Bemanningen van duizenden vliegtuigen vonden een graf in Nederlandse bodem w V T N N De nacht van /iel Vrijwel geen onderdeel van welk geal lieerd of Duits vliegtuig dan ook is de heren De Jong en Zwanenburg onbekend. Aan klinknagels, accustukken, motornummers, ventilateurs en honderden andere onder delen of gedeelten van onderdelen kennen zij de kist en bij naslag in de luchtmacht - logboeken volgt dan spoedig de juiste da tum van de laatste vlucht en de namen van de bemanningsleden. Een heel enkele maal blijft de herkomst van een wrak een raadsel. Zo werd eens een geallieerd toestel gevonden een De Ha- villand Mosquito. Men ontdekte geen enkel onderdeel of nummer dat enig houvast bood. Zelfs de kleur van het toestel was de onderzoekers volkomen vreemd. Nog merk waardiger was, dat de containers van de mitrailleurs waren gevuld met Duitse mu nitie. Nog steeds blijft de vraag: was dit een van de machines van Hitiers beruchte Spionnen-squadron ,,Kampfgeschwader' KG-200, welk squadron in allerlei soorten buitgemaakte geallieerde vliegtuigen ope reerde? Er zijn in Tiel misschien nog maar een handvol mensen, die het met eigen ogen gezien hebben: de brandende fakkel die in de nacht van 2 op 3 februari 1943 van grote hoogte neerkwam in een weiland bij Tiel. Uit het aardedonker van deze februarinacht in het derde oorlogs jaar was een vliegtuig neergestort en als een gloeiende meteoriet met een geweldige slag in de natte bodem geslagen. „Een Duitser", zei men in Tiel. Er werd geen traan om gelaten, want elk toestel dat door de Engelsen werd neergeschoten, was er eentje minder van de luchtvloot waarmee Hitier de strijd zo lang mogelijk trachtte te rekken. Nu 25 jaar later hebben enkele mensen het weer over „die Duitser" bij Tiel gehad. Haarfijn zijn de gegevens van die bewuste februarinacht nu bekend. Uit oude en voor een goed deel vergeelde Duit se en Engelse luchtmachtlogboeken kwa men stukje voor stukje de delen van de legpuzzel op tafel. Eén van de honderden oorlogsnachten draaide als een film terug. Het brandende vliegtuig moet een Mes- serschmitt 110 geweest zijn. Meters diep boorde deze, voor die tijd snelle nachtjager zich in de Tielse bodem, in de cockpit mee voerend twee jonge Duitse vliegers, de on derofficieren Friedrich Follmer en Fritz Hahn. Over het wrak in de klei sloot zich na enige tijd de grond als boven een graf en nog vóór de oorlog voorbij was en ieder een de februarinacht van '43 al lang verge ten was, groeide er boven de Messerschmitt weer een malse weide. Later werden er vruchtbomen geplant. Niets verraadt nu meer de tragedie. Geen spoor bleef achter van de twee vliegers. Op de minuut af kan men nu de gebeurtenissen uit de „nacht van Tiel" volgen. Het neerstorten van de ME-110 staat namelijk niet op zichzelf. Follmer en Hahn waren 's avonds al vroeg in hun kist geklommen. Hun basis was een vliegveld bij Venlo een van de vele Duitse bases in Nederland, die ge bruikt werden om de Engelse en Ameri kaanse bommenwerpers op weg naar Duits land te onderscheppen. Vrijwel alle vlieg tuigen die in de oorlogsjaren vanuit Enge land opstegen op weg naar de be langrijkste industriecentra van Duitsland kozen hun route over Nederland. Het was de kortste weg en de meest veilige, want een groot gedeelte van de vlucht naar en van het vijandelijke gebied ging over de Noordzee en een flinke lap IJsselmeer. Vandaar dat de Duitsers zowel hun lucht afweer als de bases van waaruit de jagers opereerden, in Nederland hadden gestatio neerd. Vandaar ook, dat Nederland het meest „crashdichte" land van Europa is ge worden gedurende de tweede wereldoorlog. In die oorlog vielen niet minder dan 6000 vliegtuigen in Nederlandse bodem, waarvan ongeveer twintig procent in het IJsselmeer. Ongeveer 2500 van die 6000 vliegtuigen waren Engelse kisten, 2000 Duit se machines en naar schatting 1500 Ameri kaanse. De gemiddelde bemanning van een vliegtuig bedroeg vier man (jagers met één of twee vliegers en bommenwerpers met zes tot acht bemanningsleden). Slechts een fractie van het totale aantal beman ningsleden kon zich met de parachute red den. Uit allerlei gegevens is in de loop der jaren bekend geworden dat de nacht van 2 op 3 februari door de Engelsen gepland was voor een bombardementsvlucht op Hamburg met speciaal doel: de duikboot industrie op de befaamde werven van Blohm und Voss. anaf verschillende vliegvelden in Engeland vertrokken op 2 februari, te gen een uur of zeven, de zware Stirlings en Wellingtons met een totale lading van 344 ton bommen voor de Duitse werf bij Hamburg. Tegen een uur of acht moeten de eskaders boven Nederlands grondge bied geweest zijn, om daar met hun dof, eentonig gebrom de miljoenen van het be zette gebied opnieuw een hart onder de riem te steken. En terwijl het overvliegen Overigens t.ijn in de loop der jaren heel wat luchtvaart geheimen ontdekt, die voor altijd verborgen zouden zijn gebleven als Nederlatul niet z.o'n kien stel bergers zou hebben. Bijvoorbeeld: in de oorlog was het een raadsel hoe sommige Duitse vliegtui gen zo'n geweldige actieradius hadden. Bij berging van wrakken ontdekte men dat soms het hele toestel verbouwd was om meer benzine te kunnen innemen voor lan ge ver geld ingstochten" boven Engeland. Ook buitgemaakte Russische kisten werden door de Duitsers gebruikt en later terugge vonden in Nederlandse bodem. Het is een studie op zichzelf te weten hoe de Duitsers die vliegtuigen onherkenbaar trachtten te maken. Ook aan de gaten in de wrakken kan een enkele maal worden afgeleid wat de oor zaak van de crash is geweest: luchtafweer of vijandelijk vuur van boordschutters. De foto's boven tonen de heren De Jong (links) en Zwanenburg. Daartussen (in kleur) een stuk schroot in de takels van een bergingstoestel, het restant van een Wel lington-bommenwerper. ZATERDAG 2 NOVEMBER 1968 Niet alle vliegtuigen werden onherken baar vernield. Deze B-17 (Vliegend Fort) kwam in het IJsselmeer nog aardig op „z'n pootjes" terecht. Toen de polder droog viel, lag de kist er nog heel netjes bij en werd door de polderwerkers gebruikt als kantoortje en schaftkeet De camera van de B-17-bommenwer per, waaruit een nog herkenbare film tevoorschijn kwam Een Duitse Heinkel 111 H-bommen werper van de Luftwaffe, die boven het IJsselmeer neerstortte, in de takels van het bergingsschip Poolster. Duidelijk is het gat middenhoven in het toestel te zien, de plaats waar de mitrailleurschutter zat. - mmmmmmmmmm mm. wmm van de bommenwerpers de Nederlanders als muziek in de oren klonk, brandden meestal op grote hoogte de eerste gevech ten uit tussen de Engelse bommenwerpers en de Duitse nacht jagers, die, nadat de Engelse vliegtuigen op de radarschermen aan de Noordzeekust waren gesignaleerd, met het radar van de vliegvelden naar hun doelen werden geleid. De Engelse verlieslijst maakte de volgen de morgen, 3 februari, melding van 16 vermiste toestellen, vrijwel allemaal Stir ling bommenwerpers. Bijna al deze toestellen werden na de oorlog na intensief speurwerk in Nederland opgespoord. Daarbij bleek, dat zes kisten op de heenreis naar Hamburg boven Ne derland werden geraakt. Zij kwamen neer in Ingen, Leusden, Enter, Deelen, Eist en Witveen (Fr.) en wel tussen acht uur en half tien. Twee kisten vielen op de terug reis van Hamburg boven Nederland in Win terswijk en Benschop. Twee neergestorte vliegtuigen werden die nacht gesignaleerd boven zee bij Vlieland en een derde in Zeeland. 0 nder de Duitse verliezen be vond zich onder meer de Messerschmitt van Follmer en Hahn en de Focke Wulf jager van de Duitse Hauptmann Knacke. Zij werden door Engelse boordschutters neergeschoten. Het uitschakelen van de Duitser Knacke betekende voor de geallieerde luchtvloot een mooi succes, want deze Hauptmann, door Hitier onderscheiden met het Ritter- kreuz, was een gevreesde jachtvlieger, die de staart van zijn toestel bijna vol had met neergeschoten Engelse vliegtuigen. De „nacht van Tiel" is Knacke, die eveneens van het vliegveld bij Venlo was opgestegen, fataal geworden. Terwijl de Engelse en Amerikaanse luchtvloten met de dag ster ker werden moest Duitsland in hem zijn zoveelste „aas" missen. at gebeurt er nu met al deze, in Nederland neergestorte vliegtuigen? Blij ven de resten voor altijd verborgen onder de grond de lichamen van de veronge lukten in de duizenden massagraven? In Nederland bestaat al jaren een kleine, onopvallende, maar unieke organisatie op het gebied van berging van neergestorte vliegtuigen uit de tweede wereldoorlog. Er is een internationale regel, dat aan elk land, dat vliegtuigen van een andere nationaliteit in de grond heeft, een zekere verplichting oplegt, om alles in het werk te stellen de identificatie van de slachtoffers mogelijk te maken. Die verplichting kan er dan wel zijn, maar als' de kérinis en ervaring ontbreekt, komt er natuurlijk van berging en identi ficatie weinig terecht. Uniek in Europa is echter de si tuatie in Nederland. Nergens anders heeft men zóveel ervaring, zóveel know-how en wordt zóveel research verricht als juist in dit bijzonder crash-dichte land. Uit een samenwerking tussen de ber- gings- en identificatiedienst van de Kon. Luchtmacht, de Opruimingsdienst van ex plosieven en de Gravendienst van de Kon. Landmacht heeft zich een groepje mensen gevormd, voor wie vrijwel geen vliegtuig onbekend is. Wat deze mensen reeds ge daan hebben, grenst bijna aan het ongelofe lijke. En het merkwaardige is, dat de hele organisatie van identificatie en berging ei- gelijk zijn oorsprong vindt niet na de oor log, maar reeds gedurende de oorlog. A wee mannen, die in die organi satie nauw samenwerken de Lucht macht-majoor A. P. de Jong en zijn mede werker G. J. Zwanenburg waren in de oorlog nog scholieren. Hun belangstelling voor vliegtuigen werd toen een hobby en nog in de oorlogsjaren hadden beide kna pen zich een geweldige kennis van de luchtoorlog eigen gemaakt. De heer Zwa nenburg woonde toentertijd in Harlingen en de heer De Jong in Vlaardingen. De eerste kwam bij de Marine, de tweede bij de Luchtmacht en zij vonden elkaar ten slotte in hun pogingen steeds meer te we ten te komen van de zesduizend neerge storte vliegtuigen die Nederland als een er fenis van de luchtoorlog '40-'45 had meege kregen. Al direct na de oorlog kwam de heer Zwanenburg als een expert op het gebied van identificatie van neergestorte vlieg tuigen in het nieuws. Men zei van hem, dat hij van een vierkante decimeter alumi nium kon zeggen wat voor 'n kist het was. Er kon dan ook niet een vermoeden om trent een neergestort vliegtuig bestaan, of de heer Zwanenburg werd er bij gehaald en menige juiste identificatie en vlotte ber ging staat op zijn naam. Sinds enige tijd is hij nu in dienst van de Luchtmacht en speurt hij verder naar het lot van de dui zenden Stirlings, Halifaxes, Lancasters, Vliegende Forten, Bristols, Spitfires, Ty phoons, Liberators en hoe al die machines ook mogen heten, die Duitsland tenslotte de genadeslag gaven. Maar het zijn niet al leen de geallieerde kisten die in de research zijn opgenomen. Ook de identifi catie van Duitse vliegtuigen hoort er bij. „Ja de vijanden van toen", zeggen de he ren De Jong en Zwanenburg, „maar als het om de lichamen van de vliegers gaat, die wij willen bergen, gaat het om mensen wat ze ook geweest zijn en gedaan heb ben". De identificatie en berging van een vliegtuig en de bemanningsleden kan voor ieder vliegtuig heel verschillend verlo pen. Als de identiteit is vastgesteld en men weet wie er nog in het wrak zitten, wordt de familie op de hoogte gesteld. Soms be rusten zij in het feit, dat de berging van de lichamen heel moeilijk is, heel kostbaar of misschien wel onmogelijk. In andere ge .v .'-: Een zakmes, een sigaretteaansteker, een vrijwilligerstekentje en een vlie ger svinkje van de Royal Air Force. Dat was vrijwel alles wat men van een Spitfire vlieger in Nederlandse bodem terugvond. mm i - vallen willeri zij kosten noch moeite sparen om hun man of zoon terug te hebben in eigen land en eigen omgeving. Als boven een neergestort vliegtuig een flat is gebouwd, een fabriek of een weg is aangelegd en er bevinden zich geen ge vaarlijke explosieven in het wrak dan zal het graf onaangeroerd blijven. Als de ber ging met grote kosten gepaard gaat (bron- bemaling, aparte wegenaanleg, enz.) dan kan in overleg met de familie het besluit vallen er niets meer aan te doen en niet zelden verrijst dan op de plaats van de crash het teken van een veldgraf, waarop bij tijd en wijle bloemen worden gelegd. Soms moet het wrak geruimd worden koste wat kost. Niet zelden namen de bom menwerpers in hun laatste duikvlucht een grote bommenlast mee, die nog tientallen jaren later levensgevaar kan opleveren. i'a de oorlog zijn met de weten schap van de heren De Jong, Zwanenburg en A. v. d. Graaf, specialist op het gebied van lichaamidentificatie talloze succesvol le bei-gingen verricht zowel van wrak ken die meters in de grond zaten 'als van vliegtuigresten die in het IJsselmeer lagen of later kwamen bloot te liggen toen de pol ders droog vielen. Bij die bergingen speelt de techniek een grote rol. Het is ook een administratieve affaire, want het kan ge beuren dat voor een bepaald vliegtuig vele brieven en documenten uit Engeland en Duitsland over en weer gaan. Er moeten contacten komen met ambassades, vaak is er langdurig overleg nodig met de eige naar van de grond waarin het vliegtuig ver borgen zit. En dan: een heel andere kant van het bergingswerk. In de dossiers van de Kon. Luchtmacht liggen de brieven van familie leden. Er zijn er bij, die even alle activitei ten stil leggen. „Het is hier wel gebeurd", vertelt de heer Zwanenburg ons, „dat plot seling, terwijl we druk bezig waren met allerlei voorbereidingen, niemand meer iets zei. Laatst een brief van een oude moeder die via de Gravendienst in haar land ge hoord had, dat in Holland het graf van haar zoon ontdekt was. Ja, dan is het even stil en realiseert men zich nu 25 jaar la ter welk een persoonlijke tragedie het vaak geweest is zo'n laatste vlucht van een jager of bommenwerper, waarin een of meer mensen zaten." Toch heeft niet altijd de technische, soms bijna wetenschappelijke kant van een iden tificatie of berging de heren De Jong, Zwa nenburg en v.d. Graaf gedreven hun werk zo snel en zo goed mogelijk te doen. Wij geloven, dat nog méér de menselijke kant van hun werk een stimulans is. „Wij heb ben vaak gedacht dat zo'n bericht, dat weel een vliegtuig gevonden is en dat vrijwel zeker de bemanning er nog in zit, oude wonden open maakt," zegt de majoor De Jong, „maar dat schijnt niet waar te zijn. Soms is het net of de nabestaanden jaren lang hebben gewacht op zo'n bericht of eindelijk met de zekerheid ook de gerust stelling of de troost komt. Dit is de Messerschmitt 110 een nacht jager van het type waarmee de twee Duitsers door Engelse bommenwer pers boven Tiel werden neergeschoten. fire-piloot behalve zijn vliegerpapieren doorweekt, beschimmeld en nauwelijks lees baar een bioscoopkaartje voor de vol gende dag twéé kaartjes, alvast voor het vrije avondje. Er ligt 'n horloge en stond stil op de tijd dat het toestel verongelukte. Een fotootje van een jonge bruid en tussen de blaadjes van een zakboekje een plukje van het bruidsboeket. Soms dat ligt voor iedere nabestaande anders krijgt de familie enkele resten van het persoonlijk bezit van de vlieger. Andere zaken en resten van het skelet, voorzover die gevonden worden, alsmede wat kledingstukken worden verzameld en gekist voor de herbegrafenis. II Het is frappant wat er soms wel (en vaak niet) teruggevonden wordt van (en in) een vliegtuigwrak dat zo'n 25 jaar onder de grond heeft gezeten. Een B-17 bommenwerper („no. 423486 van de 482e Bomgroup en het 812e Squadron", vertelt de heer Zwanenburg even uit zijn hoofd er bij....) stortte op 11 januari 1944 neer in het IJsselmeer (om precies half twee in de middag) na een raid op Halberstadt in Duitsland. De berging van het wrak vond plaats in april van dit jaar en onder meer werd toen een camera gevonden. Het was niet meer dan een in elkaar gedeukt en to taal verroest blikje, maar toen de film er uit werd ontwikkeld, kon men duidelijk zien dat er een ander vliegtuig op stond een kist uit het squadron van de B-17 Uit een Juncker 88, die boven Oostelijk Flevoland viel, haalden de bergers een flesje eau de cologne dat nog even wel riek te als een pasgekocht flaconnetje. Heel sterk (maar waar) is het verhaal van een vulpen, die gevonden werd in een wrak, vijf meter onder de grond. De inzittende van het toestel kon met de grootste moeite wor den geïdentificeerd, maar toen men de totaal gedeformeerde vulpen opendraaide, schreef het ding nog... Een enkele maal krijgt de Kon. Lucht macht een brief van een oud-vlieger met het verzoek om inlichtingen over zijn kist, die hij nog met de parachute had kunnen verlaten. Niet zelden volgen er natuurlijk pelgrimages naar de plaats van de crash, zowel van nabestaanden als van overleven den. og even terug naar Tiel. De fa milie van Follmer en Hahn weet nu waar de jongens liggen. Of de Me-110 en de bei de lichamen zullen worden geborgen, is nog niet met zekerheid te zeggen. De heren De Jong en Zwanenburg geloven van niet. Bo ven het vliegtuig groeit een welvarende bongerd, de waterstand is hoog en naar al le waarschijnlijkheid ligt deze jager zeer diep. Vele factoren spelen bij een even tuele berging een rol. Waarschijnlijk zullen de twee Duitse vlie gers uit de „nacht van Tiel" in dit land tussen Waal en Rijn hun laatste rustplaats gevonden hebben. In de fotoarchieven van majoor De Jong liggen de documenten die van elk opgegraven vliegtuig vervaardigd zijn. Zij maken onderdeel uit van de identificatie, 't Zijn soms kleine zaken, maar ze spreken boekdelen. Daar ligt van een jonge Spit-

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 9