Delfzijl zit met 300 ha leegte
Hoe lang de
appel?
Verkorte Engelse versie
van „Ondergang"
Mr. Beyen schreef boek
over zijn loopbaan
CENTRAAL SLACHTHUIS IN HARTJE VAN DE RANDSTAD
Bodegraven
ingenomen
met plan
abattoir
Soep van de
olifant
Nog een poos
te kleine
schoenen
Heel weinig
persoonlijks
HET SPEL EN DE KNIKKERS
DURE LEIDING
TOCH GROEI
VUURTOREN VAN
KUNSTSTOF
55
NIET TERUG
VERMIJDEN
STEEDS „JA"
INTERNATIONAAL
STOKPAARDJE
GEEN „DOW" IN DE RUG
„Tn één klap zou Delfzijl uit de kin
derschoenen zijn geweest als Dow
Chemical was gekomen". Dit zegt bur
gemeester mr. A. P. J. van Bruggen
(43) terwijl hij zijn blik over het meer
dan driehonderd hectare grote stuk in
dustrieterrein laat dwalen waarop de
fabriek gebouwd had kunnen worden
Maar de vestiging ging niet door. Delf
zijl zal nog een tijdje op te kleine
schoenen lopen. De chemische reus
heeft het Duitse Stade, een klein Euro
poortje voor Hamburg, verkozen bo
ven DelfzijlEen bedrijf dat een mil
jard gulden zou investeren en werk
bieden aan duizend mensen, heeft om
meer dan één reden de Duitse vesti
gingsplaats gekozen. Onder andere om
de stroomprijs.
„Het ls duidelijk", zegt burgemees
ter Van Bruggen, „dat de Nederlandse
energiepolitiek moet worden herzien.
Het hele pakket van maatregelen ter
bevordering van de industrialisatie kan
trouwens de toets der internationale
kritiek niet meer doorstaan".
Wat de Eemsmond ook hard nodig
heeft, is een pijpleiding uit Pemis.
Zonder die voorziening kosten zo'n
zeventig miljoen heeft Delfzijl wei
nig aantrekkingskracht voor petroche
mische bedrijven. Wat deed de rege
ring om Dow naar Delfzijl te halen?
„Uk kan me niet voorstellen", zegt
de burgemeester, „dat de regering in
derdaad tot het uiterste is gegaan om
het bedrijf hier heen te halen. Anders
zou het argument van dat dure leidink-
je van het zout in Schoonlo naar het
bedrijf in Delfzijl toch wel zijn wegge
vallen. Dat werd door Dow als een van
de redenen opgegeven om niet te ko
men".
Hij heeft er geen idee van, wat Dow
er werkelijk van weerhield naar de
Groningse havenstad te komen. Heel
voorzichtig oppert de burgemeester de
mogelijkheid, dat ook interne overwe
gingen in het bestuur van de onderne
ming een rol kunnen hebben gespeeld.
„Het gekke is dat de hele zaak van
de vestiging buiten Delfzijl is omge
gaan", merkt mr. Van Bruggen op.
„Wij hebben nooit iemand van het
bestuur van Dow op het gemeentehuis
gezien, alleen maar wat technische men-
ten. Ook bij het havenschap zijn ze
nooit geweest".
Andere bedrijven die naar Delfzijl
willen, komen altijd wel direct bij de
bugemeester. Maar ook zonder „Dow-
tje in de rug" verwacht de burgemees
ter een voorspoedige groei van Delfzijl.
„Toen ik hier vier jaar geleden
kwam, waren er 18.000 inwoners, nu
zijn het er 22.000. De industrie toont
nog steeds grote belangstelling voor
dit gebied. Ook de bestaande bedrijven
breiden flink uit. Wij blijven knokken",
zegt de burgemeester. En nog even te
rugkomend op die pijpleiding merkt hij
op:
„Als die pijpleiding er was geweest
hadden we grote kans gehad op vesti
ging van Shell, die nu aan de Moerdijk
gaat zitten".
In het Noorden doet zich een vreem
de situatie voor. De prijs van de elek
triciteit is hoger dan nodig is omdat
het elektriciteitsbedrijf verplicht is,
naast aardgas en olie, dure Limburgse
kolen als brandstof te gebruiken. Daar
door ontstaat een bizarre concurrentie
positie ten opzichte van Limburg. Er
wordt gefluisterd dat deze provincie op
die manier jaarlijks vijftig miljoen gul
den aan onzichtbare subsidie ontvangt.
Burgemeester mr. Van Bruggen
voor de kale driehonderd hectare
grond, waarop de fabriek van Dow
had kunnen worden gebouwd.
Tegenwoordig waardeert men de ap
pel vooral als een gezond, licht ver
teerbaar, kalorie-arm voedingsmiddel.
Het is daarom van belang voor de
donkere dagen die voor ons liggen
een voorraadje aan te leggen. Het is
nu een goed jaar voor appels!
Enkele tips betreffende de bekendste
soorten
U kunt kleine Goudrenetten tot janua
ri bewaren, Cox Oranges, Golden De
licious tot februari. Tot maart blij
ven de Jonathan en de grote Goud
renet goed. Alleen gezonde appels,
zonder „plekjes" inslaan. Dan ver
liezen ze geen suiker, sappen en vi
tamine C. De appels moeten bewaard
worden op houten rekken of een hou
ten vloer in een. donkere, goed ge
ventileerde kelder of zolder waar 'n
temperatuur heerst van 2 tot 4 gra
den. Zij mogen elkaar niet raken.
Als er te weinig vocht in de lucht is,
schrompelt de appel in elkaar. Daar
om een emmer of ander vat gevuld
met water bij de appels plaatsen of
de grond waarop de appels liggen
vochtig houden. (Niet de appels).
Van een teveel aan vocht in de lucht
wordt de appel schilferig en ontstaan
er bruine plekjes op de vrucht. Re
gelmatig luchten van de bewaar
plaatsen kan dit voorkomen.
LONDEN Zonder enige ophef is
in Londen de Engelse bewerking ver
schenen van „De Ondergang" van de
Amsterdamse hoogleraar in de nieuw
ste geschiedenis, prof. dr. J. Presser.
Zijn werk is in Nederland een best
seller geworden. In Engeland kreeg
het tot titel: „Ashes in the wind". Het
behandelt de vervolging en uitroeiing
van het Nederlandse jodendom in de
Tweede Wereldoorlog.
Het tweedelige boek van prof. Pres
ser is door een aanzienlijke bekorting
teruggebracht tot één deel van. 556 pa
gina's. De bekorting was het werk van
prof. dr: L. de Jong, directeur van het
Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie
in Amsterdam. Hij schrapte alles wat
voor het buitenland niet belangrijk
was, meestal zuiver plaatselijke passa
ges, zo hoorden wij van de vertaler,
de 47-jarige Zuidafrikaan Arnold Po
merans.
„Ik heb daardoor het boek zo goed
als herschreven", aldus de vertaler.
„Ik moest alle losse bladstukken die
er over bleven aan elkaar schrijven".
Volgens Pomerans zijn de professo
ren Presser en De Jong bijzonder te
spreken over de vertaling, waar negen
maanden aan is gewerkt.
„Als ik had geweten wat me boven
het hoofd hing, was ik er nooit aan be
gonnen", zei hij, „ik heb er slapeloze
nachten van gehad, ik wist werkelijk
niet dat dit allemaal is gebeurd".
Pomerans was tijdens de oorlog in
Zuid-Afrika
Hij studeerde in Londen natuurkun
de en begon zeventien jaar geleden
met werken op dat gebied te vertalen.
Later ging hij over tot romans en al
lerlei andere werken, niet alleen Ne
derlandse maar ook Franse. Pomerans
is net bezig met een boek van de Fran
se extremist Daniël Cohn-Bendit. On
langs is hij voor het eerst in Neder
land geweest.
Het Rijksinstituut voor oorlogsdocu
mentatie heeft zich garant gesteld voor
de vertaalkosten van het boek, dat in
Engeland is uitgegeven door Souvenir
Press. De literaire agent die de onder
handelingen heeft gevoerd, Robert
Harben, vertelde nog dat „Ashes in
the wind" in februari uitkomt. Hij is
daar bijzonder trots op.
Harben heeft onlangs een contract
afgesloten voor de uitgave in Enge
land van Oranje en Stuart van prof.
Geyl. Dat gebeurt met medewerking
van het Prins Bernhardfonds. Ook
werken van prof. Huizinga heeft Har
ben in Engeland doen uitgeven. Hij
heeft van 1933 tot mei 1940 in Neder
land gewoond en kwam als vluchteling
uit Duitsland naar ons land.
HAMBURG Aan de Elbe beneden
Hamburg is de eerste kunststofvuurto
ren ter wereld neergezet. De 20 meter
hoge toren weegt slechts vijf ton. Bij
gewone bouwwijze zou het gewicht
achtmaal zo groot zijn geweest. De
wanden van de toren zijn volgens de
Hamburgse autoriteiten gelijk bij de
vervaardiging rood en wit gegoten.
Torens van dit type, die aan de Elbe
geleidelijk aan de uit beton opgetrok
ken bakens gaan vervangen, kunnen
zonder moeite worden afgebroken en
op een andere plaats weer opgebouwd.
Een oud-minister van Buitenlandse Zaken, die ambas
sadeur is geworden, voelt zich een beetje als een
oud-geworden tenniskampioen, die een agentuur in sport
artikelen heeft gekregen: hij mag ze nog aanbevelen, maar
IJet hele boek is een verhaal, het
verhaal van zjjn leven als bankier
diplomaat en deze zin is wel de beste
aanduiding van de stijl en de toon
waarin het is geschreven: plezierig ba
dinerend, hoffelijk, nergens kwetsend,
voortdurend afstand nemend, met een
ondertoon van Franse esprit en vol met
Brits aandoende understatement.
Men leest het boek ook alsof een wat
ouderwetse heer van standing zit te
vertellen van wat hij allemaal heeft
meegemaakt in de internationale we
reld van het geld en de politiek. Mr.
Beyen heeft er kennelijk zorgvuldig
tegen gewaakt iets van zijn persoonlij
ke leven in dit verhaal in te vlechten.
Het gaat over zijn loopbaan.
Onthullingen zijn er in dit boek niet
te vinden. Over zijn verhouding tot
mr. Luns in de tijd van het merkwaar
dige tweemanschap op Buitenlandse Za
ken van 1952 tot 1956 „Luns met z'n
beien" is nauwelijks een persoonlijk
woord te vinden. Mr. Beyen zegt er dit
van:
„De twee-minister-oplossing heeft in
het begin weieens moeilijkheden opge
leverd dat was onvermijdelijk. Die
moeilijkheden zijn niet onbekend geble
ven op het ministerie aan het Plein
hebben de muren niet alleen oren, maar
ook tongen. Het is menselijk, dat een
aantal „weiwillenden" deze moeilijkhe
den niet ongaarne zagen. Maar zij wer
den betrekkelijk spoedig opgelost door
een scherper markering van de beide
arbeidsterrein en
TV's deze vier jaar ministerschap
(„Ik wil niet ontkennen dat ik heel
graag minister van Buitenlandse Zaken
wilde worden"), kwam mr. Beyen niet
meer terug. Hij werd niet gevraagd en
hij wilde ook niet. Mr. Luns en hij wa
ren het er ook over eens dat deze merk
waardige samenwerking niet langer had
kunnen werken.
Mr. Beyen deed de Europese politiek,
waarin de Navo een steeds belangrijker
instrument was geworden, maar de Na
vo „hoorde onder Luns" en zij zouden
meteen over de Suez kwestie reeds
hebben kunnen twisten wie dat moest
behandelen.
Mr. Beyen is zijn leven lang een man
zonder partij gebleven, na in zijn jonge
jaren „uitgesproken liberale gevoelens"
te hebben gekoesterd. Na vele jaren
in het buitenland te hebben geleefd en
gewerkt waarvan hij die wonderlijke
mengeling van Franse diplomatie en
Britse koelheid moet hebben overge
houden voelde hij het niet als een
noodzaak om bij een partij te horen.
Na zijn studie in de rechten in zijn
geboorteplaats Utrecht, kwam de twin
tigjarige mr. Beyen als tijdeLik ad
junct-commies op het ministerie van
Financiën, waar hij „een zekere have
loosheid" aantrof, die hij niet had ver
wacht, maar die in die tijd (1918) karak
teristiek was voor het departement „dat
het voorbeeld van zuinigheid moest ge
ven".
De jonge jurist werd belast met de
afwikkeling van de zogenaamde cri
sis-verenigingen uit de oorlogstijd, die
door heffingen op de uitvoer en subsi
dies bij de invoer de levensmiddel en -
prijzen in de hand hadden gehouden.
Hij moest „noch economisch noch ad
ministratief geschoold" zijn weg maar
weten te vinden: „Het leek iets op de
in Nederland onlangs geopende „do it
Mr. J. W. BEYEN
,,kampioen-in-ruste"
yourself'-autorijschool". Het lukte
blijkbaar aardig, want in 1932 maakte
hij als waarnemend thesaurier-generaal
Colijns eerste begroting!
Over zijn overgang naar Philips
schudde men in Den Haag het hoofd,
want dat was eigenlijk het weggooien
van een briljante toekomst voor een
avontuur. Hij bleef slechts een jaar bij
Philips, waar hij het internationale za
kenleven leerde kennen, maar ook de
eerste stappen zette op een terrein dat
hem later zo bekend en geliefd zou wor
den: dat van het onderhandelen, de di
plomatie.
¥_JÜ leerde daar: „Wjj Nederlanders
denken veel te veel aan de knik
kers en te weinig aan het spel". In al
z(jn latere functies, in de Nederlandse
bankierswereld, in het internationale
geldwezen, als financieel adviseur van
de regring, als minister en als ambas
sadeur, heeft hij zich dit kennelijk al
tijd voor ogen gehouden. Het spel-ele-
ment spreekt ook uit dit boek, dat ner
gens dieper op de zaken ingaat dan een
aanduiding ervan en dat zorgvuldig de
zwaardere toets vermijdt.
Van de gloeilampen ging hij naar het
goud in Amsterdam, als gedelegeerde
van de Javasche Bank, de verbindings
man met de Nederlandsche Bank. Zijn
vriend Carel van Lynden van Financiën
zei ervan: „Ach, van gloeilampen waar
je niets van weet naar goud waar je
niets van weet, is niet zo'n overgang".
In Amsterdam werd hem onderricht
gegeven in het bankierschap: „Naar
je toerekenen en naar boven afron
den". Van de zeer bekwame „Arie"
van Hengel van de Amsterdamsche
Bank leerde hij de diepere beginselen:
met een zaak, waar te veel aan ver
diend kan worden, moet men altijd
voorzichtig zijn; een bank moet haar
risico's altijd verdelen en beperken;
voor iedere cliënt bestaat een grens,
ook voor de allerbeste; pas er voor op
dat je jezelf niets wijsmaakt! „Van
Arie leerde ik tenslotte dat het bank-
Bodegraven de centrale plaats in de Randstad
voor een Slachthuis, vindt burgemeester Croles.
BODEGRAVEN Als een spin in
rijn web. wacht Bodegravens burge
meester in het hartje van de randstad
Holland op een vette vlieg (goed voor
miljoenen kilogrammen vlees), die
vroeg of laat zijn buit kan wórden.
Een Rotterdamse commissie, die B.
en W. moet adviseren over een nieuw
slachthuis, heeft een balletje opgewor
pen om een centraal slachthuis en een
centrale veemarkt voor alle grote ste
den in het westen te stichten. In princi
pe hebben Amsterdam, Den Haag en
Utrecht al hun instemming met dat
Idee betuigd.
Er zal wel een breed opgezette com
missie nodig zijn om het idee uit te
werken en tenslotte een plaats van ves
tiging te kiezen, maar burgemeester J.
J. Croles (59) van Bodegraven is bij
het horen van het eerste summiere be
richt al opgeveerd als een jachthond,
die helemaal aan de einder een haas
ziet lopen.
„Dat Rotterdamse idee past voor Bo
degraven als een bus", zegt mr. Croles
„Op alle eisen, die in het Rotterdamse
rapport over een centrale vestiging
worden genoemd, kunnen wij in Bode
graven JA zeggen. En zelfs op no
meer punten:
9 Bodegraven ligt even ver van Utrecl
van Rotterdam en van Den Haag a'
van Amsterdam.
Wij liggen behalve in het hart va
het consumptiegebied van vlees, oo'
in het centrum van de weidegrondf
met vee.
Er is een groot stuk terrein als hi
ware voor geknipt tussen de spoorlij
Den Haag-Utrecht en de Rijksweg
Utrecht-Rotterdam/De Haag. Er ko
men in de toekomst nog snellere ver
bindingen met Leiden, Den Haag en
Amsterdam.
Er staat in Bodegraven al een abat
toir, waar ongeveer honderdduizend
slachtingen per jaar worden verricht,
voor een niet gering deel voor de ex
port.
Voor burgemeester Croles is dat deel
van het probleem, waar Rotterdam aan
is gaan trekken en waar de andere ge
meentebesturen zich nu ook op willen
storten, lang zo'n probleem niet.
Burgemeester mr. J. J. Croles van Bodegraven (links) voor zijn
splinternieuwe raadhuis, een centrum van de Randstad waardig
Rechts wethouder H. J. Th. van der Heyden. Samen op jacht naar groot
„wild"
„Er is een ideale, voor elke grote stad
snel bereikbare plaats en in onze ge
meente huist al generaties een agrari
sche handelsgeest. Wij tellen zestig
kaasgrossiers, een kaas- en een graan-
beurs. Er zijn vier banken en rondom
het slachthuis hebben zich twee zeer
grote vleesexporteurs gegroepeerd. Bo
degraven is de thuishaven van een vloot
van meer dan honderd zware vracht
wagens, die in het kaas- en vleesver-
voer hun basis vinden.
Precies om al die redenen hebben
.ich kort geleden ook twee supergros
siers in levensmiddelen met hun cen
trale administratie en magazijnen voor
de Randstad in Bodegraven geves
tigd: de kruideniersorganisatie Centra
en Van Tol, die vele melkhandelaren
van levensmiddelen voorziet.
Wethouder H. J. Th. v. d. Heyden,
(57, KVP), belast met de zorg over het
ipenbare slachthuis van Bodegraven,
bekijkt het voorstel van Rotterdam in
ie eerste plaats vanuit zijn slachthuis.
„Net als in de grote gemeenten moe
ten wij kostbare verbouwingen uitvoe
ren om aan de eisen ^van de EEG te
kunnen voldoen. Wij werken nu met
een ontheffing, maar het ministerie
van Landbouw oefent grote druk op
ons om direct met de verbouwing te
beginnen. Maar die vergt een half
miljoen. Die investering moeten wij
Bodegraven weet wat slachten
en wat een slachthuis is. Een
groot deel van het vlees gaat naar
Frankrijk, Italië en Duitsland.
op de slachttarieven verhalen, maar
het kan ons de klandizie van de grote
vleesexporteurs kosten."
„Onze beslissing wordt echter ook
geremd door het feit, dat wij wel we
ten dat het rijk studeert op een cen
tralisatie van de slachthuizen en een
wijziging van de keuringskringen in
ons land, aan welks grenzen zelfs bin
nen Nederland invoerrechten worden
geheven."
„Maar het is een kwalijke zaak,"
vindt wethouder Van der Heyden,
„dat het rijk ons wel wil verplichten
een half miljoen in verbeteringen van
het slachthuis te investeren, zonder
dat het ons kan of wil zeggen hoe de
situatie met de slachthuizen er over
een paar jaar uitziet."
„Daarom wij wij reuze blij met het
Rotterdamse initiatief. Misschien dat
de vier grote gemeenten samen door
deze vicieuze cirkel kunnen heenbre-
ken".
„Ik ga in ieder geval contact met
burgemeester Thomassen zoeken",
zegt burgemeester Croles. Om de vet
te vlieg de weg naar zijn web te wij
zen.
hij krijgt geen kans meer om er wedstrijden mee te spelen."
Met deze zin begint mr. J. W. Beyen het verhaal over zijn
ambassadeurschap in Parijs, van 1958 tot 1963, in rijn
pasverschenen boek: „Het spel en de knikkers".
vak de school der bescheidenheid is
hoe weinig bescheiden hij zelf uiterlijk
soms leek."
Na het karweitje van de sanering
van de Rotterdamsche Bank in de ja
ren twintig, kwam hij daar als direc
teur, wat hij tot 1935 bleef.
Tkan begint het internationale leven
voor mr. Beyen: als onderhande
laar over de Duitse schulden („De
Duitsers liggen ons Hollanders niet
zij hebben andere deugden en andere
fouten") en over de Oostenrijkse le
ningen. Met de laatste kreeg hij voor
het eerst ervaring met Amerikaanse fi
nanciers: „Ik wil je advies niet, ik wil
je geld". Mr. Beyen nam deel aan de
wereldconferentie te Londen in 1933 en
vjjf jaar lang was hij verbonden aan de
Bank voor Internationale Betalingen
in Bazel. Tot 1940, toen htf naar Lon
den ging. De oorlog was uitgebroken.
In Londen bood De Geer hem een
onbezoldigde functie aan, die van
raadsadviseur. Mr. Beyen kende hem
nog van twintig jaar terug, op Finan
ciën: „Hij was ongewoon knap, ge
speend van humor en althans wat zijn
ambtenaren betreft zonder menselijke
belangstelling. Hij droeg geen geklede
jas, want hij kwam, weer of geen weer,
op de fiets. Hij schreef met een kroon
tjespen en had 'n handschrift dat maak
te dat wij zijn tirades in de Miljoenen
nota, in herinnering aan Charivarius, het
„kladschrift van Jantje" noemden. Hij
was de paladijn van de „gave gulden".
In januari 1940 was mr. Beyen lid van
de raad van bestuur van Unilever ge
worden, waarmee hij dus terugkwam
in Rotterdam, in dat weer nieuw be
drijf „minder nuttig dan de jongste be
diende". De vlucht naar Engeland was
„uneventful", dat wil zeggen dat er
niets bijzonders gebeurde.
In het Londense hoofdstuk zit einde
lijk iets persoonlijks, namelijk de me
dedeling dat hij een klein flatje huur
de op de bovenste verdieping van een
huis in Jermynstreet, waar hij ook
werkte, behulpzaam met het Inrichten
van „de administratie van de Neder
landse schatkist". En van De Geer had
den hij en zijn medewerkers geen lastl
Later ging hij in t Ritz Hotel wonen,
waar hij bij bomaanvallen op een veld
bed in de bar sliep, samen met koning
Zog van Albanië, diens gezin en het ge
hele Albanese kabinet.
In Londen leerde hij ook prins Bern-
hard kennen: „Hij bezit het uitzonder
lijke talent een groep mensen te kun
nen inspireren".
Na 1944 werkte mr. Beyen aan de in
ternationale monetaire problemen, acht
jaar lang, met de Bretton Woods-confe-
renties, het plan-Keynes, leningen af
sluiten in New York, maar ook met een
reis per auto op houtgas naar Zwitser
land.
Dan komt er weer 'n keer in de loop
baan. In 1952 vraagt ir. Staf hem sa
men met Luns voor het ministerschap.
Als partijloze minister weet hij zijn weg
naar het parlement te vinden. Wat hij
altijd plezierig heeft gevonden, name
lijk uitleggen, kon hij uitbundig doen.
„De gang naar de Kamercommissies
was voor mij daarom allerminst een
straf". En het was kern „een onver
deeld genoegen" met de ambtenaren
samen te werken.
Het einde van een ministerschap is
echter ontgoochelend: „In vele landen
behoudt de minister titel en sociale
rang. In Holland zijn we zo niet, Gelijk
een acteur, die de Koning heeft ge
speeld, gaat hij na zijn aftreden in zijn
gewone jasje met de tram naar huis.
Voor velen is dit een hard gelag". Trou
wens, als minister zonder partij had mr.
Beyen in 1956 „geen waarde meer op
het politieke schaakbord. Ik verwachtte
dus niet te word enuitgenodigd".
"It/fet de Europese integratie, als zijn
stokpaardje, bewaart mr. Beyen
ook nog steeds aangename herinnerin
gen aan de parlementaire arena, „waar
naar men zegt, de bananeschil een be
langrijker plaats in de wapenrusting in
neemt dan het open vizier. Tijdens mijn
ministerschap zijn de voor mij bestem
de bananeschillen niet door politici ge
legd".
Twee jaar later is hij ambassadeur
in Parijs. Mr. Beyen beschrijft deze pe
riode uitvoerig, een lesje voor aanko
mende diplomaten. Eén zinnetje is wel
aardig: „De Gaulle zelf draagt Neder
land allerminst een kwaad hart toe. In
tegendeel!"
In 1963 begint dan de „welverdiende
rust", zij het dan met veel commissa
riaten. zij het dan afgewisseld met het
bespelen van de violoncel! Maar toch:
„De slang bijt in zijn staart". In 1965
wordt hij lid van de adviescommissie
voor internationale monetaire vraag
stukken, op 67-jarige leeftijd.
De kroniek, zoals hij zijn verhaal ten
slotte noemt, eindigt dan uiteraard met
een verhandeling over deze ingewikkel
de dingen, waarmee hij zovele jaren
tevoren al vertrouwd was geraakt.
LONDEN In het Londense East
End wordt een soepie gebrouwen van
een olifant van een ton.
Het gebalsemde dier behoort aan het
Passmore Edwards Museum en is in een
stalen tank van 1.000 liter gestopt, om
daarin tot vrijdag te koken.
Het njuseum heeft deze olifant, die
afkomstig is uit Tanzania, twee jaar
geleden gekregen en sindsdien gepro
beerd een methode te bedenken om
het geraamte eruit te krijgen, dat het
voor het publiek wil tentoonstellen.
De huid is steenhard en het dier is
geconserveerd door middel van een
ouderwets balsemproces.
Laporte Chemical Industries heeft
tenslotte de geweldige taak op zich
genomen, de olifant terug te brengen
tot het verbleekte skelet, dat de direc
teur van het museum wil hebben.