Delfzijl zit met 300 ha leegte Hoe lang de appel? Verkorte Engelse versie van „Ondergang" Mr. Beyen schreef boek over zijn loopbaan CENTRAAL SLACHTHUIS IN HARTJE VAN DE RANDSTAD Bodegraven ingenomen met plan abattoir Soep van de olifant Nog een poos te kleine schoenen Heel weinig persoonlijks HET SPEL EN DE KNIKKERS DURE LEIDING TOCH GROEI VUURTOREN VAN KUNSTSTOF 55 NIET TERUG VERMIJDEN STEEDS „JA" INTERNATIONAAL STOKPAARDJE GEEN „DOW" IN DE RUG „Tn één klap zou Delfzijl uit de kin derschoenen zijn geweest als Dow Chemical was gekomen". Dit zegt bur gemeester mr. A. P. J. van Bruggen (43) terwijl hij zijn blik over het meer dan driehonderd hectare grote stuk in dustrieterrein laat dwalen waarop de fabriek gebouwd had kunnen worden Maar de vestiging ging niet door. Delf zijl zal nog een tijdje op te kleine schoenen lopen. De chemische reus heeft het Duitse Stade, een klein Euro poortje voor Hamburg, verkozen bo ven DelfzijlEen bedrijf dat een mil jard gulden zou investeren en werk bieden aan duizend mensen, heeft om meer dan één reden de Duitse vesti gingsplaats gekozen. Onder andere om de stroomprijs. „Het ls duidelijk", zegt burgemees ter Van Bruggen, „dat de Nederlandse energiepolitiek moet worden herzien. Het hele pakket van maatregelen ter bevordering van de industrialisatie kan trouwens de toets der internationale kritiek niet meer doorstaan". Wat de Eemsmond ook hard nodig heeft, is een pijpleiding uit Pemis. Zonder die voorziening kosten zo'n zeventig miljoen heeft Delfzijl wei nig aantrekkingskracht voor petroche mische bedrijven. Wat deed de rege ring om Dow naar Delfzijl te halen? „Uk kan me niet voorstellen", zegt de burgemeester, „dat de regering in derdaad tot het uiterste is gegaan om het bedrijf hier heen te halen. Anders zou het argument van dat dure leidink- je van het zout in Schoonlo naar het bedrijf in Delfzijl toch wel zijn wegge vallen. Dat werd door Dow als een van de redenen opgegeven om niet te ko men". Hij heeft er geen idee van, wat Dow er werkelijk van weerhield naar de Groningse havenstad te komen. Heel voorzichtig oppert de burgemeester de mogelijkheid, dat ook interne overwe gingen in het bestuur van de onderne ming een rol kunnen hebben gespeeld. „Het gekke is dat de hele zaak van de vestiging buiten Delfzijl is omge gaan", merkt mr. Van Bruggen op. „Wij hebben nooit iemand van het bestuur van Dow op het gemeentehuis gezien, alleen maar wat technische men- ten. Ook bij het havenschap zijn ze nooit geweest". Andere bedrijven die naar Delfzijl willen, komen altijd wel direct bij de bugemeester. Maar ook zonder „Dow- tje in de rug" verwacht de burgemees ter een voorspoedige groei van Delfzijl. „Toen ik hier vier jaar geleden kwam, waren er 18.000 inwoners, nu zijn het er 22.000. De industrie toont nog steeds grote belangstelling voor dit gebied. Ook de bestaande bedrijven breiden flink uit. Wij blijven knokken", zegt de burgemeester. En nog even te rugkomend op die pijpleiding merkt hij op: „Als die pijpleiding er was geweest hadden we grote kans gehad op vesti ging van Shell, die nu aan de Moerdijk gaat zitten". In het Noorden doet zich een vreem de situatie voor. De prijs van de elek triciteit is hoger dan nodig is omdat het elektriciteitsbedrijf verplicht is, naast aardgas en olie, dure Limburgse kolen als brandstof te gebruiken. Daar door ontstaat een bizarre concurrentie positie ten opzichte van Limburg. Er wordt gefluisterd dat deze provincie op die manier jaarlijks vijftig miljoen gul den aan onzichtbare subsidie ontvangt. Burgemeester mr. Van Bruggen voor de kale driehonderd hectare grond, waarop de fabriek van Dow had kunnen worden gebouwd. Tegenwoordig waardeert men de ap pel vooral als een gezond, licht ver teerbaar, kalorie-arm voedingsmiddel. Het is daarom van belang voor de donkere dagen die voor ons liggen een voorraadje aan te leggen. Het is nu een goed jaar voor appels! Enkele tips betreffende de bekendste soorten U kunt kleine Goudrenetten tot janua ri bewaren, Cox Oranges, Golden De licious tot februari. Tot maart blij ven de Jonathan en de grote Goud renet goed. Alleen gezonde appels, zonder „plekjes" inslaan. Dan ver liezen ze geen suiker, sappen en vi tamine C. De appels moeten bewaard worden op houten rekken of een hou ten vloer in een. donkere, goed ge ventileerde kelder of zolder waar 'n temperatuur heerst van 2 tot 4 gra den. Zij mogen elkaar niet raken. Als er te weinig vocht in de lucht is, schrompelt de appel in elkaar. Daar om een emmer of ander vat gevuld met water bij de appels plaatsen of de grond waarop de appels liggen vochtig houden. (Niet de appels). Van een teveel aan vocht in de lucht wordt de appel schilferig en ontstaan er bruine plekjes op de vrucht. Re gelmatig luchten van de bewaar plaatsen kan dit voorkomen. LONDEN Zonder enige ophef is in Londen de Engelse bewerking ver schenen van „De Ondergang" van de Amsterdamse hoogleraar in de nieuw ste geschiedenis, prof. dr. J. Presser. Zijn werk is in Nederland een best seller geworden. In Engeland kreeg het tot titel: „Ashes in the wind". Het behandelt de vervolging en uitroeiing van het Nederlandse jodendom in de Tweede Wereldoorlog. Het tweedelige boek van prof. Pres ser is door een aanzienlijke bekorting teruggebracht tot één deel van. 556 pa gina's. De bekorting was het werk van prof. dr: L. de Jong, directeur van het Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie in Amsterdam. Hij schrapte alles wat voor het buitenland niet belangrijk was, meestal zuiver plaatselijke passa ges, zo hoorden wij van de vertaler, de 47-jarige Zuidafrikaan Arnold Po merans. „Ik heb daardoor het boek zo goed als herschreven", aldus de vertaler. „Ik moest alle losse bladstukken die er over bleven aan elkaar schrijven". Volgens Pomerans zijn de professo ren Presser en De Jong bijzonder te spreken over de vertaling, waar negen maanden aan is gewerkt. „Als ik had geweten wat me boven het hoofd hing, was ik er nooit aan be gonnen", zei hij, „ik heb er slapeloze nachten van gehad, ik wist werkelijk niet dat dit allemaal is gebeurd". Pomerans was tijdens de oorlog in Zuid-Afrika Hij studeerde in Londen natuurkun de en begon zeventien jaar geleden met werken op dat gebied te vertalen. Later ging hij over tot romans en al lerlei andere werken, niet alleen Ne derlandse maar ook Franse. Pomerans is net bezig met een boek van de Fran se extremist Daniël Cohn-Bendit. On langs is hij voor het eerst in Neder land geweest. Het Rijksinstituut voor oorlogsdocu mentatie heeft zich garant gesteld voor de vertaalkosten van het boek, dat in Engeland is uitgegeven door Souvenir Press. De literaire agent die de onder handelingen heeft gevoerd, Robert Harben, vertelde nog dat „Ashes in the wind" in februari uitkomt. Hij is daar bijzonder trots op. Harben heeft onlangs een contract afgesloten voor de uitgave in Enge land van Oranje en Stuart van prof. Geyl. Dat gebeurt met medewerking van het Prins Bernhardfonds. Ook werken van prof. Huizinga heeft Har ben in Engeland doen uitgeven. Hij heeft van 1933 tot mei 1940 in Neder land gewoond en kwam als vluchteling uit Duitsland naar ons land. HAMBURG Aan de Elbe beneden Hamburg is de eerste kunststofvuurto ren ter wereld neergezet. De 20 meter hoge toren weegt slechts vijf ton. Bij gewone bouwwijze zou het gewicht achtmaal zo groot zijn geweest. De wanden van de toren zijn volgens de Hamburgse autoriteiten gelijk bij de vervaardiging rood en wit gegoten. Torens van dit type, die aan de Elbe geleidelijk aan de uit beton opgetrok ken bakens gaan vervangen, kunnen zonder moeite worden afgebroken en op een andere plaats weer opgebouwd. Een oud-minister van Buitenlandse Zaken, die ambas sadeur is geworden, voelt zich een beetje als een oud-geworden tenniskampioen, die een agentuur in sport artikelen heeft gekregen: hij mag ze nog aanbevelen, maar IJet hele boek is een verhaal, het verhaal van zjjn leven als bankier diplomaat en deze zin is wel de beste aanduiding van de stijl en de toon waarin het is geschreven: plezierig ba dinerend, hoffelijk, nergens kwetsend, voortdurend afstand nemend, met een ondertoon van Franse esprit en vol met Brits aandoende understatement. Men leest het boek ook alsof een wat ouderwetse heer van standing zit te vertellen van wat hij allemaal heeft meegemaakt in de internationale we reld van het geld en de politiek. Mr. Beyen heeft er kennelijk zorgvuldig tegen gewaakt iets van zijn persoonlij ke leven in dit verhaal in te vlechten. Het gaat over zijn loopbaan. Onthullingen zijn er in dit boek niet te vinden. Over zijn verhouding tot mr. Luns in de tijd van het merkwaar dige tweemanschap op Buitenlandse Za ken van 1952 tot 1956 „Luns met z'n beien" is nauwelijks een persoonlijk woord te vinden. Mr. Beyen zegt er dit van: „De twee-minister-oplossing heeft in het begin weieens moeilijkheden opge leverd dat was onvermijdelijk. Die moeilijkheden zijn niet onbekend geble ven op het ministerie aan het Plein hebben de muren niet alleen oren, maar ook tongen. Het is menselijk, dat een aantal „weiwillenden" deze moeilijkhe den niet ongaarne zagen. Maar zij wer den betrekkelijk spoedig opgelost door een scherper markering van de beide arbeidsterrein en TV's deze vier jaar ministerschap („Ik wil niet ontkennen dat ik heel graag minister van Buitenlandse Zaken wilde worden"), kwam mr. Beyen niet meer terug. Hij werd niet gevraagd en hij wilde ook niet. Mr. Luns en hij wa ren het er ook over eens dat deze merk waardige samenwerking niet langer had kunnen werken. Mr. Beyen deed de Europese politiek, waarin de Navo een steeds belangrijker instrument was geworden, maar de Na vo „hoorde onder Luns" en zij zouden meteen over de Suez kwestie reeds hebben kunnen twisten wie dat moest behandelen. Mr. Beyen is zijn leven lang een man zonder partij gebleven, na in zijn jonge jaren „uitgesproken liberale gevoelens" te hebben gekoesterd. Na vele jaren in het buitenland te hebben geleefd en gewerkt waarvan hij die wonderlijke mengeling van Franse diplomatie en Britse koelheid moet hebben overge houden voelde hij het niet als een noodzaak om bij een partij te horen. Na zijn studie in de rechten in zijn geboorteplaats Utrecht, kwam de twin tigjarige mr. Beyen als tijdeLik ad junct-commies op het ministerie van Financiën, waar hij „een zekere have loosheid" aantrof, die hij niet had ver wacht, maar die in die tijd (1918) karak teristiek was voor het departement „dat het voorbeeld van zuinigheid moest ge ven". De jonge jurist werd belast met de afwikkeling van de zogenaamde cri sis-verenigingen uit de oorlogstijd, die door heffingen op de uitvoer en subsi dies bij de invoer de levensmiddel en - prijzen in de hand hadden gehouden. Hij moest „noch economisch noch ad ministratief geschoold" zijn weg maar weten te vinden: „Het leek iets op de in Nederland onlangs geopende „do it Mr. J. W. BEYEN ,,kampioen-in-ruste" yourself'-autorijschool". Het lukte blijkbaar aardig, want in 1932 maakte hij als waarnemend thesaurier-generaal Colijns eerste begroting! Over zijn overgang naar Philips schudde men in Den Haag het hoofd, want dat was eigenlijk het weggooien van een briljante toekomst voor een avontuur. Hij bleef slechts een jaar bij Philips, waar hij het internationale za kenleven leerde kennen, maar ook de eerste stappen zette op een terrein dat hem later zo bekend en geliefd zou wor den: dat van het onderhandelen, de di plomatie. ¥_JÜ leerde daar: „Wjj Nederlanders denken veel te veel aan de knik kers en te weinig aan het spel". In al z(jn latere functies, in de Nederlandse bankierswereld, in het internationale geldwezen, als financieel adviseur van de regring, als minister en als ambas sadeur, heeft hij zich dit kennelijk al tijd voor ogen gehouden. Het spel-ele- ment spreekt ook uit dit boek, dat ner gens dieper op de zaken ingaat dan een aanduiding ervan en dat zorgvuldig de zwaardere toets vermijdt. Van de gloeilampen ging hij naar het goud in Amsterdam, als gedelegeerde van de Javasche Bank, de verbindings man met de Nederlandsche Bank. Zijn vriend Carel van Lynden van Financiën zei ervan: „Ach, van gloeilampen waar je niets van weet naar goud waar je niets van weet, is niet zo'n overgang". In Amsterdam werd hem onderricht gegeven in het bankierschap: „Naar je toerekenen en naar boven afron den". Van de zeer bekwame „Arie" van Hengel van de Amsterdamsche Bank leerde hij de diepere beginselen: met een zaak, waar te veel aan ver diend kan worden, moet men altijd voorzichtig zijn; een bank moet haar risico's altijd verdelen en beperken; voor iedere cliënt bestaat een grens, ook voor de allerbeste; pas er voor op dat je jezelf niets wijsmaakt! „Van Arie leerde ik tenslotte dat het bank- Bodegraven de centrale plaats in de Randstad voor een Slachthuis, vindt burgemeester Croles. BODEGRAVEN Als een spin in rijn web. wacht Bodegravens burge meester in het hartje van de randstad Holland op een vette vlieg (goed voor miljoenen kilogrammen vlees), die vroeg of laat zijn buit kan wórden. Een Rotterdamse commissie, die B. en W. moet adviseren over een nieuw slachthuis, heeft een balletje opgewor pen om een centraal slachthuis en een centrale veemarkt voor alle grote ste den in het westen te stichten. In princi pe hebben Amsterdam, Den Haag en Utrecht al hun instemming met dat Idee betuigd. Er zal wel een breed opgezette com missie nodig zijn om het idee uit te werken en tenslotte een plaats van ves tiging te kiezen, maar burgemeester J. J. Croles (59) van Bodegraven is bij het horen van het eerste summiere be richt al opgeveerd als een jachthond, die helemaal aan de einder een haas ziet lopen. „Dat Rotterdamse idee past voor Bo degraven als een bus", zegt mr. Croles „Op alle eisen, die in het Rotterdamse rapport over een centrale vestiging worden genoemd, kunnen wij in Bode graven JA zeggen. En zelfs op no meer punten: 9 Bodegraven ligt even ver van Utrecl van Rotterdam en van Den Haag a' van Amsterdam. Wij liggen behalve in het hart va het consumptiegebied van vlees, oo' in het centrum van de weidegrondf met vee. Er is een groot stuk terrein als hi ware voor geknipt tussen de spoorlij Den Haag-Utrecht en de Rijksweg Utrecht-Rotterdam/De Haag. Er ko men in de toekomst nog snellere ver bindingen met Leiden, Den Haag en Amsterdam. Er staat in Bodegraven al een abat toir, waar ongeveer honderdduizend slachtingen per jaar worden verricht, voor een niet gering deel voor de ex port. Voor burgemeester Croles is dat deel van het probleem, waar Rotterdam aan is gaan trekken en waar de andere ge meentebesturen zich nu ook op willen storten, lang zo'n probleem niet. Burgemeester mr. J. J. Croles van Bodegraven (links) voor zijn splinternieuwe raadhuis, een centrum van de Randstad waardig Rechts wethouder H. J. Th. van der Heyden. Samen op jacht naar groot „wild" „Er is een ideale, voor elke grote stad snel bereikbare plaats en in onze ge meente huist al generaties een agrari sche handelsgeest. Wij tellen zestig kaasgrossiers, een kaas- en een graan- beurs. Er zijn vier banken en rondom het slachthuis hebben zich twee zeer grote vleesexporteurs gegroepeerd. Bo degraven is de thuishaven van een vloot van meer dan honderd zware vracht wagens, die in het kaas- en vleesver- voer hun basis vinden. Precies om al die redenen hebben .ich kort geleden ook twee supergros siers in levensmiddelen met hun cen trale administratie en magazijnen voor de Randstad in Bodegraven geves tigd: de kruideniersorganisatie Centra en Van Tol, die vele melkhandelaren van levensmiddelen voorziet. Wethouder H. J. Th. v. d. Heyden, (57, KVP), belast met de zorg over het ipenbare slachthuis van Bodegraven, bekijkt het voorstel van Rotterdam in ie eerste plaats vanuit zijn slachthuis. „Net als in de grote gemeenten moe ten wij kostbare verbouwingen uitvoe ren om aan de eisen ^van de EEG te kunnen voldoen. Wij werken nu met een ontheffing, maar het ministerie van Landbouw oefent grote druk op ons om direct met de verbouwing te beginnen. Maar die vergt een half miljoen. Die investering moeten wij Bodegraven weet wat slachten en wat een slachthuis is. Een groot deel van het vlees gaat naar Frankrijk, Italië en Duitsland. op de slachttarieven verhalen, maar het kan ons de klandizie van de grote vleesexporteurs kosten." „Onze beslissing wordt echter ook geremd door het feit, dat wij wel we ten dat het rijk studeert op een cen tralisatie van de slachthuizen en een wijziging van de keuringskringen in ons land, aan welks grenzen zelfs bin nen Nederland invoerrechten worden geheven." „Maar het is een kwalijke zaak," vindt wethouder Van der Heyden, „dat het rijk ons wel wil verplichten een half miljoen in verbeteringen van het slachthuis te investeren, zonder dat het ons kan of wil zeggen hoe de situatie met de slachthuizen er over een paar jaar uitziet." „Daarom wij wij reuze blij met het Rotterdamse initiatief. Misschien dat de vier grote gemeenten samen door deze vicieuze cirkel kunnen heenbre- ken". „Ik ga in ieder geval contact met burgemeester Thomassen zoeken", zegt burgemeester Croles. Om de vet te vlieg de weg naar zijn web te wij zen. hij krijgt geen kans meer om er wedstrijden mee te spelen." Met deze zin begint mr. J. W. Beyen het verhaal over zijn ambassadeurschap in Parijs, van 1958 tot 1963, in rijn pasverschenen boek: „Het spel en de knikkers". vak de school der bescheidenheid is hoe weinig bescheiden hij zelf uiterlijk soms leek." Na het karweitje van de sanering van de Rotterdamsche Bank in de ja ren twintig, kwam hij daar als direc teur, wat hij tot 1935 bleef. Tkan begint het internationale leven voor mr. Beyen: als onderhande laar over de Duitse schulden („De Duitsers liggen ons Hollanders niet zij hebben andere deugden en andere fouten") en over de Oostenrijkse le ningen. Met de laatste kreeg hij voor het eerst ervaring met Amerikaanse fi nanciers: „Ik wil je advies niet, ik wil je geld". Mr. Beyen nam deel aan de wereldconferentie te Londen in 1933 en vjjf jaar lang was hij verbonden aan de Bank voor Internationale Betalingen in Bazel. Tot 1940, toen htf naar Lon den ging. De oorlog was uitgebroken. In Londen bood De Geer hem een onbezoldigde functie aan, die van raadsadviseur. Mr. Beyen kende hem nog van twintig jaar terug, op Finan ciën: „Hij was ongewoon knap, ge speend van humor en althans wat zijn ambtenaren betreft zonder menselijke belangstelling. Hij droeg geen geklede jas, want hij kwam, weer of geen weer, op de fiets. Hij schreef met een kroon tjespen en had 'n handschrift dat maak te dat wij zijn tirades in de Miljoenen nota, in herinnering aan Charivarius, het „kladschrift van Jantje" noemden. Hij was de paladijn van de „gave gulden". In januari 1940 was mr. Beyen lid van de raad van bestuur van Unilever ge worden, waarmee hij dus terugkwam in Rotterdam, in dat weer nieuw be drijf „minder nuttig dan de jongste be diende". De vlucht naar Engeland was „uneventful", dat wil zeggen dat er niets bijzonders gebeurde. In het Londense hoofdstuk zit einde lijk iets persoonlijks, namelijk de me dedeling dat hij een klein flatje huur de op de bovenste verdieping van een huis in Jermynstreet, waar hij ook werkte, behulpzaam met het Inrichten van „de administratie van de Neder landse schatkist". En van De Geer had den hij en zijn medewerkers geen lastl Later ging hij in t Ritz Hotel wonen, waar hij bij bomaanvallen op een veld bed in de bar sliep, samen met koning Zog van Albanië, diens gezin en het ge hele Albanese kabinet. In Londen leerde hij ook prins Bern- hard kennen: „Hij bezit het uitzonder lijke talent een groep mensen te kun nen inspireren". Na 1944 werkte mr. Beyen aan de in ternationale monetaire problemen, acht jaar lang, met de Bretton Woods-confe- renties, het plan-Keynes, leningen af sluiten in New York, maar ook met een reis per auto op houtgas naar Zwitser land. Dan komt er weer 'n keer in de loop baan. In 1952 vraagt ir. Staf hem sa men met Luns voor het ministerschap. Als partijloze minister weet hij zijn weg naar het parlement te vinden. Wat hij altijd plezierig heeft gevonden, name lijk uitleggen, kon hij uitbundig doen. „De gang naar de Kamercommissies was voor mij daarom allerminst een straf". En het was kern „een onver deeld genoegen" met de ambtenaren samen te werken. Het einde van een ministerschap is echter ontgoochelend: „In vele landen behoudt de minister titel en sociale rang. In Holland zijn we zo niet, Gelijk een acteur, die de Koning heeft ge speeld, gaat hij na zijn aftreden in zijn gewone jasje met de tram naar huis. Voor velen is dit een hard gelag". Trou wens, als minister zonder partij had mr. Beyen in 1956 „geen waarde meer op het politieke schaakbord. Ik verwachtte dus niet te word enuitgenodigd". "It/fet de Europese integratie, als zijn stokpaardje, bewaart mr. Beyen ook nog steeds aangename herinnerin gen aan de parlementaire arena, „waar naar men zegt, de bananeschil een be langrijker plaats in de wapenrusting in neemt dan het open vizier. Tijdens mijn ministerschap zijn de voor mij bestem de bananeschillen niet door politici ge legd". Twee jaar later is hij ambassadeur in Parijs. Mr. Beyen beschrijft deze pe riode uitvoerig, een lesje voor aanko mende diplomaten. Eén zinnetje is wel aardig: „De Gaulle zelf draagt Neder land allerminst een kwaad hart toe. In tegendeel!" In 1963 begint dan de „welverdiende rust", zij het dan met veel commissa riaten. zij het dan afgewisseld met het bespelen van de violoncel! Maar toch: „De slang bijt in zijn staart". In 1965 wordt hij lid van de adviescommissie voor internationale monetaire vraag stukken, op 67-jarige leeftijd. De kroniek, zoals hij zijn verhaal ten slotte noemt, eindigt dan uiteraard met een verhandeling over deze ingewikkel de dingen, waarmee hij zovele jaren tevoren al vertrouwd was geraakt. LONDEN In het Londense East End wordt een soepie gebrouwen van een olifant van een ton. Het gebalsemde dier behoort aan het Passmore Edwards Museum en is in een stalen tank van 1.000 liter gestopt, om daarin tot vrijdag te koken. Het njuseum heeft deze olifant, die afkomstig is uit Tanzania, twee jaar geleden gekregen en sindsdien gepro beerd een methode te bedenken om het geraamte eruit te krijgen, dat het voor het publiek wil tentoonstellen. De huid is steenhard en het dier is geconserveerd door middel van een ouderwets balsemproces. Laporte Chemical Industries heeft tenslotte de geweldige taak op zich genomen, de olifant terug te brengen tot het verbleekte skelet, dat de direc teur van het museum wil hebben.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 11