SCHEVICHOVEN Weinig romantische zorg om veevoeder beheerst nu sfeer rond Leersum's kasteeltje VEILING SEPTER TIEL Landgoed was lange tijd bezit van de Nassau 's door Adriaan P. de Kleuver Veen Naamverandering Admiraal Leeuw Hugenoten Duivetoren DINSDAG 12 NOVEMBER 1968 Schevichoven staat in veeteeltkringen bekend als C.V.I., het Centraal Veevoeder Instituut, waar op de meest doeltreffende wetenschappelijke basis proeven worden genomen met geselecteerd fokvee. Een stu- diebedrijf dus en geenszins een model-boerderij. Geen model bedrijf in de eigenlijke zin van het woord dus; het gaat om de bevordering van de economische wel stand van het boerenbedrijf door verbetering van de voedselpositie voor het vee. Daarbij wordt niets aan het toeval overgelaten. Men behoeft niet aan te klop pen om er wat van te zien te krijgen om de doodeen voudige reden dat men op de zorgvuldig geïsoleerde dieren bijv. mond- en klauwzeer over zou kunnen brengen. Schevichoven heet ook het prachtige 17e-eeuwse kasteeltje van die naam. De oud-directeur van het C.V.I., professor dr. Hirschfeld, woonde er geruime tijd, maar hij is verhuisd naar het oude Spijck aan de Zandweg in Darthuizen bij Leersuni dat een grondige restauratie onderging. Leersum bezit in het oude Schevichoven altijd nog een bijzonder mooi vroeg- zeventiende-eeuws huis. Het is alleen jammer dat door de ombouw het niet vanaf de weg zichtbaar is. Het goed Schevichoven is beslist gebouwd vóór 1394 omdat het dat jaar reeds voorkomt onder de Stichtse leenprotocollen. Grote wapenfeiten zijn van Sche vichoven niet bekend. Het ontsnapte bijna aan de aandacht van de historie schrijvers. Dat was onbegrijpelijk, want als landsheerlijk leengoed en later on der de beide Habsburgers Karei V en Philips II en vervolgens van 15811793 leengoed van de Staten van Utrecht had het wel degelijk betekenis. Het zou anders beslist niet zo nadrukkelijk in de acta opgenomen zijn geweest. Men moest eerst de inventaris opmaken van de leengoederen eer Schevichoven aan bod kwam. Deze leenprotocollen berusten in het Rijksarchief te Utrecht. In de eerste uitgave van „Het Kas tel enboek van Utrecht" (1948) wordt terloops van één leenman gewag ge maakt. Het zal alles bij elkaar wel ge legen hebben aan het feit dat het goed nooit de status van ridderhofstad bereik te. Het goed bezat dus nimmer heerlij ke rechten en wie interesseerde zich nu voor zo iets on-adellijks? Je kon je nooit „heer van Schevichoven" noe men; hoogstens „De Cleuver tot Sche vichoven" en dat betekende toch niks.- f Het bleef leenroerig aan het Sticht en na 1793 verdween het voorlopig uit de annalen en zo er om het oude huis- geen proefbedrijf tot ontwikkeling gekomen was zou de geschiedenis daar abrupt afgebroken zijn. Hoogstens zou er eens een rijk geworden grossier of bankdirec teur zijn oog op hebben laten vallen en er een soort privéhofhoudinkje gesticht hebben. Volgens de leenakte van 26 mei 1394 werd het goed als leen gehouden door Johan van Broichusen is Broeckhuy- sen) en heet het Schevinghaven, be staande uit twee „hoven lants, veens ende hoefslag", gelegen „tot Leersen in des heren dagelixe gericht van Apcau". Dit is niet zo verwonderlijk daar veel gronden door de bisschop uitgegeven waren aan de machtige heren van Ab coude. In dit geval betrof het Willem heer van Abcoude en Duurstede (Wijk bij Duurstede) die als heer optrad tus sen 1379 en 1407 en dezelfde is die in 1400 te Wijck (bij Duurstede!) het ver maarde Ewoud- en Elisabeth Gasthuis stichtte dat nog bestaat. Merkwaardig is de aanduiding „veen", omdat kilometrsver in de omtrek geen veen te vinden is. Het goed ligt geheel op zand- en zavelgrond. In dit verband valt te denken aan enige ver wijderde venen, b.v. die van Ginkel of mogelijk het Leersumse veld. Kort na, deze belening kwam Schevicho ven aan Diric van Bruechuysen en dan met uitzondering van „dat veen", al weer dus een aanduiding dat het er niet landschappelijk mede verbonden schijnt te zijn geweest. In 1434 kwam het goed aan Arnt van Broichuysen en na diens dood in 1477 aan de zoon Deric. Het was deze die het goed in 1480 overdroeg aan Herman die Wijse en gedurende een kleine hon derd jaar bleef het in het bezii van de ze familie. Gedurende die tijd had ook de verwisseling van leenheer plaats want in 1553 had de hernieuwing van het leen aan Adriaan die Wijse plaats namens keizer Karei V. Zijn zoon Claes werd 1 eenvolger en dan gebeurt daar iets merkwaardigs. Tot dan kon van de leenmannen slechts aangenomen worden dat ze het goed Schevichoven bewoonden; in 1573 vinden wij dan officieel 'n bewoner ver meld, Jan Henrickss „wonende op Sche vichoven" als opvolger van Claes Adriaanss (die Wijse). Jan Hendrickss moet een familielid van deze Claes ge weest zijn want in 1579 vinden wij de zelfde Claes Adriaanss weer als bewo ner op Schevichoven terug. Dan heeft er wat de naam betreft van de familie Die Wijse een verandering plaats ge had en heet hij officieel Claes Adriaans van Schevichoven. De fami lienaam is dus aan het goed ontleend! Later treedt nog een Van Schevicho ven als leenman op, in 1756 nl. als Aart Gijsbertsz van Schevikhoven. Volgens A. Versteegh moet in 1526 het goed reeds door zekere Mor Henries van Schevichoven bewoond zijn geweest en zou de voornaam Mor duiden op ver wantschap met het geslacht Morre van Dompselaar, maar dit acht ik vage toe spelingen te zijn. In 1526, was Aemdt <üe Wijse Her- mansz. officieel de énige leenman die hét uit handen van zijn zuster Cunera in 1500 ontving. Hoe men voorheen zijn naam naar willekeur veranderde weten wij uit een ander lid van het geslacht die Wijse, die goederen onder Eemnes en Leusden in bezit had en ook bij Renswoude. In een belening van 1479 wordt Aernt die Wijse plotseling Aernt van der Helle ge noemd en die naam bleef nadien per manent gehandhaafd. Nog raadselachtiger zit dat met Jan Henrickss (1473-'79) die toch op Sche vichoven gewoond heeft en zich „Van Schevichoven" noemde. Het is altijd nog de vraag of achter Jan Henrickss niet Jan Henrickss Ruysch verscholen gaat. Van deze is b.v. bekend dat hij veenland in het kerspel van Veenen- daal bezat en dat naar hém het Ruv- schenveen genoemd werd. Daar wij in dat geval met de Prattenborger venen van doen hebben is het wel uitgesloten dat dit Ruyschenveen met 't goed Sche vichoven verenigd was. Dat veenland van Schevichoven zal zéker in het Leer sumse deel van het gerecht Ginkel ge legen hebben. Na de „verlatinghe" in 1581 aan het gezag van koning Philips II volgen uit sluitend beleningen namens de staten van Utrecht. Men zou kunnen zeggen dat dan eindelijk eens een einde geko men was aan de massa diefstallen van de groten der aarde. Ons land is de ba kermat van de republikeinse gedach te en er werd dan ook steeds minder rekening met „de adel" gehouden. De rijke burgerstand kreeg meer en meer te zeggen. Maar toch bleef Schevicho ven tot de goederen van rijke adellijke families behoren. De eerste belening in 1581 had plaats aan Carel van Arnhem, als „volger" van Claes van Schevikhoven, en na de ze diens dochter Catharina die het weer overgaf aan haar man Johan van Re- nesse van der Aa, heer van Zuylen stein, Mijdrecht en Schonauwen. In fei te werd Scevichoven toen bij Zuylen gevoegd en wel tot 1756 toe. Juist over die periode van Schevicho ven valt veel wetenswaardigs te ver tellen, want lange tijd is het bezit van de Nassaus geweest. Johan van Ren es- se van der Aa had Zuylenstein in 1609 voor de som van f 10.000 gekocht en er is in de geschiedenis nooit zo veel ruzie geweest om een bezit als om dat van Zuylenstein. Het proces tussen de koper en de erf genamen van de laatste erfdochter Geertruyt van Nijenrode, allen leden van het Amerongense geslacht Van Ree- de, ging zo ver dat bij de dood van Aleyd van Reede 1619) haar broer Frederik vierkant stelling nam tegen Johan van Renesse van der Aa. Het ge val liep zo hoog dat prins Frederik Hen4rik als arbiter op moest treden. Ten einde raad stelde Constantijn Huy- gens voor dat de stadhouder de ridder hofstad zou kopen. Dat gebeurde en de rust keerde weer. Een bastaard-zoon van de prins van Oranje kwam Zuylen stein bewonen. Over deze dan straks meer. Keren wij terug naar het goed Sche vichoven dan vinden wij na de dood van Johan van Renesse van der Aa in 1640 diens dochter Agnes als leenvolgster ve meld. Haar echtgenoot werd direct daarop bezitter van Schevichoven en wellicht heeft geen huis in de omgeving oobt zulk een beroemd bezitter gehad als hij: Jacob van Wassenaer van Ob- dam, admiraal in dienst van de Staten van Holland etc., die op 13 juni 1665 in de zeeslag bij Lowestoft met schip en al de lucht in vloog. Wie wil dan nog zeggen dat Schevichoven maar een nie mendalletje was. Door verkoop door de zoon van de ad miraal op 2 november 1700 kwam het goed in handen van Guillaume van Nassau, zoon van Frederik van Nassau- Zuylenstein, genoemde bastaard-zoon van prins Frederik Hendrik (bij de Em- merikse burgemeestersdochter Cathari na Bruyns), die in een gevecht met de Fransen in 1672 bij Woerden sneuvelde. Guillaume van Nassau-Zuylenstein was in 1693 door koning-stadhouder Willem III tot graaf van Rochefort ver heven nadat hij de prins van Oranje gedurende de slag bij Neerwinden het leven had gered. Bij de verkoop in 1700 werd Schevic hoven dus een grafelijke bezitting. In 1708 werd Hendrik van Nassau-Zuylen stein opvolger van zijn vader, waarop de laatste Nassauer die Schevichoven bezat het goed in 1742 van zijn oom Hendrik erfde. Deze neef, Willem Hen drik van Nassau graaf van Rochefort was het die het leen in 1756 overdeed aan Aert Gijsbertsz. van Schevikhoven. Dan wordt tevens een raadsel opge lost. Sinds Van renesse van der Aa Wassenaer van Obdam en de Nassau- ers Schevichoven bezeten hebben kan van géén van hen aangenomen worden dat ooit één van hen het werkelijk be woond heeft. Het weer plotseling op duiken van de naam Van Schevichoven opent een geheel nieuw gezichtspunt. Het is wel zeker dat déze familie al die tijd het huis bewoond heeft en er zelfs het oude wapen aan ontleende. Als adellijk goed voerde Schevichoven een veld van blauw met een lelie van goud. Een stenen leeuwtje links van het bor des houdt dit wapen op. Als grote bijzonderheid komt het ook voor op het grote wapenstuk voor de schouw in de Stenen Kamer die deel uitmaakt van het Wielse veerhuis bij het Amerongense veer. Met dat wa penstuk is iets vreemd aan de hand. Het is een kreupel en waardeloos ge val waaronder ongetwijfeld 'n andere, voortreffelijke schildering aanwezig is, getuige de beide in de hoeken zwevend gepenseelde cherubijntjes die associatie met betere tijden oproepen. Het was een man zonder gevoel voor de historie die opdracht gaf dat wan- produkt te maken. Het was beslist ook een man die van kunst geen klap ver stand had, deze Diderik van Broeck- huysen, anders zpu hij in z'n status van ambachtsheer wel iets anders verlangd hebben. Er bestond wèl een heerlijkheidswa pen van Eek, maar toen in 1680 Di derik van Broeckhuysen wilde aan tonen dat er in het vervolg alléén maar één ambachtsheerlijkheid zou bestaan met als naam Eek en Wiel, toen nam hij voor Wiel doodeenvoudig het zegel van de richter Johan van Schevichoven en dus het wapen van het huis Schevichoven. Zo bleeft dat tot de dag van vandaag. Dezelfde Johan van Schevickhoven on dertekende als séholtus van het gerecht Wiel de overdracht van de ambachts heerlijkheid Eek en Wiel aan de erfge naam Adam van Delen, de wonderbaar lijkste jonker van zijn tijd, die als een soort Robinson Crusoë met een leeuw als vriend zeven jaar lang op een plek je van de Afrikaanse kust geleefd zou hebben, Wij schreven al eens over dit oude, romantische, legendarische ver haal, dat beslist in strijd is met de wer kelijkheid. Met dat al bleef het Schevichoven-wa- pen een onvervangbaar component van het wapen van Eek en Wiel. In hoever re Johan van Schevickhoven, richter of scholtus van Wiel uit 1693, verwant was aan Aert Gijsbertsz van Schevikhoven, leenman uit 1756 van het Leersumse goed Schevichoven, is niet bekend. De familieverwantschap evenwel is over tuigend daar beiden hetzelfde geslachts wapen voerden! Om precies te zijn twaalf jaar na de overdracht aan Aert Gijsbertsz., in 1768 dus werd het leengoed bij de ridderhof stad Broeckhuizen gevoegd, tot dan de grote buurman, dat gebleven is tot de overdracht aan het C.V.I., de huidige eigenaar. Die nieuwe eigenaar was Jacques Philip Joseph Ernoul de Caneau de Beauregard, majoor van de Zwitsers in dienst van de Generale Staten, de tweede echtgenoot van de weduwe van Ferdinand van Arkel, die de vorige ei genaar van Broeckhuizen was. Het is interessant ook hier weer op te kunnen merken dat eigenaressen van leengoederen, hetzij bij eerste huwelijk als erfdochters dan wel bij tweede hu welijk als erfgename-weduwe steeds het Zoals bij zo veel kastelen is ook het oude duifhiLis bij Schevichoven nog volkomen intact. leen over lieten gaan op de man en daardoor de kinderen in manlijke zowel als vrouwelijke lijn als gerechtigden konden optreden. Als het om bezit of geld ging werden zulke zaken van te vo ren steeds onwederlegbaar geregeld. Twijfelgevallen als tussen Johan Pijn- sen van der A a en Frederik van Reede hadden al ellende genoeg opgeleverd. Toen de majoor der Zwitsers - één van deze uit Zwitserland afkomstige solda ten gaat in een volgend artikel een merkwaardige rol spelen! toen dus Caneau de Beauregard in 1792 op Broekhuizen overleed kwam het gehele bezit van diens dochter Angelique Jean ne Marie Reine Elisabeth Ernestine die echtgenote was van Francois Louis Bau dot de Morlet. Beide Franse geslachten waren af stammelingen van Hugenoten-regu- giés. In ons land waren velen van hen als oud-officieren in Staatse dienst getre den. Door huwelijken met uit oude adellijke families stammende Neder landse vrouwen werden velen van hen geziene kasteelheren. Baudet de Mor let werd, ook al weer via zijn schoon- moëder en echtgenote, heer van Broek huizen en Schevichoven. Toch zou Schevichoven als leengoed van Utrecht uit de annalen verdwijnen. Als laatste leenvolgers namens de Sta ten van Utrecht treffen wij aan mr. Cornelis Jan van Nellesteijn, heer van Dompselaer, een ridderhofstad onder Overlangbroek en kanunnik van Oud- Munster in de stad Utrecht. Deze schatrijke Utrechtenaar ver wierf na onze onafhankelijkheidsverkla ring in 1813 de goederen Broekhuizen en Schevichoven als allodiaal bezit, dus geheel leenvrij. In feite betekende dit dat ieder nu Schevichoven vrij, „uit de hand" kon kopen. Cornelis Jan van Nellesteijn overleed in 1832 op zijn kasteel Broekhuizen en werd als eerste in het door hem opge richte familiemausoleum op de Donder- berg begraven. Een clausule uit zijn tes tament bepaalde dat tussen het huis Broekhuizen en de graftombe nimmer in rechte lijn huizen gebouwd mochten worden, zodat dit monument uit het huis steeds zichtbaar moest blijven. Een vreemde bepaling om je nage slacht steeds met de dood te blijven confronteren. Zijn kleinzoon Cornelis Jan van Nel lesteijn verkocht nadien alle goederen in 1897 aan Maerten ridder Pauw van Wieldrecht. De goederen Broekhuizen en Schevichoven werden eerst in 1955 ge scheiden door verkoop aan het C.V.I. Over het prachtige kasteel Broekhui zen en de ongeëvenaard mooie omge ving er van volgt meer in een volgend artikel. Wij bepalen ons nog even tot de status die Schevichoven kreeg als jachthuis van de families Nellesteijn, Pauw van Wieldrecht en Stratenus. Zelfs nu de herfst de bladeren doet vallen is er van de openbare weg af niets te zien van het kasteeltje Sche vichoven aan de Middelweg te Leer sum. O Ook over de huidige bestemming volgt nog een en ander. Bij het kasteeltje Schevichoven staat een brede, stóere duiventoren. Dit „duifhuys" brengt ons al direct in con tact met de adellijke status van het oude goed. Er waren bepaalde rechten aan verbonden en twee daarvan waren het jachtrecht en het duif recht. Op on ze tocht langs de kastelen van Z.O.- Utrecht er komt een hele reeks! zal men ze steeds tegen komen, die duifhuizen en duiventillen. Een héél be kende in onze omgeving is de ronde duiventoren van wat eens het kasteel Remmerstein was aan de Cuneraweg. Zo staat bij het kasteeltje Schevicho ven ook dat opvallende witte duifhuis. En dit is op de koop toe nog bewoond door een hele kolonie vrij levende dui ven. Vroeger mocht niemand op die duiven jagen. Of ze al het aan de •grond toevertrouwde graan van de broer oppikten deed niets ter zake. Die boer mocht niet eens duiven houden. Zo kwamen in de boerenhoeven de duivenkooden met het door ieder ver wende lachduifje er in. Het werd door selectie zelfs het typische huisduifje. Die deftige middeleeuwse ridders wa ren dus in feite onze eerste duivenmel kers. Ook de bestemming als jachthuis verloor Schevichoven. Pachters sinds 1793 waren de families Van de Wete ring en De Geer. In de meeste gevallen traden zij bij de jacht op als organisa toren van de jachtpartijen. Van het oude, middeleeuwse Schevic hoven zijn geen afbeeldingen bekend. Het oude gedeelte van het huidige ge bouwencomplex werd kennelijk rond 1600 gebouwd en bewaart een voortref felijke stijl van Oudhollandse bouw trant. Wie de architect is geweest we ten wij niet, maar het moet een even wichtig kunstenaar geweest zijn die zijn stiel uitmuntend verstond. De harmonische verhoudingen en 't speelse lijnenspel van de voorgevel met zijn door zandstenen banden ver levendigde ingangspartij, die bereikt wordt via een dubbele stenen trap met bordes en ter weerszijden 'n schildhou- dende zandstenen leeuw, deze buiten gewoon fraaie gevel, benevens de goed gerestaureerde zijgevels, zijn zeer de moeite waard. De stenen leeuwen houden beide een wapen op. Zoals wij reeds zagen de linker het wapen met de lelie. Het rech ter schild vertoont een... gaande haanl Het is de vraag of men de haan op het propagandaboekje van het C.V.I. aan dit wapenembleem ontleend heeft. In ieder geval had het oude Schevic hoven reeds het totemdier voor het nieuwe Schevichoven in petto. Binnenkort gaan wij wéér op bezoek op Schevichoven, want wat daar onder leiding van Dr. Timmer gebeurt, is de moeite van het weten waard. Tot de volgende keer op Schevichoven tussen de proefdieren dus. Veilbericht van de Tielse veiling van maandag 11 november 1968 Appelen: Campagnezoet x Cox Orange Pippin 1 Ingrid Marie k.l Ingrid Marie k.2 x Goudreinette k.l x Goudreinette k.2 Golden Delicious k.l x Jonathan k.2 Dij kmans zoet Lombartscalville k.l Lombartscalville k.2 Laxtons Superbe k.2 Sterappel Glorie v. Holland k.2 Goudreinette Rode k.l 75/opw. 70/75 65/70 60/65 55/60 1 2 42—53 16—25 .2 72—86 52—71 48—68 41—45 23—31 2166 57—59 52—54 41—43 35—40 42—44 40—42 43—49 41—43 36—47 35—47 34—40 50—54 47—50 18—29 14—34 1926 14—19 11—13 9—28 2654 15—29 37—45 35—40 36—43 35—39 3035 25-49 16—22 21—31 16—21 18—34 7—13 31—66 19—28 28—30 25—27 14—23 56—61 51—54 42—46 Kroet per 100 kg zuur 11,30; rood f9,00; zoet ƒ6,90. Fabrieksfruit per 100 kg blank ƒ14,60; rood ƒ9,00. Peren: Bonne Louise d'Avranches Beurre Hardy k.2 4651 3842 Legipont k.l 3941 34—39 Legipont k.2 30—33 x IJsbouten x Giezerwildeman x Brederode x Winter jan St. Remy Doyenne du Comici k.2 8184 9093 Conference k.2 2628 15—22 Peren kroet per 100 kg 3,103,20. Druiven: Black Alicante 1,401,50. Groenten: Andijvie 3052; Boerenkool 2427; Koolraap 1618; Knolselderij per stuk 2534; Spinazie 4244; Uien 1618; Sla per 100 krop 15,0017,00; Rode Kool 2123; Prei 3149; Spruiten 3965; Savooiekool 2226; Wortelen 2027; Tomaten per bakje 1,403,60, 951,50. x Hoofdaanvoer Alles in centen per kg tenzij anders vermeld. 22—36 11—35 15—25 8—18 5—12 8—15

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 5