DEZE WEEK: nader beschouwd Verkiezingen en democratie Democratisch verkiezingsspel Hoe vertel ik het ze °f: vertel ik ze maar niets? DE KWADE KANS VAN DE PANDBRIEFHOUDER UW OPVOEDING: ÉÉN GROTE VOORLICHTING M. B. BLOCH door kolonel-arts Ook al hebben we dan in Nederland de mond vol over vernieuwing van de politieke spelregels om zo meer dui delijkheid te krijgen in het politieke ge beuren, bij een schouwspel als de Ame rikaanse verkiezingen deze week heb ben opgeleverd staan we toch wat vreemd te kijken. Zet de feiten maar op een rijtje: De republikeinse kandidaat Richard Nixon is gekozen tot president van de Verenigde Staten, maar het is lang niet zeker dat hij ook inderdaad de meeste stemmen van de burgers van de Verenigde Staten op zich heeft verenigd de kans lijkt aanwe zig dat zijn rivaal Humphrey een grot- tre stemmenaantal heeft verworven. Op dezelfde dag dat die Amerikaan se burgers een republikein tot presi dent kozen (zij het dan via de inge wikkelde procedure van kiesmannen), kozen zij een Huis van Afgevaardig den dat voor 56 pet. uit democraten bestaat en slechts voor 44 pet. uit re publikeinen. En een Senaat die even eens een democratische meerderheid te zien geeft. Waar dan weer tegen over staat dat zij een grote voorkeur bleken te hebben voor republikeinse gouverneurs, in feite dus de presiden ten van de afzonderlijke staten. Een van de drie kandidaten voor de presidentiële zetel, Wallaca, haalt 13 procent van alle stemmen, weet de kies mannen van vijf staten achter zich te krijgen maar als de strijd eenmaal is gestreden komt hij in het stuk niet meer voor. Zijn kahdidatuur steunde niet op een van de twee grote partij en en dus kan hij in politiek opzicht geen enkele invloed uitoefenen op het toekomstige regeringsbeleid. Zijn aanhang kan hoogstens een „pressure group" zijn. Naar Nederlandse maatstaven vol doet dit alles toch eigenlijk niet aan de spelregels die wij voor een democratie noodzakelijk achten maar wij moe ten onze Nederlandse maatstaven ook niet willen aanleggen aan de Ameri kaanse samenleving! De spelregels daar zijn anders maar de hele constella tie is ook anders. Neem het stelsel van de kiesmannen als voorbeeld. Die kies mannen vertegenwoordigen de verschil lende staten; voor iedere staat is het aantal kiesmannen zo vastgesteld dat in het gezamenlijke college van kies mannen iedere staat een redelijke eer lijke invloed heeft. Hoe kiezen die kies mannen? Ze stemmen op de kandidaat die in hun staat de meeste stemmen heeft gekregen zelfs al zou het ver schil maar één stem bedragen. Conclu sie: men kan niet zeggen dat de bur gers van de Verenigde Staten een pre- I sident kiezen - het is zo dat de bur gers van de afzonderlijke staten een president kiezen en die president is dan de president van de gezamenlijke sta ten, de Verenigde Staten. Kan men dan van een ondemocratische spelregel spreken als een kandidaat wel de meer derheid aan kiesmannen haalt maar niet de meerderheid aan stemmen? He lemaal niet tenzij men niet wil aan vaarden dat de Verenigde Staten be staan uit verenigde staten! Maar hoe moet men dan het ver schijnsel zien dat een Amerikaans bur ger op een en dezelfde dag voor het presidentschap republikeins stemt, voor de volksvertegenwoordiging demo cratisch en voor het gouverneurschap weer republikeins? Brengt dat dan niet een grote onduidelijkheid in de poli tiek? Ook dat zal men moeten zien in het licht van de Amerikaanse samenle ving. In de Amerikaanse politiek gaat het namelijk niet om partijen en nog veel minder om partijprogramma's - het gaat om mensen. Men kiest geen republikeinen als president - men kiest een man. Die man heeft een visie op wat er op dit moment gebeuren moet is de burger het daarmee eens dan kiest hij hem. De visie van die ene man, zijn denkbeelden en zijn verwach tingen, zijn op dat moment het pro gramma van de partij waaruit hij is voortgekomen. Die man is het pro gram. Het program voor de Verenigde Staten en het program voor de afzon derlijke staat. Gaat men echter een volksvertegenwoordiging kiezen, dan gaat weer sterker meespreken de partij waartoe men zich aangetrokken voelt. Dat zich aangetrokken voelen is meer een kwestie van klimaat dan van partij programma, de verschillen tussen de pro gramma's van republikeinen en democra ten zijn immers niet bijster groot al leen het verschil in klimaat is groot, mis schiet nog niet eens zo zeer landelijk als wel plaatselijk en regionaal. Maar is het dan niet vrijwel onmoge lijk een land te besturen als de partij waaruit de president voortkomt niet te vens de meerderheid heeft in Senaat en Huis van Afgevaardigden? In de prak tijk valt dat erg mee, want de Ameri kaanse staatsconstructie is nu eenmaal heel anders dan de onze. Een volks vertegenwoordiging kan de president wel dwarsbomen maar ze kan hem niet naar huis sturen! En dat dwarsbomen ziet de Amerikaan wel graag het geeft hem de garantie dat niet één man en niet één partij zijn wil kan doorzetten. Eigen lijk is dat voor hem juist een garantie voor democratie, voor regeren in overeen stemming met de wil van de meerderheid van het volk. En het kan dan in onze ogen vreemd klinken een onjuiste gedachte is het niet! Het is een aardig spelletje heel dat Amerikaanse verkiezingssysteem zoals we dat hierboven geanalyseerd hebben, te projecteren in d» Nederlandse verhoudin gen. Laten we dan aannemen dat de „groep van 18" uit de drie confessionele partijen ai wat verder is dan ze nu is en dat er een hechte unie van christen-demo craten tot stand is gekomen laten we die partij dan vergelijken met de republi keinen. Tegenpartij moet dan maar de „linkse concentratie" zijn, een groepering die weliswaar nog heel ver af lijkt, maar als we toch aan het fantaseren zijn kijken we niet op wat mogelijkheden of onmoge lijkheden. Laten we die linkse concentra tie de democraten noemen. Dan moet er nog een Wallace-groep zijn - we bedoe len er niets lelijks mee als we die rol aan de VVD toebedelen, want die kunnen we toch niet laten toetreden tot de christen democraten en in de linkse concentratie lijkt ons voor hen ook geen plaats open te zijn! Met het vinden van kandidaten voor het premierschap hebben we geen moeite - we nemen tenminste maar aan dat we dan zover zijn dat de minister-president recht streeks door de Nederlandse bevolking moet worden gekozen. Mr. (mooie Ba rend) Biesheuvel lijkt ons de meest ge schikte kandidaat voor rechts en omdat we er iemand tegenover moeten hebben die ook niet nalaat indruk te maken op het (vrouwelijke) kiezersvolk is de heer Van Mierlo onze linkse kandidaat. Met na tuurlijk mr. Tozopeus als outsider, al is hij óók iemand die voor de televisie zijn mondje roeren kan. We kiezen een minister-president Van Mierlo wint, ook al krijgt Biesheuvel de meeste stemmen. We kiezen ook een nieuwe Tweede Kamer en daarin plaatsen we negentig aanhangers van rechts en zestig van links. Zo doen ze dat tenslotte in Amerika ook. We bepalen ook dat de Kamer de minister-president niet mag wegjagen - hij moét blijven regeren, wat er ook gebeurt. De vraag aan u is nu hoe groot na drie maanden de politieke chaos zal zijn! Natuurlijk is dit maar een spelletje - maar het nare is dat sommige mensen dit soort spelletjes ernstig willen spelen. Dat ze allerlei systemen die in andere landen goed voldoen, naar Nederland willen ha len in de hoop dat ze het ook in ons land wel zullen doen. Het is een ijdele hoop bij alle streven naar vernieuwing en naar politieke duidelijkheid zal men rekening moeten houden met de aard en de tradi ties van ons volk. Zoals men in Amerika rekening houdt met de aard en de tradi ties der Amerikanen en in Engeland met die der Engelsen. We geven het graag toe: de spelregels van onze parlementaire de mocratie zijn verouderd. Maar wil men geen brokken maken dan zal men het groeiproces naar vernieuwing tijd moeten gunnen. Aan een radicale brekerij heeft men niets. mm. Het hiernaast afgedrukte artikel, handelend over seksuele opvoeding en voorlichting en geschreven door onze medische medewerker, begint met een zeer merkwaardige inleiding: dat het geschreven is door een leek, erger nog: door een mislukkeling. Is dat niet een grapje? Naar onze overtuiging is dit beslist niet de be doeling van de schrijver: hij is ervan overtuigd dat verreweg de meeste ouderen in de begeleiding van hun kinderen op dit punt schromelijk gefaald hebben. En dat pas de kinderen van de allerjongste generatie zul len kunnen profiteren van de inzichten die langzamer hand op dit punt bezig zijn door te breken. Hij staat in deze mening niet alleen. Binnenkort zal door de afdeling Apeldoorn en omstreken van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering van de Geneeskunst in samenwerking met de afdeling onderwijs van de gemeente Apeldoorn een vergadering ge houden worden, waarbij het zal gaan over de vraag of in het lesrooster van de scholen plaats ingeruimd moet worden voor seksuele voorlichting deskundigen en de meeste hierbij betrokkenen, zijn hiervoor uit genodigd. Duidelijk is dat wij op dit punt op een tweesprong zijn gekomen het artikel van onze medewerker wijst aan in welke richting het naar zijn mening moet gaan. Wij geloven dat zijn betoog aandacht verdient van alle ouders en opvoeders ook als z(j het niet op alle punten met hem eens zijn. Dat de belangen van aandeel houders en obligatiehouders van eenzelfde onderneming nog wel eens kunnen botsen leert de hy potheekbank. Het hier op basis van pandbrieven binnenkomende geleende geld dient voor de be drijfsuitoefening en voor de aan deelhouders als winst- en divi dendbron. Vandaar dat er met dit geld zeer zakelijk wordt om gesprongen en niet altijd ten voordele van de gevers. Zo zitten vele pandbriefhouders thans nog met 3, 314 en 3% pro cent stukken die op zeer lage koersniveaus ronddobberen zon der veel uitzicht op spoedige ver betering. Deze pandbrieven zijn voortgesproten uit de periode van goedkoop geld van de eerste na oorlogse jaren, waarin de hypo theekbanken nog aanleiding von den om tot conversie van de 3'/i procent leningen in die van 3 pro cent over te gaan. Aangezien de jaarlijkse uitloting 21/» procent bedraagt, zitten de ongelukkige houders nog met de kans tot laat in deze eeuw aan dergelijke laag- rentende en laag noterende pand brieven vastgeketend te blijven. Tussen de houders van deze pandbrieven en de houders van aandelen bestaat een tegenstel ling van belangen, want tegen over dit op zeer lange termijn verkregen spotgoedkope geld staan nu hypotheken op basis van 6 tot 8 procent. Want de hypo theekbanken waren wel zo ver standig in de hypotheekakten het recht te laten opnemen na een be paalde «periode (meestal van 5 jaar) de overeenkomst te beëin digen teneinde de rente dan „aan veranderde marktomstandighe den" aan te passen. Ook aan de andere kant heb ben de hypotheekbanken zich vei lig gesteld tegen marktrisico's, want het risico van een dalende rente hebben zij ondervangen tioor het recht van de vervroeg de aflossing. Dus ook hier trekt de pandbriefhouder aan het kort ste eind, want hij loopt wel de kwade kansen, zoals thans de houders van de 3 procent pand brieven, maar niet de goede. Het is dan ook geen wonder dat pand brieven op de beurs in een kwaad iaglicht staan en dat de hypo- heekbanken in tijden van een •rappe kapitaalmarkt water in de wijn moeten doen. Destijds kon men gebruik ma ken van een ruime markt waarin geldverstrekkers blij waren nog wat rente voor hun stukken te kunnen maken. Men accepteerde toen lage rente voor lange perio den. Nu is het getij gekeerd en hoewel de hypotheekbanken de looptijd van de thans te plaatsen stukken wel sterk hebben inge kort, hebben zij het recht van vervroegde aflossing op de hel ling gezet. Sommige leningen zijn zelfs niet vervroegd aflosbaar, andere voor de eerste helft van de looptijd, zodat de pandbrief - houders niet direct het zwaard van de vervroegde aflossing be hoeven te vrezen als de rente enkele procenten mocht dalen. Maar intussen blijven de hou ders van ie 3 procent stukken met een nare erfenis tobben Ook hier leert de ervaring nim mer meer leningen te accepteren tegen een lange looptijd, tenzij de rente zich op historische hoogte records bevindt. Dit artikel is het produkt van een leek. Erger nog: van een mislukking! Men kan te rade gaan bij Montessori, bij Spock, bij Jan Ligthart en ga zo maar door, maar opvoeding en dat is de vorm van voorlichting waar wij het hier over willen hebben laat zich niet leren uit boeken en boekjes. Het is een vak dat sinds de oudste oudheid iedere ouder in enigerlei vorm beoefent, maar deson danks is het ook het vak waarvoor men de minste opleiding ontvangt! Wie eerlijk is tegenover zichzelf zal op een gegeven ogenblik, met een zucht van verlichting, moeten constateren: „Niettegenstaande mijn dilettantisme zijn de kinderen nog aardig terecht gekomen!" Hoe zeer het een kwestie is van theorie en praktijk moge blijken uit een voor beeld uit eigen kring. Onze oudste kin deren waren twee en drie jaar oud toen hun moeder hoorde hoe ze ruzie maak ten. Oorzaak bleek een prentenboek dat zij beiden wilden bekijken. Een Salomo's oordeel: „Zal ik het boek in stukken scheuren, zodat jullie alle twee een deel kunnen zien?", gaf aanleiding tot protest en de rust keerde weer. Maar toen enkele weken later mijn vrouw eens ging kijken hoe de kleintjes zich bezig hielden, had den ze ieder een stuk van een prentenboek in hun handen en de oudste zei opgewekt: „Ja. hij wou ook lezen en toen heb ik het maar in tweeën gescheurd!" Daarom nogmaals met alle nadruk: we zijn leek amateur zo men wil en met vallen en opstaan, zowel van ons als van de kinde ren zijn zij opgegroeid en wij misschien wat wijzer geworden. Opvoeding is een vorm van voorlichting maar het omgekeerde geldt al evenzeer: in feite moet de gehele opvoeding één gro te voorlichting zijn waarin men, natuur lijk aangepast aan de leeftijd, elk „neen" toelicht en zelfs tracht dingen te verklaren waarvan de Engelsman zo typisch zegt: „It just is not done". Dat kan bijzonder moeilijk zijn: leg uw kinderen maar eens uit waarom je doperwten niet met een lepel behoort te eten, maar asperges eet met vingers en vork. Of waarom de rechter hand het mooie handje is. Of en daarom gaat het in dit artikel probeer uw kin deren zo jong mogelijk uit te leggen wat het verschil is tussen man en vrouw. Wij zijn van mening dat de eenvoudig ste basis hiervoor gevonden wordt in de natuurlijke gebeurtenissen in een gezin: de zwangere moeder, de baby in de wieg, de borstvoeding, het baden of douchen zo wel van ouders als van de kinderen. Daar om zijn we uitgesproken tegenstanders van een vader we hadden er zo een als buur man op een kampeerterrein die onder alle mogelijke bedreigingen zijn kinderen de tent uitstuurde toen hun moeder bezig was zich aan te kleden. Dit is averechtse voorlichting, want hoe geheimzinniger men met dit soort dingen is hoe nieuws gieriger het normale kind wordt. Daarbij moet men dan nog bovendien dit in het oog houden: vanaf het ogenblik dat het kind naar school gaat heeft men het tem po van de voorlichting niet meer in de hand. Twee consequenties zal men hieruit moeten trekken: het kind moet wat de voorlichting betreft zover zijn als past bij juist dit kind in zijn eigen milieu (het kan bijvoorbeeld al weten dat babietjes uit de moeder komen) én dat is naar onze mening verreweg het belangrijkste het kind moet weten dat alle vragen met va der of moeder of met beiden kunnen wor den besproken. Dit is iets dat iedere ouder op eigen wijze zal moeten uitknobbelen, maar zeker is dat men niet kan volstaan met tegen het vijf- of zesjarig kind te zeggen: „Jantje (of Marietje), als er iets is dat je wilt weten of iets dat je niet be grijpt, dan kun je (of wat nog erger is: móet je) altijd bij pappie en mammie komen." Er is geen kind dat een dergelijke vage kreet begrijpt of onthoudt. Op het ogenblik dat de goedwillende ouder dit te gen het argeloze bloedje zegt, snapt het kind namelijk' niet wat hij of zij wel eens niet zou kunnen begrijpen. Wordt hij dan door een „wijzer" vriendje voorgelicht, re ken dan maar dat de termen aan duide lijkheid niets te wensen overlaten en dat niet-begrijpen er niet bij is! Hoe dan? Wel, wij zijn van mening dat men elke gelegenheid steeds te baat moet nemen om zonder nadruk en op natuurlij ke toon en wijze over dit soort zaken te spreken. Het kind moet het als iets na tuurlijks leren zien en men moet dus trachten te voorkomen dat het geheel in een sfeer van viezigheid en geheimzinnig heid wordt getrokken. We noemden daar straks al enige voorbeelden in het gezin maar ook buiten zijn ze te vinden. Het is natuurlijk bijzonder kuis om je ogen af te wenden als een reu een teef bespringt, maar het is veel verstandiger er met je kinderen, als ze dat ook zien, over te pra ten, ze iets te vertellen van het samenspel in de natuur van mannetje en vrouwtje. Zo zijn er meer voorbeelden: de stier die „ter dekking wordt aangeboden" op de advertentiepagina's en zo voorts. Of een trouwpartij in de omgeving. Aanleidingen zijn er genoeg ook al zal het de een wat gemakkelijker vallen dan de ander om het op een natuurlijke toon te doen. Vast staat daarbij dit: men moet de tiende ver jaardag wel als uiterste grens nemen, want daarna wordt de kans snel groter dat meis je zowel als jongen de eerste verschijn selen van geslachtelijke rijpheid bij zich zelf (of anderen) ontdekken en dan wordt de kans op voorlichting door vriendjes wel bijzonder groot! We geven het toe: dit alles kan heel wat gemakkelijker op geschreven worden dan uitgevoerd. In de praktijk is een voortdurende ..timing" no dig, gepaard gaande aan de hierboven om schreven begeleiding. i"1 oed, we geven voorlichting en op een gegeven ogenblik kent het kind inder daad de functie van de man, de vrouw, de zaadcel, het eitje, de menstruatie en de be vruchting maar daarmee zijn we niet klaar. Daarmee is de „sexuele opvoeding" niet voltooid! Wij, ouderen, zijn nogal snel geneigd te praten over de bandeloosheid van de huidige jeugd. Twee vragen: is de jeugd inderdaad bandeloos en was de jeugd van vroeger anders? Eerst over het laatste. In de mobilisatie van '40 kwam een vader uit een Veluws dorp zich beklagen bij een eskadronscom mandant dat zijn dochter van een jaar of zestien zwanger was van een huzaar. De ritmeester ging op informatie uit bij de notabelen en hoorde tot zijn verbijstering dat in het dorp geen meisje boven de veertien nog maagd was... Een ander voorbeeld. Dezer dagen wijd de De Telegraaf aandacht aan het feit dat zestig jaar geleden (dus in 1908) de lief dadige en semi-liefdadige verenigingen in Amsterdam „onder één noemer" werden 'gebracht. En passant werd in dit artikel verteld dat 1908 ook het jaar was waarin in verband met diefstallen een groot on derzoek werd ingesteld bij een warenhuis. Daarbij bleek dat de helft der verkoop sters voorbehoedmiddelen in haar tasje had... Dit alles wetende wordt de vraag te dringender: waarom toch heeft de oudere generatie zo sterk de indruk dat de jeugd steeds losbandiger wordt. Het antwoord is simpel maar zal u (hopelijk) doen (op)- schrikken: de jeugd en gelukkig ook een deel van de ouderen heeft genoeg van taboe's. Heeft „tabak van taboe's" mag u ook zeggen. „Gelukkig ook een deel van de ouderen", zeiden we en dat menen we: meedenken met de jeugd is de enige mogelijkheid om de kloof tussen de generaties zo klein mogelijk te houden. Ook al betekent dat meedenken dan niet dat men het in alle opzichten met diezelfde jeugd eens is het neemt niet weg dat wij ouderen van onze taboe's af moeten. Het moet niet voorkomen dat een vrouwelijke collega die een aantal lessen verzorgt aan een huishoudschool vragen moet beant woorden van meisjes van 16 tot 18 jaar, vragen die bewijzen dat sommige ouders zich van alle problemen afmaken met de kreet: „Dat hoor je wel als je gaat trou wen." En evenmin mag het voorkomen dat een moeder haar dochter van 16 of 17 ver biedt naar de tv te kijken als een der om roepverenigingen drie volkomen verant woorde uitzendingen aan dit onderwerp wijdt. Immers, wat wil die moeder met haar verbod eigenlijk bereiken? Wil ze haar dochter verhinderen over dit soort onder werpen te denken? Meent ze die dochter langer „ongerept" te kunnen bewaren als ze die dochter voorlichting onthoudt? Meent ze haar dochter zo te kunnen isole ren dat ze noch op school of op haar werk, noch van vriendinnen of vrienden de voorlichting krijgt die elk zich nor maal ontwikkelend meisje (of jongen wat dat betreft) instinctief verlangt en ook vraagt als er tenminste voldoende ver trouwen is tussen ouders en kinderen? Of- is het misschien zo dat die moeder zich niet wil identificeren met dat sexuele waarover haar kind voorlichting zoekt? Is het wellicht zo dat die moeder (of vader) voor zichzelf niet kan erkennen, althans uiten, dat dat geheimzinnige, dat „waar- over-je-niet-praat", dat „vieze", ook in haar leven een essentiële betekenis heeft? Dat is het wat we bedoelen toen we stel den dat men er met de uitleg van de func tie van man en vrouw, enz., niet is. Als wij menen dat de sexuele voorlichting een noodzakelijk deel is van de voorlichting die kinderen moeten krijgen op weg naar een geïntegreerde, volwassen persoonlijk heid, dan moeten we niet alleen A zeggen maar ook, B C en de rest! üerste vraag: wanneer is iemand geïnte- greerd? Antwoord: als zijn belevenis sen en waardebepalingen hem tot een we zenlijke „aandeelhouder" maken van zijn milieu, zijn groep. Zonder zijn eigen waardebepalingen uit het oog te verliezen moet hij de waardebepaling, de norm van de groep kunnen accepteren en volgen. Zodat hij, mét behoud van rijn eigen nor men, toch niet als „buitenbeen" wordt ge zien. Tweede vraag: wat bedoelen we met A, B, C en de rest? Dit: we moeten de sexuele voorlichting niet zien als één com pact en onlosmakelijk geheel. In feite valt dit geheel uiteen in drie delen: het anatomische (de lichamelijke bouw, het fysiologische (het lichamelijk na tuurkundig en scheikundig gebeuren) en het psychologische. Daarmee is dan onmiddellijk ook het probleem gegeven. De meeste ouders zijn namelijk (afgezien van de genoemde taboe's) in staat voor lichting te geven ten aanzien van de li chaamsbouw. Van de fysiologie weten de meesten niets af en de psychologische voorlichting die voor de integratie van de persoonlijkheid van het grootste belang is, is mede daardoor juist ingedamd in een prikkeldraadversperring van remmingen of taboe's. Duidelijk is dat die anatomische sexuele voorlichting aan de ouders toevalt. Zij zijn immers de eerst aangewezenen om de eer ste vragen van het kind (en die vragen beginnen al met het tweede jaar!) te be antwoorden. Haast automatisch is hun de verantwoordelijkheid „opgelegd" om het kind in zijn eerste levensjaren voor te lichten algemener gezegd: te begelei den. Dat woord begeleiden is van bijzonder belang: het drukt namelijk duidelijk uit dat het een voortdurend proces is. Telkens weer komt het kind er op terug en mocht dat in een enkel geval niet zo rijn dan zal vader of moeder er bij gelegenheid zelf op terug moeten komen. Net zo lang tot het kind op een leeftijd van een jaar of tien weet hoe de geslachtsdaad tot stand komt, weet dat het gevolg kan zijn dat de vrouw zwanger wordt, dat zich dan in de baarmoeder een kindje ontwikkelt, dat dat kind dan na negen maanden wordt ge boren en dat het in de natuur zo prach tig geregeld is dat vanaf dat ogenblik de moeder haar kindje borstvoeding kan ge ven. Maar dat is niet alles. Het is mede de taak der ouders in dit stadium het kind tot het inricht te brengen dat dit alles niet iets „vies" is, iets dat aanleiding geeft tot ge- smiespel en schuine moppen, maar dat we hier te doen hebben met een normale men selijke behoefte: het geven en ontvangen van liefde waarbij we het ontvangen niet alleen in passieve maar ook in actieve zin moeten opvatten. Dit lijkt allemaal bij zonder ingewikkeld maar het is net zo in gewikkeld als de kus die vader en moeder elkaar geven als vader 's avonds thuis komt! Het fysiologische aspect van de sexuali- teit zal veelal meer moeilijkheden veroor zaken. De meeste ouders zijn door een te kort aan opleiding in de biologie niet in staat om dit onderwerp met voldoende kennis van zaken te behandelen. Wie dan wel? En hoe? De meest in aanmerking komende figuur zou de schoolarts of bio logieleraar zijn of eigenlijk de onder wijzer in verband met de leeftijd. Klassi kaal onderwijs echter en dat wordt nogal eens in discussies vergeten vóór onderstelt een min of meer gelijke basis kennis bij de kinderen en afwezigheid van taboe's bij de docent. Noch het een noch het ander is momenteel het geval. En ook het voornaamste, de onbevangenheid der ouders, is nog niet bereikt anders had dit artikel niet geschreven behoeven te worden! Zal die geremdheid ooit verdwijnen? We rijn er vast van overtuigd. Maar even hecht is onze overtuiging dat pas de kinderen van nu, geboren in de jaren 1965 en la ter, ervan zullen kunnen profiteren. En dan nog alleen voor zover zij ouders heb ben die het eens zijn met de hierboven gegeven suggesties. Nog een belangrijk punt: veel opvoe ders in het algemeen en ouders (van doch ters) in het bijzonder maken zich zorgen over de vrijere omgang tussen jongens en meisjes van-vandaag. Vermoedelijk is dat niet waar men denke aan de eerder ge geven voorbeelden uit 1908 en 1940. Ook heeft tientallen en missphien wel honder den jaren de dubbele moraal opgeld ge daan: de man mocht alles maar het meis je bleef beschermd (en oliedom) tot haar huwelijk. Daarin is verandering gekomen maar de grootste verandering schuilt toch wel in de openheid, in de afwezig heid van huichelarij, die de jeugd van nu kenmerkt. Het meisje dat zich aan een jongen geeft loopt daar niet mee te koop maar anderzijds eikent ze het als het op een of andere wijze naar voren komt ]Vïoet men met deze ontwikkeling zonder meer blij rijn? Neen, wie uit het voor gaande mocht hebben afgeleid dat wij in deze situatie geen gevaren zien, vergist zich. Maar juist deze gevaren maken het meer dan ooit noodzakelijk dat ouders en kinderen open met elkaar moeten kunner. praten. Welke zijn die gevaren? De vervanging van de vanouds beken de voorbehoedsmiddelen, in de eerste plaats het al meer dan 200 jaar oude condoom door de pil heeft al een ver schuiving veroorzaakt in het patroon der geslachtsziektenverspreiding. Ws« het vroeger zo dat de geslachtsziekten zich voornamelijk beperkten tot de prostituées en de door hen gefrequen teerde mannen, in de laatste zes of ze ven jaar wijzen de statistieken op eer duidelijke stijging onder de teenager> van beiderlei kunne. Vooral uit Ameri ka kwamen al enige jaren geleden on rustbarende cijfers. Trouwens: ook in Nederland is al bij politieonderzoek op een middelbare school ontdekt da* meisjes voorbehoedsmiddelen in hur tasje hadden. Het gevaar van de vrijere omgang tus sen de sexen wordt duidelijk vergroot door het gebruik van LSD en aanver wante dan wel analoge werking heb bende stoffen, waardoor het kritisch, vermogen van de verbruiker(ster) daall Daardoor daalt enerzijds het moreel er. anderzijds verdwijnt de belangstelling voor produktieve arbeid, hetzij in de vorm van studie, hetzij in de vorm var een baan. Wat er van deze slachtoffers terecht komt is duidelijk! De pil als gevaar. Er zijn gevallen be kend dat de dochters de pil bij hun moeder stalen en er zijn gevallen be kend dat moeders hun dochter(s) de pil gaven. Een historisch voorbeeld van het laatste. Een vader belt op om te in formeren hoe laat hij zijn zestienjarig dochtertje van een verjaardagsfeestje moet komen halen. Antwoord van de vrouw des huizes: „Oh. nog lang niet. Het is hier reuze gezellig en u hoeft zich geen zorgen te maken want ik heb ze allemaal een pil gegeven!" Dat vader spoorslags zijn dochter ophaalde behoeft geen betoog! Deze moeder maakte twee fouten: de pil werkt al leen zoals voorgeschreven dus bij da gelijks gebruik met, per maand, eer korte pil-loze periode. En: er is over de pil enorm veel onderzoek verricht voor ze zo'n twintig jaar geleden in de handel kwam. Maar niemand kan met enige zekerheid voorspellen wat er ge beurt als men de pil ter beschikking stelt van niet volledig geslachtrsrijpe meisjes. De daad van deze moeder moet dan ook in alle opzichten veroordeeld worden. pn dat was het dan. Er zullen ouders ziin die trachten te voorkomen dat hun hters dit artikel lezen jammer Hope!':k zal het getal groter zijn van hen die dank zij dit artikel, tot een vrijer con tact komen met hun kinderen. Want dat was de bedoeling.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 11