DEZE WEEK: nader beschouwd
Recht op onderwijs en examens
Examens en democratisering
De prijs der vrijheid
Nijmeegse universiteit vooraan bij
revolutie en evolutie
LAAT ONS OOK
MEEBESLISSEN
NIITT3* ,Kis veMiVTuwoRWUjKf
hst eeneu Volk
Vööf^ P& EVOLUTIE".
LIEFST ÉÉN FRONT
Hoge Raad wees weg in huurbescherming
Stem van studenten:
Stem van hoogleraar:
STUDENTEN EN
KATHOLICISME
IN BEWEGING
x- Acties om acties
PERIKELEN VAN DE HUURWET
Revolutie
Onbehoorlijk
gebruik
Eén f\
rot
Wie een achterstand moet inhalen
springt soms wel eens wat te ver!
Mfte
door
mr. C. A. Baron Bentinck
In Nederland heeft iedere staatsburger
recht op onderwijs - het staat met zoveel
woorden in de Grondwet. Dat recht heeft
uiteraard zijn natuurlijke begrenzing: een
kind dat amper de stof van de lagere
school In zich heeft kunnen opnemen is
niet geschikt voor een universiteit en zal
dat In de meeste gevallen ook niet probe
ren. Om te bepalen in hoeverre men dat
recht ook In praktijk zal willen brengen
dienen examens - niet de meest gelukki
ge norm, maar er is nog geen betere ge
vonden ook al wordt er aan gedokterd.
Examens banen de weg naar een middel
bare school, naar een hogere school, naar
•en universiteit, naar een titel. Telkens
weer moet de leerling, de student, tegen
over de gemeenschap waar maken dat hij
terecht van zijn recht op onderwijs ge
bruik maakt. Nogmaals, het is misschien
een regeling waaraan fouten kleven maar
ze garandeert in ieder geval dat het recht
naar beste weten wordt gehonoreerd.
Deze week heeft voor de president van
de Haagse rechtbank een kort geding ge
diend, dat was aangespannen door drie
medische studenten uit Leiden (samen
met hun organisaties) tegen hoogleraren
van hun faculteit en tegen het universi
teitsbestuur. In Leiden worstelt men net
als aan alle Nederlandse universiteiten
met een tekort aan plaatsen voor medi
sche studenten. Men heeft op het ogen
blik 350 eerstejaars studenten in de medi
cijnen; voor het tweede jaar heeft men
echter maar plaats voor 180 studenten.
De oplossing die de faculteit had gevon
den was deze: we verzwaren het prope
deutisch examen (dat na het eerste jaar
moet worden afgelegd) zodanig, dat zeker
niet meer dan 180 studenten deze hinder
nis zullen kunnen nemen. De rest moet
dan afvallen.
De studenten waren van oordeel dat deze
regeling een verpakte „numerus fixus"
was; een beperking van het aantal stu
denten afhankelijk van het aantal be
schikbare plaatsen. En zij vroegen de
president de hoogleraren te dwingen het
oude examensysteem te handhaven om
dat de numerus fixus door de volksverte
genwoordiging als onbruikbaar is verwor
pen en door de minister van Onderwijs is
verboden. De president heeft hen in het
gelijk gesteld. Hij oordeelde dat een stu
dent de mogelijkheid behoort te hebben
van een herkansing: hij behoort de kans
te hebben zijn onvoldoendes binnen een
daarvoor vastgestelde termijn weg te wer
ken - zo was het in de oude studierege
ling. Als door die regeling inderdaad het
aantal tweedejaars te groot zou worden,
dan behoort naar het oordeel van de pre
sident een wachtlijst te worden aange
legd. Want: ieder die de vereiste capaci
teiten heeft en dat op grond van examen
resultaten kan aantonen, heeft recht op
onderwijs!
Deze gerechtelijke uitspraak geeft reden
tot vreugde - het recht op onderwijs is
een van de fundamentele rechten van de
mens en die behoren zeker door een
hooggeleerd college als een faculteits
bestuur te worden geëerbiedigd. Dat de
uitspraak van de president het er voor
hen niet eenvoudiger op maakt is een
tweede. Zij blijven inderdaad met de brok
ken zitten. Met een overschot aan stu
denten én met de veel principiëlere vraag
hoe men moet uitmaken hoe zwaar een
examen mag zijn en wie dat moet uitma
ken. Want de zwakte van ons hele exa
mensysteem wordt door de presidentiële
uitspraak nog weer eens duidelijk In het
licht gesteld. Zonder dat de president
déérvoor een oplossing heeft gegeven
wat trouwens ook niet zijn taak is!
Het vonnis van de Haagse president is
voor de Nederlandse Studenten Raad op
nieuw aanleiding geworden de vraag van
democratisering aan de orde te stellen.
„Het bestuur van de medische faculteit
moet na deze uitspraak gedemocratiseerd
worden", zo stelt men, „en de minister
moet dat bestuur dan ook in staat stellen
de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit
van het onderwijs te dragen. Anders be
staat de kans dat de faculteit een ver
kapte studentenstop invoert omdat de
hoogleraren immers de tentamens afne
men."
Drie zaken worden hier aan de orde ge
steld: democratisering van het bestuur,
de kwaliteit van het onderwijs en de
zwaarte van de tentamens en examens.
Dat er tussen de kwaliteit van het onder
wijs en de examens verband bestaat is
duidelijk. Ook Is duidelijk dat het facul
teitsbestuur voor beide zaken verantwoor
delijk is. Maar moeilijker wordt het als
men verband probeert te zoeken tussen
democratisering en onderwijskwaliteit.
Dat er iets aan het bestuur van onze uni
versiteiten hapert is langzamerhand wel
duidelijk geworden. En dat er in dat be
stuur ook inspraak behoort te zijn van de
studenten lijkt ons ook moeilijk te betwis
ten want zelfs wetenschappelijk onderwijs
is niet een hobby van professoren maar
een doelbewust streven om mensen die
kennis bij te brengen die ze later in de
door hen gekozen loopbaan behoeven. Er
schuilt echter in deze omschrijving heel
veel subjectiefs: menige student heeft van
nature de neiging om niet meer kennis te
verzamelen dan strikt vereist is om de
vereiste tentamens en examens te kun
nen doen. Bovendien is hij maar zelden in
staat te overzien wat en hoeveel hij moet
kennen en kunnen om later in de praktijk
te kunnen slagen. Waar dan omgekeerd
weer tegenover staat dat de meeste do
centen de waarde van hun eigen vak
overschatten en geneigd zijn de eisen zo
hoog mogelijk te stellen.
Wat gaat er nu gebeuren als de door de
studenten zo fel begeerde faculteitsraden
zouden gaan functioneren (hoe fel be
geerd kan men in de artikelen hiernaast
lezen)? Zijn de studenten werkelijk In
staat tot een eigen, verantwoorde inbreng
in dit soort discussies? Natuurlijk, zij zijn
volwaardige leden van onze samenleving
en dat zij zich op allerlei terrein roeren
en over allerlei zaken hun mening ten
beste geven, is hun goed recht. Maar of
het nu zo hard nodig is dat zij mede rich
ting geven aan de eisen die aan hun stu
die mogen en moeten worden gesteld,
dat blijft voor ons een vraag. Juist op dat
punt past hun naar onze mening een gro
te terughoudendheid en bescheidenheidi
Daarmee is niet de moeilijke vraag opge
lost hoe men kan komen tot een betere
en objectievere studiemaatstaf dan het
examen. En als men, bij gebrek aan be
ter, het examen handhaaft, welke objec
tieve maatstaven men moet aanleggen om
de zwaarte van een examen te bepalen,
noch wie die maatstaven moet vast
leggen.
Dat dit tot de autonome beslissingen van
de faculteit moet blijven behoren gelo
ven we niet wat dat betreft kunnen we
ook na de uitspraak van de Haagse presi
dent de vrees van de studenten begrij
pen.
Conclusie: er zal nog heel veel moeten
worden gestudeerd en gepraat voor en
aleer men al deze vragen tot een oplos
sing heeft gebracht. Waarbij dunkt ons vast
moet staan dat ook de studenten bij die
studie behoren te worden ingeschakeld.
In dit opzicht is hun roep om democrati
sering gerechtvaardigd, want het gaat in
de eerste plaats om hun toekomst.
Men kan lang en breed praten over de
vraag waar het geld vandaan moet komen
om de hogere defensie-uitgaven te finan
cieren en men heeft het volste gelijk van
de wereld als men stelt dat die miljoe
nen heel wat beter besteed zouden kun
nen worden dan aan werktuigen-met
moordkracht als men maar In het oog
houdt dat men het bij ai deze discussies
ook heeft over onze vrijheid. Zo lang in
het ene deel van de wereld nog heel an
ders over vrijheid geoordeeld wordt dan
in het andere deel waar wij toe behoren en
zo lang die verdeeldheid van visie wezen
lijke gevaren in zich bergt - Tsjecho-
Slowakije is er het voorbeeld van zo
lang zal het nodig zijn geld te besteden
aan de verdediging van onze kijk op de
vrijheid. Het is jammer daar bestaat
geen twijfel over. Maar het is ook waar!
Dat het in de studentenwe
reld gist en rommelt, niet al
leen in Parijs, Berlijn of Mexi
co maar ook in Nederland,
weet iedereen. En wie zich
enigermate in deze problema
tiek verdiept heeft weet dat
men deze „revolutie" niet kan
afdoen met kreten over jeug
dige onbezonnenheid of over
opruierij van enkele al te link
se agitatoren. Die onbezonnen
heid is er en die agitatie is
er maar daarmee is lang
niet alles gezegd. Daarnaast
zijn er twee factoren die een
minstens even grote rol spe
len in de universitaire omwen
teling die zich bezig is te vol
trekken. Punt één is de niet
aan onze tijd aangepaste, wat
dictatoriale opbouw van het
universitaire systeem en punt
twee dat de student van nu
een ander is dan de student
van vroeger. Hij is niet rreer
het zoontje-van-een-rijke-pa
voor wie een onbezorgde stu
dententijd mede een opleiding
was voor het leven vol maat
schappelijke en sociale plich
ten van straks en die in gezel-
ligheidsverenigingen banden
smeedde voor het leven. De
student van nu heeft meer en
andersgerichte zorgen. Zorgen
van alledag want hij moet
meestal met weinig geld zijn
studententijd zien door te ko
men. Zorgen ook om de toe
komst van de wereld en de sa
menleving, want daarvan
voelt hij zich ook als student
een volwaardig lid. En die toe
komst is zijn toekomst
daarom gelooft hij het volste
recht te hebben om er zich
mee te bemoeien. En kan men
hem dat recht ontzeggen?
Er bestaat in Nederland
geen beter voorbeeld en
geen beter bewijs ook! van
deze ontwikkeling dan de uni
versiteit van Nijmegen. Geen
universiteit met een grote tra
ditie: ze werd in 1923 opge
richt door rooms-katholiek Ne
derland dat op deze wijze het
lang bestaande gat wilde op
vullen: tot dusverre immers
was steeds de rooms-katholie-
ke intelligentia afgevloeid
naar clerus en kloosters nu
wilde men ook de posten gaan
bezetten in het maatschappe
lijk en politiek bestel die sinds
1852 ook aan de rooms-kathc-
lieken als volwaardige Neder
landse staatsburgers toekwa
men. Merkwaardigerwijze vul
de deze universiteit zich ech
ter niet met de zonen der van
ouds bestaande rooms-katho-
lieke elite: dezen bleven waar
ook vaders en grootvaders al
gestudeerd hadden, namelijk
in Utrecht en Leiden. Naar
Nijmegen kwamen de "welge
stelde middenstandszonen en
-dochteren en de jeugd uit de
agrarische sector. Jongelieden
voor wie het gezeten burger
dom niet iets was om op neer
te kijken en de spot mee te
drijven zoals studenten-élite -
kinderen dat deden dat bur
gerdom was juist het bege
renswaardige deel van hun
studie. Daarom was Nijmegen
een erstige universiteit en
daarom ook merkten Nijmege-
naren maar nauwelijks dat ze
studenten in hun midden had
den. En dat alles was volle
dig in overeenstemming met
het hooglerarencorps: velen in
priestertoog, tezamen meer
een bolwerk van rooms-katho
liek Nederland vormend dan
een burcht van wetenschap.
Maar nu? Nu is niet Utrecht
of Leiden en zelfs niet het van
huis uit revolutionaire Am
sterdam koploper in de uni
versitaire omwenteling maar
Nijmegen. Een Nijmeegse
student, Ton Regtien, werd de
oprichter van de Studenten
Vakbeweging, de S.V.B., die
een grotere aanhang heeft ge
kregen dan welke andere uni
versitaire vereniging ook. In
Nijmegen heeft de Kritische
Universiteit, de studentenbe
weging die in de zomer van
'67 uit Berlijn naar ons land
oversloeg, meer aanhangers
dan elders in Nederland. In
Nijmegen ook zwaait nu de
Unie van Studenten de scep
ter en ze doet dat op revolu
tionaire manier: met demon
straties, met geschriften, met
acties. Zodat men haast wel
moet denken dat de Nijmeeg
se studenten zich meer met
de universiteit bezig houden
dan met de studie.
Waarom juist Nijmegen?
Uit het bovenstaande is al
een deel van het antwoord te
halen: omdat het katholicis
me bezig is een achterstand
in te halen en wie een achter
stand moet inhalen springt
soms wel eens te ver vooruit.
Wat in een klimaat zoals dat
op het ogenblik binnen de
rooms-katholieke kerk in Ne
derland heerst helemaal niet
zo verwonderlijk is.
Over deze beide gegevens
gaat het in de twee hieronder
afgedrukte interviews, een
met een hoogleraar en een
met twee studentenleiders.
Men mag er, menen wij, de
ze conclusie uit trekken: het
mag dan nu fel toegaan in
Nijmegen maar uiteindelijk
zullen de partijen elkaar daar
wel vinden. Van koploper in
de revolutie maakt Nijmegens
universiteit de grootste kans
om koploper te worden in de
evolutie!
De Unie van Studenten zwaait de scep
ter in Nijmegen en de bestuursleden
hebben er dan ook een dagtaak aan.
Vraag Henk Sips, 23 jaar en socio
loog, hoeveel tijd hij kwijt is met zijn
bestuursbaan. „Zestien uur per dag",
is zijn antwoord. „Als bestuurslid moet
je geheel beschikbaar zijn dat is de
voorwaarde". Wat er zo van studeren
terecht komt? Sips heeft toch nog kans
gezien zijn kandidaats-sociologie te
halen. Hij hoopt op den duur de dag
zo goed en zo kwaad als het gaat te
verdelen tussen bestuur en studie.
Vraagt men hem waarmee hij dan de
hele dag bezig is dan krijgt men tevens
een indruk van wat er omgaat binnen
de Nijmeegse studentensamenleving.
„Progressief zijn" is in Nijmegen
een springlevende gedachte. De „Kri
tische Universiteit", de Berlijnse stu-,
dentenbeweging die zich welhaast op
wierp als een politieke macht, vindt
er dan ook vele aanhangers. Betogin
gen en bijeenkomsten trekken meer
studenten dan waar ook in Nederland,
zelfs in Amsterdam. Dat „progressief
zijn" vindt men ook terug in de onder
linge strijd om de opbouw van de stu
dentenorganisatie. Henk Sips vertelt:
„Met de Studentenvakbeweging zijn
er verkiezingen gekomen voor een
soort van plaatselijk studentenparle-
ment, de grond- of ledenraad. Dit
dreigde in parlementjespelen te ver
zanden, omdat de besprekingen net als
in de Tweede Kamer „te technisch"
werden. Bovendien al die besprekin
gen adhteraf. Wat heeft een dagelijks
bestuur dat in zo'n situatie steeds
eigenmachtiger dreigt te gaan beslis
sen eraan?
Daarom wil men de zaken nu om
draaien. De leden moeten discussiëren
voor het dagelijks bestuur beslissingen
neemt. Voorlopig vergadert de unie
dan ook iedere week met een nog niet
officiële gedelegeerdenraad. Daar zit
ten de vertegenwoordigers uit de ver
schillende faculiteiten onder andere in".
Ondemocratisch?
„Voorlopig nog niet want de officiële
vertegenwoordiging, de ledenraad, die
zelf ook wel voelde dat hij te tech
nisch werd, bestudeert intussen ijve
rig hoe een andere wijze van afvaardi
ging haar beslag kan krijgen".
Henk Sips benadrukt voortdurend het
belang van beïnvloeding door de leden
vooraf. Hij stipt aan dat dit soort dis
cussie er in de oude verhoudingen
slechts terloops „aan de bar" aan te
pas kwam, nu is de invloed op het be
stuur openbaar.
Volgens hem kan een situatie als nu
is ontstaan, slechts in Nijmegen ge
makkelijk bestaan omdat de verschil
len tussen de studentenpartijen niet
zo groot waren. Er zijn hoogstens
„schijntegenstellingen". De manier
waarop men plannen verwerkelijken
wil leverde nogal eens verschil van
mening op, omdat het bestuur meer bij
de zaak betrokken was dan de contro
lerende ledenraad.
Henk Sips vertelt dat de belangen
in Nijmegen wel door iedereen gelijk
worden gezien, ook het standpunt dat
de aanwezigheid van de studenten in
de universiteit zonder meer politiek
inhoudt, zou geen diepgaande verschil
len meer opleveren.
Hoe zit het nu met al die acties in
Nijmegen, zijn ze wel nuttig? Henk
Sips, ma$r ook Hugues Boekraad (29),
fameus studentenleider in Nijmegen,
legt er iets van uit. „De acties moeten
de andere acties als overleg onder
steunen. Er is nu al anderhalf jaar ge
discussieerd, maar er is nog niets ver
anderd. Onze ideeën zijn nog nergens
gerealiseerd. Dat praten was nuttig en
nodig, maar het is een illussie te den
ken dat maatschappelijke structuren
kunnen veranderen door overroden".
Het is niet redelijk om Boekraad te
vragen wat er nu allemaal veranderen
kan, want hij heeft samen met de an
dere studentenleider Michel van
Nieuwstadt twee brochures op zijn
naam 'staan. Eén over en tegen het
plan-Maris en één over en tegen de
Nota-Posthumus (vernieuwing weten
schappelijk onderwijs). Beide Nijmeeg
se studenten willen een universiteit
die een bestuur vol raden bevat en
een studie-opbouw waarbij de student
ook mag meebeslissen over wat nu
belangrijk is en wat niet.
In enkele studierichtingen wordt zo'n
opzet al voorzichtig geprobeerd, o.a. in
het vak Nederlands wat Van Nieuw
stadt zelf studeert. Een overlegcom
missie van hoogleraren, curatoren,
stafleden en studenten heeft enkele
malen gediscussieerd over de „raden-
universiteit" die deze studenten dan
willen. Een rapport daarover is on
langs van de persen gerold en nu als
discussienota verspreid. Dit is niet de
enige vorm van overleg tussen hoog
leraren en studenten. De Unie van Stu
denten heeft maandelijks besprekingen
met de rector en met curatoren. In
een tweetal commissies (voorlichting
en academische raad) discussiëren bei
de partijen ook al broederlijk.
Twee studentenlei
ders: Hugues Boek
raad en Michel van
Nieuwstadt (rechts).
De Nijmeegse hoogleraar in het Romeins recht, prof.
mr. G. C. J. J. van den Berg, illustreert met zijn per
soon de veranderingen die zich de laatste jaren in die
universiteitsstad voltrekken. Hij is rooms-katholiek
maar ook lid van de Partij van de Arbeid. „Toch le
verde mijn benoeming, ongeveer vier jaar geleden,
geen problemen op", zegt hij. „Dat was wel het geval
met prof. De Rijk die vijf jaar eerder naar Nijmegen
kwam Prof. Asselbergs (de onlangs overleden schrij
ver Anton van Duinkerken) moest omstreeks de vijfti
ger jaren het lidmaatschap van de P.v.d.A. nog opge
ven. Op het ogenblik werken er acht tot tien niet-
katholieke hoogleraren aan de Nijmeegse universiteit,
grotendeels in de B-faculteiten".
Volgens professor Van den Berg is de Nijmeegse
universiteit allerminst conservatief. Hij ziet haar
veeleer als een „kroonjuweel van emancipatie".
De veranderingen die zich in het katholicisme en
onder de katholieken voltrekken, gaan zeker Nijme
gen. dat zo'n belangrijke vertegenwoordiger van dat
katholicisme is, niet voorbij. „Het valt niet te ont
kennen dat de katholieken ontzettend snel de ver
schillen met andere groepen in ons land inhalen en
niet alleen wat het aantal echtscheidingen betreft",
schertst prof. Van den Berg.
Hij stipt de grote intellectuele achterstand aan die
er was toen de katholieke universiteit nog niet be
stond. Katholieken vond men .vooral onder lager en
middenstandsmilieu, maar ternauwernood in de hoge
re beroepsgroepen. Die voorraad werd door de Nij
meegse universiteit aangeboord.
Nog steeds heeft Nijmegen het hoogste percentage
studenten bij wie thuis het studeren geen gewoonte
was. Emancipatie dus in vele opzichten, een eigen
katholieke universiteit met effecten op de democra
tisering van het onderwijs, tenslotte nu loskoppeling
van een systeem dat te lang is volgehouden. „Er is
beweging in Nijmegen en daarover is allerlei opwin
ding ontstaan".
Een huurovereenkomst eindigt niet
door het overlijden van de huurder.
Het huurrecht valt in de nalatenschap
en kan aan één of meer erfgenamen
worden toebedeeld. De keus van de
erfgenaam aan wie het huurrecht zal
worden toebedeeld, kan vérstrekken
de gevolgen hebben. Het is dus
van groot belang, dat de erfgenamen
pas na rijp beraad een keus doen. In
theorie kan het huurrecht het best
worden toebedeeld aan de erfgenaam,
die het langst in het huis zal willen
blijven wonen. Maar dit is dikwijls
niet te voorzien. Als een overleden
huurder bv. een weduwe en een doch
ter in de woning achterlaat, is het zeer
wel mogelijk dat de weduwe het langst
in het huis zal blijven wonen. Maar 't
kan ook gebeuren dat zij op een ge
geven moment naar een rusthuis of
bejaardenflat zal verhuizen. Als in het
laatste geval de weduwe het huurrecht
had, komt de dochter in een hachelijke
situatie te verkeren. In dit soort za
ken zal men wijs doen het huurrecht
toe te bedelen aan alle erfgenamen, die
in het huis wonen. Deze erfgenamen
zullen dan gezamenlijk het huurrecht
moeten uitoefenen.
Niet-inachtneming van deze gedrags
lijn kan tot nare gevolgen leiden. Wij
zullen dit met het volgende voorbeeld
uit de praktijk aantonen.
Iemand woonde met zijn vrouw en 8
kinderen in een huurwoning in Am
sterdam. Na zijn overlijden werd zijn
weduwe huurster. Negen jaren later
verliet de weduwe de woning. Reeds op
dat moment had de eigenaar ontrui
ming kunnen vorderen, maar hij deed
dit niet. Er kwam een huurovereen
komst tot stand met een zoon van de
vertrokken weduwe. Deze zoon, die wij
verder X zullen noemen, bleef elf ja
ren als huurder in het betreffende huis
wonen. Daarna vertrok hij in verband
met zijn huwelijk naar Badhoevedorp.
Aan de eigenaar van de woning te Am
sterdam vroeg X toestemming de huur
te mogen overdoen aan zijn getrouwde
zuster. Doch de eigenaar wenste de
zuster van X niet als huurster te aan
vaarden. En dus bleef er voor X geen
andere weg over dan een onderhuur
overeenkomst met zijn zuster te sluiten
Maar de eigenaar nam met deze gar.
van zaken geen genoegen en vorderde
voor de kantonrechter ontruiming van
de woning. X voerde aan dat het slechts
min of meer toevallig was geweest dat
hij en niet zijn zuster als opvolgend
huurder van zijn ouders was opgetre
den. Doch naar het oordeel van de kan
tonrechter kon dit niets afdoen aan de
feitelijke situatie dat X als huurder van
een woning, die woning metterdaad
verlaten had en had overgegeven aan
zijn inwonende zuster met wie de eige
naar geen huurovereenkomst wilde
aangaan.
Zelfs in deze tijd van huurbescher
ming behoeft dit niet door de verhuur
der te worden geduld. Aldus wees de
kantonrechter de ontruimingsvordering
toe. Maar in hoger beroep was de
rechtbank van mening dat X zich niel
had schuldig gemaakt aan een dusda
nig onbehoorlijk gebruik van de wo
ning dat daarop ontruiming zou moe
ten volgen. Niet was gebleken dat he'
pand niet goed werd bewoond. Van
„uitwonen" was geen sprake. Evenmin
was gebleken dat het pand als com
mercieel exploitatie-object werd benut.
Met deze motivering werd het vonnis
van de kantonrechter vernietigd en de
ontruimingsvordering van de eigenaar
afgewezen.
Deze beslissing van de rechtbank kon
echter geen genade vinden in de ogen
van de Hoge Raad. Volgens de Huurwet
is de gewezen huurder van rechtswe
ge bevoegd krachtens huurbescherming
in het genot van de woning te blijven.
Hiermede wordt beoogd de gewezen
huurder het genot te laten behouden,
dat hem ingevolge de huurovereen
komst toekwam. Voor het slagen van
een beroep op huurbescherming is het
nodig dat degene, die deze bescherming
inroept ten tijde dat hij dit doet
zich nog bevindt in het feitelijk genot,
dat hij krachtens de huurovereenkomst
mocht uitoefenen.
Het genot, dat X met betrekking tot
de onderhavige woning krachtens de
duurovereenkomst mocht uitoefenen,
'mestond in het zelf bewonen van dat
mand met de bevoegdheid een aantal
mdere personen bij zich te doen inwo-
len. Toen X zich op huurbescherming
eriep, bevond hij zich niet meer in dat
*enot van de woning. Op dat moment
lad hij het pand zelf verlaten en dit in
;ijn geheel onderverhuurd aan zijn
uster. Hieruit volgt dat X zich niet op
1 uurbescherming kan beroepen. Met
deze redenering vern igde de Hoge
Raad het vonnis van de rechtbank.
De studenten willen de universiteit democratiseren,
een democratische opzet van de studie zelf en een de
mocratische bestuursvorm. Veel in de huidige toe
stand schetsen ze als fascistisch en ondemocratisch.
Prof. Van den Berg meent dat menig hoogleraar het-
met de studenten eens is. Verschil van mening is er
echter over de „manier waarop".
Er speelt een generatieconflict mee. De studenten
dromen soms te veel van revolutie, ze zien er „de
Messias" in, „de verlosser" die hen afhelpt van de
bestaande structuur waartegen ze nu opbotsen.
De ouderen voelen voor revolutie niets. „Ze hebben
een andere ervaring", schetst professor Van den
Berg. „Ze hebben de wereldoorlogen meegemaakt, ze
weten dat revolutie ontaardt, de revolutie eet haar
eigen kinderen op, kijk maar naar Rusland".
Op korte termijn een revolutie verwerkelijken lijkt
hem niet mogelijk.
Hij meent ook dat de studenten het conservatisme
van de hoogleraren overschatten. De Nijmeegse do
centen zijn zeker als totaliteit niet conservatiever dan
in andere steden. Typeert hij de Nederlandse hoogle
raren dan stelt hij: „Regentenmentaliteit met de goe
de kanten van dien. Als de studenten werkelijk met
hun vragen komen, blijken de professoren niet onre
delijk. De Nederlandse hoogleraar mag politiek min
der actief zijn dan zijn buitenlandse collega, hij pas'
zich aan veranderingen uitstekend aan. Hij is min
der autoritair dan de Fransman of Italiaan". De Pa
rijse hoogleraar? „Een halfgod, daar zijn wij ma
schillenjongens bij".
Prof. Van den Berg vindt dat de Unie van Stude.
en. die nu in Nijmegen de toon aangeeft, de tegei
^tellingen moet doorbreken. „Er moet één front woi
den gevormd dat de actie hervorming universiteit or
ganiseert en begeleidt. Een deel van de staf is, hoewel
hun aantal inderdaad gering is, er zeker toe bereid.
Maar ook is in het hooglerarenteam nog een gewel
dig stuk mentaliteitsverandering nodig, want al kun
nen zij zich wel aanpassen, daarom zijn ze nog niet
aangepast aan een nieuw systeem. De studenten zijn
bepaald verder met hun ontrafeling van het begrip
universiteit".
Professor Van den Berg meent dat de studentenlei
ders nog zitten te dubben over het probleem: „revo
lutie of overleg", en „oppositie of overleg". Ze zijn
bang te worden ingekapseld in de bestaande struc
tuur.
Die angst is begrijpelijk, want als je gaat praten
schop je de gesprekspartner niet zo gemakkelijk meer
tegen de schenen. Dat is een kernprobleem. Toch
zullen de studenten een keer een beslissing moeten
nemen. De studenten weten ook nog te weinig wat ze
nu „na de revolutie" willen doen. Wel zijn zij er vast
van overtuigd dat de situatie hun niet uit de hand
moet lopen. Men heeft van het overlijden van de pro
vobeweging, die dan ten slotte de sympathie van me
nigeen kreeg, geleerd.
Hoe democratisch moet de universiteit nu worden?
'rof. Van den Berg stelt dat een democratische uni-
/ersiteit niet kan gedijen in een ondemocratische
maatschappij. Er moet een wisselwerking zijn. Men
ïoet iets kunnen stellen, oppositie ontmoeten, het
ens worden, iets nieuws stellen. Voortdurende ver
andering dus.
Van de huidige situatie zegt de Nijmeegse hoogle-
lar: „De maatschappij verwetenschappelijkt". Hii
indt dat de universiteit niet langer zo zelfstandig
autonoom) moet blijven als ze nu is, alle belangheb-
enden, en daar kan men ook het bedrijfsleven onde;
ekenen moeten inspraak hebben. Maar evenzeer i
ian de universiteit politieke bewustwording onont
deerlijk. Daar schort nog wel iets aan. Aldus prof
Van den Berg.