OEGSTGEEST TOBT
OVER FINANCIËN
„Het is een nog veel voorkomende vergissing, te menen
dat de kerken als zodanig verzet hebben gepleegd".
(Dr. G. VAN ROON OVER NAZI-DUITSLAND)
Het protestants verzet
Grote figuren
R.-Katboliek verzet
Dietrich
Bonhoeffer
Het concordaa t
De triomf van
het geloof
Desondanks gaat een arts
naar Halmaheira en naar
West-Irian n verpleegster
Optimisme
MARTIN NIEMÖLER
al in 1937 opgepakt
De protestantse en rooms-katholieke kerken In
Duitsland moeten een schrijnend antwoord geven
op de vraag welke rol zij hebben gespeeld in het
verzet tegen het nazisme. Immers, wat er tijdens
de Hitlerjaren door de kerkgenootschappen aan actie
tegen het fascisme is gevoerd, moet als een grote
teleurstelling worden gekenmerkt, te meer daar de
aanzienlijke invloed der geestelijke leiders een be
langrijke rem op de ontwikkeling van de NSDAP
had kunnen zijn. Wie zich afvraagt waarom een
duidelijke standpuntbepaling van de kerkelijke
overheden achterwege bleef, valt meteen in een
samenspel van sociaal-psychologische factoren, die
het vooroorlogse Duitsland beheersten en waarmee
de meerderheid van de bevolking moeilijk of hele
maal niet kon breken. Vurig nationalisme, straffe
gehoorzaamheid, een sterk plichtsbesef en strenge
opvattingen over orde en wet waren de typisch
Duitse karaktertrekken, die Hitier op misdadige
wijze exploiteerde. Mede hierdoor kon zich het ver
zet tegen de weerzinwekkende nazi-praktijken zo
gebrekkig ontplooien.
Om dit te illustreren halen we een uitspraak aan
van de Lutherse politicus Brünstad, die nog in 1941
opmerkte dat „de staat van God een eigen waarde
heeft gekregen en dat hij, die zich tegen de staat
verzet, zich tegen Gods orde keert. God moet men
meer gehoorzamen dan de mensen", zo zei hij. Hij
achtte het niet geoorloofd actief verzet te plegen:
lijden onder zijn overtuiging was in dat geval de
aangewezen weg; een opvatting die vooral bij de
Lutheranen overheerste. Ook de Duitse katholieke
bisschoppen keerden zich over het algemeen tegen
het plegen van verzet. Nog in 1943 werd door kardi
naal Faulhaber meegedeeld dat de geestelijken in
zijn diocees niet mochten deelnemen aan illegale
politieke besprekingen. De secretaris van de Katho
lieke Gezellenvereniging, Nattermann, beschouwde
Hitier zelfs als een instrument van de goddelijke
voorzienigheid, die de Heer hielp bij het vorm geven
aan de vernieuwing.
Miljoenen Duitse gelovigen waren ontvankelijk
voor dergelijke uitspraken. Men kan zich voorstel
len dat in zo'n geestelijk klimaat het propageren
van anti-Hitler-acties een zware opgave was. En
tóch gelukte het. Het verzet binnen Duitsland van
1930 tot 1945 is bij de geschiedschrijving nogal stief
moederlijk behandeld. Maar het bestond, ondanks de
onmenselijke terreur en het verlies van talloze le
vens. De moedige Duitse minderheid die moest vech
ten tegen de overweldigende stroom van het nazis
me in, verdient een plaats in onze beoordeling van
Hitler-Duitsland. Niet omdat het optreden van de
verzetsgroepen zo efficiënt en succesvol was, maar
wel omdat deze tienduizenden mensen tezamen het
goede geweten vormen van Duitsland.
Het boek van dr. G. van Roon „Het Duitse verzet
tegen Hitier", dat onlangs bij uitgeverij A. W. Bru-
na te Utrecht verscheen, biedt een uitnemende gele
genheid ons een gedegen indruk te vormen van de
diverse acties die tegen het Duitse fascisme werden
ondernomen door priesters en predikanten, militai
ren en politici, arbeiders en adel. Het boek is een
bundeling van overtuiging, vechtlust en uitzonder
lijke moed, maar ook van gebrek aan daadkracht,
laaghartigheid en opportunisme. Hieraan moet wor
den toegevoegd dat de pogingen Duitsland van de
NSDAP te bevrijden, nogal eens werden gedwars
boomd door de verbijsterend zwakke politiek van
het buitenland.
We vermelden hieronder enige feiten uit dit aan
bevelenswaardige boek van dr. Van Roon en richten
ons daarbij vooral op de houding der kerken, omdat
wij de positie en de verantwoordelijkheden van de
geestelijke leiders in het vooroorlogse Duitsland van
groot gewicht achten én omdat, om met de auteur
te spreken, „het een nog veel voorkomende vergis
sing is te menen dat de kerken als zodanig verzet
hebben gepleegd".
PAUS PIUS XII
het concordaat bleef
HET POVER VERZET DER KERKEN
Beziet men het Duitsland van de dertiger ja
ren dan valt op dat, hoe groot overigens de
verschillen ook waren tussen de Evangelische
en de Rooms-Katholieke Kerk, de leden de
zer kerken over het algemeen twee dingen
gemeen hadden: een vurig anti-Marxisme en
een grote ontvankelijkheid voor conservatief-
autoritaire opvattingen.
Met name de oudere protestanten hadden 'n
sterk verlangen naar het keizerrijk en bij de
jongeren bestond veel enthousiasme voor be
grippen als volk, natie, rijk en leider. Het
Verdrag van Versailles en de langdurige
werkloosheid, met alle ellende van dien, de
den bovendien terugverlangen naar de goede
oude keizertijd en verleenden de republiek
weinig populariteit.
Bij de rooms-katholieken lagen de gevoe
lens enigszins anders. Onder de keizer zo
voelden zij het waren zij niet voor vol
waardige burgers aangezien; de republiek
betekende voor hen al een forse stap vooruit
in de katholieke emancipatie; in de met het
nationaal-socialisme opkomende nieuwe con
stellatie zagen velen de mogelijkheid zich
als „echte, vaderlandslievende Duitsers" te
manifesteren De rooms-katholieke partij
stemde voor een wet die Hitier bijzondere
volmachten gaf en in ruil voor het concor
daat waren maar al te veel rooms-katholie
ken bereid hun eigen organisaties op te ge
ven en in de nationale „volksstaat" op te
gaan aldus dr. Van Roon. Weliswaar had
het episcopaat aanvankelijk een verbod ge
legd op het lidmaatschap van de NSDAP,
maar dat werd snel ingetrokken. Beide ker
ken wedijverden soms met elkaar in het
zenden van uitvoerige loyaliteitsverklaringen
naar het nieuwe bewind, zelfs wanneer dat
helemaal niet van hen werd gevraagd!
Luther heeft eens gezegd dat onderdanen
het recht hebben een krankzinnige vorst af
te zetten: God draagt de mensen soms de
taak op een onrechtvaardige en tirannieke
overheid te bestrijden. Helaas, dit uitgangs
punt bleek in die dertiger jaren geheel naar
de achtergrond te zijn verdrongen, niet het
minst omdat in de kerken de vorsten de po
sitie van eerste gemeentelid hadden ingeno
men en zo een grote invloed hadden op de
gang van zaken.
De Evangelische Kerk zag in het nationaal-
socialisme de kans een synthese te bewerk
stelligen tussen kerk en volk een „volks
kerk" dus die sterk betrokken zou zijn bij
de herleving van de natie. Zo bezien en
dr. Van Roon stelt het ook zo mag het een
wonder genoemd worden dat toch al spoedig
(in 1933) een tegenbeweging binnen de Evan
gelische Kerk op gang kwam, de Belijdende
Kerk. Onder hevige druk hebben duizenden in
deze groep binnen en later ook buiten de kerk
actie gevoerd tegen het Hitler-regime. Waar
bij zo zegt de schrijver stap voor stap
de eeuwenoude opvatting moest worden over
wonnen dat men de overheid onvoorwaarde
lijk dient te gehoorzamen. Bovendien hebben
twee andere omstandigheden de opkomst van
deze Belijdende Kerk vertraagd: de ver
deeldheid in principieel en die in organisato
risch opzicht. Wat het eerste betreft: groot
was steeds het verschil van mening over de
maatregelen die men noodzakelijk achtte te
gen de nazi's èn tegen hun handlangers bin
nen de kerk, de zogenaamde „Duitse christe
nen". Dr. Van Roon: „Er was een belang
rijke middengroep die steeds op compromis
sen uit was, naar haar mening tè radicale
besluiten probeerde te voorkomen of de uit
voering hiervan te beletten. Van 1933 tot 1945
is er vrijwel geen moment geweest waarop
men eensgezind naast elkaar stond. Juist de
ze onderlinge tegenstellingen maakten het de
nationaal-socialisten gemakkelijker hun in
vloed binnen de kerk te versterken." En wat
de organisatie betreft, ook op dat punt
vormde de Evangelische Kerk geen eenheid
en ook dat was een ernstige belemmering
voor het zich gezamenlijk opstellen bij de po
litieke verwikkelingen.
Door dit alles is de Belijdende Kerk nooit
toegekomen aan een actie tegen inbreuken op
de organisatie der landskerken, waarbij men
nog uitging van de twee-rijken-leer en de
strijd tactisch-defensief voerde. Dit groeide
naar een volgend stadium: het verzet ter ver
dediging van de vrije verkondiging van het
evangelie. De vrije synode van Barmen' in
1934 gaf hierbij het voorbeeld met een nieuwe
formulering van de verhouding kerk staat,
waarop vooral de ook toen al vermaarde
theoloog Karl Barth zijn stempel drukte. La
ter ontdekte de Belijdende Kerk haar taak in
en voor de wereld, haar zorg voor recht en
gerechtigheid en voor menswaardige verhou
dingen zorgen niet in de laatste plaats over
het anti-semitisme van de groep der „Duitse
christenen". In het laatste stadium werd de
moeilijke stap gedaan het verzet vanuit de
kerk naar het politieke actieveld uit te brei
den. Daarbij worstelde mei. met problemen
als de eed van trouw: welke waarde moest
daaraan worden toegekend? Problemen ook
als de dienstweigering en het doden van een
tegenstander als Hitler was. Gevoelens van
afkeer werden uitgesproken tegen het optre
den van de nationaal-socialisten met betrek
king tot de Joden, tot gebrekkigen en geestes
zieken. Verzet lokte ook uit de beruchte Go-
desberger verklaring, waarin het streven van
de nazi's een voortzetting van het werk van
Luther werd genoemd en een niet te over
bruggen tegenstelling werd geconstrueerd
tussen christendom en Jodendom.
Voor heel deze verzetshouding is de syno
de der vrije kerken in Barmen in 1934 van
het grootste belang geweest, want hier von
den mensen van allerlei richtingen elkaar te
genover het dreigende gevaar van de Hitler-
staat. Eenstemmig werd daar besloten met
de leiding van de Rijkskerk geen onderhan
delingen aan te knopen over institutionele za
ken en verder werd vastgesteld dat deze lei
ding niet het recht had eigenmachtig veran
deringen in te voeren. Drie verklaringen wer
den daar in Barmen opgesteld:
een oproep aan de gemeenteleden om
trouw te blijven aan de bijbel en aan de
reformatorische belij denisgeschriften.
een theologische verklaring waarin werd
gewezen op de openbaring van God in
Jezus Christus en waarin andere open
baringen werden afgewezen. Verder wer
den hierin de grenzen van kerk en staat
afgebakend en werd het streven naar
een totale staat waarin ook de kerk zou
moeten opgaan, afgewezen.
tenslotte een juridische verklaring waar
in de redenen nader werden toegelicht
waarom de synode dit alles had onder
nomen.
De bekendste leidende figuren uit dit pro
testantse verzet mogen hier niet onvermeld
blijven, te meer omdat zij ook op het na
oorlogse kerkelijke denken grote invloed
hebben uitgeoefend. Een der zeer groten on
der hen was Dietrich Bonhoeffer zijn prin
cipiële verzet heeft hem dan ook het leven
gekost; het onderschrift onder zijn foto ver
telt daarvan.
In één adem mag met hem genoemd wor
den Martin Niemöller, de man die door vele
nazi's wel het meest gehaat werd. Al in 1937
werd hij door Hitiers trawanten opgepakt na
talrijke verklaringen die de haat van de
Gestapo fel deden oplaaien. In februari 1938
begon het proces tegen hem. De zittingen
waren niet publiek, de pers werd niet toege
laten. Het oordeel was vrij mild: zeven
maanden vestingstraf (uiteindeliijk was deze
Niemöller nog een oorlogsheld uit de eerste
wereldoorlog) en een geldboete. Daar hij die
tijd al in voorarrest had doorgebracht zou
Niemöller dus vrijgelaten worden. Terwijl
zijn huis vol bloemen stond werd hij nog die
zelfde avond door Gestapo naar het beruchte
concentratiekamp Sachsenhausen overge
bracht. Maar hij heeft het overleefd!
Karl Barth, de bekende hoogleraar in de
theologie, was al in 1934 in het geweer geko
men tegen de ideeën van de Duitse Christe
nen. De Barmer stellingen waren in hoofd
zaak van zijn hand. Zijn weigering de eed
op de Führer af te leggen kostte hem zijn
hoogleraarschap. De Belijdende Kerk had
niet de moed hem toen als hoogleraar aan
een eigen hogeschool te benoemen. Barth was
zijn tijd immers ver vooruit! Partijtrekken
vóór hem werd door velen riskant geacht.
Zo werd hij wel gedwongen om als onge
wenst persoon het land te verlaten. Vanuit
Bazel bleef hij echter de Belijdende Kerk
steunen en het nationaal-socialisme krach
tig bestrijden.
Typerend voor de tweeslachtigheid die het
Duitse verzet vaak kenmerkte, is de situatie
die ontstond bij de Anschluss van Oostenrijk
in 1938. Overal in het land heerste groot ent
housiasme. Zelfs principiële tegenstanders
van Hitier en het nationaal-socialisme koch
ten een hakenkruisvlag om uiting te geven
aan hun geestdrift, zo vermeldt dr. Van
Roon. Hiervan wilde men gebruik maken om
Hitier een aardig verjaardagsgeschenkje te
bezorgen: alle predikanten in actieve dienst
zouden de eed van trouw afleggen, in inner
lijke verbondenheid met het Derde Rijk en
zijn Führer.
Karl Barth riep krachtig op hieraan geen
gehoor te geven, maar de meeste predikan
ten zwichtten voor de aandrang en legden
de eed af. Onder hen waren ook leden van
de Belijdende Kerk. De auteur zegt hierover;
„Een veelgehoord argument gedurende de
maandenlange discussie was, dat men geen
kansen mocht afsnijden om tegen nieuw in
grijpen van de staat te kunnen protesteren.
Velen probeerdern zich zelf en anderen te
overtuigen door een kunstmatige onderschei
ding aan te brengen tussen de overheid die
men te gehoorzamen had en de nationaal-
socialistische ideologie die men afwees.
Want men wilde goede patriotten blijven,
loyaal tegenover de staat".
Het bewonderenswaardige voorbeeld dat
mensen als Bonhoeffer. Barth en Niemöller
gaven, werd helaas door weinigen nagevolgd.
Vele kerkelijke leiders bleven heulen met het
verachtelijke systeem van de nazi's. De ver
nieuwing, waarvoor de Belijdende Kerk de
basis legde, zette niet door, tot diep onge
luk van velen. Na de oorlog heeft de Evan
gelische Kerk dit in een schuldbelijdenis uit
gesproken.
De rooms-katholieke kerk heeft het nim
mer nodig gevonden een schuldbelijdenis te
doen inzake haar houding tijdens Duitslands
moeilijkste jaren. Was er in de protestantse
gelederen nog sprake van een tamelijk grote
groep die ageerde tegen de nazi-praktijken
en zich met dat doel organiseerde, van de
katholieke kerk kan dit niet worden gemeld.
Toch is er verzet uit deze groep christenen
voortgekomen, al was die dan anders van op
zet dan bij de evangelische gelovigen. Gesta-
porapporten tonen aan dat de regering en de
NSDAP rekening moesten houden met laten
te oppositie uit katholieke kring. „Des te
meer", zo zegt dr. Van Roon. „kan het be
treurd worden, dat het hier merendeels ging
om handhaving van verkregen kerkelijke
rechten en dat deze situatie niet is benut,
om tot een algeheel verzet te komen. Behal
ve bij velen van hun volgelingen, die toch
overigens in het algemeen bereid waren hun
bisschoppen vrij ver te volgen, is de oorzaak
hiervan vooral bij de kerkelijke leiders te
zoeken.
Verscheidene bisschoppen hadden al eerder
Een der meest principi
ële figuren uit het kerke
lijk verzet in Duitsland
was Dietrich Bonhoeffer
en hij heeft er het leven
bij ingeschoten. Bonhoef
fer heeft direct de geva
ren van het nationaal-
socialisme onderkend. In
1933 al keerde hij zich fel
tegen de opvattingen van
de Duitse christenen",
de kerkelijke handlangers
van Hitier en fel ook wees
hij de maatregelen tegen
de Joden van de hand. In
en door dit alles heeft hij
zich ontwikkeld tot de gro
te theoloog van de belij
dende kerk, voor wiens ge
dachten ook na de oorlog
grote belangstelling is blij
ven bestaan. Hij behoorde
tot de weinigen die besef
ten dat kerkelijk verzet
slechts een beginstadium
was en dat het hierbij niet
mocht blijven. In 1943
werd hij gearresteerd en
na vele maanden van hoop
en vrees op het einde van
de oorlog terechtgesteld.
Samen met Niemöller
heeft hij zich dikwijls af
gevraagd of hij nog wel
lid van een kerk kon blij
ven die sympathiseerde
met een door hem verwor
pen regime.
dan de de protestantse geestelijke leiders
een afwijzende houding ten opzichte van het
nationaal-socialisme aangenomen, weliswaar
niet tegen Hitler's denkbeelden als zodanig
maar wel tegen bepaalde religieuze voorstel
lingen daarvan. Kardinaal Bertram van Bres-
lau maakte bezwaar tegen het extreme natio
nalisme, de rassenwaan en de vage formule
ring over een „positief christendom", waar
onder ieder het zijne kon verstaan. De katho
lieke geestelijkheid volgde de ontwikkelingen
vanaf 1930 met een zekere reserve. Op een
vergadering van bisschoppen in Fulda (1932)
kwam het tot het besluit, dat de gelovigen
geen lid mochten worden van de NSDAP. In
maart 1933 werd echter dit verbod herroepen.
Waarom die haast? Enige dagen voordat het
verbod werd ingetrokken vond er overleg
plaats tussen de nazi-ministers van de nieu
we regering en vertegenwoordigers van het
„Zentrum", de rooms-katholieke partij. Het
werd duidelijk dat de nieuwe machthebbers
bereid waren enige concessies te doen in ruil
voor de medewerking van r.k.-zijde aan een
wet die Hitier bijzondere volmachten zou ver
lenen. Men mag er van uitgaan, dat de bis
schoppen hiervan op de hoogte waren, hoe
wel de onderhandelingen geheim waren. Op
een moment, zo schrijft dr. Van Roon, waar
op velen van hun vroegere coalitiegenoten
aan de terreur van Gestapo en S.A. overge
leverd, zich in gevangenissen en concentra
tiekampen bevonden, stond het officiële
rooms-katholieke Duitsland in zijn politieke
en weldra ook in zijn kerkelijke leiders op het
punt met Hitier een akkoord te sluiten. Toen
Hitler in een verklaring voor de nieuwe Rijks
dag had beloofd de rechten van de kerken
te eerbiedigen en uiting had gegeven aan
zijn wens te streven naar vriendschappelijke
betrekkingen met het Vaticaan, vond de
meerderheid der bisschoppen het tijd wor
den het verbod op het lidmaatschap in te
trekken.
De houding van de katholieke kerk ten op
zichte van „het nieuwe Duitsland" kan niet
los worden gezien van de concordaatskwes
tie. Het Vaticaan had al in 1932 laten weten
het op prijs te stellen over een concordaat
te onderhandelen. Na de machtsoverneming
door Hitler was gebleken, dat een aantal
bisschoppen niet gelukkig was met de po
gingen een verdrag met de regering te slui
ten. Maar op 20 juli 1933 vond in Rome, on
danks de protesten, een ondertekening van
de overeenkomst plaats. Hitler had de paus
zijn erewoord gegeven, dat het christendom
de basis van het nieuwe Duitsland zou zijn.
De Duitse regering had toen juist besloten
een sterilisatiewet uit te vaardigen. Von Pa
pen, onder Hitler vice-kanselier, was sluw
genoeg met de bekendmaking van deze wet
te wachten tot na de ondertekening in Rome.
De protesten waren talrijk. Vele katholieken
vroegen zich in die dagen af, of het lid
maatschap van de kerk nog wel in overeen
stemming met hun geweten was te brengen.
Men moest vooral niet menen, aldus een
toelichting van het Vaticaan, dat met het
concordaat het nationaal-socialisme erkend
was. Iedereen wist toch, dat er tussen kerk
en staat in Duitsland gespannen verhoudingen
heersten. Men moest Duitsland niet met
Oostenrijk, waar de bisschoppen het nazisme
hadden veroordeeld, vergelijken. In Duitsland
immers was het nationaal-socialisme over
heid geworden en die diende men in principe
te gehoorzamen. Bovendien had de regering
van Hitier een duidelijk anti-bolsjewistische
houding aangenomen.
Met de ondertekening van het concordaat
was een oude wens in vervulling gegaan. De
kerk moest hier echter, zo merkt dr. Van
Roon op, een zware prijs betalen. Het bleek
al gauw dat de nazi's niet van plan waren
zich aan het concordaat te houden, maar tot
een opzegging vanuit Rome is het niet geko
men. Diverse keren heeft men het overwo
gen, maar telkens vreesde men de conse
quenties en bleef men zich vasthouden aan
een schamele hoop op betere ontwikkelingen
De houding van de aartsbisschop van Mün-
chen Faulhaber is tekenend voor die van tal
rijke katholieken: men voelde wel aan dat er
niet veel deugde van de nationaal-socialisti-
sche ideologie, maar men vond het te ver gaan
zich de woede van de partij op de hals te ha
len en de overheid te ondermijnen. Faulhaber
treurde niet om de val van de republiek: aan
vankelijk schaarde hij zich zonder bedenkin
gen achter de plannen van het nat.-socialis-
me. Al gauw kon hij zich niet meer vereni
gen met het Hitler-bewind en protesteerde
tegen de pogingen het oude testament als een
minderwaardig boek voor te stellen. Hoewel
hij zich niet uitliet over de rassenkwestie,
kreeg hij toch veel blijken van bewondering
uit Joodse kring. Zijn preken lagen de
NSDAP zwaar op de maag. Daar schrok
Faulhaber zo van, dat hij zich haastte aan de
bezwaren van de partij tegemoet te komen.
Gedurende een lange periode in 1934 stelde
hij pogingen in het werk de door zijn preken
gewekte ontstemming te verminderen en zich
te rehabiliteren. Later stelde hij zich wel
duidelijk achter de jezuiet Rupert Mayer,
die werd vervolgd wegens zijn onverbloemde
kritiek op het regime.
In 1937 namen .a Aken meer dan een mil
joen gelovigen deel aan een processie, waar
bij het tot zo'n grote verontwaardiging over
de vijandige houding van de staat kwam,
dat een begin van opstand dreigde als de
kerkelijke leiders niet hadden ingegrepen.
Graaf Preysing, bisschop van Berlijn, is de
enige van de katholieke leiders in Duitsland
geweest, die van het begin af een duidelijk
anti-nationaal-socialistisch standpunt heeft
ingenomen. Een uitzondering noemt dr. Van
Roon hem. Paus Pius XI stond in de mees
te geschilpunten tussen kerk en staat achter
Preysing.
Tot 1937 had het Vaticaan weinig van zich
laten horen inzake de bedenkelijke toestan
den in Duitsland en de inbreuken die door
de nazi's op het concordaat werden ge
pleegd. Pius XI brak dat stilzwijgen met zijn
encycliek „Mit brennender Sorge"
Ook priesters kwamen in opstand; juist
zij hadden het bijzonder moeilijk, maar ze
vaak door de kerkelijke leiders in de steek
werden gelaten.
„In katholieke kring zijn in de jaren van
het Hitler-fascisme grote offers gebracht,
door die gelovigen, die zich niet lieten lei
den door tradionele gevoelens jegens gezag
en overheid, maar door het evangelie. Zij
vormden een minderheid. Het rooms-katho
lieke verzet bleef in wezen een verzet van
enkelingen", zo vat dr. Van Roon de situa
tie samen.
Bij de harde kritiek die wij moeten uit
spreken over dit afschuwelijke stuk Duitse
geschiedenis, dienen wij ruimte vrij te ma
ken voor het respect, dat we verschuldigd
zijn aan duizenden Duitsers, die van 1933 of
soms al eerder gestreden hebben tegen het
nationaal-socialisme.
Ondanks het feit, dat het telkens minder
heden waren die de kracht hadden tot een
tegenactie over te gaan. steekt de moed van
de Duitse verzetstrijders niet alleen schril
af tegen de houding van hun op hol geslagen
landgenoten, maar ook tegen de vaak lauwe
en gemakzuchtige politiek van het buitenland.
C. VAN DITSHUIZEN.
Wie door het leven wijs geworden
is tuimelt niet graag over grote woor
den. Goede dingen kunnen net iets te
geweldig klinken. En dan doen ze het
juist niet meer. Is dit niet het geval
met de tekst die we een ogenblik over
denken? Het staat er zo in 1 Johannes
3 vers 4: „En dit is de overwinning
die de wereld overwonnen heeft: ons
geloof". Je wordt er even stil van. Is
dit waar? En wat geloven we dan? Wel
licht geloven we aan een Godsbestaan.
Maar als dit niet verder gaat dan het
vaststellen dat er wel een regisseur van
bewegingen en krachten in de ruimte
moet zijn, is het wereldoverwinnend te
noemen? Of, we geloven in de rechten
van de mens. Wat zijn daarover al
geen verheven ideeën uitgesproken.
Maar de wereld er mee overwinnen?
't Mocht waar zijn! We ervaren juist
onze machteloosheid in deze wereld
met al onze goede bedoelingen. Waar
in geloven we? Laten we 't niet zelf uit
zoeken, want we komen slechts op
dwaalwegen terecht. God alleen zegt
wat we hebben te geloven. We lezen
even verder: „Wie is het, die de we
reld overwint, dan wie gelooft, dat Je
zus de Zoon van God is?"
We worden van onszelf weggeroepen
om het van boven te verwachten. Zo
heeft ook Paulus het gezegd: „Geloofd
zij God, die ons de overwinning gege
ven heeft door onze Here Jezus Chris
tus". En zo zegt Jezus het Zelf: „In de
wereld zult gij verdrukking hebben,
maar hebt goede moed. Ik heb de we
reld overwonnen". Want Hij is de
Christus, de Zoon van God, in deze we
reld gezonden tot redding en behoud.
Dat al onze wegen op mislukking uitlo
pen is geen noodlot maar schuld. We
zijn van God afvallige mensen en pro
beren steeds weer buiten Hem om orde
op zaken te stellen. Soms lijkt 't alsof
we grote zegeningen uit de schepping
naar ons toe zullen halen. Dan blijken
het al spoedig even zovele bedreigingen
te zijn. In onze eeuw zijn we dan zo
vergevorderd dat een wereldvernieti
ging van ons uit niet meer tot de on
mogelijkheden behoort. Maar dit is nu
het evangelie, dat God Zijn Zoon in de
wereld gezonden heeft om die doem-
vloek van de wereld weg te nemen.
Door Christus is het waar dat deze
wereld onschadelijk en ongevaarlijk is
in zover dat het allerergste niet gebeu
ren kan. In Jezus Christus heeft God
Zijn veto uitgesproken over alles wat
die wereld zichzelf kan aandoen. In
Christus is het Rijk Gods zo nabij ge
komen dat de Geest van God zelfs blij
vend in deze wereld aanwezig is. Al
deelt niet ieder in de verzoening die
Christus gebracht heeft het blijft een
zaak voor ieder die gelooft toch
dankt de wereld het geduld en de be
scherming van God aan het feit, dat de
Kerk in haar midden is. En op de dag
van de wederkomst van Christus za!
openbaar worden dat niet de krachten
en de machten zegevieren, maar dat
onze Schepper en Verlosser Overwin
naar is. En als wij hieruit leven, als
dit geloof onze dragende kracht is, dan
is Christus* overwinning ook onze over
winning. Dan zijn wij in het heden rijk
en blij en voor de toekomst rustig en
vol verwachting.
Veenendaal, Ds. J. Ytsma.
De komende week is in de
Nederlandse Hervormde Kerk
de traditionele zendingsweek.
Meer dan anders zal de Raad
voor de Zending, zullen ook
plaatselijke actiecomités én
predikanten trachten het zen
dingswerk en alle daaraan
verbonden facetten onder de
aandacht van de gemeentele
den te brengen. Want zending
is immers niet maar een lief
hebberij van een groepje enke
lingen, van een raad of een
comité lending bedrijven
is opdracht van God voor
iedere gelovige en voor iedere
gemeenschap van gelovigen.
De gemeente is opdrachtgeef
ster voor het zendingswerk en
in laatste instantie zal zij dat
ook als haar verantwoorde
lijkheid moeten voelen.
Om die gemeente in staat te
stellen haar verantwoordelijk
heid te dragen, zal zij de fei
ten en cijfers moeten kennen
niet tot in finesses want dat
kan zij rustig aan de Raad
voor de Zending overlaten.
Maar wel globaal: zo zal zij
nu moeten weten dat men daar
in Oegstgeest op het moment
tobt met de financiën. Dat men
als gevolg daarvan niet anders
zal kunnen doen dan een aan
tal taken die men zich voor
1969 had voorgesteld, af te kap
pen en dat men andere plan
nen in de ijskast gaat zetten.
En dat men dan nog een te
kort heeft van meer dan hon
derdduizend gulden.
Men zal zich misschien af
vragen hoe het mogelijk is dat
in het „Kom over de brug"-
jaar 1968 een zendingsinstantie
moeite heeft met de financiën.
Het antwoord is simpel: die
actie „Kom over de brug" was
niet bestemd voor het „gewo
ne werk" met het geld van
die actie heeft men een groot
aantal vastomlijnde projecten
gefinancierd waaraan men in
dat gewone werk nooit toe
kwam. Er was geen cent bij
voor Oegstgeest of voor welke
andere zendingsinstantie ook.
Eerder heeft die actie een te
genovergestelde uitwerking ge
had: mensen die gewend wa
ren jaarlijks een flinke gift te
sturen aan de zending, hebben
dat geld nu aan „Kom over
de brug" ten goede laten ko
men. En waarschijnlijk geldt
dat ook voor de „kleinere" ge
vers. Feit is bij voorbeeld dat
de zendingsbijdrage via de
scholen in de per. tot 15 sep
tember 1968 f 10.000 lager lag
dan in overeenkomstige perio
de 1967. De „Tientjes van Tie
ners" uit de actie „Kom over
de brug" zullen hieraan niet
vreemd zijn! En om een ande
re voorbeeld te geven: de
Pinksterzendingsweek bracht
raadslagingen over de begro
ting voor 1969 moesten enkele
pijnlijke beslissingen worden
genomen. De eerste opzet van
de begroting wees een tekort
aan van meer dan zevenhon
derdduizend gulden. En dus:
zal er geen docent naar
de theologische academie
in Ambon worden gestuurd
zullen geen predikanten
naar Midden-Celebes en
naar Halmaheira worden
gezonden;
zal de zendingspredikant
uit Kameroen die terug
keert niet worden vervan
gen;
zullen in Nigeria/Biafra
niet langer drie maar
slechts twee artsen te werk
worden gesteld;
zullen twee predikanten
die in 1970 klaar moesten
zijn om te worden uitge
zonden, niet in opleiding
in 1967 het (zeer hoge) bedrag
van f 627.563,07 bijeen, in 1968
het (uitzonderlijk lage) bedrag
van f 449.305,93 maar liefst
een verschil van rond f 178.000.
Neemt men het totaal van
de inkomsten per 15 sep
tember bij elkaar dan blijkt
1968 een achterstand van
f 290.000 te hebben op 1967.
Een achterstand die overigens
in de afgelopen maand al een
heel stuk is ingelopen: van
f 290.000 naar f 152.000. Oegst-
geest-dominee P. J. Mackaay
maakt er in zijn brief aan zijn
collegae-predikanten dankbaar
en optimistisch gewag van!
Desondanks: tijdens de be-
worden genomen;
zal wel een dokter naar
Halmaheira worden uitge
zonden!
Dit laatste was een verras
sing van mr. C. C. W. Uffelie,
eerste penningmeester van de
Raad voor de Zending; hij
had in een apart potje nog
wat geld gespaard! Enkele
jaren geleden hebben onge
veer duizend gemeenteleden
elk f 500,- geleend aan de
zending. Het restant van deze
leningen zal in januari worden
afgelost, maar voordien al
heeft een aantal van deze le
den het geleende geld aan de
zending geschonken. De pen
ningmeester had het opge
spaard en daarvan kan nu
Halmaheira geholpen wor
den! En wat die tweehonderd
duizend geblokkeerde guldens
betreft - alleen bij een aan
zienlijke verhoging van de
zendingsinkomsten zullen de
Indonesische kerken worden
geholpen bij een aantal goede
initiatieven die zij daar ont
wikkelen. En die blokkering
betekent ook: vermoedelijk
geen bijdrage voor de grote
oecumenische fondsen: geen
bezoekreizen naar Azië en
Afrika; en: in het binnenland
f 50.000 bezuinigen!
Ds. P. J. Mackaay, die ons
van dit alles op de hoogte
stelde, is echter allerminst
pessimistisch, integendeel. Hij
wijst op het vele dat deson
danks nog gebeuren kan. De
344 beurzen die aan de Indo
nesische kerken zijn toege
zegd voor de opleiding van
predikanten en artsen worden
gehonoreerd; er gaat een stu
dentenpredikant naar Djokja
karta, een tweede theologi
sche docent naar de Mina-
hassa, een arts naar Halma
heira, een verpleegster naar
het binnenland van West-Irian
(want daarvoor wordt een ac
tie gevoerd in de bollenstreek
door de hervormde en gere
formeerde jeugd gezamenlijk).
„In de tijd dat ik bij het zen
dingswerk betrokken ben
zegt hij - heb ik ervaren dat
de hervormde gemeenten, als
het ér werkelijk om spande,
altijd bereid waren voor de
zending dieper in de beurs te
tasten. Wanneer dat ook in de
komende weken gebeurt, zul
len we in 1969 met een schone
lei kunnen beginnen en in de
eerste plaats onze oecumeni
sche verplichtingen nakomen
en de Indonesische kerken
helpen bij de uitbouw van
haar werk."