DEZE WEEK: nader beschouwd
Revaluatie van de waarheid
Duitsland als de redder
Moet Zwarte Piet
heus nodig
gewit worden
Wrok
en
visie
tezamen in
Vondelings
memoires
Nasmaak
en
voorproef
Geen betere dan
koningin Juliana
Weer bellen blazen
Dr. Vondeling' en'
zn toekomstige
vice-voorzitter
SVP en polarisatie
Actueel
De spotprenten worden op dit ogenblik
zonder twijfel al getekend: Frankrijks pre
sident De Gaulle met een flink stuk uit de
neus gebeten. Want de devaluatie van de
Franse franc is niet alleen maar een mo
netaire maatregel die de Fransen wat pijn
zal doen, maar zij is veel meer een per
soonlijke politieke nederlaag voor het
Franse staashoofd, die nog maar zo kort
geleden alles en iedereen de les las om
dat ze geen orde op hun economische en
financiële zaken konden stellen. Nu is hij
dan zelf aan de beurt om te erkennen dat
Frankrijk op dit ogenblik het niet meer al
leen af kan: dat het steun nodig heeft van
zijn vrienden wil het niet in grote impasse
raken. Dat die steun voor een niet gering
deel moet komen van landen als Engeland
en Amerika maakt de nederlaag des te
pijnlijker!
Als monetaire maatregel is de devalua
tie van de franc bepaald niet spectaculair.
De vakantieganger kan ervan profiteren
dat hij wat meer francs voor zijn gulden
krijgt en de liefhebbers van Franse wijn
en Franse kaas mogen hopen dat zij iets
minder geld voor deze lekkernijen behoe
ven neer te tellen, maar voor het overige
zal de particulier er weinig van merken.
Inderdaad, de export naar Frankrijk toe
wordt moeilijker en dat zal in bepaalde
sectoren van handel en bedrijfsleven moei
lijkheden oproepen. Maar daar staat te
genover dat de export naar Duitsland ge
makkelijker gaat worden ook dat is im
mers een van de maatregelen waarmee de
rijke-landen-ministers de monetaire situa
tie hopen te klaren. En voor Nederland
kan dat een niet gering voordeel beteke
nen want de export naar Duitsland is heel
wat groter dan die naar Frankrijk.
Natuurlijk is het zo wat eenzijdig door
Nederlandse bril bekeken in groter ver
band bezien maakt deze devaluatie van
een munteenheid die aan het begin van
dit jaar nog als een van de zeer „harde"
valuta's werd gewaardeerd, duidelijk dat
er iets hapert aan het westerse monetai
re stelsel. Want al kan men dan gemakke
lijk oorzaken aanwijzen waarom het En
gelse pond het niet heeft kunnen houden
en al kan de Franse mei-revólutie als ex
cuus gelden voor de val van de franc,
duidelijk is toch wel dat het stelsel ziek
is en dat vermoedelijk het mes er in zal
moeten. En, ook is duidelijk waaraan het
ontbreekt: aan eenheid en aan vertrou
wen. In feite is het ni het internationale
stelsel niet anders dan in onze nationale
huishouding: als werkgevers, werkne
mers en regering elkaar niet vertrouwen
en niet tot eensgezinde samenwerking
kunnen komen waarbij het helemaal
niet erg is als er van weerkanten eens
harde woorden worden gesproken! dan
loopt het schip uit koers.
Evenzo ook: als de regeringen, de cen
trale banken en de andere economische
reuzen in de verschillende landen het niet
eens kunnen worden en proberen elkaar
dwars te zitten, dan loopt het internatio
naal fout! Wat dat betreft heeft president
De Gaulle zijn trekken thuis gekregen
want juist hij heeft herhaalde malen zijn
wantrouwen jegens Engeland en de Ver.
Staten gedemonstreerd. Wat dat betreft is
deze devaluatie van de franc tevens een
revaluatie van de waarheid. De simpele
waarheid dat een land het zich niet meer
kan permitteren zich als een eenling te ge
dragen. Zelfs Frankrijk niet. Zelfs het
Frankrijk van De Gaulle niet.
Men kan de spotprent die wij hierboven
tekenden nog mooier maken: men ziet
Frankrijks president met een flink stuk
uit de neus gebeten.en de dader is een
Duitser! Want de oorzaak van de Franse
devaluatie moet dan wel in de eerste
plaats gezocht worden bij de (opstandige)
Fransen zelf het had allemaal zo'n
vaart niet gelopen als de monetaire zuig
kracht van Duitsland niet zo groot was
geweest. Duitsland is niet alleen de klei
ne recessie vah eind '66 en begin '67 weer
te boven, het beleeft welhaast een nieuw
„Wirtschaftswunder". Met onvermoeibare
Ijver en ontembare energie produceren
onze oosterburen weer als nooit tevoren
en zien ze kans hun produkten in het
buitenland af te zetten. Zodat ze een de
viezenvoorraad hebben om jaloers op te
worden. En dat is men in Frankrijk en
Engeland dan ook wel!
Nu heeft rijkdom altijd schaduwzijden
en dat voelt Duitsland nu ook aan den lij
ve. Immers, men kan zijn klanten zoveel
verkopen dat ze op het laatst geen geld
meer overhouden - dan is het met de af
zet gedaan. En daarop begint het voor
Duitsland wel wat te lijken waar nog
bij komt dat die andere landen armer wor
den doordat kapitaal ook graag de plaat
sen opzoekt waar het meeste te verdienen
valt. Er is in de afgelopen weken een wa
re verhuizing geconstateerd van Frans ka
pitaal naar Duitse banken: men hoopte
immèrs op devaluatie van de Franse franc
en revaluatie, waardevermeerdering van
de Duitse Mark en daarmee was geld te
verdienen. Dat de ministers door hun maat
regelen getracht hebben voor dergelijke
speculaties een stokje te steken is te be
grijpen want speculanten kunnen de we
reldeconomie ontwrichten.
Door zijn maatregelen èn door zijn for
se lening is Duitsland nu de grote helper
van Frankrijk geworden voor Frankrijk
geen aantrekkelijke situatie. Voor Neder
land trouwens evenmin. Want ook al koes
tert men het grootste vertrouwen in de
nieuwe democratische geest van het Duit
se volk - economische macht brengt al
tijd ook politieke macht met zich mee en
voor politieke macht in Duitse handen is
iedereen in de wereld toch nog wat huive
rig. Voor Nederland komt daar dan nog
bij dat een nog grotere economische bin
ding met Duitsland de eenzijdigheid van
onze export nog vergroot. En eenzijdig
heid is in het zakenleven altijd een gevaar.
Over weinige weken zal bijna iedereen
de situatie van nu al weer vergeten zijn
gelukkig. Alleen de deskundigen blij
ven met het probleem zitten hoe ze het
westerse monetaire stelsel weer gezond
kunnen krijgen. Vermoedelijk is daarvoor
meer een politieke dan een monetaire
operatie nodig: een sterkere groei naar
eenheid namelijk. Dat zou dan het groot
ste winstpunt zijn van deze dag.
Mevrouw Grünbauer, huisvrouw
in De Bilt, is er vast van over
tuigd: Zwarte Piet, de onafschei
delijke knecht van Sinterklaas,
moet vervangen worden door een
Witte Piet. Want Zwarte Piet in
deze vorm is een stuk rassendis
criminatie en die moet verdwijnen!
En dus is zij een „Witte-Pieten-
actie" begonnen, daarbij ijverig
gesteund door kleuterleidster juf
frouw Sterman. Die actie bestaat
uit het schrijven van brieven, heel
veel brieven en telefoontjes naar
allerlei instanties die naar haar ge
voelen de macht hebben om van
Zwarte Piet een Witte Piet te ma
ken.
De eerste brief ging naar de
VPRO en de tweede naar de direc
tie van de Bijenkorf in Amsterdam,
die elk jaar heel vindingrijke zwar
te pieten in touwen laat klimmen.
Of die dit jaar niet eens wit konden
zijn. Het antwoord was wat vaag:
„Ze zouden iets veranderen, maar ik
heb nog nets gemerkt", zegt mevr.
Grünbauer. De hoofdinspectrice
van de afdeling kleuterscholen die
voor de witte-pieten-actie werd be
naderd liet weten dat ze wel met
de leidsters had gepraat maar
„Ik kan wel voorstellen doen maar
niet beïnvloeden". Zo ging het
trouwens overal: het resultaat
van een paar maanden actie is
nog niet meer dan wat vage toe
zeggingen dat er volgend jaar
misschien iets aan kan worden
gedaan.
Als iemand in Nederland aan
een zo populaire figuur als Zwarte
Piet komt kunnen de reacties niet
uitblijven. Zo werd mevrouw
Grünbauer eens aan de telefoon
geroepen een vrouwenstem zei
haar: „Ik hoop dat uw man geen
werk meer krijgt". En schrifte
lijk daarvan heeft ze een plak
boek vol verzameld deze op
merkingen: „U gaat weer iets
zaaien in kinderharten, daar komt
weer haat uit voort!" En op een
briefkaart: „Hoe reageerde u in
uw kinderjaren? Graag een op
recht antwoord. Sint". Van derge
lijke soms felle uitlatingen is me
vrouw Grünbauer toch wel wat ge
schrokken: „Straks krijg je nog
een steen door de ruiten. En ik
heb tenslotte drie kinderen rondlo
pen!" Maar ze kan ook moed put
ten uit andere reacties. Een inge
zonden stuk bv. in 't Leidsche Dag
blad met 58 ondertekenaars. Daar
in stond: „Ik kan u met stellig
heid zeggen dat dit voor vele Su-
rinamers en andere gekleurde
mensen als een verlossend woord
is gekomen. Want voor menig kind
van deze mensen waar ik zelf
toe behoor wordt 'n deel van het
plezier en de positieve waarde van
het sinterklaasfeest zoals het ca
deautjes geven, vergald door de
Zwarte Piet-figuur die door zijn
belachelijke gedragingen als ver
nederend wordt gevoeld".
Vraagt men de dames Grünbau
er en Sterman naar het waarom
van hun actie, dan krijgt men
eerst dit citaat uit een Sinter
klaasboek: „De loopplank wordt
uitgelegd en daar stapte de schim
mel met de Sint op zijn rug aan
wal. Drie pieten waren erbij. Die
hadden wel griezelige zwarte ge
zichten maar ze lachten toch vrien
delijk."
„Kijk", zegt mevrouw Grünbauer
„op de tv zie je hoe alle negers
hun imago proberen te verbeteren
en dat is goed. Maar wat komt er
van terecht als wij al beginnen met
kinderen zo iets te leren. De rol
van Zwarte Piet is een vernederen
de rol en daarvoor moet dan ook
een neger worden gebruikt."
En juffrouw Sterman: „Ik heb
in de praktijk meegemaakt dat die
angst voor Zwarte Piet bij de kin
deren al in september begint. Die
roe en die zak zijn ook nonsens
die moeten sowieso al verdwijnen.
Dat is weliswaar een ander punt,
maar als de angsf voor Piet wordt
uitgebannen kunnen we tenminste
ook aan het domme beginnen want
dat moet er ook af. Het domme
dat geschoven wordt op mensen
met een andere huidskleur. Kinde
ren denken enorm, zwart-wit: op
zo'n manier zijn alle kleurlingen
domme knechten. Als er dan een
alternatief geboden moet worden,
dan maar witte pieten. Onbegrijpe
lijk dat een ander volk voor ons
pleziertje moet opdraven."
Toen vorige week Sinterklaas
zijn intocht hield in Utrecht zijn
drie Zwarte Pieten even overge
wipt naar. De Bilt om mevrouw
Grünbauer een bos chrysanten te
brengen. Mevrouw Grünbauer kon
het wel waarderen maar juffrouw
Sterman vond het „een flauw mop
je", want „de ernst van de zaak is
hier niet mee gediend!". Aan u als
lezer de vraag of het allemaal wel
zo ernstig is...
De initiatiefneemsters van het
Witte-Pieten-plan: op de voor
grond mevrouw Grünbauer, daar
achter mejuffrouw Sterman.
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Eigenlijk is dr. Anne Vondeling nog te Jong om me
moires te schrijven: 52 jaar is hij en nog volop bezig
met de politiek. Mogelijk zal hij straks voorzitter
zijn van de Party van de Arbeid en hy is er echt de
man niet naar om zich dan niet als zodanig te laten
gelden. Moet iemand dan die nog zo intensief mee
doet en die nog maar zo weinig tyd gekregen heeft
om afstand te nemen van de periode waarover hy
schryft, zich nu al gaan vastleggen in memoires?
In een dergelyke terugblik immers wordt verwacht
dat men zyn oordeel geeft over zaken en over personen hoe is het
mogelijk straks weer met diezelfde personen rond de tafel te gaan
zitten als men ze heeft „afgekraakt" op de manier waarop deze felle
Fries het nu gedaan heeft? Drs. Schmelzer wordt beticht van „moord
met voorbedachten rade" en de man die als financieel specialist optrad
in de „nacht van Schmelzer" namens de K.V.P., dr. Notenboom, is een
man die werkt met „obscure cyfers". Geen goed woord voor mr. Luns
en nog minder voor dr. zyistra! En hoe hy over Nieuw Links oordeelt
kunt u in het hiernaast afgedurkte kader zelf lezen.
Waarom dr. Vondeling dan toch (op zyn ziekbed na
een auto-ongeluk dat hem voor een jaar op non-
actief stelde) zqn memoires op die manier heeft ge
schreven? Heel eenvoudig: omdat Vondeling Vonde
ling is! Een volkomen onkreukbaar man die er prjjs
op stelt dat iedereen precies weet wat hy aan hem
heeft nu hy weer terugkeert in de politiek. Ook een
beetje betweterig en eigengereid man die er rots
vast van overtuigd is dat hg en hy alleen het by het
juiste eind heeft en vindt dat de anderen nu maar
eens goed naar hem moeten luisteren. Daarom schreef hy zyn boek!
Toch helemaal geen nare man en helemaal geen naar boek: het tin
telt soms van humor en het zit vol met spontane vondsten. En er zit
visie in ook dat kan niet ontkend worden ook als men het met die
visie niet eens is. Al van 1946 af is dr. Vondeling een vooraanstaande
politieke figuur en vele belangryke posten heeft hy bekleed het
zou dwaasheid zyn niet naar hem te luisteren als hy zyn mening
geeft over tal van zaken die vandaag aan de orde zyn. Want met
Vondeling is toch ook een man van grote ervaring aan het woord.
Kenmerkend voor „Nasmaak en Voorproef"
ondertiteleen handvol ervaringen en
ideeën, het boek waarmee dr. A. Vondeling
de afgelopen zes jaren overspant én zijn vi
sie geeft op de (naaste) toekomst kenmer
kend voor dit boek zijn de zeer aparte uit
spraken aan het slot. Zeker is, zegt dr. Von
deling, dat het kabinet-De Jong in 1971 met
zijn program tot inzet van de verkiezingen
zal worden gemaakt en dat het dan zeer wel
mogelijk is, dat het tot 1975 aanblijft. „Vol
strekt zeker" is het, dat de PvdA niet zal
willen samenwerken met de KVP, „zoals die
reilt en zeilt. Zelfrespect en goed politiek
fatsoen sluiten zo'n huwelijk uit". Door zul
ke uitspraken tekent dr. Vondeling namelijk
zichzelfhij kan en wil niet begrijpen dat
het misschien allemaal toch nog wel anders
zou kunnen lopen. Daarom pent hij zichzelf
en zijn partij al bij voorbaat vast in de wat
naïeve veronderstelling dat dan ook de an
deren wel de weg zullen moeten gaan die hij
heeft uitgestippeld.
Een tweede kenmerkend punt: dr. Vonde
ling ontpopt zich als een fervent voorstander
van politieke opinie-onderzoeken, die naar
zijn mening niet genoeg gehouden kunnen
worden. Als ze tenminste beter worden ge
analyseerd dan tot nu toe gebeurd is, zodat
er lering uit getrokken kan worden, zo meent
hij. Daarmee schetst hij zichzelf weer eens
als de( man van de cijfertjes en van de ra
tionele argumenten zo heeft het Neder
landse volk hem als minister van financiën
leren kennen. Zonder al te veel waardering
overigens.
En dan komt het derde kenmerkende punt
dat hem ineens weer zo sympathiek
maakt: als het over gemaakte fouten gaat
spaart hij zichzelf beslist niet. En over ge
maakte fouten gaat het^ eigenlijk in dit he
le boek. Men moet het zien en zo ziet
hij het zelf ongetwijfeld ook als het po-,
litieke credo van een toekomstige partij
voorzitter die zich opmaakt om zijn partij
een aan de jongste ontwikkelingen aange
paste gestalte te geven en het gezicht dat
daarbij behoort. Heel stellig is dat niet het
gezicht van Nieuw Links! Daarbij treurt
hij steeds weer over het misbruik dat de
partij heeft gemaakt van het onderzoek
van de Wiardi-Beckmanstichting in 1961.
Sindsdien leed de PvdA niet anders dan
verkiezingsnederlagen. „We hadden het
kunnen weten", klaagt Vondeling en hij
constateert daarbij nuchter dat ook zijn ei
gen aanzien daarbij sterk is gedaald en
dat ook hij een stuk gezichtsverlies heeft
geleden. „Misschien was het anders gelo
pen als het kabinet Cals...", zo mijmert
hij dan en het is als ligt er een hunkering
naar troost in verscholen. Even later ter-
zijdegeschoven door de berustende realist
in het zinnetje: „As is verbrande turf...!"
Het boek bevat een regelrecht pleidooi
voor het behoud van de monarchie, aange
vuld en daardoor versterkt met ettelij
ke adviezen om de Kroon te „democratise
ren": Vondeling als eigentijds monarchist uit
nuttigheidsoverwegingen
Voor traditie voelt hij niet veel („Daarvoor
is mijn stamboom te kort"), maar hij ziet
alleen maar voordeel in het behoud van de
monarchie en dan met Oranje! De kwestie
monarchie of republiek is waarschijnlijk
voor de eerstkomende twee of drie generaties
niet urgent, meent hij.
„Voorlopig zal' niemand in binnen- en bui
tenland zoveel goodwill ontmoeten als de Ko
ningin en de kroonprinses. Ons land kan zich
geen betere „ambassadrices" wensen. Dat
is enorm veel waard en daarom moeten wij
er zuinig op zijn". Menigeen die zich nog tra
ditiegetrouw beschouwt als een rode rakker,
zal bij het lezen hiervan de oren spitsen of
het hoofd schudden.
Maar dan kan hij nog wel meer te horen
krijgen: „De wijze waarop koningin Juliana
haar taak vervult is zo voorbeeldig, dat ook
hierin een stuk garantie ligt voor de manier
waarop haar opvolgster het moeilijke werk
zal doen".
En dan nog: „Bij ons Koningshuis kan
men in velerlei opzichten spreken van een
mooie traditie. Trouw en offervaardigheid
van Oranjes zijn meer dan eens in de vader
landse geschiedenis gebleken, hetgeen aan
beide kanten zekere verplichtingen geeft.
Weliswaar spreekt dit punt van de traditie
mij persoonlijk niet zo erg aan, maar ik con
stateer allerwegen dat het werkt".
Dit verhindert Vondeling niet om vast te
stellen dat er met prinses Irene zo ongeveer
alles fout is gelopen, wat hij goeddeels wijt
aan het ministerskwartet Marijnen, Biesheu
vel, Toxopeus en Scholten, dat door zijn ge
zamenlijk optreden alleen al verwarring wek
te en -de indruk vestigde alsof er een „ko
ningskwestie" was. Onder het kabinet-Cals
ging het daartegenover met prinses Beatrix
en prins Claus natuurlijk goed behalve in
Amsterdam met het huwelijk. Dat is „een
ernstige fout" geweest, concludeert Vonde
ling achteraf.
Het voorstel om het inkomen van de Ko
ningin op te trekken tot meer dan het dub
bele zonder dat het behoorlijk was toegelicht
vindt hij „een domme fout". Hij vraagt zich
nu af of er nu „niet beter volledig open kaart
kan worden gespeeld" over het privé-vermo-
gen van de Koningin.
Belastingvrijdom vindt Vondeling „vrese
lijk ondemocratisch", maar „nog niet zo'n
gekke #lossing èn--- voordelig voor de schat
kist", want anders komt er toch maar „vre
selijk geharrewar" over het „rechtvaardig
loon" van het staatshoofd, die immers zo
veel privé-uitgaven moet doen vanwege zijn
status.
Minder bekend zijn zijn voorstellen om
het koningschap te „democratiseren". Over
het aanwijzen van de kabinetsformateur door
de Tweede Kamer verwacht hij stellig een
debat. „De logica en dwingende kracht van
het denkbeeld zijn zo groot" dat hij niet ver
wacht dat één van de grotere fracties zich
tegen zo'n debat zal verzetten. Het idee komt
precies op tijd. De VVD is er juist mee be
zig! „Het volk is de oude manier van kabi
netsvorming beu", zegt Vondeling.
De plechtige opening van de Staten-Gene-
raal in de Ridderzaal moet meer het karak
ter van een vergadering van het parlement
krijgen. Daar moet het niet zo zijn alsof de
opperkamerheer „de dienst uitmaakt" en de
hofhouding kan zich beter wat achteraf hou
den, zodat de Kamerleden, voor wie de Troon
rede is bestemd, de Koningin tenminste kun
nen zien.
Verder moet Koninginnedag weer op 31 au
gustus worden gevierd en dan als dag om
„eer te bewijzen aan het staatshoofd", maar
zonder militaire parades. De „speciale rela
tie tussen Koning en defensie", zoals die „op
allerlei manier door de militaire leiding wordt
gesuggereerd, vindt nergens steun'".
Prins Claus krijgt een pluim, omdat hij
zich zo keurig gedraagt en een gewoon
pakje verkiest boven een uniform, maar
dat onze oorlogsschepen „Harer Majes-
teits" schepen zouden zijn, wil er bij Von
deling niet in, evenmin als hij het nodig
vindt, dat de Nederlandse ambassadeurs
zo'n bezitsaanduiding voor hun titel hebben.
Hier begint Vondeling aan het nakaarten,
zijn boek niet kunnen laten. Nu moet er
na SI och teren onder ons Nederlandse
Noordzeeplatje een tweetal geweldige aard-
gasbellen zitten en daarmee zijn we dan
weer miljarden rijker, althans volgens een
mijnheer Thomas in Cardiff, die in de ogen
van Vondeling deskundige is.
Het hele gedoe met de plannen van Den
Uyl om de oogsten van het continentale plat
in staatshanden te spelen, wordt uit de doe
ken gedaan, ook de oorzaak dat er nooit iets
van terecht is gekomen: het rijk had geen
„eigen apparaat" voor de exploratie. Toen
na maanden voorbereiding en touwtrekken
tussen Financiën en Economische Zaken het
kabinet-Cals eindelijk in september een
standount formuleerde en dat aan de Raad
van State voorlegde, gaf deze een afwijzend
advies.
Het begint Vondeling aan het nakaarten.
Hij maakt er Zijlstra een verwijt van, nota
bene over het graf van het kabinet-Cals heen,
dat deze het plan-Den Uyl niet overnam. De
KVP en de ARP waren er immers aan ge
bonden en die zaten in dat kabinet-Zijlstra!
Schmelzer krijgt dan de term „draaierijen"
toegeworpen. Van zichzelf zegt Vondeling
dat hij des duivels was en „nog zelden zo
verontwaardigd was geweest".
Via het kabinet-Marijnen (Victor, of dé
kinderen aan de macht, smaalt Vondeling,
spelend met de titel van een toneelstuk uit
die tijd) en het volledig mislukken van Bot
als minister voor onwikkelingshulp, komt
het verhaal dan eindelijk op de formatie-
Cals, waarin de toenmalige politieke leider
van de PvdA, die Luns jarenlang had be
streden, de portefeuille van Buitenlandse Za
ken begeerde. Hij legt uit waarom dat een
„onhaalbare trek" was: „Ik gold als de groot
ste vijand van Luns".
Het werd Financiën en het liep niet best.
„Een slecht begin is het halve zerk", de uit
gaven overtroffen meteen de ramingen! De
val van het kabinet-Cals is in zijn ogen
„moord met voorbedachten rade" en in het
hoofdstuk dat deze titel draagt, krijgt Schmel
zer er pas goed van langs.
Ook Notenboom trouwens, die in de nacht
van Schmelzer met „obscure cijfers" zou
hebben gewerkt, cijfers die er bovendien a!
een week lagen, maar waarover nooit met
het kabinet overleg was gepleegd. Schmel
zer heeft „deloyaal en onverantwoordelijk"
gehandeld. Achteraf bezien zou Vondeling
Als straks in maart de Partijraad
van de Partij van de Arbeid dr. Von
deling tot zijn voorzitter verkiest en
de heer A. van der Louw de functie
van vice-voorzitter laat behouden, die
hij nu ook heeft, dan lijkt ons
zal er tussen deze twee wel een hartig
woordje gesproken moeten worden,
wil men althans voorkomen dat er op
de kortst mogelijke termijn nieuwe
moeilijkheden ontstaan.
De heer Van der Louw is de leiding
gevende figuur in de groep Nieuw
Links, de actie die de PvdA al zo
veel hoofdpijn heeft bezorgd en die
niet in de ihatste plaats voor deze be
stuurswisseling verantwoordelijk is.
Hoe dr. Vondeling over Nieuw Links
denkt heeft hij in zijn boek duidellijk
uiteengezet er is met recht geen
woord Frans bij! „Veel gelinks
schrijft hij maar weinig nieuws.
De groep heeft geen echte visie in
Tien over Rood neergelegd". Toe
komstvisie? ,,Ik bespeur er zelfs geen
bedroefd klein beetje van". Verder
verwijt hij de schrijvers „onkunde" en
leest hij in hun programma opmer
kingen die beslist niet door de beugel
kunnen". Over de verdere ontwikke
ling van Nieuw Links: ,,Ze hebben
daarna hun leven wel gebeterd en se
rieuzer werk geleverd maar hun actie
heeft toch maar een broeierige rod
delsfeer dïë argwaan wekt en twijfels
aai± eikaars oprechte bedoelingen ver
oorzaakt. Als apart groepje in de Par
tij van de Arbeid zijn zij op de ver
keerde weg".
Nu zal de jonge politicus Van der
Louw (tevens perschef van de Vara)
van dit alles niet al te zeer onder de
indruk zijn: hij heeft dergelijke ver
wijten al vaker gehoord en misschien
nog wel feller: van fractieleider drs.
den Uyl bijvoorbeeld, die eenmaal
geëmotioneerd nog veel onvriendelij
ker kan zijn. Hij gaat uit van de stel
ling dat de Partij van de Arbeid een
pluriforme partij moet zijn waarin
„rechtse" en „linkse" socialisten zich
thuis moeten kunnen voelen en waar
in zij voldoende bewegingsvrijheid
moeten hebben om hun gedachten
over de samenleving uitHe dragen en
zo mogelijk gestalte te geven. Hij
weet dat ook dr. Vondeling van deze
stelling uitgaat het is immers de
enige mogelijkheid om een splitsing
te voorkomen. Men zal derhalve
naar een modus moeten zoeken om
met elkaar te kunnen leven binnen
het partijverband en misschien
dat dit het team Vondeling-Van der
Louw beter zal lukken dan het team
Tans-Van der Louw, dat tijdens de
Partijraad in september in Rotter
dam zo duidelijk uit elkaar viel.
Maar dan zal vice-voorzitter Van der
Louw wèl moeten erkennen dat voor
zitter Vondeling de leiding heeft, want
zó is dr. Vondeling!
het beter hebben gevonden als het kabinet-
Cals zelf tot Kamerontbinding en nieuwe ver
kiezingen had besloten.
Zijn bekende opvattingen over partijvor
ming en partijverhoudingen legt Vondeling
in het laatste hoofdstuk neer, maar hij heeft
er nu een nieuwe vorm voor uitgewerkt: de
„Samenwerkende Vooruitstrevende Partijen",
afgekort SVP. De drie of j/ier daarin optre
dende partijen zijn volgens hem in ieder ge
val duidelijk en de kiezer weet, als hij daar
op stemt, „aan welke regeringsvorming hij
meedoet".
De beslissing over de partijvorming is trou
wens volgens Vondeling al gevallen: „Ook
zonder kieswetswijziging, en zelfs zonder een
stembusakkoord, zie ik een tweedeling, een
polarisatie, die niet te keren is en voorlopig
onherroepelijk lijkt". Hij beredeneert dit o.a.
met zijn opvatting dat het „nu wel vaststaat
dat de drie confessionele partijen elkaar
niet meer zullen loslaten". Ook het nauwe
contact tussen de radicale groepen geeft
binding.
Dan komt dus de bekende keuze „volgens
het oude spoorboekje": de VVD of de PvdA.
„Van de VVD ben ik niet volstrekt zeker.
Het kan zijn, dat die niet tot het uiterste
gaan zal en in de overtuiging „dat het alle
maal wel goed zal komen", genoegen neemt
met het uitstel van de keus".
Maar dan vervolgt Vondeling: „Van de
houding van de PvdA ben ik echter wel
volstrekt zeker. Dié zal, zonder enige twy-
fel, van te voren aan de kiezers zeggen
met wie zij wél een regeringscombinatie
wil aangaan en met wie zij per se niet wil.
Zij kén het eenvoudig niet (meer) willen
met de KVP zoals die reilt en zeilt. Zij kon
het eigenlijk al eerder niet na de moord
met voorbedachten rade van de heren
Aalberse en Schmelzer op het kabinet-Cals
Na de vorming van het kabinet-De Jong
werd het al hoogstonwaarschijnlijk en nu
de PPR geboren is kan het helemaal niet
meer. Zelfrespect en goed politiek fatsoen
sluiten zo'n huwelijk uit".
De patentloper van de KVP, die op alle deu
ren paste, is zij kwijt: „Het is een sleutel
geworden, die alleen op het deurslot van
de VVD-villa past".
En dan sluit Vondeling deze redenering af
met de veronderstelling dat het kabinet-De
Jong inzet van de verkiezingen zal zijn en dan
zal het in 1971 dus gaan om voortzetting van
dit beleid ja of nee.
Een boeiend boek is het, ook omdat het zo
actueel is, maar het heeft in deze voor de
PvdA zo weinig hoopvolle periode toch ook
hier en daar het karakter van een omzien
in wrok en het getuigt van bittere spijt over
zovele gemiste kansen. Zijn grootste waarde
heeft het als politiek manifest in een tijd
waarin de partij vernieuwing zich noodza
kelijkerwijs, want men kan niet voortdurend
bezig blijven in stilte hult.
Dan kan „Nasmaak en Voorproef" de wer
king hebben van een steen in de vijver en
het is niet gewaagd te voorspellen dat de
rimpeLingen nog lang zichtbaar zullen zijn.