedrijven terreinverlies boe ken en de ctffers van het Centraal Bureau voor de Statistiek bevestigen dat: in de periode 1949 tot 1966 b de omzet in de warenhuizen vtyf maal zo groot geworden, terwijl de rest van de winkelstand het nog niet helemaal tot een verviervoudiging kon brengen. Die omzetstijging is te danken aan de verschuivingen in het pakket ar tikelen dat in de verkoop was. In 1949 bestond 64 pet van de omzet uit textiel, woninginrichting haalde 6 pet., schoeisel 2 pet. Over 1966 zijn die cijfers: textiel 40 pet., woningin richting 5 pet., schoeisel 1 pet. Om hoog kwamen vooral de omzet van huishoudelijke artikelen (van 8 naar 15 pet.) en die van levensmiddelen (van 1 naar 10 pet.) Vooral dit laatste cijfer is spectaculair en is een van de redenen waarom De Bijen korf zo geïnteresseerd was in de Galeries Modernes: op kruideniers- gebied heeft dit bedryf namelijk een grote en janrenlange ervaring. Uit deze boeiende ontwikkeling hebben we twee facetten gelicht: de veranderende verhouding tussen win kelier en fabrikant waarover vooral de directeur van V. en D., dr. W. Dreesmann (doctor in de economie, doctorandus in de rechten) zijn licht heeft laten schijnen, en de vraag in hoeverre de smaak van het publiek in verschillende landen van invloed is op de samenwerking in interna tionaal verband. Daarover ging het in een gesprek met de inkoop direc teur van De Bijenkorf, de heer Jacques H. Polak. Dr. A. C. R. Dreesmann zegt het zonder leedvermaak of arrogantie: „We zijn gewoon bezig ons eerstgeboorterecht weer op te eisen. Een eeuw lang heeft het winkelbe drijf min of meer op het kompas van de in dustrie gevaren langzamerhand komt de tijd dat de winkeliers het commando weer gedeeltelijk gaan overnemen". Hij zetelt in een professorale werkkamer in Amsterdam, waar een behanger volstrekt overbodig is: de duizenden boeken zorgen voor een veel contrastrijker beeld. Zij weer spiegelen de vele interesses van de bewoner: boeken over schilderkunst naast die over theologie, sociologie, geschiedenis en econo mie. Boeken ook over vermaarde, invloedrij ke families, die fortuinen verdienden: de Rothschilds. De goedlachse wetenschaps- en zakenman geeft een stukje voorgeschiedenis: „Vroeger gaf de winkelstand (tegelijk fa brikant) ook al de toon aan. Toen kwam de industriële revolutie. Er ontstonden grote fa brieken, die veel produceerden en de verkoop aan de klant gingen regelen, over de hoof den van de winkeliers heen. De verkoopka nalen waren tenslotte ook te verdeeld en te nauw. De fabrikant moest er zich wel mee bemoeien". Zo'n honderd jaar geleden kwam de kente ring. De filiaalbedrijven kwamen, het groot winkelbedrijf ontstond. De ontwikkeling liep uit op de super- en verbruikersmarkten van nu. Daarmee is er een nieuwe situatie ont staan: de industrie heeft zijn gelijkwaardige partner gevonden in het winkelbedrijf". De heer Dreesmann twijfelt er niet aan of deze verschuiving gaat door. Terecht ook, vindt hij. „De verkopers in een waren huis zijn eigenlijk de hele dag bezig met marktonderzoek. Zij krijgen kennis van wat de klant wel en niet wenst. Dat gaat in ons bedrijf bijvoorbeeld om zo'n mil joen nummers (artikelen naar soort, maat kleur)". „Hoe zou deze kennis tot haar recht moeten komen als zij niet werd door gespeeld naar de fabrikant. Het zal dan ook zo worden dat het winkelbedrijf hem gaat voorschrijven wat hij moet maken, en ook hoe. Amerika en Engeland zijn ons al voorgegaan". De warenhuisdirecteur meent dat deze ont wikkeling ook in ons land eigenlijk al is be gonnen. „Kijk maar naar het toenemend aantal „eigen merken". Zeker, eensdeels die nen zij om de winkelier meer speelruimte te geven in afdelingen waar de prijsbinding voor verstarring heeft gezorgd. Maar in we zen gaat het hier toch om het verkrijgen van een stuk zeggenschap op terreinen die tot dusver aan de fabrikant behoren: de winke lier geeft hem nu opdracht een voor zijn klant op maat gesneden produkt te maken. Merkwaardig genoeg wordt het „scheppen de" werk van deze winkelier beloond met een lagere winstmarge dan die op het be kende merk. De winst komt echter op lange re termijn, in de vorm van een stukje „com mando". Zal deze machtsoverneming zo ver gaan dat uiteindelijk winkelbedrijf en fabriek een eenheid vormen? De heer Dreesmann: „Dat zou dwaas zijn. De industrie moet voetballen, wij zullen wel fluiten. Ieder heeft nu eenmaal zijn eigen specialisatie. Bundeling zou betekenen: op twee stoelen gaan zitten, niet objectief meer kunnen oordelen over de kwaliteit van de produkten, gevoeliger worden voor de con junctuur". Ons land maakt de laatste tijd ook kennis met nieuwe verkoopvormen, met de verbrui- kersmarkt (ook wel „discounter" genoemd). De heer Dreesmann vindt de opkomst ervan bij ons nog traag. Hij verklaart dat met: „Nederland is er nog niet helemaal rijp voor. De welvaart is nog niet groot genoeg voor de discounter. Vreemd genoeg is voor die eenvoudige winkel een ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid nodig. De klanten zijn namelijk mensen die elk een groot aantal verschillende behoeften heb ben". De trage opbloei verklaart hij met: „Ne derland is er nog niet helemaal rijp voor. De welvaart is nog niet groot genoeg voor de discounter. Vreemd genoeg is voor die een voudige winkel een ontwikkeling van de menselijke persoonlijkheid nodig. De klanten zijn namelijk mensen die elk een groot aan tal verschillende behoeften hebben". Ameri ka laat dat duidelijk zien. Niet de armsten, maar de ontwikkelden zijn uit op koopjes, om daarmee ruim baan te maken voor ande re onvervulde wensen: het tweede huis, de reis naar Europa". „Het is met de welvaart als met het be klimmen van een heuvel: aan de voet zie je nog niet veel. Met het hoger klimmen ont staan echter nieuwe vergezichten: krijgt men oog voor paardrijles, vakanties op het Griekse Rhodes en het op safari gaan". „Het vervullen van de nieuwe behoeften gaat ech ter gepaard met beperkingen elders. Men probeert bijvoorbeeld hetzelfde pakket le vensmiddelen tegen een lagere prijs te krij gen. Economie is nu eenmaal het voorrecht van de rijken". Snel voegt de heer Dreesmann er nog aan toe: „Behalve de lonen zullen ook de marges van de winkelier omhoog moeten, willen de verbruikersmarkten hier een kans maken". Wie regelmatig kennis neemt van de koersen die op de Amsterdamse effectenbeurs worden genoteerd, weet dat er op het ogenblik sprake is van een hausse. De recessie die op de beurs haar dieptepunt vond in 1966, is al lang voorbij, de door het Centraal Bureau voor de Sta tistiek verstrekte indexcijfers wijzen bijna het dubbele aan van toen. Het is een ontwikkeling die doet denken aan de gebeurtenissen rond 1960, toen de cijfers eveneens na een re cessie in *57/58 steeds maar oplie pen en in 1961 een top bereikten. Vorige week stagneerde in Am sterdam die opgaande koersbewe- ging even en onmiddellijk rees bij velen de vraag: „Hebben we het einde van de hausse bereikt en zal de neergaande lijn zichtbaar wor den (want de beurs kent nu een maal een lijn met hoogte- en diep tepunten) 6f is er alleen maar spra ke van een technische reactie, een moment van rust om nieuwe krach ten te verzamelen voor de volgende sprong vooruit?" Het is deze vraag waarop onze beursmedewerker in dit artikel dieper ingaat. "Voorop zij gesteld dat een te pertinente verklaring over de toekomstige ontwikkeling op de beurs van niet meer waarde is dan het bekende kijken in het koffiedik! Dat neemt echter niet weg dat aan de hand van bepaalde factoren ze kere tendensen waarneembaar kun nen zijn die een ontwikkeling op korte termijn aannemelijk te maken. Velen zijn dikwijls geneigd bij het bespreken van de hausse van 1968 vergelijkingen te trekken met die van 1961, de voorganger van de hui dige en inderdaad in omvang en duurzaamheid enigszins tegen de te genwoordige af te wegen. Verschil punt is echter vooral het startni veau, dat bij de hausse in 1961 veel lager lag. Overeenkomst levert daarentegen weer de hardnekkigheid en boven dien de hoogte van de huidige haus se, die de vorige bijna heeft geëve naard. Vooral dit laatste zal voor velen toch nog wel een verrassing zijn, want nog vaak heeft menige belegger het over die „hoge" koer sen, die destijds op de top in 1961 werden betaald, maar nu voor vele aandelen, ondanks de nieuwe haus se, nog bij lange na niet zijn ge haald. De hiernaast opgenomen belang rijkste beursindices geven echter wel duidelijk weer, dat het oude re cordniveau van 1961 nu inderdaad weer is benaderd. Wel blijkt, dat het startpunt van de hausse in 1961 voor de interna tionale concerns destijds 100 pun ten lager lag en dat ook de lokale industrie in 1966, toen de beursbais- se in de huidige hausse omsloeg, ruim 100 punten hoger lag dan in 1958 en het algemene beurscijfer bijna 100. T"|e vergelijking van de huidige beursindex met die van 1961 gaat niet zonder meer op. Claim emissies en bonusuitkeringen, die de noteringen uiteraard hebben ge drukt, blijven in de index opgeno men. Hierdoor komt het, dat de hui dige index voor de internationals nagenoeg weer op het niveau van 1961 ligt, maar de huidige koersen van de meeste internationale aande len zich nog altijd ver beneden hun toppen van 1961 bevinden: Hoog ovens f 237 destijds en f 120 thans, Unilever f200 en f140, Philips f315 en f160. Voor de lokale industrie geldt bo vendien het verschil, dat thans ge heel andere aandelen uit de verza meling, die deze index opbouwt, fors zijn uitgelopen: Albert Heijn, Gist en Spiritus en Naarden thans tegen Nederlandsche Kabel, Van Berkel, Holec, Texoprint, Vrede- stein en Nijverdal-ten Cate des tijds. Meer economisch getinte ver schillen met 1961 zijn de sedertdien door investeringen, fusies en groei vergrote kracht van ons bedrijfsle ven in het algemeen en de hiertoe behorende leidende ondernemingen in het bijzonder, de sinds dat jaar toch gestaag gestegen dividenden en tenslotte het feit, dat in 1961 reeds weer een zodanig gevaar voor oververhitting in onze nationale eco nomie bestond, dat een forse in greep (revaluatie van de gulden) nodig was. De conjunctuur van 1968 bevindt zich pas in de herstelfase. Een werkelijke oververhitting is nog nergens waarneembaar. Dlijft de huidige hausse derhalve niet steken bij het vorige top niveau en zullen de diverse beursin dices de historische recordstanden van 1961 doorbreken? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zul len de elementen, die de huidige hausse schragen, moeten worden onderzocht. Die vallen uiteen in twee groepen: De economische en de politieke. Wat de economische betreft mag worden aangenomen, dat door de bank genomen het bedrijfsleven dit jaar een gunstige boekingsperiode zal doormaken. De flinke produktie- stijging (ca. 7 pet.), de sterke pro- duktiviteitsstijging (5% pet.) en de ontwikkeling van de prijzen zullen er toe leiden, dat de nog resterende maanden van 1968 in het teken staan van optimistische geluiden over de te verwachten winsten. Dit zal zeker een stimulans zijn voor da beurs. Een stimulans zullen ook blijven de aanhoudende fusies in ons bedrijfsleven, die al regelmatig tot uitspattingen op de beurs heb ben geleid. Van deze twee kanten blijft de beïnvloeding van het Dam rak zeer positief en dat is uiterst belangrijk. Minder rechtstreeks laten de po litieke factoren zich analyseren. Wat het binnenland betreft ziet het Laagste punt Laagste punt voorgaande voorgaande ree.'57/58 Top 1961 recessie'66 Thans Internationals 240 680 340 650 Industrie 120 440 240 405 Algemeen 160 485 255 450 Enkele koersverschillen aandelen thans en top 1961: Bammens1) 480 280 Berkel Patent 475 180 Bijenkorf') 1235 690 Centrale Suiker') 600 480 Enot') 350 235 Kemo') 700 320 Leidsche Wol')630 280 Ned. Kabel 800 367 Rommenhöller') 925 700 Twentsche Kabel 765 440 Thomassen Drijver') 162 94 Ver. Machine 370 150 Vette winkel') 375 338 Hoger dividend over 1967 dan over 1961. er naar uit, dat de politieke lijn van het financieel-economische beleid, strevend naar een evenwichtige eco nomische groei, voorlopig wel ge handhaafd zal kunnen blijven, hoe wel de loonkostenstijging ongetwij feld eveneens zal toenemen. Over de buitenlandse politieke factoren kan uiteraard niets worden gezegd: Verwikkelingen in Oost-Europa, het Verre en Nabije Oosten kunnen alle de ontwikkeling op de beurs in on- gunstige zin verstoren, maar een en ander hangt uitsluitend af van de aard en mogelijkheid van die ver wikkelingen. I Titgaande van de conjuncturele golfbewegingen toont de huidi ge cyclus in ons land veel overeen komst met die in 1960: Het herstel uit een vorige recessie is duidelijk, maar oververhitting is nog niet zichtbaar. De hausse van 1959/1961 trok sinds de top in 1960 voor de lo kale industrie nog zo'n 100 punten op de index door (van ca. 340 tot 440), het algemene beurscijfer nog 60 punten. Zo gezien bestaat er nu alle kans, dat de vorige recordstan den worden doorbroken. Onvoorziene politieke strubbelin gen voorbehouden, ziet het er dus niet naar uit dat de hausse als ge ëindigd moet worden beschouwd. Er bestaat nog ruimte voor door trekken, te meer daar vele aande len nog bij lange na niet op hun vo rige toppen zijn beland, hetgeen ook nog eens blijkt uit de hierboven ge- gen opstelling. Over de smaak van de kopers in de ver schillende landen zegt De Bijenkorf's inkoopdirecteur J. H. Polak: „In de loop der jaren zijn de verschillen klei ner geworden. Inderdaad, Parijs geeft soms de toon aan - neem de damesprui ken. Maar heel vaak ook reageren de kopers in Amsterdam en de Franse hoofdstad precies hetzelfde op nieuwe artikelen. De elastieke ceintuur van een paar jaar terug is er een voorbeeld van. Wel zijn er in elk land regionale verschillen. In ons land reageert Am sterdam het eerst op de „nieuwtjes", maar het verschil wordt wel minder. Toen een paar jaar geleden de duster, de korte ochtendjas in zwang kwam, kwam bijvoorbeeld Rotterdam enkele seizoenen bij Amsterdam achteraan." Met deze overtuiging voor ogen werkt de heer Polak ook in zijn groep, de Asso ciation Commercial International. „In het begin", zo zegt hij, „lag het zwaar tepunt duidelijk bij het uitwisselen van kennis over goederen en ontwikkelin gen - nu echter heeft de gezamenlijke inkoop een zwaarder accent gekregen. Vaak gaan de inkopers der deelnemers samen op pad om de gebundelde orders extra voordelig onder te kunnen bren gen en ook maakt men veel gebruik van eikaars inkoopkantoren". Met dr. Dreesmann over deze zelfde vra gen sprekend komt men tot de conclu sie dat hij van een heel ander stand punt uitgaat. Binnen zijn groep, de In- terconti, is de gezamenlijke inkoop mi nimaal, zo vertelt hij. Oorzaak? „De smaken en de mentaliteit liggen in elk van de landen nog te ver uiteen. De Duitsers houden bijvoorbeeld sterk vast aan nationale produkten. De Fran sen moeten dat ook van president De Gaulle - terwijl juist Nederland van na ture zijn eigen produkt nogal wan trouwt. Voor het samen inkopen lenen zich alleen de internationale, uniforme produkten die niet aan mode onderwor pen zijn zoals ballpoints en vitrage." Desondanks heeft hij het werk van Inter- conti hoog om deze twee redenen: het werk van de inkopers wordt erdoor ver gemakkelijkt èn men is gezamenlijk in staat „oude monopolies te slechten". Hij geeft voorbeelden. Als een buiten landse inkoper uit zijn groep naar Ne derland komt wordt hij door mensen van V. en D. wegwijs gemaakt in de Nederlandse industrie - een betere rug gesteun is nauwelijks denkbaar. En j over die oude monopolies: niet langer wordt speelgoed uitsluitend in Neuren berg gemaakt of kan men alleen maar in Zwitserland terecht voor een goed horloge. De arbeidsverdeling in de we reld is drastisch veranderd en dat heeft de keuzemogelijkheid vergroot. Dat er vaart men als men werkt in internatio naal verband. Dat die grotere keuzemogelijkheid ook invloed heeft op de prijzen is duidelijk. De heer Polak komt net terug uit Ame- f rika waar hij de laatste nieuwtjes heeft bekeken. Heel brede stropdassen bij voorbeeld, gelanceerd door Parijs maar door de Amerikanen tegen „democrati sche" prijzen op de markt gebracht. „Dat gaat heel vaak zo", zegt hij. „We importeren meestal uit een land dat de mode overnam. Een kwestie van prijs." Dat daarmee een enorme verantwoor delijkheid op de schouders van de inko per wordt gelegd, steekt hij niet onder stoelen of banken. „Met de inkoop staat of valt een warenhuis. De een richt zich op het brengen tvan modieuze artikelen tegen een schappelijke prijs, de ander moet het hebben van zeer redelijke kwaliteiten tegen even redelijke prij zen. In beide gevallen moeten inkopers de wereld afreizen, moeten zij keuren en kiezen. Een misstap betekent vele winkeldochters die later tegen een ap pel en een ei geruimd moeten worden." Maar waarover de heren Polak en Drees mann ook van mening verschillen, beide warenhuisdirecteuren zijn ervan over tuigd dat de samenwerking over de grenzen in de toekomst inniger zal wor den. Echter, in fusies geloven zij voor alsnog niet: in het wereldje van de wa renhuizen is men erg individualistisch en vrijheidslievend!

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 12