OEGSTGEEST TOBT OVER FINANCIËN „Het is een nog veel voorkomende vergissing, te menen dat de kerken als zodanig verzet hebben gepleegd". (Dr. G. VAN ROON OVER NAZI-DUITSLAND) Het protestants verzet Grote figuren R.-Katboliek verzet Dietrich Bonhoeffer Het concordaa t De triomf van het geloof Desondanks gaat een arts naar Halmaheira en naar West-Irian n verpleegster Optimisme MARTIN NIEMÖLER al in 1937 opgepakt De protestantse en rooms-katholieke kerken In Duitsland moeten een schrijnend antwoord geven op de vraag welke rol zij hebben gespeeld in het verzet tegen het nazisme. Immers, wat er tijdens de Hitlerjaren door de kerkgenootschappen aan actie tegen het fascisme is gevoerd, moet als een grote teleurstelling worden gekenmerkt, te meer daar de aanzienlijke invloed der geestelijke leiders een be langrijke rem op de ontwikkeling van de NSDAP had kunnen zijn. Wie zich afvraagt waarom een duidelijke standpuntbepaling van de kerkelijke overheden achterwege bleef, valt meteen in een samenspel van sociaal-psychologische factoren, die het vooroorlogse Duitsland beheersten en waarmee de meerderheid van de bevolking moeilijk of hele maal niet kon breken. Vurig nationalisme, straffe gehoorzaamheid, een sterk plichtsbesef en strenge opvattingen over orde en wet waren de typisch Duitse karaktertrekken, die Hitier op misdadige wijze exploiteerde. Mede hierdoor kon zich het ver zet tegen de weerzinwekkende nazi-praktijken zo gebrekkig ontplooien. Om dit te illustreren halen we een uitspraak aan van de Lutherse politicus Brünstad, die nog in 1941 opmerkte dat „de staat van God een eigen waarde heeft gekregen en dat hij, die zich tegen de staat verzet, zich tegen Gods orde keert. God moet men meer gehoorzamen dan de mensen", zo zei hij. Hij achtte het niet geoorloofd actief verzet te plegen: lijden onder zijn overtuiging was in dat geval de aangewezen weg; een opvatting die vooral bij de Lutheranen overheerste. Ook de Duitse katholieke bisschoppen keerden zich over het algemeen tegen het plegen van verzet. Nog in 1943 werd door kardi naal Faulhaber meegedeeld dat de geestelijken in zijn diocees niet mochten deelnemen aan illegale politieke besprekingen. De secretaris van de Katho lieke Gezellenvereniging, Nattermann, beschouwde Hitier zelfs als een instrument van de goddelijke voorzienigheid, die de Heer hielp bij het vorm geven aan de vernieuwing. Miljoenen Duitse gelovigen waren ontvankelijk voor dergelijke uitspraken. Men kan zich voorstel len dat in zo'n geestelijk klimaat het propageren van anti-Hitler-acties een zware opgave was. En tóch gelukte het. Het verzet binnen Duitsland van 1930 tot 1945 is bij de geschiedschrijving nogal stief moederlijk behandeld. Maar het bestond, ondanks de onmenselijke terreur en het verlies van talloze le vens. De moedige Duitse minderheid die moest vech ten tegen de overweldigende stroom van het nazis me in, verdient een plaats in onze beoordeling van Hitler-Duitsland. Niet omdat het optreden van de verzetsgroepen zo efficiënt en succesvol was, maar wel omdat deze tienduizenden mensen tezamen het goede geweten vormen van Duitsland. Het boek van dr. G. van Roon „Het Duitse verzet tegen Hitier", dat onlangs bij uitgeverij A. W. Bru- na te Utrecht verscheen, biedt een uitnemende gele genheid ons een gedegen indruk te vormen van de diverse acties die tegen het Duitse fascisme werden ondernomen door priesters en predikanten, militai ren en politici, arbeiders en adel. Het boek is een bundeling van overtuiging, vechtlust en uitzonder lijke moed, maar ook van gebrek aan daadkracht, laaghartigheid en opportunisme. Hieraan moet wor den toegevoegd dat de pogingen Duitsland van de NSDAP te bevrijden, nogal eens werden gedwars boomd door de verbijsterend zwakke politiek van het buitenland. We vermelden hieronder enige feiten uit dit aan bevelenswaardige boek van dr. Van Roon en richten ons daarbij vooral op de houding der kerken, omdat wij de positie en de verantwoordelijkheden van de geestelijke leiders in het vooroorlogse Duitsland van groot gewicht achten én omdat, om met de auteur te spreken, „het een nog veel voorkomende vergis sing is te menen dat de kerken als zodanig verzet hebben gepleegd". PAUS PIUS XII het concordaat bleef HET POVER VERZET DER KERKEN Beziet men het Duitsland van de dertiger ja ren dan valt op dat, hoe groot overigens de verschillen ook waren tussen de Evangelische en de Rooms-Katholieke Kerk, de leden de zer kerken over het algemeen twee dingen gemeen hadden: een vurig anti-Marxisme en een grote ontvankelijkheid voor conservatief- autoritaire opvattingen. Met name de oudere protestanten hadden 'n sterk verlangen naar het keizerrijk en bij de jongeren bestond veel enthousiasme voor be grippen als volk, natie, rijk en leider. Het Verdrag van Versailles en de langdurige werkloosheid, met alle ellende van dien, de den bovendien terugverlangen naar de goede oude keizertijd en verleenden de republiek weinig populariteit. Bij de rooms-katholieken lagen de gevoe lens enigszins anders. Onder de keizer zo voelden zij het waren zij niet voor vol waardige burgers aangezien; de republiek betekende voor hen al een forse stap vooruit in de katholieke emancipatie; in de met het nationaal-socialisme opkomende nieuwe con stellatie zagen velen de mogelijkheid zich als „echte, vaderlandslievende Duitsers" te manifesteren De rooms-katholieke partij stemde voor een wet die Hitier bijzondere volmachten gaf en in ruil voor het concor daat waren maar al te veel rooms-katholie ken bereid hun eigen organisaties op te ge ven en in de nationale „volksstaat" op te gaan aldus dr. Van Roon. Weliswaar had het episcopaat aanvankelijk een verbod ge legd op het lidmaatschap van de NSDAP, maar dat werd snel ingetrokken. Beide ker ken wedijverden soms met elkaar in het zenden van uitvoerige loyaliteitsverklaringen naar het nieuwe bewind, zelfs wanneer dat helemaal niet van hen werd gevraagd! Luther heeft eens gezegd dat onderdanen het recht hebben een krankzinnige vorst af te zetten: God draagt de mensen soms de taak op een onrechtvaardige en tirannieke overheid te bestrijden. Helaas, dit uitgangs punt bleek in die dertiger jaren geheel naar de achtergrond te zijn verdrongen, niet het minst omdat in de kerken de vorsten de po sitie van eerste gemeentelid hadden ingeno men en zo een grote invloed hadden op de gang van zaken. De Evangelische Kerk zag in het nationaal- socialisme de kans een synthese te bewerk stelligen tussen kerk en volk een „volks kerk" dus die sterk betrokken zou zijn bij de herleving van de natie. Zo bezien en dr. Van Roon stelt het ook zo mag het een wonder genoemd worden dat toch al spoedig (in 1933) een tegenbeweging binnen de Evan gelische Kerk op gang kwam, de Belijdende Kerk. Onder hevige druk hebben duizenden in deze groep binnen en later ook buiten de kerk actie gevoerd tegen het Hitler-regime. Waar bij zo zegt de schrijver stap voor stap de eeuwenoude opvatting moest worden over wonnen dat men de overheid onvoorwaarde lijk dient te gehoorzamen. Bovendien hebben twee andere omstandigheden de opkomst van deze Belijdende Kerk vertraagd: de ver deeldheid in principieel en die in organisato risch opzicht. Wat het eerste betreft: groot was steeds het verschil van mening over de maatregelen die men noodzakelijk achtte te gen de nazi's èn tegen hun handlangers bin nen de kerk, de zogenaamde „Duitse christe nen". Dr. Van Roon: „Er was een belang rijke middengroep die steeds op compromis sen uit was, naar haar mening tè radicale besluiten probeerde te voorkomen of de uit voering hiervan te beletten. Van 1933 tot 1945 is er vrijwel geen moment geweest waarop men eensgezind naast elkaar stond. Juist de ze onderlinge tegenstellingen maakten het de nationaal-socialisten gemakkelijker hun in vloed binnen de kerk te versterken." En wat de organisatie betreft, ook op dat punt vormde de Evangelische Kerk geen eenheid en ook dat was een ernstige belemmering voor het zich gezamenlijk opstellen bij de po litieke verwikkelingen. Door dit alles is de Belijdende Kerk nooit toegekomen aan een actie tegen inbreuken op de organisatie der landskerken, waarbij men nog uitging van de twee-rijken-leer en de strijd tactisch-defensief voerde. Dit groeide naar een volgend stadium: het verzet ter ver dediging van de vrije verkondiging van het evangelie. De vrije synode van Barmen' in 1934 gaf hierbij het voorbeeld met een nieuwe formulering van de verhouding kerk staat, waarop vooral de ook toen al vermaarde theoloog Karl Barth zijn stempel drukte. La ter ontdekte de Belijdende Kerk haar taak in en voor de wereld, haar zorg voor recht en gerechtigheid en voor menswaardige verhou dingen zorgen niet in de laatste plaats over het anti-semitisme van de groep der „Duitse christenen". In het laatste stadium werd de moeilijke stap gedaan het verzet vanuit de kerk naar het politieke actieveld uit te brei den. Daarbij worstelde mei. met problemen als de eed van trouw: welke waarde moest daaraan worden toegekend? Problemen ook als de dienstweigering en het doden van een tegenstander als Hitler was. Gevoelens van afkeer werden uitgesproken tegen het optre den van de nationaal-socialisten met betrek king tot de Joden, tot gebrekkigen en geestes zieken. Verzet lokte ook uit de beruchte Go- desberger verklaring, waarin het streven van de nazi's een voortzetting van het werk van Luther werd genoemd en een niet te over bruggen tegenstelling werd geconstrueerd tussen christendom en Jodendom. Voor heel deze verzetshouding is de syno de der vrije kerken in Barmen in 1934 van het grootste belang geweest, want hier von den mensen van allerlei richtingen elkaar te genover het dreigende gevaar van de Hitler- staat. Eenstemmig werd daar besloten met de leiding van de Rijkskerk geen onderhan delingen aan te knopen over institutionele za ken en verder werd vastgesteld dat deze lei ding niet het recht had eigenmachtig veran deringen in te voeren. Drie verklaringen wer den daar in Barmen opgesteld: een oproep aan de gemeenteleden om trouw te blijven aan de bijbel en aan de reformatorische belij denisgeschriften. een theologische verklaring waarin werd gewezen op de openbaring van God in Jezus Christus en waarin andere open baringen werden afgewezen. Verder wer den hierin de grenzen van kerk en staat afgebakend en werd het streven naar een totale staat waarin ook de kerk zou moeten opgaan, afgewezen. tenslotte een juridische verklaring waar in de redenen nader werden toegelicht waarom de synode dit alles had onder nomen. De bekendste leidende figuren uit dit pro testantse verzet mogen hier niet onvermeld blijven, te meer omdat zij ook op het na oorlogse kerkelijke denken grote invloed hebben uitgeoefend. Een der zeer groten on der hen was Dietrich Bonhoeffer zijn prin cipiële verzet heeft hem dan ook het leven gekost; het onderschrift onder zijn foto ver telt daarvan. In één adem mag met hem genoemd wor den Martin Niemöller, de man die door vele nazi's wel het meest gehaat werd. Al in 1937 werd hij door Hitiers trawanten opgepakt na talrijke verklaringen die de haat van de Gestapo fel deden oplaaien. In februari 1938 begon het proces tegen hem. De zittingen waren niet publiek, de pers werd niet toege laten. Het oordeel was vrij mild: zeven maanden vestingstraf (uiteindeliijk was deze Niemöller nog een oorlogsheld uit de eerste wereldoorlog) en een geldboete. Daar hij die tijd al in voorarrest had doorgebracht zou Niemöller dus vrijgelaten worden. Terwijl zijn huis vol bloemen stond werd hij nog die zelfde avond door Gestapo naar het beruchte concentratiekamp Sachsenhausen overge bracht. Maar hij heeft het overleefd! Karl Barth, de bekende hoogleraar in de theologie, was al in 1934 in het geweer geko men tegen de ideeën van de Duitse Christe nen. De Barmer stellingen waren in hoofd zaak van zijn hand. Zijn weigering de eed op de Führer af te leggen kostte hem zijn hoogleraarschap. De Belijdende Kerk had niet de moed hem toen als hoogleraar aan een eigen hogeschool te benoemen. Barth was zijn tijd immers ver vooruit! Partijtrekken vóór hem werd door velen riskant geacht. Zo werd hij wel gedwongen om als onge wenst persoon het land te verlaten. Vanuit Bazel bleef hij echter de Belijdende Kerk steunen en het nationaal-socialisme krach tig bestrijden. Typerend voor de tweeslachtigheid die het Duitse verzet vaak kenmerkte, is de situatie die ontstond bij de Anschluss van Oostenrijk in 1938. Overal in het land heerste groot ent housiasme. Zelfs principiële tegenstanders van Hitier en het nationaal-socialisme koch ten een hakenkruisvlag om uiting te geven aan hun geestdrift, zo vermeldt dr. Van Roon. Hiervan wilde men gebruik maken om Hitier een aardig verjaardagsgeschenkje te bezorgen: alle predikanten in actieve dienst zouden de eed van trouw afleggen, in inner lijke verbondenheid met het Derde Rijk en zijn Führer. Karl Barth riep krachtig op hieraan geen gehoor te geven, maar de meeste predikan ten zwichtten voor de aandrang en legden de eed af. Onder hen waren ook leden van de Belijdende Kerk. De auteur zegt hierover; „Een veelgehoord argument gedurende de maandenlange discussie was, dat men geen kansen mocht afsnijden om tegen nieuw in grijpen van de staat te kunnen protesteren. Velen probeerdern zich zelf en anderen te overtuigen door een kunstmatige onderschei ding aan te brengen tussen de overheid die men te gehoorzamen had en de nationaal- socialistische ideologie die men afwees. Want men wilde goede patriotten blijven, loyaal tegenover de staat". Het bewonderenswaardige voorbeeld dat mensen als Bonhoeffer. Barth en Niemöller gaven, werd helaas door weinigen nagevolgd. Vele kerkelijke leiders bleven heulen met het verachtelijke systeem van de nazi's. De ver nieuwing, waarvoor de Belijdende Kerk de basis legde, zette niet door, tot diep onge luk van velen. Na de oorlog heeft de Evan gelische Kerk dit in een schuldbelijdenis uit gesproken. De rooms-katholieke kerk heeft het nim mer nodig gevonden een schuldbelijdenis te doen inzake haar houding tijdens Duitslands moeilijkste jaren. Was er in de protestantse gelederen nog sprake van een tamelijk grote groep die ageerde tegen de nazi-praktijken en zich met dat doel organiseerde, van de katholieke kerk kan dit niet worden gemeld. Toch is er verzet uit deze groep christenen voortgekomen, al was die dan anders van op zet dan bij de evangelische gelovigen. Gesta- porapporten tonen aan dat de regering en de NSDAP rekening moesten houden met laten te oppositie uit katholieke kring. „Des te meer", zo zegt dr. Van Roon. „kan het be treurd worden, dat het hier merendeels ging om handhaving van verkregen kerkelijke rechten en dat deze situatie niet is benut, om tot een algeheel verzet te komen. Behal ve bij velen van hun volgelingen, die toch overigens in het algemeen bereid waren hun bisschoppen vrij ver te volgen, is de oorzaak hiervan vooral bij de kerkelijke leiders te zoeken. Verscheidene bisschoppen hadden al eerder Een der meest principi ële figuren uit het kerke lijk verzet in Duitsland was Dietrich Bonhoeffer en hij heeft er het leven bij ingeschoten. Bonhoef fer heeft direct de geva ren van het nationaal- socialisme onderkend. In 1933 al keerde hij zich fel tegen de opvattingen van de Duitse christenen", de kerkelijke handlangers van Hitier en fel ook wees hij de maatregelen tegen de Joden van de hand. In en door dit alles heeft hij zich ontwikkeld tot de gro te theoloog van de belij dende kerk, voor wiens ge dachten ook na de oorlog grote belangstelling is blij ven bestaan. Hij behoorde tot de weinigen die besef ten dat kerkelijk verzet slechts een beginstadium was en dat het hierbij niet mocht blijven. In 1943 werd hij gearresteerd en na vele maanden van hoop en vrees op het einde van de oorlog terechtgesteld. Samen met Niemöller heeft hij zich dikwijls af gevraagd of hij nog wel lid van een kerk kon blij ven die sympathiseerde met een door hem verwor pen regime. dan de de protestantse geestelijke leiders een afwijzende houding ten opzichte van het nationaal-socialisme aangenomen, weliswaar niet tegen Hitler's denkbeelden als zodanig maar wel tegen bepaalde religieuze voorstel lingen daarvan. Kardinaal Bertram van Bres- lau maakte bezwaar tegen het extreme natio nalisme, de rassenwaan en de vage formule ring over een „positief christendom", waar onder ieder het zijne kon verstaan. De katho lieke geestelijkheid volgde de ontwikkelingen vanaf 1930 met een zekere reserve. Op een vergadering van bisschoppen in Fulda (1932) kwam het tot het besluit, dat de gelovigen geen lid mochten worden van de NSDAP. In maart 1933 werd echter dit verbod herroepen. Waarom die haast? Enige dagen voordat het verbod werd ingetrokken vond er overleg plaats tussen de nazi-ministers van de nieu we regering en vertegenwoordigers van het „Zentrum", de rooms-katholieke partij. Het werd duidelijk dat de nieuwe machthebbers bereid waren enige concessies te doen in ruil voor de medewerking van r.k.-zijde aan een wet die Hitier bijzondere volmachten zou ver lenen. Men mag er van uitgaan, dat de bis schoppen hiervan op de hoogte waren, hoe wel de onderhandelingen geheim waren. Op een moment, zo schrijft dr. Van Roon, waar op velen van hun vroegere coalitiegenoten aan de terreur van Gestapo en S.A. overge leverd, zich in gevangenissen en concentra tiekampen bevonden, stond het officiële rooms-katholieke Duitsland in zijn politieke en weldra ook in zijn kerkelijke leiders op het punt met Hitier een akkoord te sluiten. Toen Hitler in een verklaring voor de nieuwe Rijks dag had beloofd de rechten van de kerken te eerbiedigen en uiting had gegeven aan zijn wens te streven naar vriendschappelijke betrekkingen met het Vaticaan, vond de meerderheid der bisschoppen het tijd wor den het verbod op het lidmaatschap in te trekken. De houding van de katholieke kerk ten op zichte van „het nieuwe Duitsland" kan niet los worden gezien van de concordaatskwes tie. Het Vaticaan had al in 1932 laten weten het op prijs te stellen over een concordaat te onderhandelen. Na de machtsoverneming door Hitler was gebleken, dat een aantal bisschoppen niet gelukkig was met de po gingen een verdrag met de regering te slui ten. Maar op 20 juli 1933 vond in Rome, on danks de protesten, een ondertekening van de overeenkomst plaats. Hitler had de paus zijn erewoord gegeven, dat het christendom de basis van het nieuwe Duitsland zou zijn. De Duitse regering had toen juist besloten een sterilisatiewet uit te vaardigen. Von Pa pen, onder Hitler vice-kanselier, was sluw genoeg met de bekendmaking van deze wet te wachten tot na de ondertekening in Rome. De protesten waren talrijk. Vele katholieken vroegen zich in die dagen af, of het lid maatschap van de kerk nog wel in overeen stemming met hun geweten was te brengen. Men moest vooral niet menen, aldus een toelichting van het Vaticaan, dat met het concordaat het nationaal-socialisme erkend was. Iedereen wist toch, dat er tussen kerk en staat in Duitsland gespannen verhoudingen heersten. Men moest Duitsland niet met Oostenrijk, waar de bisschoppen het nazisme hadden veroordeeld, vergelijken. In Duitsland immers was het nationaal-socialisme over heid geworden en die diende men in principe te gehoorzamen. Bovendien had de regering van Hitier een duidelijk anti-bolsjewistische houding aangenomen. Met de ondertekening van het concordaat was een oude wens in vervulling gegaan. De kerk moest hier echter, zo merkt dr. Van Roon op, een zware prijs betalen. Het bleek al gauw dat de nazi's niet van plan waren zich aan het concordaat te houden, maar tot een opzegging vanuit Rome is het niet geko men. Diverse keren heeft men het overwo gen, maar telkens vreesde men de conse quenties en bleef men zich vasthouden aan een schamele hoop op betere ontwikkelingen De houding van de aartsbisschop van Mün- chen Faulhaber is tekenend voor die van tal rijke katholieken: men voelde wel aan dat er niet veel deugde van de nationaal-socialisti- sche ideologie, maar men vond het te ver gaan zich de woede van de partij op de hals te ha len en de overheid te ondermijnen. Faulhaber treurde niet om de val van de republiek: aan vankelijk schaarde hij zich zonder bedenkin gen achter de plannen van het nat.-socialis- me. Al gauw kon hij zich niet meer vereni gen met het Hitler-bewind en protesteerde tegen de pogingen het oude testament als een minderwaardig boek voor te stellen. Hoewel hij zich niet uitliet over de rassenkwestie, kreeg hij toch veel blijken van bewondering uit Joodse kring. Zijn preken lagen de NSDAP zwaar op de maag. Daar schrok Faulhaber zo van, dat hij zich haastte aan de bezwaren van de partij tegemoet te komen. Gedurende een lange periode in 1934 stelde hij pogingen in het werk de door zijn preken gewekte ontstemming te verminderen en zich te rehabiliteren. Later stelde hij zich wel duidelijk achter de jezuiet Rupert Mayer, die werd vervolgd wegens zijn onverbloemde kritiek op het regime. In 1937 namen .a Aken meer dan een mil joen gelovigen deel aan een processie, waar bij het tot zo'n grote verontwaardiging over de vijandige houding van de staat kwam, dat een begin van opstand dreigde als de kerkelijke leiders niet hadden ingegrepen. Graaf Preysing, bisschop van Berlijn, is de enige van de katholieke leiders in Duitsland geweest, die van het begin af een duidelijk anti-nationaal-socialistisch standpunt heeft ingenomen. Een uitzondering noemt dr. Van Roon hem. Paus Pius XI stond in de mees te geschilpunten tussen kerk en staat achter Preysing. Tot 1937 had het Vaticaan weinig van zich laten horen inzake de bedenkelijke toestan den in Duitsland en de inbreuken die door de nazi's op het concordaat werden ge pleegd. Pius XI brak dat stilzwijgen met zijn encycliek „Mit brennender Sorge" Ook priesters kwamen in opstand; juist zij hadden het bijzonder moeilijk, maar ze vaak door de kerkelijke leiders in de steek werden gelaten. „In katholieke kring zijn in de jaren van het Hitler-fascisme grote offers gebracht, door die gelovigen, die zich niet lieten lei den door tradionele gevoelens jegens gezag en overheid, maar door het evangelie. Zij vormden een minderheid. Het rooms-katho lieke verzet bleef in wezen een verzet van enkelingen", zo vat dr. Van Roon de situa tie samen. Bij de harde kritiek die wij moeten uit spreken over dit afschuwelijke stuk Duitse geschiedenis, dienen wij ruimte vrij te ma ken voor het respect, dat we verschuldigd zijn aan duizenden Duitsers, die van 1933 of soms al eerder gestreden hebben tegen het nationaal-socialisme. Ondanks het feit, dat het telkens minder heden waren die de kracht hadden tot een tegenactie over te gaan. steekt de moed van de Duitse verzetstrijders niet alleen schril af tegen de houding van hun op hol geslagen landgenoten, maar ook tegen de vaak lauwe en gemakzuchtige politiek van het buitenland. C. VAN DITSHUIZEN. Wie door het leven wijs geworden is tuimelt niet graag over grote woor den. Goede dingen kunnen net iets te geweldig klinken. En dan doen ze het juist niet meer. Is dit niet het geval met de tekst die we een ogenblik over denken? Het staat er zo in 1 Johannes 3 vers 4: „En dit is de overwinning die de wereld overwonnen heeft: ons geloof". Je wordt er even stil van. Is dit waar? En wat geloven we dan? Wel licht geloven we aan een Godsbestaan. Maar als dit niet verder gaat dan het vaststellen dat er wel een regisseur van bewegingen en krachten in de ruimte moet zijn, is het wereldoverwinnend te noemen? Of, we geloven in de rechten van de mens. Wat zijn daarover al geen verheven ideeën uitgesproken. Maar de wereld er mee overwinnen? 't Mocht waar zijn! We ervaren juist onze machteloosheid in deze wereld met al onze goede bedoelingen. Waar in geloven we? Laten we 't niet zelf uit zoeken, want we komen slechts op dwaalwegen terecht. God alleen zegt wat we hebben te geloven. We lezen even verder: „Wie is het, die de we reld overwint, dan wie gelooft, dat Je zus de Zoon van God is?" We worden van onszelf weggeroepen om het van boven te verwachten. Zo heeft ook Paulus het gezegd: „Geloofd zij God, die ons de overwinning gege ven heeft door onze Here Jezus Chris tus". En zo zegt Jezus het Zelf: „In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed. Ik heb de we reld overwonnen". Want Hij is de Christus, de Zoon van God, in deze we reld gezonden tot redding en behoud. Dat al onze wegen op mislukking uitlo pen is geen noodlot maar schuld. We zijn van God afvallige mensen en pro beren steeds weer buiten Hem om orde op zaken te stellen. Soms lijkt 't alsof we grote zegeningen uit de schepping naar ons toe zullen halen. Dan blijken het al spoedig even zovele bedreigingen te zijn. In onze eeuw zijn we dan zo vergevorderd dat een wereldvernieti ging van ons uit niet meer tot de on mogelijkheden behoort. Maar dit is nu het evangelie, dat God Zijn Zoon in de wereld gezonden heeft om die doem- vloek van de wereld weg te nemen. Door Christus is het waar dat deze wereld onschadelijk en ongevaarlijk is in zover dat het allerergste niet gebeu ren kan. In Jezus Christus heeft God Zijn veto uitgesproken over alles wat die wereld zichzelf kan aandoen. In Christus is het Rijk Gods zo nabij ge komen dat de Geest van God zelfs blij vend in deze wereld aanwezig is. Al deelt niet ieder in de verzoening die Christus gebracht heeft het blijft een zaak voor ieder die gelooft toch dankt de wereld het geduld en de be scherming van God aan het feit, dat de Kerk in haar midden is. En op de dag van de wederkomst van Christus za! openbaar worden dat niet de krachten en de machten zegevieren, maar dat onze Schepper en Verlosser Overwin naar is. En als wij hieruit leven, als dit geloof onze dragende kracht is, dan is Christus* overwinning ook onze over winning. Dan zijn wij in het heden rijk en blij en voor de toekomst rustig en vol verwachting. Veenendaal, Ds. J. Ytsma. De komende week is in de Nederlandse Hervormde Kerk de traditionele zendingsweek. Meer dan anders zal de Raad voor de Zending, zullen ook plaatselijke actiecomités én predikanten trachten het zen dingswerk en alle daaraan verbonden facetten onder de aandacht van de gemeentele den te brengen. Want zending is immers niet maar een lief hebberij van een groepje enke lingen, van een raad of een comité lending bedrijven is opdracht van God voor iedere gelovige en voor iedere gemeenschap van gelovigen. De gemeente is opdrachtgeef ster voor het zendingswerk en in laatste instantie zal zij dat ook als haar verantwoorde lijkheid moeten voelen. Om die gemeente in staat te stellen haar verantwoordelijk heid te dragen, zal zij de fei ten en cijfers moeten kennen niet tot in finesses want dat kan zij rustig aan de Raad voor de Zending overlaten. Maar wel globaal: zo zal zij nu moeten weten dat men daar in Oegstgeest op het moment tobt met de financiën. Dat men als gevolg daarvan niet anders zal kunnen doen dan een aan tal taken die men zich voor 1969 had voorgesteld, af te kap pen en dat men andere plan nen in de ijskast gaat zetten. En dat men dan nog een te kort heeft van meer dan hon derdduizend gulden. Men zal zich misschien af vragen hoe het mogelijk is dat in het „Kom over de brug"- jaar 1968 een zendingsinstantie moeite heeft met de financiën. Het antwoord is simpel: die actie „Kom over de brug" was niet bestemd voor het „gewo ne werk" met het geld van die actie heeft men een groot aantal vastomlijnde projecten gefinancierd waaraan men in dat gewone werk nooit toe kwam. Er was geen cent bij voor Oegstgeest of voor welke andere zendingsinstantie ook. Eerder heeft die actie een te genovergestelde uitwerking ge had: mensen die gewend wa ren jaarlijks een flinke gift te sturen aan de zending, hebben dat geld nu aan „Kom over de brug" ten goede laten ko men. En waarschijnlijk geldt dat ook voor de „kleinere" ge vers. Feit is bij voorbeeld dat de zendingsbijdrage via de scholen in de per. tot 15 sep tember 1968 f 10.000 lager lag dan in overeenkomstige perio de 1967. De „Tientjes van Tie ners" uit de actie „Kom over de brug" zullen hieraan niet vreemd zijn! En om een ande re voorbeeld te geven: de Pinksterzendingsweek bracht raadslagingen over de begro ting voor 1969 moesten enkele pijnlijke beslissingen worden genomen. De eerste opzet van de begroting wees een tekort aan van meer dan zevenhon derdduizend gulden. En dus: zal er geen docent naar de theologische academie in Ambon worden gestuurd zullen geen predikanten naar Midden-Celebes en naar Halmaheira worden gezonden; zal de zendingspredikant uit Kameroen die terug keert niet worden vervan gen; zullen in Nigeria/Biafra niet langer drie maar slechts twee artsen te werk worden gesteld; zullen twee predikanten die in 1970 klaar moesten zijn om te worden uitge zonden, niet in opleiding in 1967 het (zeer hoge) bedrag van f 627.563,07 bijeen, in 1968 het (uitzonderlijk lage) bedrag van f 449.305,93 maar liefst een verschil van rond f 178.000. Neemt men het totaal van de inkomsten per 15 sep tember bij elkaar dan blijkt 1968 een achterstand van f 290.000 te hebben op 1967. Een achterstand die overigens in de afgelopen maand al een heel stuk is ingelopen: van f 290.000 naar f 152.000. Oegst- geest-dominee P. J. Mackaay maakt er in zijn brief aan zijn collegae-predikanten dankbaar en optimistisch gewag van! Desondanks: tijdens de be- worden genomen; zal wel een dokter naar Halmaheira worden uitge zonden! Dit laatste was een verras sing van mr. C. C. W. Uffelie, eerste penningmeester van de Raad voor de Zending; hij had in een apart potje nog wat geld gespaard! Enkele jaren geleden hebben onge veer duizend gemeenteleden elk f 500,- geleend aan de zending. Het restant van deze leningen zal in januari worden afgelost, maar voordien al heeft een aantal van deze le den het geleende geld aan de zending geschonken. De pen ningmeester had het opge spaard en daarvan kan nu Halmaheira geholpen wor den! En wat die tweehonderd duizend geblokkeerde guldens betreft - alleen bij een aan zienlijke verhoging van de zendingsinkomsten zullen de Indonesische kerken worden geholpen bij een aantal goede initiatieven die zij daar ont wikkelen. En die blokkering betekent ook: vermoedelijk geen bijdrage voor de grote oecumenische fondsen: geen bezoekreizen naar Azië en Afrika; en: in het binnenland f 50.000 bezuinigen! Ds. P. J. Mackaay, die ons van dit alles op de hoogte stelde, is echter allerminst pessimistisch, integendeel. Hij wijst op het vele dat deson danks nog gebeuren kan. De 344 beurzen die aan de Indo nesische kerken zijn toege zegd voor de opleiding van predikanten en artsen worden gehonoreerd; er gaat een stu dentenpredikant naar Djokja karta, een tweede theologi sche docent naar de Mina- hassa, een arts naar Halma heira, een verpleegster naar het binnenland van West-Irian (want daarvoor wordt een ac tie gevoerd in de bollenstreek door de hervormde en gere formeerde jeugd gezamenlijk). „In de tijd dat ik bij het zen dingswerk betrokken ben zegt hij - heb ik ervaren dat de hervormde gemeenten, als het ér werkelijk om spande, altijd bereid waren voor de zending dieper in de beurs te tasten. Wanneer dat ook in de komende weken gebeurt, zul len we in 1969 met een schone lei kunnen beginnen en in de eerste plaats onze oecumeni sche verplichtingen nakomen en de Indonesische kerken helpen bij de uitbouw van haar werk."

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 13