DEZE WEEK: nader beschouwd Revaluatie van de waarheid Duitsland als de redder Moet Zwarte Piet heus nodig gewit worden Wrok en visie tezamen in Vondelings memoires Nasmaak en voorproef Geen betere dan koningin Juliana Weer bellen blazen Dr. Vondeling' en' zn toekomstige vice-voorzitter SVP en polarisatie Actueel De spotprenten worden op dit ogenblik zonder twijfel al getekend: Frankrijks pre sident De Gaulle met een flink stuk uit de neus gebeten. Want de devaluatie van de Franse franc is niet alleen maar een mo netaire maatregel die de Fransen wat pijn zal doen, maar zij is veel meer een per soonlijke politieke nederlaag voor het Franse staashoofd, die nog maar zo kort geleden alles en iedereen de les las om dat ze geen orde op hun economische en financiële zaken konden stellen. Nu is hij dan zelf aan de beurt om te erkennen dat Frankrijk op dit ogenblik het niet meer al leen af kan: dat het steun nodig heeft van zijn vrienden wil het niet in grote impasse raken. Dat die steun voor een niet gering deel moet komen van landen als Engeland en Amerika maakt de nederlaag des te pijnlijker! Als monetaire maatregel is de devalua tie van de franc bepaald niet spectaculair. De vakantieganger kan ervan profiteren dat hij wat meer francs voor zijn gulden krijgt en de liefhebbers van Franse wijn en Franse kaas mogen hopen dat zij iets minder geld voor deze lekkernijen behoe ven neer te tellen, maar voor het overige zal de particulier er weinig van merken. Inderdaad, de export naar Frankrijk toe wordt moeilijker en dat zal in bepaalde sectoren van handel en bedrijfsleven moei lijkheden oproepen. Maar daar staat te genover dat de export naar Duitsland ge makkelijker gaat worden ook dat is im mers een van de maatregelen waarmee de rijke-landen-ministers de monetaire situa tie hopen te klaren. En voor Nederland kan dat een niet gering voordeel beteke nen want de export naar Duitsland is heel wat groter dan die naar Frankrijk. Natuurlijk is het zo wat eenzijdig door Nederlandse bril bekeken in groter ver band bezien maakt deze devaluatie van een munteenheid die aan het begin van dit jaar nog als een van de zeer „harde" valuta's werd gewaardeerd, duidelijk dat er iets hapert aan het westerse monetai re stelsel. Want al kan men dan gemakke lijk oorzaken aanwijzen waarom het En gelse pond het niet heeft kunnen houden en al kan de Franse mei-revólutie als ex cuus gelden voor de val van de franc, duidelijk is toch wel dat het stelsel ziek is en dat vermoedelijk het mes er in zal moeten. En, ook is duidelijk waaraan het ontbreekt: aan eenheid en aan vertrou wen. In feite is het ni het internationale stelsel niet anders dan in onze nationale huishouding: als werkgevers, werkne mers en regering elkaar niet vertrouwen en niet tot eensgezinde samenwerking kunnen komen waarbij het helemaal niet erg is als er van weerkanten eens harde woorden worden gesproken! dan loopt het schip uit koers. Evenzo ook: als de regeringen, de cen trale banken en de andere economische reuzen in de verschillende landen het niet eens kunnen worden en proberen elkaar dwars te zitten, dan loopt het internatio naal fout! Wat dat betreft heeft president De Gaulle zijn trekken thuis gekregen want juist hij heeft herhaalde malen zijn wantrouwen jegens Engeland en de Ver. Staten gedemonstreerd. Wat dat betreft is deze devaluatie van de franc tevens een revaluatie van de waarheid. De simpele waarheid dat een land het zich niet meer kan permitteren zich als een eenling te ge dragen. Zelfs Frankrijk niet. Zelfs het Frankrijk van De Gaulle niet. Men kan de spotprent die wij hierboven tekenden nog mooier maken: men ziet Frankrijks president met een flink stuk uit de neus gebeten.en de dader is een Duitser! Want de oorzaak van de Franse devaluatie moet dan wel in de eerste plaats gezocht worden bij de (opstandige) Fransen zelf het had allemaal zo'n vaart niet gelopen als de monetaire zuig kracht van Duitsland niet zo groot was geweest. Duitsland is niet alleen de klei ne recessie vah eind '66 en begin '67 weer te boven, het beleeft welhaast een nieuw „Wirtschaftswunder". Met onvermoeibare Ijver en ontembare energie produceren onze oosterburen weer als nooit tevoren en zien ze kans hun produkten in het buitenland af te zetten. Zodat ze een de viezenvoorraad hebben om jaloers op te worden. En dat is men in Frankrijk en Engeland dan ook wel! Nu heeft rijkdom altijd schaduwzijden en dat voelt Duitsland nu ook aan den lij ve. Immers, men kan zijn klanten zoveel verkopen dat ze op het laatst geen geld meer overhouden - dan is het met de af zet gedaan. En daarop begint het voor Duitsland wel wat te lijken waar nog bij komt dat die andere landen armer wor den doordat kapitaal ook graag de plaat sen opzoekt waar het meeste te verdienen valt. Er is in de afgelopen weken een wa re verhuizing geconstateerd van Frans ka pitaal naar Duitse banken: men hoopte immèrs op devaluatie van de Franse franc en revaluatie, waardevermeerdering van de Duitse Mark en daarmee was geld te verdienen. Dat de ministers door hun maat regelen getracht hebben voor dergelijke speculaties een stokje te steken is te be grijpen want speculanten kunnen de we reldeconomie ontwrichten. Door zijn maatregelen èn door zijn for se lening is Duitsland nu de grote helper van Frankrijk geworden voor Frankrijk geen aantrekkelijke situatie. Voor Neder land trouwens evenmin. Want ook al koes tert men het grootste vertrouwen in de nieuwe democratische geest van het Duit se volk - economische macht brengt al tijd ook politieke macht met zich mee en voor politieke macht in Duitse handen is iedereen in de wereld toch nog wat huive rig. Voor Nederland komt daar dan nog bij dat een nog grotere economische bin ding met Duitsland de eenzijdigheid van onze export nog vergroot. En eenzijdig heid is in het zakenleven altijd een gevaar. Over weinige weken zal bijna iedereen de situatie van nu al weer vergeten zijn gelukkig. Alleen de deskundigen blij ven met het probleem zitten hoe ze het westerse monetaire stelsel weer gezond kunnen krijgen. Vermoedelijk is daarvoor meer een politieke dan een monetaire operatie nodig: een sterkere groei naar eenheid namelijk. Dat zou dan het groot ste winstpunt zijn van deze dag. Mevrouw Grünbauer, huisvrouw in De Bilt, is er vast van over tuigd: Zwarte Piet, de onafschei delijke knecht van Sinterklaas, moet vervangen worden door een Witte Piet. Want Zwarte Piet in deze vorm is een stuk rassendis criminatie en die moet verdwijnen! En dus is zij een „Witte-Pieten- actie" begonnen, daarbij ijverig gesteund door kleuterleidster juf frouw Sterman. Die actie bestaat uit het schrijven van brieven, heel veel brieven en telefoontjes naar allerlei instanties die naar haar ge voelen de macht hebben om van Zwarte Piet een Witte Piet te ma ken. De eerste brief ging naar de VPRO en de tweede naar de direc tie van de Bijenkorf in Amsterdam, die elk jaar heel vindingrijke zwar te pieten in touwen laat klimmen. Of die dit jaar niet eens wit konden zijn. Het antwoord was wat vaag: „Ze zouden iets veranderen, maar ik heb nog nets gemerkt", zegt mevr. Grünbauer. De hoofdinspectrice van de afdeling kleuterscholen die voor de witte-pieten-actie werd be naderd liet weten dat ze wel met de leidsters had gepraat maar „Ik kan wel voorstellen doen maar niet beïnvloeden". Zo ging het trouwens overal: het resultaat van een paar maanden actie is nog niet meer dan wat vage toe zeggingen dat er volgend jaar misschien iets aan kan worden gedaan. Als iemand in Nederland aan een zo populaire figuur als Zwarte Piet komt kunnen de reacties niet uitblijven. Zo werd mevrouw Grünbauer eens aan de telefoon geroepen een vrouwenstem zei haar: „Ik hoop dat uw man geen werk meer krijgt". En schrifte lijk daarvan heeft ze een plak boek vol verzameld deze op merkingen: „U gaat weer iets zaaien in kinderharten, daar komt weer haat uit voort!" En op een briefkaart: „Hoe reageerde u in uw kinderjaren? Graag een op recht antwoord. Sint". Van derge lijke soms felle uitlatingen is me vrouw Grünbauer toch wel wat ge schrokken: „Straks krijg je nog een steen door de ruiten. En ik heb tenslotte drie kinderen rondlo pen!" Maar ze kan ook moed put ten uit andere reacties. Een inge zonden stuk bv. in 't Leidsche Dag blad met 58 ondertekenaars. Daar in stond: „Ik kan u met stellig heid zeggen dat dit voor vele Su- rinamers en andere gekleurde mensen als een verlossend woord is gekomen. Want voor menig kind van deze mensen waar ik zelf toe behoor wordt 'n deel van het plezier en de positieve waarde van het sinterklaasfeest zoals het ca deautjes geven, vergald door de Zwarte Piet-figuur die door zijn belachelijke gedragingen als ver nederend wordt gevoeld". Vraagt men de dames Grünbau er en Sterman naar het waarom van hun actie, dan krijgt men eerst dit citaat uit een Sinter klaasboek: „De loopplank wordt uitgelegd en daar stapte de schim mel met de Sint op zijn rug aan wal. Drie pieten waren erbij. Die hadden wel griezelige zwarte ge zichten maar ze lachten toch vrien delijk." „Kijk", zegt mevrouw Grünbauer „op de tv zie je hoe alle negers hun imago proberen te verbeteren en dat is goed. Maar wat komt er van terecht als wij al beginnen met kinderen zo iets te leren. De rol van Zwarte Piet is een vernederen de rol en daarvoor moet dan ook een neger worden gebruikt." En juffrouw Sterman: „Ik heb in de praktijk meegemaakt dat die angst voor Zwarte Piet bij de kin deren al in september begint. Die roe en die zak zijn ook nonsens die moeten sowieso al verdwijnen. Dat is weliswaar een ander punt, maar als de angsf voor Piet wordt uitgebannen kunnen we tenminste ook aan het domme beginnen want dat moet er ook af. Het domme dat geschoven wordt op mensen met een andere huidskleur. Kinde ren denken enorm, zwart-wit: op zo'n manier zijn alle kleurlingen domme knechten. Als er dan een alternatief geboden moet worden, dan maar witte pieten. Onbegrijpe lijk dat een ander volk voor ons pleziertje moet opdraven." Toen vorige week Sinterklaas zijn intocht hield in Utrecht zijn drie Zwarte Pieten even overge wipt naar. De Bilt om mevrouw Grünbauer een bos chrysanten te brengen. Mevrouw Grünbauer kon het wel waarderen maar juffrouw Sterman vond het „een flauw mop je", want „de ernst van de zaak is hier niet mee gediend!". Aan u als lezer de vraag of het allemaal wel zo ernstig is... De initiatiefneemsters van het Witte-Pieten-plan: op de voor grond mevrouw Grünbauer, daar achter mejuffrouw Sterman. O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O Eigenlijk is dr. Anne Vondeling nog te Jong om me moires te schrijven: 52 jaar is hij en nog volop bezig met de politiek. Mogelijk zal hij straks voorzitter zijn van de Party van de Arbeid en hy is er echt de man niet naar om zich dan niet als zodanig te laten gelden. Moet iemand dan die nog zo intensief mee doet en die nog maar zo weinig tyd gekregen heeft om afstand te nemen van de periode waarover hy schryft, zich nu al gaan vastleggen in memoires? In een dergelyke terugblik immers wordt verwacht dat men zyn oordeel geeft over zaken en over personen hoe is het mogelijk straks weer met diezelfde personen rond de tafel te gaan zitten als men ze heeft „afgekraakt" op de manier waarop deze felle Fries het nu gedaan heeft? Drs. Schmelzer wordt beticht van „moord met voorbedachten rade" en de man die als financieel specialist optrad in de „nacht van Schmelzer" namens de K.V.P., dr. Notenboom, is een man die werkt met „obscure cyfers". Geen goed woord voor mr. Luns en nog minder voor dr. zyistra! En hoe hy over Nieuw Links oordeelt kunt u in het hiernaast afgedurkte kader zelf lezen. Waarom dr. Vondeling dan toch (op zyn ziekbed na een auto-ongeluk dat hem voor een jaar op non- actief stelde) zqn memoires op die manier heeft ge schreven? Heel eenvoudig: omdat Vondeling Vonde ling is! Een volkomen onkreukbaar man die er prjjs op stelt dat iedereen precies weet wat hy aan hem heeft nu hy weer terugkeert in de politiek. Ook een beetje betweterig en eigengereid man die er rots vast van overtuigd is dat hg en hy alleen het by het juiste eind heeft en vindt dat de anderen nu maar eens goed naar hem moeten luisteren. Daarom schreef hy zyn boek! Toch helemaal geen nare man en helemaal geen naar boek: het tin telt soms van humor en het zit vol met spontane vondsten. En er zit visie in ook dat kan niet ontkend worden ook als men het met die visie niet eens is. Al van 1946 af is dr. Vondeling een vooraanstaande politieke figuur en vele belangryke posten heeft hy bekleed het zou dwaasheid zyn niet naar hem te luisteren als hy zyn mening geeft over tal van zaken die vandaag aan de orde zyn. Want met Vondeling is toch ook een man van grote ervaring aan het woord. Kenmerkend voor „Nasmaak en Voorproef" ondertiteleen handvol ervaringen en ideeën, het boek waarmee dr. A. Vondeling de afgelopen zes jaren overspant én zijn vi sie geeft op de (naaste) toekomst kenmer kend voor dit boek zijn de zeer aparte uit spraken aan het slot. Zeker is, zegt dr. Von deling, dat het kabinet-De Jong in 1971 met zijn program tot inzet van de verkiezingen zal worden gemaakt en dat het dan zeer wel mogelijk is, dat het tot 1975 aanblijft. „Vol strekt zeker" is het, dat de PvdA niet zal willen samenwerken met de KVP, „zoals die reilt en zeilt. Zelfrespect en goed politiek fatsoen sluiten zo'n huwelijk uit". Door zul ke uitspraken tekent dr. Vondeling namelijk zichzelfhij kan en wil niet begrijpen dat het misschien allemaal toch nog wel anders zou kunnen lopen. Daarom pent hij zichzelf en zijn partij al bij voorbaat vast in de wat naïeve veronderstelling dat dan ook de an deren wel de weg zullen moeten gaan die hij heeft uitgestippeld. Een tweede kenmerkend punt: dr. Vonde ling ontpopt zich als een fervent voorstander van politieke opinie-onderzoeken, die naar zijn mening niet genoeg gehouden kunnen worden. Als ze tenminste beter worden ge analyseerd dan tot nu toe gebeurd is, zodat er lering uit getrokken kan worden, zo meent hij. Daarmee schetst hij zichzelf weer eens als de( man van de cijfertjes en van de ra tionele argumenten zo heeft het Neder landse volk hem als minister van financiën leren kennen. Zonder al te veel waardering overigens. En dan komt het derde kenmerkende punt dat hem ineens weer zo sympathiek maakt: als het over gemaakte fouten gaat spaart hij zichzelf beslist niet. En over ge maakte fouten gaat het^ eigenlijk in dit he le boek. Men moet het zien en zo ziet hij het zelf ongetwijfeld ook als het po-, litieke credo van een toekomstige partij voorzitter die zich opmaakt om zijn partij een aan de jongste ontwikkelingen aange paste gestalte te geven en het gezicht dat daarbij behoort. Heel stellig is dat niet het gezicht van Nieuw Links! Daarbij treurt hij steeds weer over het misbruik dat de partij heeft gemaakt van het onderzoek van de Wiardi-Beckmanstichting in 1961. Sindsdien leed de PvdA niet anders dan verkiezingsnederlagen. „We hadden het kunnen weten", klaagt Vondeling en hij constateert daarbij nuchter dat ook zijn ei gen aanzien daarbij sterk is gedaald en dat ook hij een stuk gezichtsverlies heeft geleden. „Misschien was het anders gelo pen als het kabinet Cals...", zo mijmert hij dan en het is als ligt er een hunkering naar troost in verscholen. Even later ter- zijdegeschoven door de berustende realist in het zinnetje: „As is verbrande turf...!" Het boek bevat een regelrecht pleidooi voor het behoud van de monarchie, aange vuld en daardoor versterkt met ettelij ke adviezen om de Kroon te „democratise ren": Vondeling als eigentijds monarchist uit nuttigheidsoverwegingen Voor traditie voelt hij niet veel („Daarvoor is mijn stamboom te kort"), maar hij ziet alleen maar voordeel in het behoud van de monarchie en dan met Oranje! De kwestie monarchie of republiek is waarschijnlijk voor de eerstkomende twee of drie generaties niet urgent, meent hij. „Voorlopig zal' niemand in binnen- en bui tenland zoveel goodwill ontmoeten als de Ko ningin en de kroonprinses. Ons land kan zich geen betere „ambassadrices" wensen. Dat is enorm veel waard en daarom moeten wij er zuinig op zijn". Menigeen die zich nog tra ditiegetrouw beschouwt als een rode rakker, zal bij het lezen hiervan de oren spitsen of het hoofd schudden. Maar dan kan hij nog wel meer te horen krijgen: „De wijze waarop koningin Juliana haar taak vervult is zo voorbeeldig, dat ook hierin een stuk garantie ligt voor de manier waarop haar opvolgster het moeilijke werk zal doen". En dan nog: „Bij ons Koningshuis kan men in velerlei opzichten spreken van een mooie traditie. Trouw en offervaardigheid van Oranjes zijn meer dan eens in de vader landse geschiedenis gebleken, hetgeen aan beide kanten zekere verplichtingen geeft. Weliswaar spreekt dit punt van de traditie mij persoonlijk niet zo erg aan, maar ik con stateer allerwegen dat het werkt". Dit verhindert Vondeling niet om vast te stellen dat er met prinses Irene zo ongeveer alles fout is gelopen, wat hij goeddeels wijt aan het ministerskwartet Marijnen, Biesheu vel, Toxopeus en Scholten, dat door zijn ge zamenlijk optreden alleen al verwarring wek te en -de indruk vestigde alsof er een „ko ningskwestie" was. Onder het kabinet-Cals ging het daartegenover met prinses Beatrix en prins Claus natuurlijk goed behalve in Amsterdam met het huwelijk. Dat is „een ernstige fout" geweest, concludeert Vonde ling achteraf. Het voorstel om het inkomen van de Ko ningin op te trekken tot meer dan het dub bele zonder dat het behoorlijk was toegelicht vindt hij „een domme fout". Hij vraagt zich nu af of er nu „niet beter volledig open kaart kan worden gespeeld" over het privé-vermo- gen van de Koningin. Belastingvrijdom vindt Vondeling „vrese lijk ondemocratisch", maar „nog niet zo'n gekke #lossing èn--- voordelig voor de schat kist", want anders komt er toch maar „vre selijk geharrewar" over het „rechtvaardig loon" van het staatshoofd, die immers zo veel privé-uitgaven moet doen vanwege zijn status. Minder bekend zijn zijn voorstellen om het koningschap te „democratiseren". Over het aanwijzen van de kabinetsformateur door de Tweede Kamer verwacht hij stellig een debat. „De logica en dwingende kracht van het denkbeeld zijn zo groot" dat hij niet ver wacht dat één van de grotere fracties zich tegen zo'n debat zal verzetten. Het idee komt precies op tijd. De VVD is er juist mee be zig! „Het volk is de oude manier van kabi netsvorming beu", zegt Vondeling. De plechtige opening van de Staten-Gene- raal in de Ridderzaal moet meer het karak ter van een vergadering van het parlement krijgen. Daar moet het niet zo zijn alsof de opperkamerheer „de dienst uitmaakt" en de hofhouding kan zich beter wat achteraf hou den, zodat de Kamerleden, voor wie de Troon rede is bestemd, de Koningin tenminste kun nen zien. Verder moet Koninginnedag weer op 31 au gustus worden gevierd en dan als dag om „eer te bewijzen aan het staatshoofd", maar zonder militaire parades. De „speciale rela tie tussen Koning en defensie", zoals die „op allerlei manier door de militaire leiding wordt gesuggereerd, vindt nergens steun'". Prins Claus krijgt een pluim, omdat hij zich zo keurig gedraagt en een gewoon pakje verkiest boven een uniform, maar dat onze oorlogsschepen „Harer Majes- teits" schepen zouden zijn, wil er bij Von deling niet in, evenmin als hij het nodig vindt, dat de Nederlandse ambassadeurs zo'n bezitsaanduiding voor hun titel hebben. Hier begint Vondeling aan het nakaarten, zijn boek niet kunnen laten. Nu moet er na SI och teren onder ons Nederlandse Noordzeeplatje een tweetal geweldige aard- gasbellen zitten en daarmee zijn we dan weer miljarden rijker, althans volgens een mijnheer Thomas in Cardiff, die in de ogen van Vondeling deskundige is. Het hele gedoe met de plannen van Den Uyl om de oogsten van het continentale plat in staatshanden te spelen, wordt uit de doe ken gedaan, ook de oorzaak dat er nooit iets van terecht is gekomen: het rijk had geen „eigen apparaat" voor de exploratie. Toen na maanden voorbereiding en touwtrekken tussen Financiën en Economische Zaken het kabinet-Cals eindelijk in september een standount formuleerde en dat aan de Raad van State voorlegde, gaf deze een afwijzend advies. Het begint Vondeling aan het nakaarten. Hij maakt er Zijlstra een verwijt van, nota bene over het graf van het kabinet-Cals heen, dat deze het plan-Den Uyl niet overnam. De KVP en de ARP waren er immers aan ge bonden en die zaten in dat kabinet-Zijlstra! Schmelzer krijgt dan de term „draaierijen" toegeworpen. Van zichzelf zegt Vondeling dat hij des duivels was en „nog zelden zo verontwaardigd was geweest". Via het kabinet-Marijnen (Victor, of dé kinderen aan de macht, smaalt Vondeling, spelend met de titel van een toneelstuk uit die tijd) en het volledig mislukken van Bot als minister voor onwikkelingshulp, komt het verhaal dan eindelijk op de formatie- Cals, waarin de toenmalige politieke leider van de PvdA, die Luns jarenlang had be streden, de portefeuille van Buitenlandse Za ken begeerde. Hij legt uit waarom dat een „onhaalbare trek" was: „Ik gold als de groot ste vijand van Luns". Het werd Financiën en het liep niet best. „Een slecht begin is het halve zerk", de uit gaven overtroffen meteen de ramingen! De val van het kabinet-Cals is in zijn ogen „moord met voorbedachten rade" en in het hoofdstuk dat deze titel draagt, krijgt Schmel zer er pas goed van langs. Ook Notenboom trouwens, die in de nacht van Schmelzer met „obscure cijfers" zou hebben gewerkt, cijfers die er bovendien a! een week lagen, maar waarover nooit met het kabinet overleg was gepleegd. Schmel zer heeft „deloyaal en onverantwoordelijk" gehandeld. Achteraf bezien zou Vondeling Als straks in maart de Partijraad van de Partij van de Arbeid dr. Von deling tot zijn voorzitter verkiest en de heer A. van der Louw de functie van vice-voorzitter laat behouden, die hij nu ook heeft, dan lijkt ons zal er tussen deze twee wel een hartig woordje gesproken moeten worden, wil men althans voorkomen dat er op de kortst mogelijke termijn nieuwe moeilijkheden ontstaan. De heer Van der Louw is de leiding gevende figuur in de groep Nieuw Links, de actie die de PvdA al zo veel hoofdpijn heeft bezorgd en die niet in de ihatste plaats voor deze be stuurswisseling verantwoordelijk is. Hoe dr. Vondeling over Nieuw Links denkt heeft hij in zijn boek duidellijk uiteengezet er is met recht geen woord Frans bij! „Veel gelinks schrijft hij maar weinig nieuws. De groep heeft geen echte visie in Tien over Rood neergelegd". Toe komstvisie? ,,Ik bespeur er zelfs geen bedroefd klein beetje van". Verder verwijt hij de schrijvers „onkunde" en leest hij in hun programma opmer kingen die beslist niet door de beugel kunnen". Over de verdere ontwikke ling van Nieuw Links: ,,Ze hebben daarna hun leven wel gebeterd en se rieuzer werk geleverd maar hun actie heeft toch maar een broeierige rod delsfeer dïë argwaan wekt en twijfels aai± eikaars oprechte bedoelingen ver oorzaakt. Als apart groepje in de Par tij van de Arbeid zijn zij op de ver keerde weg". Nu zal de jonge politicus Van der Louw (tevens perschef van de Vara) van dit alles niet al te zeer onder de indruk zijn: hij heeft dergelijke ver wijten al vaker gehoord en misschien nog wel feller: van fractieleider drs. den Uyl bijvoorbeeld, die eenmaal geëmotioneerd nog veel onvriendelij ker kan zijn. Hij gaat uit van de stel ling dat de Partij van de Arbeid een pluriforme partij moet zijn waarin „rechtse" en „linkse" socialisten zich thuis moeten kunnen voelen en waar in zij voldoende bewegingsvrijheid moeten hebben om hun gedachten over de samenleving uitHe dragen en zo mogelijk gestalte te geven. Hij weet dat ook dr. Vondeling van deze stelling uitgaat het is immers de enige mogelijkheid om een splitsing te voorkomen. Men zal derhalve naar een modus moeten zoeken om met elkaar te kunnen leven binnen het partijverband en misschien dat dit het team Vondeling-Van der Louw beter zal lukken dan het team Tans-Van der Louw, dat tijdens de Partijraad in september in Rotter dam zo duidelijk uit elkaar viel. Maar dan zal vice-voorzitter Van der Louw wèl moeten erkennen dat voor zitter Vondeling de leiding heeft, want zó is dr. Vondeling! het beter hebben gevonden als het kabinet- Cals zelf tot Kamerontbinding en nieuwe ver kiezingen had besloten. Zijn bekende opvattingen over partijvor ming en partijverhoudingen legt Vondeling in het laatste hoofdstuk neer, maar hij heeft er nu een nieuwe vorm voor uitgewerkt: de „Samenwerkende Vooruitstrevende Partijen", afgekort SVP. De drie of j/ier daarin optre dende partijen zijn volgens hem in ieder ge val duidelijk en de kiezer weet, als hij daar op stemt, „aan welke regeringsvorming hij meedoet". De beslissing over de partijvorming is trou wens volgens Vondeling al gevallen: „Ook zonder kieswetswijziging, en zelfs zonder een stembusakkoord, zie ik een tweedeling, een polarisatie, die niet te keren is en voorlopig onherroepelijk lijkt". Hij beredeneert dit o.a. met zijn opvatting dat het „nu wel vaststaat dat de drie confessionele partijen elkaar niet meer zullen loslaten". Ook het nauwe contact tussen de radicale groepen geeft binding. Dan komt dus de bekende keuze „volgens het oude spoorboekje": de VVD of de PvdA. „Van de VVD ben ik niet volstrekt zeker. Het kan zijn, dat die niet tot het uiterste gaan zal en in de overtuiging „dat het alle maal wel goed zal komen", genoegen neemt met het uitstel van de keus". Maar dan vervolgt Vondeling: „Van de houding van de PvdA ben ik echter wel volstrekt zeker. Dié zal, zonder enige twy- fel, van te voren aan de kiezers zeggen met wie zij wél een regeringscombinatie wil aangaan en met wie zij per se niet wil. Zij kén het eenvoudig niet (meer) willen met de KVP zoals die reilt en zeilt. Zij kon het eigenlijk al eerder niet na de moord met voorbedachten rade van de heren Aalberse en Schmelzer op het kabinet-Cals Na de vorming van het kabinet-De Jong werd het al hoogstonwaarschijnlijk en nu de PPR geboren is kan het helemaal niet meer. Zelfrespect en goed politiek fatsoen sluiten zo'n huwelijk uit". De patentloper van de KVP, die op alle deu ren paste, is zij kwijt: „Het is een sleutel geworden, die alleen op het deurslot van de VVD-villa past". En dan sluit Vondeling deze redenering af met de veronderstelling dat het kabinet-De Jong inzet van de verkiezingen zal zijn en dan zal het in 1971 dus gaan om voortzetting van dit beleid ja of nee. Een boeiend boek is het, ook omdat het zo actueel is, maar het heeft in deze voor de PvdA zo weinig hoopvolle periode toch ook hier en daar het karakter van een omzien in wrok en het getuigt van bittere spijt over zovele gemiste kansen. Zijn grootste waarde heeft het als politiek manifest in een tijd waarin de partij vernieuwing zich noodza kelijkerwijs, want men kan niet voortdurend bezig blijven in stilte hult. Dan kan „Nasmaak en Voorproef" de wer king hebben van een steen in de vijver en het is niet gewaagd te voorspellen dat de rimpeLingen nog lang zichtbaar zullen zijn.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 10