DEZE WEEK: nader beschouwd
Inderdaad: moeilijk te verteren!
Stop nu de bombardementen
De ene manier en de andere
„De winkelier eist zijn
eerstgeboorterecht op"
Hausse ter beurze
nog niet aan top
Over smaak
valt wél
te twisten
Dr. Dreesman over nieuwe verhoudingen
Meeste factoren lijken gunstig
Voorgeschiedenis
Dwaas
Herhaling 1961
Versch il met 1961
Hoger dan 1961?
Beursindices volgens CBS
(1953 -100)
Als in 1960
Er zit een heel nare bijsmaak aan het
wetsontwerp Huurdersbijdragen dat deze
week, na een zeer royale verdediging
door minister Schut, door de Tweede Ka
mer Is aanvaard. De bedoeling is goed:
wil er ook voor de minder en minst draag-
krachtigen een einde komen aan de wo
ningnood dan zullen Juist voor hen de
goedkoopste woningen ter beschikking
moeten komen. Als die woningen op dit
ogenblik nog bewoond worden door men
sen die meer kunnen betalen, dan zullen
die op de een of andere wijze ertoe moe
ten worden gebracht naar een ander,
duurder huis uit te zien. Rechtstreeks
vorderen, de na-oorlogse maatregel waar
toe de overheid soms wel noodgedwon
gen haar toevlucht moest nemen, is ge
lukkig verleden tijd nu probeert men
het dan met 'n soort extra-belasting.
Inderdaad: een moeilijk te verteren brok
de typering is van minister Schut zelf.
Niet om allerlei meer ondergeschikte be
zwaren: dat de een met een inkomen
van f 14.999 geen huurdersbijdrage be
taalt en de ander met f 15.001 wel Is een
onrechtvaardigheid die aan ieder belas
tingsysteem kleeft. En dat er op een soort
gelijke wijze een grens is getrokken
dwars door ons woningbestand is ook wel
haast onvermijdelijk. Veel zwaarder weegt
het kernbezwaar: dat men mensen dwingt
een bepaald deel van hun Inkomen te be
stemmen voor wonen, onverschillig of het
daarbij gaat om huur of om rente en af
lossing bij koop. Want daar komt het toch
op neer: voor mensen met een Inkomen
boven de f 15.000 wordt goedkoop wo
nen onmogelijk gemaakt.
Dat is aantasting van een stuk persoon
lijke vrijheid. Ergens op deze pagina ver
telt dr. Dreesmann over de veranderende
koopgewoonten In Amerika: juist mensen
uit de middengroepen leven zuinig omdat
zij met hun geld andere dingen willen
doen: vakantie in Europa of welke ande
re vorm ook van recreatie. Die vrijheid
om zo met zijn geld om te gaan als het
hemzelf goeddunkt, Is het recht van iede
re burger. Niet de overheid behoort uit
te maken of ik duur wil wonen dan wel of
Ik mijn geld liever voor andere zaken
dan voor woongenot gebruik dat be
hoort de eigen keuze te zijn.
Het argument dat de overheid toch ook
de burger dwingt een bepaald deel van
zijn Inkomen te besteden aan sociale
verzekeringen, gaat niet op. We kunnen
Instemmen met de stelling dat de mens
zoveel als in zijn vermogen ligt moet
voorkomen dat hijzelf of zijn gezin door
welke omstandigheid ook ten laste komt
van de gemeenschap (dit alles los van de
vraag of men die zekerheidsmarge lang
zamerhand niet te ruim gaat nemen!).
Maar dat is iets wezenlijk anders dan
dat men hem verplicht een bepaald deel
van zijn Inkomen voor woongenot te be
stemmen. Waarom dan ook niet ridi
cule voorbeelden hem verplichten iede
re dag een liter melk te drinken om de
landbouw te helpen of om drie kostuums
per jaar te kopen om de textielindustrie
te steunen? Er schuilen geen wezenlijke
verschillen tussen deze voorbeelden en
de Wet Huurdersbijdragen!
Minister Schut Is een man die dit alles
wel degelijk aanvoelt toch heeft hij
het wetsontwerp ingediend. En de Twee
de Kamer heeft het aanvaard ook al on
derkende men al deze bezwaren. Waar
om? Omdat men van mening was en is
dat het doel de middelen heiligt. Het Is
een grove onrechtvaardigheid dat de wo
ningnood in feite alleen nog maar bestaat
voor de mensen met weinig geld. En
daarom moét er doorstroming zijn, moé
ten mensen ertoe worden gebracht hun
te goedkope huis vrij te maken voor een
ander. En daarom zouden we vrede heb
ben met dit wetsontwerp als voor ons ook
inderdaad vast stond dat het de door
stroming zal bevorderen. Maar juist daar
van zijn we nog lang niet overtuigd!
Natuurlijk, in een aantal gevallen zal het
helpen. Weinig aantrekkelijke woningen
zullen Inderdaad wel vrij komen. Maar de
betere, goedgesitueerde en goedgebouw
de woningwetwoningen en gesubsidieer
de woningen - zal men de bewoners
daarvan er inderdaad toe kunnen bewe
gen op te schuiven naar duurdere huizen
als men er niet tevens voor zorgt dat
die duurdere huizen hun geld ook waard
zijn? Want daaraan ontbreekt het maar al
te dikwijls de nieuwbouw is in heel
veel gevallen nog minder aantrekkelijk
dan de oudbouw. En dus zullen er velen
zeggen: „Laat ik dan die huurdersbijdra
ge maar betalen - dat is altijd nog beter
dan te moeten verhuizen!" En als dat zo is
dan hebben we een wetsontwerp dat voor
het rechtsgevoel bijzonder onbevredigend
is én dat zijn doel niet bereikt. Met recht
een moeilijk te verteren brok!
Wat dan? We geloven dat dit wetsont
werp ertoe kan bijdragen dat we ons los
maken van de gedachte dat de woning
nood nog volksvijand nummer één is. Die
tijd is voorbij. Het gaat er nu niet meer in
de eerste plaats om dat we véél bouwen
(al blijft ook dat noodzakelijk) maar hoe
we bouwen, wat we bouwen en waar we
bouwen. De woningnood is niet meer een
kwantitatieve zaak maar een kwalitatieve
zaak. Alleen als men dat beseft kan er
van doorstroming iets terecht komen. Dan
ook komen we in een periode dat er met
recht over woongenot kan worden ge
sproken. Maar in dat beleid past ook dat
iedere burger het recht heeft om duur of
goedkoop te gaan wonen al naar gelang
zijn eigen Inzichten. Dat is een vrijheid
die niet blijvend opgeofferd mag worden.
Als het president Johnson zou lukken eni
ge vooruitgang te brengen in de vrijwel
vastgelopen vredesonderhandelingen tus
sen de Verenigde Staten en Noord-Viët-
nam dan Is niet alleen de wereld hém
grote dank verschuldigd, maar zou dat
ook van grote invloed kunnen zijn op de
komende presidentsverkiezingen. Want
welke kiezer zal het aandurven op het
moment dat vrede binnen het bereik lijkt
te komen, de aan het bewind zijnde partij
naar huis te sturen en te vervangen door
de tegenstanders die op z'n minst enige
tijd nodig zullen hebben om zich in te
werken?
We weten niet hoe moeilijk het Johnson
zal vallen om tegen de wil van zijn mili
taire adviseurs in de bombardementen op
Noord-Viëtnam te staken, maar als hij ooit
een kans gehad heeft op een positief ant
woord van de zijde van Hanoi dan is het
nu. Het lijkt ons toe dat de president het
risico dat het toch weer mislukt, zal moe
ten nemen en de bombardementen nu
zal moeten staken. De wereld wacht in
spanning.
Twee Amerikaanse negeratleten, winnaars
van goud en brons op de Olympische Spe
len, zijn uit Mexico naar huis gestuurd
omdat ze, staande op het erepodium ter
wijl de Amerikaanse vlag in top werd ge
hesen en het Amerikaanse volkslied werd
gespeeld, de groet brachten van Black
Power, de zwarte macht. Op deze wijze
wilden zij de aandacht van de wereld
vestigen op het negerprobleem in de Ver
enigde Staten.
In een andere Olympische sporthal in
Mexico verbeterde een Rus een Olym
pisch record bij het gewichtheffen en het
publiek beloonde zijn prestatie met een
•pplaus. Na hem trad een Tsjech aan, een
man die bij eerdere proeven al had ge
toond in het gewichtheffen de mindere te
zijn van zijn Russische rivaal. Maar dit
maal bundelde hij al zijn krachten
en evenaarde het zojuist door de Rus ge
vestigde record. Terwijl het applaus aan
zwol tot een ovatie. Het was z ij n manier
om de aandacht van de wereld te vesti
gen op het bezettingsprobleem in zijn
land.
We geloven dat de Tsjech meer in de
Olympische geest heeft gehandeld dan de
twee negeratleten en de zaak waarom het
gaat beter onder de aandacht heeft ge
bracht.
In grote advertentlelettera en met
woorden en prezen die aan duidelijk
heid niets te wensen overlieten heb
ben de grote kruideniers het aan hun
publiek laten weten: de voorge
schreven prijzen van allerlei merk
artikelen zijn te hoog. Vergelijk se
eens met onze „eigen merken" en u
zult zien dat het allemaal een stuk
goedkoper kan! Het is een van de
uitingen die duidelijk maken dat er
in de wereld van het winkelbedrijf
iets aan de hand is. Waarbij het in
feite allemaal draait om deze kern:
de grote winkeliers zyn bevoogding
door fabrikanten beu. Zij menen
dat zij, beter dan wie ook, kunnen
beoordelen wat het publiek wil en
niet wil en welke prijs men kan en
wil betalen. En daarom willen zy
de volgorde omdraaien: niet de fa
brikant maar de winkelier moet de
toon aangeven in het ingewikkelde
samenspel van produktle naar con
sumptie.
En daarvoor maken zU »ich sterk
meestal in combinaties die de eigen
zelfstandigheid onaangetast laten
maar die wel over vele grenzen
heen reikten. Wie daarin niet mee
kan of wil sluit al dan niet vrijwil
lig zijn winkeldeur, zoals duizenden
in de afgelopen jaren al gedaan
hebben. Of h(j moderniseert, scha
kelt over op meer eigentijdse win-
keltypes als verbruikersmarkten (de
eenvoudige winkels die bij hoge om
zetten met heel lage prijzen genoe
gen kunnen nemen) of de cash-and-
carry- (betaal en neem mee) bedry-
ven.
Toonaangevend in deze ontwikke-
ling-naar-zelfstandigheld zijn zonder
twyfeld de warenhuizen, 182 in getal
(telling op 1 januari 1968) en samen
goed voor een omzet van naar schat
ting rond twee miljard gulden per
jaar. Van die jaaromzet eisen twee
concerns het leeuwedeel voor zich
op: Vroom en Dreesmann en het
Bijenkorfconcern. Van die twee is
Vroom en Dreesmann veruit de groot
ste: 61 filialen met een verkoopop
pervlak van meer dan 200.000 vier
kante meter, 20.000 man personeel,
jaaromzet volgens ingewijden om
streeks 1,25 miljard. Het Bijenkorf-
concern valt in drieën uiteen: De
Bijenkorf zelf met drie filialen en
één in aanbouw, de Hema met 48
filialen en sinds kort de Galeries Mo-
dernes met negen filialen. Samen
tellen ze rond 10.000 man personeel
en halen ze een jaaromzet van 0,6
miljard gulden. Bij de Hema zijn
dan bovendien nog 36 warenhuizen
aangesloten die hun goederen van de
Hema betrekken en daarbij ook de
naam en het merk voeren.
Bekijken we de zaak internationaal
dan vinden we Vroom en Dreesmann
terug in de warenhuis-club „Inter-
conti" samen met b.v. het beroem
de Franse warenhuis Le Printemps,
het Westduitse Karstadt, het Engelse
Selfridges en nog een tiental andere,
verspreid tot in Brazilië en Australië
toe. Een schatting van de gezamen
lijke omzet loopt tussen de vijftien
en twintig miljard gulden. De Bijen
korf is lid van de ACI, de Association
Commercial International, samen
met b.v. Galeries Lafayettes in
Frankrijk, het Duitse Kaufhof en
John Lewis Partnership uit Enge
land.
De geschatte omzet van deze com
binatie is vier miljard gulden. De
Hema zit in de RIMPU, een organi
satie met een geschatte omzet van
negen miljard waarvan alleen al het
New Yorkse W. T. Grant, een drie
ëneenhalf miljard voor z(jn rekening
neemt, en de Galeries Modernes zit
ten in de Unima-groep. Al deze com
binaties werken op de een of andere
zakelijke basis met elkaar samen
daarnaast bestaat er dan nog de
Internationale warenhuisvereniging
die uitsluitend bedoeld is voor uit
wisseling van kennis.
Heel deze samenbundeling van
krachten heeft resultaat: het publiek
weet de weg naar deze kooppalei-
zen steeds beter te vinden met als
gevolg dat in Nederland de gezamen
lijke omzet in de afgelopen vier jaar
steeg met een half miljard gulden.
Uiteraard betekent dit dat andere
winkelbedrijven terreinverlies boe
ken en de ctffers van het Centraal
Bureau voor de Statistiek bevestigen
dat: in de periode 1949 tot 1966 b
de omzet in de warenhuizen vtyf
maal zo groot geworden, terwijl de
rest van de winkelstand het nog niet
helemaal tot een verviervoudiging
kon brengen.
Die omzetstijging is te danken aan
de verschuivingen in het pakket ar
tikelen dat in de verkoop was. In
1949 bestond 64 pet van de omzet uit
textiel, woninginrichting haalde 6
pet., schoeisel 2 pet. Over 1966 zijn
die cijfers: textiel 40 pet., woningin
richting 5 pet., schoeisel 1 pet. Om
hoog kwamen vooral de omzet van
huishoudelijke artikelen (van 8 naar
15 pet.) en die van levensmiddelen
(van 1 naar 10 pet.) Vooral dit
laatste cijfer is spectaculair en is een
van de redenen waarom De Bijen
korf zo geïnteresseerd was in de
Galeries Modernes: op kruideniers-
gebied heeft dit bedryf namelijk een
grote en janrenlange ervaring.
Uit deze boeiende ontwikkeling
hebben we twee facetten gelicht: de
veranderende verhouding tussen win
kelier en fabrikant waarover vooral
de directeur van V. en D., dr. W.
Dreesmann (doctor in de economie,
doctorandus in de rechten) zijn licht
heeft laten schijnen, en de vraag in
hoeverre de smaak van het publiek
in verschillende landen van invloed
is op de samenwerking in interna
tionaal verband. Daarover ging het
in een gesprek met de inkoop direc
teur van De Bijenkorf, de heer
Jacques H. Polak.
Dr. A. C. R. Dreesmann zegt het zonder
leedvermaak of arrogantie: „We zijn
gewoon bezig ons eerstgeboorterecht weer op
te eisen. Een eeuw lang heeft het winkelbe
drijf min of meer op het kompas van de in
dustrie gevaren langzamerhand komt de
tijd dat de winkeliers het commando weer
gedeeltelijk gaan overnemen".
Hij zetelt in een professorale werkkamer
in Amsterdam, waar een behanger volstrekt
overbodig is: de duizenden boeken zorgen
voor een veel contrastrijker beeld. Zij weer
spiegelen de vele interesses van de bewoner:
boeken over schilderkunst naast die over
theologie, sociologie, geschiedenis en econo
mie. Boeken ook over vermaarde, invloedrij
ke families, die fortuinen verdienden: de
Rothschilds.
De goedlachse wetenschaps- en zakenman
geeft een stukje voorgeschiedenis:
„Vroeger gaf de winkelstand (tegelijk fa
brikant) ook al de toon aan. Toen kwam de
industriële revolutie. Er ontstonden grote fa
brieken, die veel produceerden en de verkoop
aan de klant gingen regelen, over de hoof
den van de winkeliers heen. De verkoopka
nalen waren tenslotte ook te verdeeld en te
nauw. De fabrikant moest er zich wel mee
bemoeien".
Zo'n honderd jaar geleden kwam de kente
ring. De filiaalbedrijven kwamen, het groot
winkelbedrijf ontstond. De ontwikkeling liep
uit op de super- en verbruikersmarkten van
nu. Daarmee is er een nieuwe situatie ont
staan: de industrie heeft zijn gelijkwaardige
partner gevonden in het winkelbedrijf".
De heer Dreesmann twijfelt er niet aan
of deze verschuiving gaat door. Terecht
ook, vindt hij. „De verkopers in een waren
huis zijn eigenlijk de hele dag bezig met
marktonderzoek. Zij krijgen kennis van
wat de klant wel en niet wenst. Dat gaat
in ons bedrijf bijvoorbeeld om zo'n mil
joen nummers (artikelen naar soort, maat
kleur)". „Hoe zou deze kennis tot haar
recht moeten komen als zij niet werd door
gespeeld naar de fabrikant. Het zal dan
ook zo worden dat het winkelbedrijf hem
gaat voorschrijven wat hij moet maken, en
ook hoe. Amerika en Engeland zijn ons al
voorgegaan".
De warenhuisdirecteur meent dat deze ont
wikkeling ook in ons land eigenlijk al is be
gonnen. „Kijk maar naar het toenemend
aantal „eigen merken". Zeker, eensdeels die
nen zij om de winkelier meer speelruimte te
geven in afdelingen waar de prijsbinding
voor verstarring heeft gezorgd. Maar in we
zen gaat het hier toch om het verkrijgen van
een stuk zeggenschap op terreinen die tot
dusver aan de fabrikant behoren: de winke
lier geeft hem nu opdracht een voor zijn
klant op maat gesneden produkt te maken.
Merkwaardig genoeg wordt het „scheppen
de" werk van deze winkelier beloond met
een lagere winstmarge dan die op het be
kende merk. De winst komt echter op lange
re termijn, in de vorm van een stukje „com
mando".
Zal deze machtsoverneming zo ver gaan
dat uiteindelijk winkelbedrijf en fabriek een
eenheid vormen?
De heer Dreesmann: „Dat zou dwaas zijn.
De industrie moet voetballen, wij zullen wel
fluiten. Ieder heeft nu eenmaal zijn eigen
specialisatie. Bundeling zou betekenen: op
twee stoelen gaan zitten, niet objectief meer
kunnen oordelen over de kwaliteit van de
produkten, gevoeliger worden voor de con
junctuur".
Ons land maakt de laatste tijd ook kennis
met nieuwe verkoopvormen, met de verbrui-
kersmarkt (ook wel „discounter" genoemd).
De heer Dreesmann vindt de opkomst ervan
bij ons nog traag. Hij verklaart dat met:
„Nederland is er nog niet helemaal rijp
voor. De welvaart is nog niet groot genoeg
voor de discounter. Vreemd genoeg is voor
die eenvoudige winkel een ontwikkeling van
de menselijke persoonlijkheid nodig. De
klanten zijn namelijk mensen die elk een
groot aantal verschillende behoeften heb
ben".
De trage opbloei verklaart hij met: „Ne
derland is er nog niet helemaal rijp voor. De
welvaart is nog niet groot genoeg voor de
discounter. Vreemd genoeg is voor die een
voudige winkel een ontwikkeling van de
menselijke persoonlijkheid nodig. De klanten
zijn namelijk mensen die elk een groot aan
tal verschillende behoeften hebben". Ameri
ka laat dat duidelijk zien. Niet de armsten,
maar de ontwikkelden zijn uit op koopjes,
om daarmee ruim baan te maken voor ande
re onvervulde wensen: het tweede huis, de
reis naar Europa".
„Het is met de welvaart als met het be
klimmen van een heuvel: aan de voet zie je
nog niet veel. Met het hoger klimmen ont
staan echter nieuwe vergezichten: krijgt
men oog voor paardrijles, vakanties op het
Griekse Rhodes en het op safari gaan". „Het
vervullen van de nieuwe behoeften gaat ech
ter gepaard met beperkingen elders. Men
probeert bijvoorbeeld hetzelfde pakket le
vensmiddelen tegen een lagere prijs te krij
gen. Economie is nu eenmaal het voorrecht
van de rijken".
Snel voegt de heer Dreesmann er nog aan
toe: „Behalve de lonen zullen ook de marges
van de winkelier omhoog moeten, willen de
verbruikersmarkten hier een kans maken".
Wie regelmatig kennis neemt van
de koersen die op de Amsterdamse
effectenbeurs worden genoteerd,
weet dat er op het ogenblik sprake
is van een hausse. De recessie die
op de beurs haar dieptepunt vond
in 1966, is al lang voorbij, de door
het Centraal Bureau voor de Sta
tistiek verstrekte indexcijfers wijzen
bijna het dubbele aan van toen. Het
is een ontwikkeling die doet denken
aan de gebeurtenissen rond 1960,
toen de cijfers eveneens na een re
cessie in *57/58 steeds maar oplie
pen en in 1961 een top bereikten.
Vorige week stagneerde in Am
sterdam die opgaande koersbewe-
ging even en onmiddellijk rees bij
velen de vraag: „Hebben we het
einde van de hausse bereikt en zal
de neergaande lijn zichtbaar wor
den (want de beurs kent nu een
maal een lijn met hoogte- en diep
tepunten) 6f is er alleen maar spra
ke van een technische reactie, een
moment van rust om nieuwe krach
ten te verzamelen voor de volgende
sprong vooruit?" Het is deze vraag
waarop onze beursmedewerker in
dit artikel dieper ingaat.
"Voorop zij gesteld dat een te
pertinente verklaring over de
toekomstige ontwikkeling op de
beurs van niet meer waarde is dan
het bekende kijken in het koffiedik!
Dat neemt echter niet weg dat aan
de hand van bepaalde factoren ze
kere tendensen waarneembaar kun
nen zijn die een ontwikkeling op
korte termijn aannemelijk te maken.
Velen zijn dikwijls geneigd bij het
bespreken van de hausse van 1968
vergelijkingen te trekken met die
van 1961, de voorganger van de hui
dige en inderdaad in omvang en
duurzaamheid enigszins tegen de te
genwoordige af te wegen. Verschil
punt is echter vooral het startni
veau, dat bij de hausse in 1961 veel
lager lag.
Overeenkomst levert daarentegen
weer de hardnekkigheid en boven
dien de hoogte van de huidige haus
se, die de vorige bijna heeft geëve
naard. Vooral dit laatste zal voor
velen toch nog wel een verrassing
zijn, want nog vaak heeft menige
belegger het over die „hoge" koer
sen, die destijds op de top in 1961
werden betaald, maar nu voor vele
aandelen, ondanks de nieuwe haus
se, nog bij lange na niet zijn ge
haald.
De hiernaast opgenomen belang
rijkste beursindices geven echter
wel duidelijk weer, dat het oude re
cordniveau van 1961 nu inderdaad
weer is benaderd.
Wel blijkt, dat het startpunt van
de hausse in 1961 voor de interna
tionale concerns destijds 100 pun
ten lager lag en dat ook de lokale
industrie in 1966, toen de beursbais-
se in de huidige hausse omsloeg,
ruim 100 punten hoger lag dan in
1958 en het algemene beurscijfer
bijna 100.
T"|e vergelijking van de huidige
beursindex met die van 1961
gaat niet zonder meer op. Claim
emissies en bonusuitkeringen, die de
noteringen uiteraard hebben ge
drukt, blijven in de index opgeno
men. Hierdoor komt het, dat de hui
dige index voor de internationals
nagenoeg weer op het niveau van
1961 ligt, maar de huidige koersen
van de meeste internationale aande
len zich nog altijd ver beneden hun
toppen van 1961 bevinden: Hoog
ovens f 237 destijds en f 120 thans,
Unilever f200 en f140, Philips f315
en f160.
Voor de lokale industrie geldt bo
vendien het verschil, dat thans ge
heel andere aandelen uit de verza
meling, die deze index opbouwt,
fors zijn uitgelopen: Albert Heijn,
Gist en Spiritus en Naarden thans
tegen Nederlandsche Kabel, Van
Berkel, Holec, Texoprint, Vrede-
stein en Nijverdal-ten Cate des
tijds.
Meer economisch getinte ver
schillen met 1961 zijn de sedertdien
door investeringen, fusies en groei
vergrote kracht van ons bedrijfsle
ven in het algemeen en de hiertoe
behorende leidende ondernemingen
in het bijzonder, de sinds dat jaar
toch gestaag gestegen dividenden
en tenslotte het feit, dat in 1961
reeds weer een zodanig gevaar voor
oververhitting in onze nationale eco
nomie bestond, dat een forse in
greep (revaluatie van de gulden)
nodig was. De conjunctuur van 1968
bevindt zich pas in de herstelfase.
Een werkelijke oververhitting is
nog nergens waarneembaar.
Dlijft de huidige hausse derhalve
niet steken bij het vorige top
niveau en zullen de diverse beursin
dices de historische recordstanden
van 1961 doorbreken? Om deze
vraag te kunnen beantwoorden, zul
len de elementen, die de huidige
hausse schragen, moeten worden
onderzocht. Die vallen uiteen in
twee groepen: De economische en
de politieke.
Wat de economische betreft mag
worden aangenomen, dat door de
bank genomen het bedrijfsleven dit
jaar een gunstige boekingsperiode
zal doormaken. De flinke produktie-
stijging (ca. 7 pet.), de sterke pro-
duktiviteitsstijging (5% pet.) en de
ontwikkeling van de prijzen zullen
er toe leiden, dat de nog resterende
maanden van 1968 in het teken
staan van optimistische geluiden
over de te verwachten winsten. Dit
zal zeker een stimulans zijn voor
da beurs. Een stimulans zullen ook
blijven de aanhoudende fusies in
ons bedrijfsleven, die al regelmatig
tot uitspattingen op de beurs heb
ben geleid. Van deze twee kanten
blijft de beïnvloeding van het Dam
rak zeer positief en dat is uiterst
belangrijk.
Minder rechtstreeks laten de po
litieke factoren zich analyseren.
Wat het binnenland betreft ziet het
Laagste punt Laagste punt
voorgaande voorgaande
ree.'57/58 Top 1961 recessie'66 Thans
Internationals 240 680 340 650
Industrie 120 440 240 405
Algemeen 160 485 255 450
Enkele koersverschillen aandelen thans en top 1961:
Bammens1) 480 280
Berkel Patent 475 180
Bijenkorf') 1235 690
Centrale Suiker') 600 480
Enot') 350 235
Kemo') 700 320
Leidsche Wol')630 280
Ned. Kabel 800 367
Rommenhöller') 925 700
Twentsche Kabel 765 440
Thomassen Drijver') 162 94
Ver. Machine 370 150
Vette winkel') 375 338
Hoger dividend over 1967 dan over 1961.
er naar uit, dat de politieke lijn van
het financieel-economische beleid,
strevend naar een evenwichtige eco
nomische groei, voorlopig wel ge
handhaafd zal kunnen blijven, hoe
wel de loonkostenstijging ongetwij
feld eveneens zal toenemen. Over
de buitenlandse politieke factoren
kan uiteraard niets worden gezegd:
Verwikkelingen in Oost-Europa, het
Verre en Nabije Oosten kunnen alle
de ontwikkeling op de beurs in on-
gunstige zin verstoren, maar een en
ander hangt uitsluitend af van de
aard en mogelijkheid van die ver
wikkelingen.
I Titgaande van de conjuncturele
golfbewegingen toont de huidi
ge cyclus in ons land veel overeen
komst met die in 1960: Het herstel
uit een vorige recessie is duidelijk,
maar oververhitting is nog niet
zichtbaar. De hausse van 1959/1961
trok sinds de top in 1960 voor de lo
kale industrie nog zo'n 100 punten
op de index door (van ca. 340 tot
440), het algemene beurscijfer nog
60 punten. Zo gezien bestaat er nu
alle kans, dat de vorige recordstan
den worden doorbroken.
Onvoorziene politieke strubbelin
gen voorbehouden, ziet het er dus
niet naar uit dat de hausse als ge
ëindigd moet worden beschouwd.
Er bestaat nog ruimte voor door
trekken, te meer daar vele aande
len nog bij lange na niet op hun vo
rige toppen zijn beland, hetgeen ook
nog eens blijkt uit de hierboven ge-
gen opstelling.
Over de smaak van de kopers in de ver
schillende landen zegt De Bijenkorf's
inkoopdirecteur J. H. Polak: „In de
loop der jaren zijn de verschillen klei
ner geworden. Inderdaad, Parijs geeft
soms de toon aan - neem de damesprui
ken. Maar heel vaak ook reageren de
kopers in Amsterdam en de Franse
hoofdstad precies hetzelfde op nieuwe
artikelen. De elastieke ceintuur van een
paar jaar terug is er een voorbeeld
van. Wel zijn er in elk land regionale
verschillen. In ons land reageert Am
sterdam het eerst op de „nieuwtjes",
maar het verschil wordt wel minder.
Toen een paar jaar geleden de duster,
de korte ochtendjas in zwang kwam,
kwam bijvoorbeeld Rotterdam enkele
seizoenen bij Amsterdam achteraan."
Met deze overtuiging voor ogen werkt de
heer Polak ook in zijn groep, de Asso
ciation Commercial International. „In
het begin", zo zegt hij, „lag het zwaar
tepunt duidelijk bij het uitwisselen van
kennis over goederen en ontwikkelin
gen - nu echter heeft de gezamenlijke
inkoop een zwaarder accent gekregen.
Vaak gaan de inkopers der deelnemers
samen op pad om de gebundelde orders
extra voordelig onder te kunnen bren
gen en ook maakt men veel gebruik
van eikaars inkoopkantoren".
Met dr. Dreesmann over deze zelfde vra
gen sprekend komt men tot de conclu
sie dat hij van een heel ander stand
punt uitgaat. Binnen zijn groep, de In-
terconti, is de gezamenlijke inkoop mi
nimaal, zo vertelt hij. Oorzaak? „De
smaken en de mentaliteit liggen in elk
van de landen nog te ver uiteen. De
Duitsers houden bijvoorbeeld sterk
vast aan nationale produkten. De Fran
sen moeten dat ook van president De
Gaulle - terwijl juist Nederland van na
ture zijn eigen produkt nogal wan
trouwt. Voor het samen inkopen lenen
zich alleen de internationale, uniforme
produkten die niet aan mode onderwor
pen zijn zoals ballpoints en vitrage."
Desondanks heeft hij het werk van Inter-
conti hoog om deze twee redenen: het
werk van de inkopers wordt erdoor ver
gemakkelijkt èn men is gezamenlijk in
staat „oude monopolies te slechten".
Hij geeft voorbeelden. Als een buiten
landse inkoper uit zijn groep naar Ne
derland komt wordt hij door mensen
van V. en D. wegwijs gemaakt in de
Nederlandse industrie - een betere rug
gesteun is nauwelijks denkbaar. En j
over die oude monopolies: niet langer
wordt speelgoed uitsluitend in Neuren
berg gemaakt of kan men alleen maar
in Zwitserland terecht voor een goed
horloge. De arbeidsverdeling in de we
reld is drastisch veranderd en dat heeft
de keuzemogelijkheid vergroot. Dat er
vaart men als men werkt in internatio
naal verband.
Dat die grotere keuzemogelijkheid ook
invloed heeft op de prijzen is duidelijk.
De heer Polak komt net terug uit Ame- f
rika waar hij de laatste nieuwtjes heeft
bekeken. Heel brede stropdassen bij
voorbeeld, gelanceerd door Parijs maar
door de Amerikanen tegen „democrati
sche" prijzen op de markt gebracht.
„Dat gaat heel vaak zo", zegt hij. „We
importeren meestal uit een land dat de
mode overnam. Een kwestie van prijs."
Dat daarmee een enorme verantwoor
delijkheid op de schouders van de inko
per wordt gelegd, steekt hij niet onder
stoelen of banken. „Met de inkoop staat
of valt een warenhuis. De een richt zich
op het brengen tvan modieuze artikelen
tegen een schappelijke prijs, de ander
moet het hebben van zeer redelijke
kwaliteiten tegen even redelijke prij
zen. In beide gevallen moeten inkopers
de wereld afreizen, moeten zij keuren
en kiezen. Een misstap betekent vele
winkeldochters die later tegen een ap
pel en een ei geruimd moeten worden."
Maar waarover de heren Polak en Drees
mann ook van mening verschillen, beide
warenhuisdirecteuren zijn ervan over
tuigd dat de samenwerking over de
grenzen in de toekomst inniger zal wor
den. Echter, in fusies geloven zij voor
alsnog niet: in het wereldje van de wa
renhuizen is men erg individualistisch
en vrijheidslievend!