DEZE WEEK: nader beschouwd
Verkiezingen en democratie
Democratisch verkiezingsspel
Hoe vertel ik het ze
°f:
vertel ik ze maar niets?
DE KWADE KANS VAN DE
PANDBRIEFHOUDER
UW
OPVOEDING:
ÉÉN
GROTE
VOORLICHTING
M. B. BLOCH
door
kolonel-arts
Ook al hebben we dan in Nederland
de mond vol over vernieuwing van
de politieke spelregels om zo meer dui
delijkheid te krijgen in het politieke ge
beuren, bij een schouwspel als de Ame
rikaanse verkiezingen deze week heb
ben opgeleverd staan we toch wat
vreemd te kijken. Zet de feiten maar
op een rijtje:
De republikeinse kandidaat Richard
Nixon is gekozen tot president van de
Verenigde Staten, maar het is lang
niet zeker dat hij ook inderdaad
de meeste stemmen van de burgers
van de Verenigde Staten op zich
heeft verenigd de kans lijkt aanwe
zig dat zijn rivaal Humphrey een grot-
tre stemmenaantal heeft verworven.
Op dezelfde dag dat die Amerikaan
se burgers een republikein tot presi
dent kozen (zij het dan via de inge
wikkelde procedure van kiesmannen),
kozen zij een Huis van Afgevaardig
den dat voor 56 pet. uit democraten
bestaat en slechts voor 44 pet. uit re
publikeinen. En een Senaat die even
eens een democratische meerderheid
te zien geeft. Waar dan weer tegen
over staat dat zij een grote voorkeur
bleken te hebben voor republikeinse
gouverneurs, in feite dus de presiden
ten van de afzonderlijke staten.
Een van de drie kandidaten voor de
presidentiële zetel, Wallaca, haalt 13
procent van alle stemmen, weet de kies
mannen van vijf staten achter zich te
krijgen maar als de strijd eenmaal
is gestreden komt hij in het stuk niet
meer voor. Zijn kahdidatuur steunde
niet op een van de twee grote partij
en en dus kan hij in politiek opzicht
geen enkele invloed uitoefenen op het
toekomstige regeringsbeleid. Zijn
aanhang kan hoogstens een „pressure
group" zijn.
Naar Nederlandse maatstaven vol
doet dit alles toch eigenlijk niet aan de
spelregels die wij voor een democratie
noodzakelijk achten maar wij moe
ten onze Nederlandse maatstaven ook
niet willen aanleggen aan de Ameri
kaanse samenleving! De spelregels daar
zijn anders maar de hele constella
tie is ook anders. Neem het stelsel van
de kiesmannen als voorbeeld. Die kies
mannen vertegenwoordigen de verschil
lende staten; voor iedere staat is het
aantal kiesmannen zo vastgesteld dat
in het gezamenlijke college van kies
mannen iedere staat een redelijke eer
lijke invloed heeft. Hoe kiezen die kies
mannen? Ze stemmen op de kandidaat
die in hun staat de meeste stemmen
heeft gekregen zelfs al zou het ver
schil maar één stem bedragen. Conclu
sie: men kan niet zeggen dat de bur
gers van de Verenigde Staten een pre-
I
sident kiezen - het is zo dat de bur
gers van de afzonderlijke staten een
president kiezen en die president is dan
de president van de gezamenlijke sta
ten, de Verenigde Staten. Kan men dan
van een ondemocratische spelregel
spreken als een kandidaat wel de meer
derheid aan kiesmannen haalt maar
niet de meerderheid aan stemmen? He
lemaal niet tenzij men niet wil aan
vaarden dat de Verenigde Staten be
staan uit verenigde staten!
Maar hoe moet men dan het ver
schijnsel zien dat een Amerikaans bur
ger op een en dezelfde dag voor het
presidentschap republikeins stemt,
voor de volksvertegenwoordiging demo
cratisch en voor het gouverneurschap
weer republikeins? Brengt dat dan niet
een grote onduidelijkheid in de poli
tiek?
Ook dat zal men moeten zien in
het licht van de Amerikaanse samenle
ving. In de Amerikaanse politiek gaat
het namelijk niet om partijen en nog
veel minder om partijprogramma's -
het gaat om mensen. Men kiest geen
republikeinen als president - men kiest
een man. Die man heeft een visie op
wat er op dit moment gebeuren moet
is de burger het daarmee eens dan
kiest hij hem. De visie van die ene
man, zijn denkbeelden en zijn verwach
tingen, zijn op dat moment het pro
gramma van de partij waaruit hij is
voortgekomen. Die man is het pro
gram. Het program voor de Verenigde
Staten en het program voor de afzon
derlijke staat. Gaat men echter een
volksvertegenwoordiging kiezen, dan
gaat weer sterker meespreken de partij
waartoe men zich aangetrokken voelt.
Dat zich aangetrokken voelen is meer
een kwestie van klimaat dan van partij
programma, de verschillen tussen de pro
gramma's van republikeinen en democra
ten zijn immers niet bijster groot al
leen het verschil in klimaat is groot, mis
schiet nog niet eens zo zeer landelijk als
wel plaatselijk en regionaal.
Maar is het dan niet vrijwel onmoge
lijk een land te besturen als de partij
waaruit de president voortkomt niet te
vens de meerderheid heeft in Senaat en
Huis van Afgevaardigden? In de prak
tijk valt dat erg mee, want de Ameri
kaanse staatsconstructie is nu eenmaal
heel anders dan de onze. Een volks
vertegenwoordiging kan de president
wel dwarsbomen maar ze kan hem niet
naar huis sturen! En dat dwarsbomen
ziet de Amerikaan wel graag het geeft
hem de garantie dat niet één man en niet
één partij zijn wil kan doorzetten. Eigen
lijk is dat voor hem juist een garantie
voor democratie, voor regeren in overeen
stemming met de wil van de meerderheid
van het volk. En het kan dan in onze ogen
vreemd klinken een onjuiste gedachte is
het niet!
Het is een aardig spelletje heel dat
Amerikaanse verkiezingssysteem zoals
we dat hierboven geanalyseerd hebben, te
projecteren in d» Nederlandse verhoudin
gen. Laten we dan aannemen dat de
„groep van 18" uit de drie confessionele
partijen ai wat verder is dan ze nu is en
dat er een hechte unie van christen-demo
craten tot stand is gekomen laten we
die partij dan vergelijken met de republi
keinen. Tegenpartij moet dan maar de
„linkse concentratie" zijn, een groepering
die weliswaar nog heel ver af lijkt, maar
als we toch aan het fantaseren zijn kijken
we niet op wat mogelijkheden of onmoge
lijkheden. Laten we die linkse concentra
tie de democraten noemen. Dan moet er
nog een Wallace-groep zijn - we bedoe
len er niets lelijks mee als we die rol aan
de VVD toebedelen, want die kunnen we
toch niet laten toetreden tot de christen
democraten en in de linkse concentratie
lijkt ons voor hen ook geen plaats open
te zijn!
Met het vinden van kandidaten voor het
premierschap hebben we geen moeite -
we nemen tenminste maar aan dat we dan
zover zijn dat de minister-president recht
streeks door de Nederlandse bevolking
moet worden gekozen. Mr. (mooie Ba
rend) Biesheuvel lijkt ons de meest ge
schikte kandidaat voor rechts en omdat
we er iemand tegenover moeten hebben
die ook niet nalaat indruk te maken op
het (vrouwelijke) kiezersvolk is de heer
Van Mierlo onze linkse kandidaat. Met na
tuurlijk mr. Tozopeus als outsider, al is
hij óók iemand die voor de televisie zijn
mondje roeren kan.
We kiezen een minister-president Van
Mierlo wint, ook al krijgt Biesheuvel
de meeste stemmen. We kiezen ook een
nieuwe Tweede Kamer en daarin plaatsen
we negentig aanhangers van rechts en
zestig van links. Zo doen ze dat tenslotte
in Amerika ook. We bepalen ook dat de
Kamer de minister-president niet mag
wegjagen - hij moét blijven regeren, wat
er ook gebeurt. De vraag aan u is nu
hoe groot na drie maanden de politieke
chaos zal zijn!
Natuurlijk is dit maar een spelletje -
maar het nare is dat sommige mensen dit
soort spelletjes ernstig willen spelen. Dat
ze allerlei systemen die in andere landen
goed voldoen, naar Nederland willen ha
len in de hoop dat ze het ook in ons land
wel zullen doen. Het is een ijdele hoop
bij alle streven naar vernieuwing en naar
politieke duidelijkheid zal men rekening
moeten houden met de aard en de tradi
ties van ons volk. Zoals men in Amerika
rekening houdt met de aard en de tradi
ties der Amerikanen en in Engeland met
die der Engelsen. We geven het graag toe:
de spelregels van onze parlementaire de
mocratie zijn verouderd. Maar wil men
geen brokken maken dan zal men het
groeiproces naar vernieuwing tijd moeten
gunnen. Aan een radicale brekerij heeft
men niets.
mm.
Het hiernaast afgedrukte artikel, handelend over
seksuele opvoeding en voorlichting en geschreven
door onze medische medewerker, begint met een zeer
merkwaardige inleiding: dat het geschreven is door een
leek, erger nog: door een mislukkeling. Is dat niet een
grapje? Naar onze overtuiging is dit beslist niet de be
doeling van de schrijver: hij is ervan overtuigd dat
verreweg de meeste ouderen in de begeleiding van
hun kinderen op dit punt schromelijk gefaald hebben.
En dat pas de kinderen van de allerjongste generatie zul
len kunnen profiteren van de inzichten die langzamer
hand op dit punt bezig zijn door te breken.
Hij staat in deze mening niet alleen. Binnenkort
zal door de afdeling Apeldoorn en omstreken van de
Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering
van de Geneeskunst in samenwerking met de afdeling
onderwijs van de gemeente Apeldoorn een vergadering ge
houden worden, waarbij het zal gaan over de vraag of
in het lesrooster van de scholen plaats ingeruimd moet
worden voor seksuele voorlichting deskundigen
en de meeste hierbij betrokkenen, zijn hiervoor uit
genodigd.
Duidelijk is dat wij op dit punt op een tweesprong
zijn gekomen het artikel van onze medewerker
wijst aan in welke richting het naar zijn mening moet
gaan. Wij geloven dat zijn betoog aandacht verdient van
alle ouders en opvoeders ook als z(j het niet op alle
punten met hem eens zijn.
Dat de belangen van aandeel
houders en obligatiehouders van
eenzelfde onderneming nog wel
eens kunnen botsen leert de hy
potheekbank. Het hier op basis
van pandbrieven binnenkomende
geleende geld dient voor de be
drijfsuitoefening en voor de aan
deelhouders als winst- en divi
dendbron. Vandaar dat er met
dit geld zeer zakelijk wordt om
gesprongen en niet altijd ten
voordele van de gevers.
Zo zitten vele pandbriefhouders
thans nog met 3, 314 en 3% pro
cent stukken die op zeer lage
koersniveaus ronddobberen zon
der veel uitzicht op spoedige ver
betering. Deze pandbrieven zijn
voortgesproten uit de periode van
goedkoop geld van de eerste na
oorlogse jaren, waarin de hypo
theekbanken nog aanleiding von
den om tot conversie van de 3'/i
procent leningen in die van 3 pro
cent over te gaan. Aangezien de
jaarlijkse uitloting 21/» procent
bedraagt, zitten de ongelukkige
houders nog met de kans tot laat
in deze eeuw aan dergelijke laag-
rentende en laag noterende pand
brieven vastgeketend te blijven.
Tussen de houders van deze
pandbrieven en de houders van
aandelen bestaat een tegenstel
ling van belangen, want tegen
over dit op zeer lange termijn
verkregen spotgoedkope geld
staan nu hypotheken op basis van
6 tot 8 procent. Want de hypo
theekbanken waren wel zo ver
standig in de hypotheekakten het
recht te laten opnemen na een be
paalde «periode (meestal van 5
jaar) de overeenkomst te beëin
digen teneinde de rente dan „aan
veranderde marktomstandighe
den" aan te passen.
Ook aan de andere kant heb
ben de hypotheekbanken zich vei
lig gesteld tegen marktrisico's,
want het risico van een dalende
rente hebben zij ondervangen
tioor het recht van de vervroeg
de aflossing. Dus ook hier trekt
de pandbriefhouder aan het kort
ste eind, want hij loopt wel de
kwade kansen, zoals thans de
houders van de 3 procent pand
brieven, maar niet de goede. Het
is dan ook geen wonder dat pand
brieven op de beurs in een kwaad
iaglicht staan en dat de hypo-
heekbanken in tijden van een
•rappe kapitaalmarkt water in
de wijn moeten doen.
Destijds kon men gebruik ma
ken van een ruime markt waarin
geldverstrekkers blij waren nog
wat rente voor hun stukken te
kunnen maken. Men accepteerde
toen lage rente voor lange perio
den. Nu is het getij gekeerd en
hoewel de hypotheekbanken de
looptijd van de thans te plaatsen
stukken wel sterk hebben inge
kort, hebben zij het recht van
vervroegde aflossing op de hel
ling gezet. Sommige leningen zijn
zelfs niet vervroegd aflosbaar,
andere voor de eerste helft van
de looptijd, zodat de pandbrief -
houders niet direct het zwaard
van de vervroegde aflossing be
hoeven te vrezen als de rente
enkele procenten mocht dalen.
Maar intussen blijven de hou
ders van ie 3 procent stukken
met een nare erfenis tobben
Ook hier leert de ervaring nim
mer meer leningen te accepteren
tegen een lange looptijd, tenzij de
rente zich op historische hoogte
records bevindt.
Dit artikel is het produkt van een leek.
Erger nog: van een mislukking! Men
kan te rade gaan bij Montessori, bij
Spock, bij Jan Ligthart en ga zo maar
door, maar opvoeding en dat is de
vorm van voorlichting waar wij het hier
over willen hebben laat zich niet leren
uit boeken en boekjes. Het is een vak dat
sinds de oudste oudheid iedere ouder in
enigerlei vorm beoefent, maar deson
danks is het ook het vak waarvoor men
de minste opleiding ontvangt! Wie eerlijk
is tegenover zichzelf zal op een gegeven
ogenblik, met een zucht van verlichting,
moeten constateren: „Niettegenstaande
mijn dilettantisme zijn de kinderen nog
aardig terecht gekomen!"
Hoe zeer het een kwestie is van theorie
en praktijk moge blijken uit een voor
beeld uit eigen kring. Onze oudste kin
deren waren twee en drie jaar oud toen
hun moeder hoorde hoe ze ruzie maak
ten. Oorzaak bleek een prentenboek dat
zij beiden wilden bekijken. Een Salomo's
oordeel: „Zal ik het boek in stukken
scheuren, zodat jullie alle twee een deel
kunnen zien?", gaf aanleiding tot protest
en de rust keerde weer. Maar toen enkele
weken later mijn vrouw eens ging kijken
hoe de kleintjes zich bezig hielden, had
den ze ieder een stuk van een prentenboek
in hun handen en de oudste zei opgewekt:
„Ja. hij wou ook lezen en toen heb ik
het maar in tweeën gescheurd!" Daarom
nogmaals met alle nadruk: we zijn leek
amateur zo men wil en met vallen en
opstaan, zowel van ons als van de kinde
ren zijn zij opgegroeid en wij misschien
wat wijzer geworden.
Opvoeding is een vorm van voorlichting
maar het omgekeerde geldt al evenzeer:
in feite moet de gehele opvoeding één gro
te voorlichting zijn waarin men, natuur
lijk aangepast aan de leeftijd, elk „neen"
toelicht en zelfs tracht dingen te verklaren
waarvan de Engelsman zo typisch zegt:
„It just is not done". Dat kan bijzonder
moeilijk zijn: leg uw kinderen maar eens
uit waarom je doperwten niet met een lepel
behoort te eten, maar asperges eet met
vingers en vork. Of waarom de rechter
hand het mooie handje is. Of en daarom
gaat het in dit artikel probeer uw kin
deren zo jong mogelijk uit te leggen wat
het verschil is tussen man en vrouw.
Wij zijn van mening dat de eenvoudig
ste basis hiervoor gevonden wordt in de
natuurlijke gebeurtenissen in een gezin:
de zwangere moeder, de baby in de wieg,
de borstvoeding, het baden of douchen zo
wel van ouders als van de kinderen. Daar
om zijn we uitgesproken tegenstanders van
een vader we hadden er zo een als buur
man op een kampeerterrein die onder
alle mogelijke bedreigingen zijn kinderen
de tent uitstuurde toen hun moeder bezig
was zich aan te kleden. Dit is averechtse
voorlichting, want hoe geheimzinniger
men met dit soort dingen is hoe nieuws
gieriger het normale kind wordt. Daarbij
moet men dan nog bovendien dit in het
oog houden: vanaf het ogenblik dat het
kind naar school gaat heeft men het tem
po van de voorlichting niet meer in de
hand.
Twee consequenties zal men hieruit
moeten trekken: het kind moet wat de
voorlichting betreft zover zijn als past
bij juist dit kind in zijn eigen milieu (het
kan bijvoorbeeld al weten dat babietjes uit
de moeder komen) én dat is naar onze
mening verreweg het belangrijkste het
kind moet weten dat alle vragen met va
der of moeder of met beiden kunnen wor
den besproken. Dit is iets dat iedere ouder
op eigen wijze zal moeten uitknobbelen,
maar zeker is dat men niet kan volstaan
met tegen het vijf- of zesjarig kind te
zeggen: „Jantje (of Marietje), als er iets is
dat je wilt weten of iets dat je niet be
grijpt, dan kun je (of wat nog erger is:
móet je) altijd bij pappie en mammie
komen." Er is geen kind dat een dergelijke
vage kreet begrijpt of onthoudt. Op het
ogenblik dat de goedwillende ouder dit te
gen het argeloze bloedje zegt, snapt het
kind namelijk' niet wat hij of zij wel eens
niet zou kunnen begrijpen. Wordt hij dan
door een „wijzer" vriendje voorgelicht, re
ken dan maar dat de termen aan duide
lijkheid niets te wensen overlaten en dat
niet-begrijpen er niet bij is!
Hoe dan? Wel, wij zijn van mening dat
men elke gelegenheid steeds te baat moet
nemen om zonder nadruk en op natuurlij
ke toon en wijze over dit soort zaken te
spreken. Het kind moet het als iets na
tuurlijks leren zien en men moet dus
trachten te voorkomen dat het geheel in
een sfeer van viezigheid en geheimzinnig
heid wordt getrokken. We noemden daar
straks al enige voorbeelden in het gezin
maar ook buiten zijn ze te vinden. Het
is natuurlijk bijzonder kuis om je ogen af
te wenden als een reu een teef bespringt,
maar het is veel verstandiger er met je
kinderen, als ze dat ook zien, over te pra
ten, ze iets te vertellen van het samenspel
in de natuur van mannetje en vrouwtje.
Zo zijn er meer voorbeelden: de stier die
„ter dekking wordt aangeboden" op de
advertentiepagina's en zo voorts. Of een
trouwpartij in de omgeving. Aanleidingen
zijn er genoeg ook al zal het de een wat
gemakkelijker vallen dan de ander om
het op een natuurlijke toon te doen. Vast
staat daarbij dit: men moet de tiende ver
jaardag wel als uiterste grens nemen, want
daarna wordt de kans snel groter dat meis
je zowel als jongen de eerste verschijn
selen van geslachtelijke rijpheid bij zich
zelf (of anderen) ontdekken en dan wordt
de kans op voorlichting door vriendjes
wel bijzonder groot! We geven het toe:
dit alles kan heel wat gemakkelijker op
geschreven worden dan uitgevoerd. In de
praktijk is een voortdurende ..timing" no
dig, gepaard gaande aan de hierboven om
schreven begeleiding.
i"1 oed, we geven voorlichting en op een
gegeven ogenblik kent het kind inder
daad de functie van de man, de vrouw, de
zaadcel, het eitje, de menstruatie en de be
vruchting maar daarmee zijn we niet
klaar. Daarmee is de „sexuele opvoeding"
niet voltooid! Wij, ouderen, zijn nogal snel
geneigd te praten over de bandeloosheid
van de huidige jeugd. Twee vragen: is de
jeugd inderdaad bandeloos en was de
jeugd van vroeger anders?
Eerst over het laatste. In de mobilisatie
van '40 kwam een vader uit een Veluws
dorp zich beklagen bij een eskadronscom
mandant dat zijn dochter van een jaar of
zestien zwanger was van een huzaar. De
ritmeester ging op informatie uit bij de
notabelen en hoorde tot zijn verbijstering
dat in het dorp geen meisje boven de
veertien nog maagd was...
Een ander voorbeeld. Dezer dagen wijd
de De Telegraaf aandacht aan het feit dat
zestig jaar geleden (dus in 1908) de lief
dadige en semi-liefdadige verenigingen in
Amsterdam „onder één noemer" werden
'gebracht. En passant werd in dit artikel
verteld dat 1908 ook het jaar was waarin
in verband met diefstallen een groot on
derzoek werd ingesteld bij een warenhuis.
Daarbij bleek dat de helft der verkoop
sters voorbehoedmiddelen in haar tasje
had...
Dit alles wetende wordt de vraag te
dringender: waarom toch heeft de oudere
generatie zo sterk de indruk dat de jeugd
steeds losbandiger wordt. Het antwoord is
simpel maar zal u (hopelijk) doen (op)-
schrikken: de jeugd en gelukkig ook
een deel van de ouderen heeft genoeg
van taboe's. Heeft „tabak van taboe's"
mag u ook zeggen. „Gelukkig ook een
deel van de ouderen", zeiden we en dat
menen we: meedenken met de jeugd is de
enige mogelijkheid om de kloof tussen de
generaties zo klein mogelijk te houden.
Ook al betekent dat meedenken dan niet
dat men het in alle opzichten met diezelfde
jeugd eens is het neemt niet weg dat wij
ouderen van onze taboe's af moeten. Het
moet niet voorkomen dat een vrouwelijke
collega die een aantal lessen verzorgt aan
een huishoudschool vragen moet beant
woorden van meisjes van 16 tot 18 jaar,
vragen die bewijzen dat sommige ouders
zich van alle problemen afmaken met de
kreet: „Dat hoor je wel als je gaat trou
wen." En evenmin mag het voorkomen dat
een moeder haar dochter van 16 of 17 ver
biedt naar de tv te kijken als een der om
roepverenigingen drie volkomen verant
woorde uitzendingen aan dit onderwerp
wijdt.
Immers, wat wil die moeder met haar
verbod eigenlijk bereiken? Wil ze haar
dochter verhinderen over dit soort onder
werpen te denken? Meent ze die dochter
langer „ongerept" te kunnen bewaren als
ze die dochter voorlichting onthoudt?
Meent ze haar dochter zo te kunnen isole
ren dat ze noch op school of op haar
werk, noch van vriendinnen of vrienden
de voorlichting krijgt die elk zich nor
maal ontwikkelend meisje (of jongen wat
dat betreft) instinctief verlangt en ook
vraagt als er tenminste voldoende ver
trouwen is tussen ouders en kinderen? Of-
is het misschien zo dat die moeder zich
niet wil identificeren met dat sexuele
waarover haar kind voorlichting zoekt? Is
het wellicht zo dat die moeder (of vader)
voor zichzelf niet kan erkennen, althans
uiten, dat dat geheimzinnige, dat „waar-
over-je-niet-praat", dat „vieze", ook in
haar leven een essentiële betekenis heeft?
Dat is het wat we bedoelen toen we stel
den dat men er met de uitleg van de func
tie van man en vrouw, enz., niet is. Als
wij menen dat de sexuele voorlichting een
noodzakelijk deel is van de voorlichting
die kinderen moeten krijgen op weg naar
een geïntegreerde, volwassen persoonlijk
heid, dan moeten we niet alleen A zeggen
maar ook, B C en de rest!
üerste vraag: wanneer is iemand geïnte-
greerd? Antwoord: als zijn belevenis
sen en waardebepalingen hem tot een we
zenlijke „aandeelhouder" maken van zijn
milieu, zijn groep. Zonder zijn eigen
waardebepalingen uit het oog te verliezen
moet hij de waardebepaling, de norm van
de groep kunnen accepteren en volgen.
Zodat hij, mét behoud van rijn eigen nor
men, toch niet als „buitenbeen" wordt ge
zien.
Tweede vraag: wat bedoelen we met A,
B, C en de rest? Dit: we moeten de sexuele
voorlichting niet zien als één com
pact en onlosmakelijk geheel. In feite
valt dit geheel uiteen in drie delen:
het anatomische (de lichamelijke bouw,
het fysiologische (het lichamelijk na
tuurkundig en scheikundig gebeuren)
en het psychologische. Daarmee is dan
onmiddellijk ook het probleem gegeven.
De meeste ouders zijn namelijk (afgezien
van de genoemde taboe's) in staat voor
lichting te geven ten aanzien van de li
chaamsbouw. Van de fysiologie weten de
meesten niets af en de psychologische
voorlichting die voor de integratie van de
persoonlijkheid van het grootste belang is,
is mede daardoor juist ingedamd in een
prikkeldraadversperring van remmingen
of taboe's.
Duidelijk is dat die anatomische sexuele
voorlichting aan de ouders toevalt. Zij zijn
immers de eerst aangewezenen om de eer
ste vragen van het kind (en die vragen
beginnen al met het tweede jaar!) te be
antwoorden. Haast automatisch is hun de
verantwoordelijkheid „opgelegd" om het
kind in zijn eerste levensjaren voor te
lichten algemener gezegd: te begelei
den. Dat woord begeleiden is van bijzonder
belang: het drukt namelijk duidelijk uit
dat het een voortdurend proces is. Telkens
weer komt het kind er op terug en mocht
dat in een enkel geval niet zo rijn dan zal
vader of moeder er bij gelegenheid zelf op
terug moeten komen. Net zo lang tot het
kind op een leeftijd van een jaar of
tien weet hoe de geslachtsdaad tot stand
komt, weet dat het gevolg kan zijn dat de
vrouw zwanger wordt, dat zich dan in de
baarmoeder een kindje ontwikkelt, dat dat
kind dan na negen maanden wordt ge
boren en dat het in de natuur zo prach
tig geregeld is dat vanaf dat ogenblik de
moeder haar kindje borstvoeding kan ge
ven.
Maar dat is niet alles. Het is mede de taak
der ouders in dit stadium het kind tot het
inricht te brengen dat dit alles niet iets
„vies" is, iets dat aanleiding geeft tot ge-
smiespel en schuine moppen, maar dat we
hier te doen hebben met een normale men
selijke behoefte: het geven en ontvangen
van liefde waarbij we het ontvangen niet
alleen in passieve maar ook in actieve zin
moeten opvatten. Dit lijkt allemaal bij
zonder ingewikkeld maar het is net zo in
gewikkeld als de kus die vader en moeder
elkaar geven als vader 's avonds thuis
komt!
Het fysiologische aspect van de sexuali-
teit zal veelal meer moeilijkheden veroor
zaken. De meeste ouders zijn door een te
kort aan opleiding in de biologie niet in
staat om dit onderwerp met voldoende
kennis van zaken te behandelen. Wie dan
wel? En hoe? De meest in aanmerking
komende figuur zou de schoolarts of bio
logieleraar zijn of eigenlijk de onder
wijzer in verband met de leeftijd. Klassi
kaal onderwijs echter en dat wordt
nogal eens in discussies vergeten vóór
onderstelt een min of meer gelijke basis
kennis bij de kinderen en afwezigheid van
taboe's bij de docent. Noch het een noch
het ander is momenteel het geval. En ook
het voornaamste, de onbevangenheid der
ouders, is nog niet bereikt anders had
dit artikel niet geschreven behoeven te
worden!
Zal die geremdheid ooit verdwijnen? We
rijn er vast van overtuigd. Maar even hecht
is onze overtuiging dat pas de kinderen
van nu, geboren in de jaren 1965 en la
ter, ervan zullen kunnen profiteren. En
dan nog alleen voor zover zij ouders heb
ben die het eens zijn met de hierboven
gegeven suggesties.
Nog een belangrijk punt: veel opvoe
ders in het algemeen en ouders (van doch
ters) in het bijzonder maken zich zorgen
over de vrijere omgang tussen jongens en
meisjes van-vandaag. Vermoedelijk is dat
niet waar men denke aan de eerder ge
geven voorbeelden uit 1908 en 1940. Ook
heeft tientallen en missphien wel honder
den jaren de dubbele moraal opgeld ge
daan: de man mocht alles maar het meis
je bleef beschermd (en oliedom) tot haar
huwelijk. Daarin is verandering gekomen
maar de grootste verandering schuilt
toch wel in de openheid, in de afwezig
heid van huichelarij, die de jeugd van nu
kenmerkt. Het meisje dat zich aan een
jongen geeft loopt daar niet mee te koop
maar anderzijds eikent ze het als het
op een of andere wijze naar voren komt
]Vïoet men met deze ontwikkeling zonder
meer blij rijn? Neen, wie uit het voor
gaande mocht hebben afgeleid dat wij in
deze situatie geen gevaren zien, vergist
zich. Maar juist deze gevaren maken het
meer dan ooit noodzakelijk dat ouders en
kinderen open met elkaar moeten kunner.
praten. Welke zijn die gevaren?
De vervanging van de vanouds beken
de voorbehoedsmiddelen, in de eerste
plaats het al meer dan 200 jaar oude
condoom door de pil heeft al een ver
schuiving veroorzaakt in het patroon
der geslachtsziektenverspreiding. Ws«
het vroeger zo dat de geslachtsziekten
zich voornamelijk beperkten tot de
prostituées en de door hen gefrequen
teerde mannen, in de laatste zes of ze
ven jaar wijzen de statistieken op eer
duidelijke stijging onder de teenager>
van beiderlei kunne. Vooral uit Ameri
ka kwamen al enige jaren geleden on
rustbarende cijfers. Trouwens: ook in
Nederland is al bij politieonderzoek op
een middelbare school ontdekt da*
meisjes voorbehoedsmiddelen in hur
tasje hadden.
Het gevaar van de vrijere omgang tus
sen de sexen wordt duidelijk vergroot
door het gebruik van LSD en aanver
wante dan wel analoge werking heb
bende stoffen, waardoor het kritisch,
vermogen van de verbruiker(ster) daall
Daardoor daalt enerzijds het moreel er.
anderzijds verdwijnt de belangstelling
voor produktieve arbeid, hetzij in de
vorm van studie, hetzij in de vorm var
een baan. Wat er van deze slachtoffers
terecht komt is duidelijk!
De pil als gevaar. Er zijn gevallen be
kend dat de dochters de pil bij hun
moeder stalen en er zijn gevallen be
kend dat moeders hun dochter(s) de pil
gaven. Een historisch voorbeeld van
het laatste. Een vader belt op om te in
formeren hoe laat hij zijn zestienjarig
dochtertje van een verjaardagsfeestje
moet komen halen. Antwoord van de
vrouw des huizes: „Oh. nog lang niet.
Het is hier reuze gezellig en u hoeft
zich geen zorgen te maken want ik
heb ze allemaal een pil gegeven!" Dat
vader spoorslags zijn dochter ophaalde
behoeft geen betoog! Deze moeder
maakte twee fouten: de pil werkt al
leen zoals voorgeschreven dus bij da
gelijks gebruik met, per maand, eer
korte pil-loze periode. En: er is over
de pil enorm veel onderzoek verricht
voor ze zo'n twintig jaar geleden in de
handel kwam. Maar niemand kan met
enige zekerheid voorspellen wat er ge
beurt als men de pil ter beschikking
stelt van niet volledig geslachtrsrijpe
meisjes. De daad van deze moeder moet
dan ook in alle opzichten veroordeeld
worden.
pn dat was het dan. Er zullen ouders
ziin die trachten te voorkomen dat
hun hters dit artikel lezen jammer
Hope!':k zal het getal groter zijn van hen
die dank zij dit artikel, tot een vrijer con
tact komen met hun kinderen. Want dat
was de bedoeling.