„De Tollenburg" was eens machtige burcht „De Wappert" werd bewoond door beulen van de bisschop De soldaten maakten bet af en toe zo bontdat men van „De Dollen bu rg sprak «WIBIIb mi i Vijand Legende Heer Dansen Landschap Mysterie Caravan schampt vrachtwagen Gerrit Langedijk exposeert in Streekmuseum Oliehollen actie van Rijnkanters VEEMARKT UTRECHT DINSDAG 29 OKTOBER 1968 j 7' 7' K7 7^7.^..;:;.,^ ,J .7, WÊËÊmÊÊ&&«/ W>i /i'lilwt - WÊÈÊÊÊm i - - v - 7 :•"•••-:::- Is het wel zo vreemd dat de volksoverlevering ons met een erfenis van bont opgesmukte verhalen opgescheept heeft? Zelfs in onze „nuchtere" tijd ontstonden legenden over mensen en gebeurtenissen omdat de een of andere fan tast een dóódsimpel gebeuren met veel verve oververtelde en dét „verhaal" veel mooier was dan het werkelijk ge beurde. In het rijk van de legende is echt niets te dol. Zo kwamen de volksoverleveringen tot ons. Zo ontstonden gewijde verhalen en wereldlijke vertelsels. Zo vormden zich mythen en sagen. En van de laatste kan men moeilijk aannemen dat er een grond voor aanwezig is. Een legen de mag dan onzuiver zijn, toch heeft menige legende ons op het spoor van de historie gezet. Het enige dat de onder zoekers te doen stond was de franje eraf te knippen. Dat is vaak betreurenswaardig. Wij kunnen legende én historie heel goed naast elkaar laten voortbestaan. In de legende treedt ons de gewone, ongeletterde mens tegemoet, waar hetzelfde gegeven klaar en zuiver uit oorkonden en char ters kan blijken. Een legende is fris en eeuwig jong; het onomstootbaar historisch gegeven star en fan tasieloos. Een puur historicus knoopt op onweerlegbaar secure wijze de eindjes aan elkaar, maar in zijn zucht toch .vooral de waarheid en niets dan de waarheid te bren gen wordt zijn fantasie uitgeschakeld en heeft, zo een on derzoek op schrift gesteld wordt, 'n publikatie iets kramp achtigs dat de doodgewone lezer nooit kan boeien. Over het onderwerp dat deze keer aan de orde is moeten de legende én de historische feiten in één adfcm genoemd worden. Velen in de Betuwe vroegen er naar de geschiedenis van het slot Tollenburg te behandelen. De geschiedenis van deze bisschoppelijke watertol heeft echter maar kort geduurd en alles wat er over rondverteld wordt is nu juist legenda risch. Laten wij nu eens met de legende beginnen en zien dan nader wel hoe het in werkelijkheid met die Tollenburg gesteld was. Waar de Rijn en de Lede samen vloeiden stichtte bisschop Guy van He negouwen een burcht waarvan de slot voogd tevens tolgaarder werd. Hij moest van de schepen die voorbij voeren tol en impost vorderen waartoe hij een be zetting van hellebaardiers als hulp kreeg toegewezen. Deze controleerden de lading en dan moesten de schippers dokken. Aan de overzijde van de Lede lag ook een sterke burcht op Gelders gebied en het was de graaf van Gel- re een doorn in het oog dat de Gelder sen gedwongen werden zijn buurman tol te betalen. Nu lagen rond die Gelderse burcht grote moerasbossen vol kreken. De Gelderse burggraaf bedacht een list om van dat gemelk door de bisschop af te komen. De bisschoppelijke solda ten op de Tollenburg maakten het soms zo bont dat men van de Dollen- burg ging spreken. Dagenlang werd er gefeest en als het dan weer eens zo ver was liet de Gelderse burggraaf alle schippers de kreken van het moerasbos in varen en verscholen voor het spie dend oog van de trawanten van de Utrechtse bisschop wachtte men gedul dig. Aan de weg van Lienden naar het Rhenense veld woonde een Gelders man die voor geld en goede woorden een teken gaf als de hele bezetting van de Tollenburg de roes lag uit te slapen. Dan ging die man eens poolshoogte ne men en bij zijn thuiskomst stak hij dan een witte vlag uit ten teken dat alles veilig was. Omzichtig voeren dan de schepen langs de in het duister opdoe mende burcht en betaalden dus geen tol. De Gelderse burcht kreeg daardoor de naam Schuilenburg omdat de schepen er schuilden en de hofstede van%de ver raders werd de Wappert genoemd van wege het uitsteken van die witte vlag". de een verbond met de graaf van het graafschap dat hij bewoonde „open de" zijn huis (burcht of kasteel) voor deze en kreeg daarvóór extra bescher ming. Als die graaf het dan weer met een andere graaf aan de stok kreeg dan hielp die dorpsheer zijn beschermer weer. Dat kreeg de naam van leenstel sel. De graaf werd leenheer en de heer werd leenman. De privé rechten van rechtspraak het recht iemand op te hangen of „in de put" (een onderaards deel van het kasteel diende als gevangenis!) op te sluiten in bepaalde streken zelfs het „recht van eerste nacht" waar de bruid dus verplicht was de eerste nacht bij de dorpsheer te slapen al die scherp omschreven rechten behoorden tot zo'n burcht of huis. Dat recht kon door verkoop zelfs van de één op de ander overgaan. Of je kon het erven of met de enige dochter van de heer trouwen. Dan werd men dus de nieuwe heer. En tévens leenman! Er bestonden op 't laatst bijna geen allodiale heerlijkheden meer. Zelfs de graven en hertogen verenigden zich on der een nóg machtiger man en die werd dan keizer genoemd. Karei de Grote was in de Karolingische tijd zo'n groot en bovenal wijs heerser. We hebben ze rotter gehad: Napoleon C.S. om van Hitier maar te zwijgen. Ja, die heer zat daar maar op zyn kasteel, kocht alles wat te koop was en de dorpelingen konden dokken. Voor hen waren de eerste kersen (gratis) de kalfstong als er geslacht werd h(j bezat het duifrecht en ieder kasteel had een duifhuis, in de kerk zat h(j eerste rang en htf werd in het koor bijgezet in de immense grafkelder er onder. Soms bezat zo'n heer zó veel dat hij aan begunstigden land uitgaf tegen een heergewaad" een paar zijden hand schoenen of een zilveren beker. Ieder jaar kwam de pachter opdagen en werden de voorwaarden nog eens herkauwd. In tijd van nood moest de pachter voor zijn heer een gezadeld paard gereed houden en zelf in het ma liënkolder gestoken aantreden. Zo kwdm dus een leger tot stand. En om zijn kunnen te tonen in dat nogal ongecom pliceerde krijgsbedrijf werden toernooi en gehouden. Vrouwen, kinderen, oude mensen en geestelijken werden in geval van nood' in veiligheid gebracht binnen het kas teel. Dat was nodig want ze zorgden er immers mede voor dat het „heerlijk" zaakje bleef draaien. In niets geleek zo'n vroeg-middeleeuwse gemeenschap op een gemeente van nu. Wie mocht denken dat een burgervader van nu eni ge verwantschap vertoont met een „heerschap" van toen slaat de plank vorstelijk mis want hoe gewichtig zo'n burgerlijk factotum van thans ook mag doen hij is niets meer maar ook niets minder dan een ambtenaar die de belangen van zijn gemeentenaren naar behoren te dienen heeft en zo'n voormalige dorpspotentaat was eenvou dig heer en meester over leven en dood van ieder die binnen het door hem be streken territorium woonde. Kwam dan de vijand dan brandden ze alles rond het kasteel plat vertrap ten de veldgewassen rooiden de boom gaarden kortom, gingen te keer als ra- zenden maar «het kasteel kregen ze wel haast nooit in handen. Dat stond on wrikbaar binnen wal en gracht met mu ren van wel twee meter dik en alles wat er tegen gesmeten werd klapte stuk als ballonnetjes. Dat kwam pas toen het oorlogstuig geweldiger werd. Maar rond 1200 zat men er best. Je kon je als heer best een feestje veroorloven terwijl de vijan den als spookgestalten op een afstand stonden toe te zien. Die kastelen en En hier is ze dan, die wonderbaar lijke zeldzaamheid in de Oude Rijn bedding bij Lienden. De geleerden hebben er alleen nog maar een Latijn se naam voor; Typha glanea. In hei Rijksherbarium te Leiden maken ze er grapjes over. Moet U die zien? In de paraplubak om de hoek! En een ander noemt ze steevast Typha Chur- chillianus, naar de grote sigaren, die de onvergetelijke staatsman altijd rookte. Dat is nu wel héél mooi en héél aar dig en ieder in het dorp Lienden zal het verhaal precies zo vertellen maar- is het nu wel waar?! Dat van de Tol lenburg beslist wel. Daar bestaan zelfs pakken archiefstukken over. Maar zo dicht bij de Tollenburg lag geen Gel derse burcht. Dat Schuilenburg heeft nooit bestaan. En de nu gesloopte hofstede van die naam dan? Deze ontleende de naam aan een 17e-eeuwse familie Schuylen- burch uit Wijk bij Duurstede die stam de uit het Rijnlandse geslacht Sculen- burch dat ook bezittingen had in de Ou- dewaard bij Kesteren. Dat Schuilen burg komt dus helemaal niet van sche pen die daar in de rijsbossen en pas sen lagen te schuilen. Dat historische gegeven kreeg een volksstaartje en de naam Wappert is helemaal een raadsel. De nieuwe boerderij die de oude ver vangt ter plaatse draagt nog altijd die naam. Er zijn handige mensen geweest die dachten aan een „wippert" een op haalbrug dus over de Rijn daar. Persoonlijk meen ik dat het met die Wappert wel goed zat. Ik bedoel dan dat die bewoners van dit goed helemaal geen verraders waren maar eenvoudig in dienst van de bisschop stonden als... beul. Een wapper is een stok met riempjes een doodgewone gesel. Wie van de bisschop opdracht kreeg over treders van de tolplicht te geselen werd de wappert genoemd. Diens huis werd het huis van de wappert en nadien kort weg de Wappert genoemd. Dat is ten minste een aanvaardbare naamsverkla ring. De hofstede de Wappert ligt tegen het territorium van de oude Tollenburg aan en is deel van de Marsch. Deze ou de heerlijkheid viel binnen de jurisdic tie van de stad Rhenen en was Utrechts gebied. De Oude Rijn was vóór de komst van de Fransen in 1795 te za- men mét de Lede (ook een oude Rijn loop!) de landscheiding tussen Gelre en Sticht! Voor beter begrip van die feodale toe standen uit de middeleeuwen en de plaats van burcht of kasteel in zo'n heerlijkheid is het nodig iets af te weten van de onderlinge verhoudingen. Een heer over een heerlijkheid was ln feite vorst in eigen gebied. Je kon je buurheer eenvoudig de oorlog ver klaren en niemand kon je daarvoor ter verantwoording roepen. Werd het on derling te gek dan sloot zo'n belaag- burchten waren tot machtige bolwerken uitgegroeid. Waar men zo goed als altijd óók af bleef? Van de Godshuizen! Heel wat kerken in de Betuwe bezitten nog de len uit de begintijd. In de gotische pe riode bouwde men hoge en rijzige pries terkoren aan soms tóén al eeuwenoude zaalkerkjes. De dorpsheren waren veel al de geldschieters tevens. Toch paste de meest verdorven en verruwde kerel er voor kerk en altaar te vernielen. Bo vendien kon men niet zo gemakeklijk bij de kerken komen. Vooral de oudste rondom gesloten en zéér zware torens deden evenals het kasteel dienst als mi litair instrument, 't Heette dat men de kerk beschermen wilde maar ook in deze gevallen stond men op de bres voor het goed van de heer. In ons geval hebben wij te maken met het richtersambt Kesteren waar na mens het Hof van Gelre de Ambtman zetelde in de Claringsbank van het Ambt Neder-Betuwe (Zoelen had dat ook en door beide hogere gerechten sa men te voegen kwam te Tjel 't kanton gerecht tot stand) waarnaast de heer lijkheid Lienden lag en machtige heren de toon aangaven én de heerlijkheid Le de met het machtige slot ter Lede waar later namens de graven van Culemborg de drosten van het gebied langs de Rijn zetelden voor zo ver deze deel uitmaak ten van de graaflijke bezittingen. Dat alles bij elkaar was voldoende machtsvertoon de bisschop van Utrecht te nopen bij zijn watertol een even machtig slot te laten bouwen de Tollen- burch dus waar men niet zo gemakke lijk langs kon glippen. Het moet een zwaar en massief en eveneens groot gebouw geweest zijn als wij nagaan wat een uitgebreid kasteel terrein in de boomgaard naast de hof stede Tollenburg ligt. De omringende gracht was buitengewoon breed en cor respondeert* met de Lede (of leigraaf) en de Oude Rijn. Deze oude Rijn vorm de eveneens een onoverkomelijke schei ding. Omstreeks 1318 waren de bewoners van de kerspelen Lienden Ommeren en Kesteren het beu om nog langer naar het püpen van de bisschop te dan sen. Onder aanvoering van heer Dirck van Londen werd de Tollenburg gron dig verwoest. Jan van Arkel snelde het bisdom te hulp en in 1320 had te Utrecht een bijeenkomst plaats met de Gelder se edelen die gedwongen werden op hun kosten het gehate slot te laten her bouwen. Voor alle zekerheid gaf de bisschop later het kasteel maar in han den van de machtige Gaesbeken uit Abcoude. Lang hield de bisschoppelijke tol het ter plaatse niet meer uit. De Oude Rijn meer en meer als vaarwater in onge- bruik doordat de tegenwoordige Rijn vóór de stad Rhenen van onbelangrijk stroompje tot hoofdstroom gepromo veerd werd. Daartoe werden aan de Spees tegen over de Nude en bij Verhuizen tegen over Remmerden dammen in de Oude Rijn gelegd en vervolgens de Marsch- dijk gemaakt. De heerlijkheden Marsch Lede en Oudewaard werden een pol dereiland. De bisschoppelijke watertol werd bovendien verlegd naar de stads muur van Rhenen en de rust keerde bij Lienden weer. Er is nadien eindeloos getwist over het bezit van de Tollenburg. Het 29 mor gen grote goed stond inderdaad als leengoed op naam van de Gaesbe ken maar een onoplettende leengrif- fier maakte een grote fout. In de Sticht- sche Gaesbeeksche en Overijselsche Leen registers staat het niet op naam van deze Gaesbeken. Dat is zeer belang rijk gebleken! De eerste leenman van de bisschop van Utrecht was de Rhenense edelman Lodewijk van Leefdael die later werd bijgezet in de Cunerakerk te Rhenen. Wij komen dan ook voor het eerst het geslacht Vonck tegen. Vijf broers Ruth- ger, Johan, Roelof, Hënric en Willam knapen en zonen van Ruthger Voncke deden bij scheidsgerecht door heer Dirck van Lijnden afstand op alle af spraken op het „Huijs te Dollenborch" dat zij in bezit genomen hadden omdat de bisschop een wanbetaler bleek te zijn. Roelof Vonck had het van de bisschop op nogal vage gronden „gekocht" en dat bleek geen rechtsgeldige handeling te zijn geweest. Na al dat geharrewar werd dan Lodewijk van Leefdael leen man op de Tollenburch in 1485 opge volgd door zijn zoon Johan die dan ge noemd wordt Van Levendael een beken de naam voor het buurschap Achter berg. Het oude slot Laar en het slot Tollen burch was dus in handen van dit be langrijke Rhenense erfschoutengeslacht. Deze verkocht het leen in 1518 aan zeke re Katherina van Brakell die een on echte zoon Cornells van Brakell had die leenvolger werd. Door het'huwelijk van diens dochter Geertruid met Dirk Dircksz Vonk schout van Lienden bleef het tot 1706 een leenbezit van het geslacht Vonk. Maria Eugenia van Coudenhove wedu we van Berend Adolph Vonk droeg het leen over aan luitenant-kolonel Dirck Clercq die gehuwd was met Elberta Verschoor. Berend Vonk en Dirck Clerq stierven beiden kinderloos waarop het leengoed in 1721 familiebezit van de Verschoors werd. In 1789 was de Tollenburch nog slechts een hofstede over die in bezit was van de Utrechtse raadsheer Reinier Verschoor. Het slot was roemloos ten onder gegaan. Thans is het goed Tollen burch bezit van Baron Van Till die in dê hofstede nog privé-kamers heeft waar de familie in de zomer-maanden de vakantie doorbrengt. Het oorspronkelijke Stichtse gebied de Marsch werd eers in 1824 Gelders door ruiling met Gelders gebied „boven" de Ryn (delen van Remmerden, Eist en Amerongen). Napeleon stelde reeds in 1812 voor de huidige Rijn als provincie grens te beschouwen maar de slepen de grenskwestie over het Gelders-Vee- nendaalse gebied van Ede waarvoor een provinciale grenswijziging nodig was en die voortduurde tot 1960 ligt nog vers in het geheugen en leerde ons wel zo het een en ander wat daarbij komt kij ken. Van de Tollenburg bestaat dus niets meer evenmin als van de burcht van Lienden en de huizen Kolverschoten Kermestein en 's-Gravenhoef te Lien den en het machtige slot ter Lede bij Kesteren. Alleen het unieke landschap is welhaast zichzelf gebleven ja bij de Tollenburg is de Oude Rijn zelfs nog re delijk breed. Je mag evenwel wel met een zie nersblik" toegerust zijn om jezelf de ou de toestand voor ogen te halen. De Lede is niet veel meer dan een behoorlijke sloot en ook dat was eens een Rijnstroom. Toch kan die Oude Rijn nooit veel meer te betekenen ge had hebben als nu de Linge. Er stroomde in dat Betuwse land een heel stelsel van smalle riviertjes. Al léén bij zeer hoge waterstand was héél dat rivierenland één brede stroom. Dat had heel wat minder gevaren in zich als nu. Dijken bestonden er voor de 12e eeuw nog niet. Het water vervloeide rustig over grote delen en het stond ui teraard in perioden van veel watertoe voer gemiddeld véél- lager dan b.v. de Waal voor een paar weken terug. Nu vormt zich tussen de dijken een enorm spaarbekken. Toch is de Tollenburg nog onver wacht beroemd geworden in onze tijd. Het werd ten dele een uniek C.R.M.-na- tuurreservaat. Eerst toen het ministe rie met baron Van Till de onderhande lingen over de aankoop van een pas en 'n deel van de Oude Rijn met broek land had aangekocht kwam 't wonder van Lienden eerst voor de draad. Het geval kwam pas aan 't licht toen baron Van Till mij verzocht een aantal scher ven die bij de verkaveling gevonden wa ren te komen determineren. Er waren héél mooie netverzwaringen bij en mid deleeuws pottegoed. Voor de schoor steen op de Tollenburg stonden in een Chinese pul grote lisdodden. Wat een knapen zei ik en toen bleek dat die in de Oude Rijn groeiden. Kinderen uit Rhenen kwamen ze óók al ieder jaar plukken. Wij hebben de groeiplaats in ogenschouw genomen. Thuisgekomen met een paar lisdodden met kolven van wel een halve meter lengte vonden wij dat tóch maar merkwaardige dingen, 't Is net of het een kruising tussen de grote en de kleine lisdodden is maar niemand geloofde aan zó iets onge rijmds. Voorlopig ging het geval de doofpot in. Maar zo'n plant met blad en al bleef op mijn studeerkamer staan. Totdat.. ja totdat in het mededelingenblad van het Rijksherbarium te Leiden een ar tikeltje stond over een kruising tussen De Oude Rijn bij „De Tollenburg" onder Lienden met de velden Ty pha glanea, de zeldzaamste plant van Nederland en mogelijk van de hele wereld. beide bekende lisdodden die in 1853 er gens in Duitsland gevonden was en waarvan men in Leiden een exemplaar in het herbarium had. Die lisdodde werd grondig onderzocht en ja het was hem! Ineens was Lienden in de plantenwe reld vermaard geworden. En inmiddels was de koop er door. Direct grondig beschermen was het parool. Hoe deze plant er kwam? Dat weet niemand. Ze kan er al wel meer dan honderd jaar staan. Eens moet er Joost mag weten waar ergens dus een natuurlijke kruising tot stand zijn gekomen. Lisdodden zijn net als gras windbe- stuivers. Rijp stuifmeel van de ene plant waait over naar de vrouwelijke bloemen van een andere. De mannelij ke bloemen zitten bij lisdodden boven de vrouwelijke bloeiwijzen. Het zaad waalt ook al ver-ver weg. Waar dat gekruiste" zaadje vandaan komt is moeilijk te zeggen, 't Kan net zo goed uit Duitsland als uit Frankrijk gekomen zijn. Dat zal een eeuwig mys terie blijven. En er zullen van dit enor me lisdoddenveld nooit elders nakome lingen komen want de plant is volsla gen onvruchtbaar als trouwens de meeste van dit soort merkwaardige kruisingen. De plant vermenigvuldigt buitengewoon spel. Ook dat is een ken merk van zulke rariteiten. Want een ra riteit is het. Stel u een metershoog woud van lisdodden voor met mooie reebrui ne kolven die wel een halve meter lang kunne worden. Dat is onze zéér zeld zame Typha glanea! Niet alleen Lienden mag zich op zó iets bijzonders beroemen. Ook Kesteren deelt in de roem. Het grootste veld met Typha glanea staat bij de Schuijlen- burg. Die is nu gekocht door de Stich ting Boom en Vrucht te Kesteren. Al léén door zelfbeheersing kunnen wij Lienden en Kesteren in het bezit laten van Nederlands zeldzaamste plant: Ty pha glance. VEENENDAAL Een caravan schampte gisteravond op de Rijks weg 12 een vrachtauto, waardoor beide wagens licht beschadigd werden. De heer W. uit Apeldoorn had zijn vrachtauto geparkeerd langs de Rijks weg. De heer M. J. van A. reed te veel rechts van de weg, waardoor zijh aanhang-caravan de vrachtauto raak te. RHENEN Gerrit Langedijk expo seert sculpturen in het Streekmuseum 16 november dagelij k van 11-12.30 en van 14 tot 17 uur behalve op zondag en woensdag. ELST De wandelsportvereniging „De Rijnkanters" heeft voor zaterdag 2 november een oliebollen actie op touw gezet, waarvan de opbrengst bestemd zal zijn voor de jeugd van de vereni ging. De Rijnkanters kan overigens nog wat leden gebruiken, vanaf 6-jarige leeftijd. Men kan zich opgeven bij de heer H. Spies,, Irenestraat 40 te Eist. UTRECHT Op de Utrechtse paar denmarkt werden maandag 377 paarden aangevoerd. De prijzen waren voor: Luxe paarden f 1175,- tot f 1625,-; werkpaarden f 1220,- tot f 1600,-; oude paarden f 800,- tot f 1475,-; 3-jarige paarden f 900,- tot f 1250,-; 2-jarige paarden f 740,- tot f 925.-; veulens f 300,- tot f 560; hitten f 700,- tot f 975,-. Slachtpaarden per kg geslacht gewicht f 2,50 tot f 3,10; jonge paarden per kg gesl. gew. f 3,10 tot f 3,90. De handel was lui.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 5