Geëxposeerde foto's zijn niet meer dan haastig genomen vakantiekiekjes r=jQ DENK EB EENS OVER NA H n mmm* mm m JÉ m sm m mm SCHAKEN door H. KRAMER Zoekplaatjc s§ H J. B 8 DAMMEN BRIDGE CRYPTOGRAM RHENEN. „Fotografie op reis" heet de tentoonstel ling die tot en met 14 december te zien is in het Streek museum te Rhenen. De expositie is samengesteld uit foto's van oud-architect J. M. H. van de Wateren uit Renkum. De tentoonstelling wordt gehouden ter gelegenheid van het bereiken van de leeftijd der sterken van de exposant. Als men de expositie gezien heeft, krijgt men de indruk, dat dit ook de enige reden is geweest om deze tentoonstelling te organiseren. Het werk van de heer Van de Wateren geeft in ieder geval geen aanleiding om het te exposeren. KANSRIJK m. m mm m m OPLOSSING door J. M. BOM OPLOSSING door H. W. FILARSKI De foto's, die tot en met 14 de cember in het Streekmuseum zijn te zien, zijn niets anders dan vergrote vakantiekiekjes, die de toerist een zeer gebrekkig beeld geven van mo menten, waarvoor hij tijdens zijn vakantie geen tijd vond om naar te kijken, omdat hij zo graag met zijn foto-toestel wilde spelen. Geen enke le foto van Van de Wateren brengt de typerende sfeer van de stad of streek waar de foto werd genomen. Van de Wateren brengt behalve foto's die hij in eigen land maakte platen uit o.a. Spanje, Italië en het Midden-Oosten. De Nederlandse fo to's zijn zeer amateuristische imi taties van de chauvinistische „Groe ten uit Holland'-kiekjes. De foto's die hij op reis maakte missen zelfs dit effect. Van de Wateren schijnt in het buitenland door de bomen 't bos niet meer te zien. Hij weet niet wat hij moet vereeuwigen van de veelheid van impressies die hij op doet. Het is juist de (amateur-)foto- graaf, die dit wel weet en de karak teristieke sfeer van een stad of een streek via de foto aan anderen kan overbrengen. Er zijn vele voorbeelden op te noe men. Een ervan is de foto van en kele bedelende kinderen in het Mid den-Oosten. Lachende ogen kijken de tentoonstellingsbezoeker aan, la chende ogen van kinderen die dui delijk plezier in het leven hebben. Kinderen die misschien om snoep vragen, zoals dat overal gebeurt in landen, waar men nog niet zo aan toeristen is gewend als in Nederland. Bovendien had deze „oosterse foto'' ook in Joegoslavië, Spanje of Italië genomen kunnen zijn. De kinderen dragen wat armzalige kleding, maar ook dit is in het zonnige zuiden al niets bijzonders en zeker niet ken merkend voor bedelaartjes. Dan maakt de heer Van de Wa teren ook nog foto's van kunst. Uit deze foto's blijkt, dat hij niets van kunst begrijpt. Hij fotografeert beel den op de manier, waarop iemand die voor 't eerst naar een tentoon stelling gaat een beeld bekijkt: „Ik kom van deze kant aanlopen, dus dit zal de voorkant van het beeld zijn. Dat klopt ook, want van deze kant zie ik het gezicht. Nou, mooi hoor. Hoe kunnen ze 't zo maken". En men loopt verder. Een beeld is drie-dimensionaal. Als men een fo- tot van een beeld maakt, moet dat drie-dimensionale eruit spreken. Bo vendien heeft een beeld wat te zeg gen en ook dit moet, om een zo juist mogelijke weergave van het beeld te maken, in een foto extra worden geaccentueerd. Op de foto's van Van de Wateren zeggen beelden van grootheden als Henri Moore en Men- des da Costa niets; zeker niet als men de beelden in werkelijkheid heeft gezien. Tenslotte de technische afwerking van de foto's. Deze is dikwijls irri terend slecht. Veel foto's zijn grauw, onscherp of soms overbelicht. In Rome fotografeerde Van de Wate ren het beeld van de Wolvin met Romulus en Itemus, achter het Ca- pitolijns Museum. Op de foto een warwinkel van de kozijnen en deu ren van het museum en daarvoor een onduidelijke, vrij kleine, zwar te vlek: het beeld. Het lijkt wel een zoekplaatje. In Athene fotografeerde de exposant het Parthenon in een stralende zon. Op de foto bleek de lucht echter „te wit" te zijn, dus plakte de heer Van de Wateren het Parthenon tegen een hemel vol don kere wolken (zo te zien een Holland se hemel). Natuurlijk is er geen enkel bezwaar tegen, een montage. Dat kan erg mooi zijn. Maar maak er dan wel een goede montage van en vergeet niet hier en daar door kijkjes van de eerste foto weg te knippen, waardoor de wolkenloze hemel nog zichtbaar is. Plak de fo to's bovendien goed op elkaar, zo dat niet de randjes gaan krullen, waardoor de hele montage een la chertje wordt. Slechte foto's dus in het Streek museum, dat over het algemeen toch met goede exposities komt. Fo to's waarmee de heer Van de Wate ren de plank totaal heeft misgesla gen. Of omdat het weinig zeggende vakantie-kiekjes zijn, óf omdat het „leerzame" plaatjes voor aardrijks kunde of geschiedenisboekjes zijn en niets met artistieke fotografie te maken hebben (zoals de in Chartres en Den Bosch gefotografeerde kerk ramen) over 't algemeen omdat de slordige en onvakkundige afwerking de perken te buiten gaat. R. v. R. De foto's van de kerkramen kunnen zo uit een geschiedenisboek zijn ge knipt. De foto van Parijs (geheel rechts) zou een vergrote ansichtkaart kunnen zijn. Hoe Sint-Nicolaas tot beter inzicht kwam Tl/Iet een voor zijn leeftijd opmerkelijke -L"-*- vitaliteit liet Sinterklaas zich uit het za del glijden, zonder nochtans zijn bisschoppe lijke waardigheid te verliezen. Hij reikte een toesnellende leerling-knecht de teugels en wenkte Zwarte Piet. „Kom eens mee! Ik moet je spreken". Iets in de stem verontrustte Zwarte Piet, die Sinterklaas schoorvoetend naar de zit- slaapkamer volgde. Sinterklaas zette de kromstaf in een hoek, zijn mijter op tafel en nam plaats in een ge makkelijke armstoel. Toen verwijderde hij met een vinger wat kleverige taai-resten van zijn tanden en sprak: „Ik ben niet tevreden over je, Zwarte Piet". „Ik...." „Nee, laat mij uitspreken! Ik ben zelfs on tevreden, ja, ik mag wel zeggen zéér onte vreden. Hoe dikwijls heb ik je nu al gezegd, „kijk eens even beste Piet, of je ook stoute kinderen ziet!" Maar je hebt er nog nooit eeh gemeld. Je wilt mij toch niet wijsma ken, dat er geen stoute kinderen meer zijn. Ik zal jou eens wat zeggen. Zwarte Piet ge looft het wel... Zwarte Piet gooit er met de beveerde muts naar... Zwarte Piet heeft wel andere dingen aan zijn hoofd!" „Ik heb er echt geen gezien, Sinterklaas", fluisterde hij. „Schaam jij je niet, zo te liegen. Hier zit een heilige voor je!" „Ik zal het u uitleggen Sinterklaas", stot terde Zwarte Piet. „Ik houd altijd mijn ogen dicht. Ja, ik houd mij stevig vast aan de staart van het paard en knijp mijn ogen stijf dicht. Ik... ik... ik heb hoogtevrees". „Asjemenou", mompelde de Sint en krab de zijn tonsuur, die in de loop der vele ja ren tot ver buiten de voorgescheven afmetin gen was uitgebreid. Sinterklaas was geschokt. Juist van deze knecht, die indertijd had geschreven, dat hij de Nederlandse taal in woord en geschrift beheerste, had hij zich veel voorgesteld. „Er stond geen woord van in je sollicitatie", zei hij verwijtend en hij haalde een zwart boekje te voorschijn, waarin hij enige noti ties maakte. „Je bent onbetrouwbaar. Foei! Lever je roede in je hebt niet langer het recht er een te dragen en verdwijn uit mijn ogen!" Nu wierp Zwarte Piet zich op de knieën en legde schreiend zijn hoofd in Sint's schoot. „Ontslaat u mij niet, Sinterklaas", snikte hij. „Ik ben niet onbetrouwbaar. Ik wilde zo graag bij u in dienst komen. U bent een goe de man. Een heilige man. Ik houd van u!" Sint's trekken verzachtten zich. Sinterklaas staarde lange tijd in gedach ten verzonken, naar de rekken met suiker goed en marsepein. Moest hij nu juist deze toegenegen knecht ontslaan? Nee! „Zoek maar een letter uit en ga slapen", zei hij tenslotte met een tedere klank in zijn stem. „Morgen ga je weer mee. Ik zal je wel van je angst genezen". „Dank u, Sinterklaasje", stamelde de knecht en hij kuste eerbiedig de bisschopsring. Hij stond op, zocht een middelgrote Z uit, en verliet opgelucht de kamer. De volgende avond klopte Sint de knecht bemoedigend op de schouder. „Geef de zak maar hier en kom voorop zitten", zei hij hartelijk. „Jij hoeft niet bang te zijn: ik houd je stevig vast. Maar.... geef je ogen goed de kost!" Sinterklaas sloeg de zak over zijn schouder en met een vriendelijk „Vort, paard!" be gonnen ze aan hun ronde over de daken. Het was een prachtige avond. Hoewel het heer lijk avondje nog niet gekomen was, scheen de maan toch door de bomen en hier en daar hadden de makkers zelfs hun wild geraas gestaakt. Aanvankelijk voelde Piet zich wel prettig in de veilige armen van Sinterklaas; maar eenmaal op de hoge, hoge daken, kwam zijn angst weer terug. Hij kneep zijn ogen stijf dicht en hield zich krampachtig aan het za del vast. Zo reden ze geruime tijd voort. „Kijk je goed uit, Piet?" „Ja, Sinterklaas", loog de knecht. „En daar dan!" Met een ruk bracht Sint het paard tot stilstand. Nu opende Zwarte Piet voorzichtig zijn ogen en keek in de aan gewezen richting. Ze bevonden zich tegenover een helder ver lichte kamer. In een gemakkelijke stoel zat een man de krant te 'ezen en naast hem, op een eenorig meubelstuk van wit aardewerk, zat een heel klein jongetje, dat het kennelijk niet eens was met de plaats die hij in het gezin innam. Edoch, de op zijn schoudertjes rus tende handen van een vrouw, verhinderden hem hoezeer hij zich ook inspande hierin verandering te brengen. In vurig protest te gen de dwangpositie, waarin hij zich bevond, schreeuwde hij vol overtuiging zijn bolle wangetjes blauw. „Hij wil weer niet", fluisterde Sint en stap te van het paard. Hij ging in de dakgoot staan om niets van het tafereel te missen, en haalde het zwarte boekje te voorschijn. „Laat hem toch! Hij is nog zo klein", on derbrak de man even zijn lectuur. „Niets daarvan", zei de vrouw op een toon, die duidelijk verried, wie het huiselijk gezag aan zich getrokken had. „Jong geleerd, is oud gedaan". (Hier fronste Sinterklaas éven zijn wenkbrauwen). „Dat is Paultje", riep hij naar de knecht. „Hij wil een grote beer hebben. Ja, ik ben daar even ge..." „Hij heeft het gedaan, Sinterklaas!" riep Zwarte Piet plotseling verheugd uit en hij wees naar Paultje, die blijkbaar het verle den vergeten was en opgetogen in zijn hand jes klapte. In zijn opwinding liet Piet zich van het paard glijden en ging hij naast zijn meester staan. „Dat zegt mij niets", bromde Sinterklaas. „Morgen is het weer hetzelfde liedje. Ik heb een brief van de ouders gekregen". „Ja maar..." Zwarte Piet zweeg verlegen. „Wat wilde jij zeggen?" „Eh... als ik zo vrij mag zijn Sinterklaas.... u bent toch ook klein geweest". errast staarde Sint zijn knecht aan. Nu zijn eigen, langvervlogen jeugd zo plot seling ter sprake kwam, moest hij bekennen, dat het hem ook wel enige moeite had ge kost, iets, wat altijd stilzwijgend zijn gang gegaan was, tot een bewuste daad te verhef fen. Ja, het had wel enige tijd geduurd voor hij ,,'n grote jongen" geworden was. En hij was toch heilig geworden! „Hebben we nog beren, Piet?" „Wel duizend". „O", zei Sinterklaas het boekje weer op bergend. „Laten wij verder gaan". Toen Piet het paard weer wilde beklimmen. realiseerde hij zich plotseling, dat hij zonder angst in de dakgoot had gestaan en vrij had rond gekeken. „Ik ben helemaal niet bang meer, Sinter klaas!" riep hij verheugd uit. „Dat wist ik wel, jongen. Dat wist ik wel. Hier is de zak; je kunt nu wel weer lopen". Met deze woorden herstelde Sint de normale verhouding. Terwijl Sint in gestrekte draf zijn tocht ver volgde holde Piet opgewekt achter hem aan. „Nu ben ik een echte knecht", juichte het in zijn binnenste. Plotseling werd de stilte verstoord door een luid geschreeuw. Ze zagen een man, die een jongen in pyjama over zijn knie gelegd had en hem in voorbeeldige ijver klaar wakker sloeg. „Hans wil weer niet gaan slapen", zei Sin terklaas en hij haalde wrevelig het boekje weer te voorschijn. „Hij heeft een trein ge vraagd. Ik zal 'm treinen! Waarom heb je dit niet gemeld?" „Hoe laat bent u gisteren gaan slapen, Sin terklaas?" „Om tien uur". „Ik zag om twee uur de lamp nog bij u branden". „Hum..., ja, eh... ik kon de slaap niet vat ten". Sinterklaas zweeg enige tijd. „Ik geloof, dat ik begrijp, wat je bedoelt. Hebben we nog treinen?" „Nog genoeg, Sinterklaas". „O", zei Sint en hij borg het boekje weer weg. Hij streelde een ogenblik nadenkend zijn paard en zei toen onzeker: „Nu hebben we Els nog, die kan niet van de suikerpot af blijven. Maar... eh... wat denk jij daarvan?" „Och, ik wil dit zeker niet goed praten. Maar bent u daar zelf ook niet een beetje schuld aan?" „Ik??" Sinterklaas staarde zijn knecht uiterst verbaasd aan. „Ja u! U overlaadt de kinderen altijd met suikergoed en marsepein. En u weet, als je eenmaal de smaak te pakken hebt..." Zwar te Piet maakte de zin niet af. „Kom we gaan naar huis!" zei Sint kort af. Terwijl Sinterklaas diep in gedachten ver zonken op zijn paard zat, vulde de knecht links en rechts nog gauw een paar schoenen, waarbij hij de hoge schoenen, die kennelijk uit hebzucht gezet waren, zorgvuldig oversloeg. Toen ze het tijdelijk bisschoppelijk onder komen weer bereikt hadden greep de knecht Sint's hand. „Ik dank u heel hartelijk. Sint Nicolaas. Nu zal ik een goede medewerker worden". „Wat zeg je daar?" „Ik zal een goede medewerker worden". Er verscheen een misprijzende trek op Sint's gelaat en terwijl hij vermanend zijn vinger opstak, zei hij: „Ik weet niet, wat jij met die uitdrukking bedoelt. Dat is zeker weer zo iets nieuwerwets. Maar leer voor eens en voor altijd: ik ken alleen maar knechten. Stel je voor: op de hoge, hoge daken rijdt Sinterklaasje met zijn medewerker. Waar blijft het ritme? Belache lijk!" Sinterklaas keek een ogenblik nadenkend naar de grond. Toen zei hij: „Eh... wat die kinderen betreft; ik heb hier nog eens goed over nagedacht. Voortaan zal ik dergelijke din gen uitsluitend) nog vermelden om de ouders een plezier te doen. Een ouderhand is licht gevuld. Ik heb echter besloten deze kinderen niet meer uit te sluiten van het cadeaustel sel. Wel te rusten". Met opgericht hoofd, begaf Sinterklaas zich naar binnen. Een heilige met een vast doel voor ogen. Dit, brave kindertjes, is een ware gebeurte nis, die heel lang geleden in het leven van Sinterklaas plaats vond. Wellicht zullen jullie ouders deze geschiedenis nimmer vertellen. Lees dit daarom maar stiekem. Maar denk er aan, maar er geen misbruik van. E levendigste partijen ontstaan wan neer de ene partij op de ene vleu gel. de andere partij op de andere vleugel of ln het centrpm opereert. Bei de partijen vallen dan gewoonlijk zo scherp mogelijk aan, want de eerste klap is toch nog altijd een daalder waard. Een dergelijk spelbeeld zien we in de hieronder weergegeven partij tussen de Amerikaanse voorvechter (Fischer heeft niet deelgenomen) Samuel Reshevsky (57) en de Deense geweldenaar Bengt Larsen (33). De partij werd gespeeld in de voor- groep van de schaakolympiade. De overwinning van Larsen was zeer belangrijk: niet alleen won Denemarken daardoor met 21/*—l1/» van de Verenigde Staten, maar bovendien gold de uitslag meteen ook al voor de finale-groep om dat de landen die in de voorgroepen tegen elkaar waren uitgekomen, elkaar in de finale niet opnieuw hoefden te ontmoeten. Het toernooi kon, daardoor met een dag worden bekort wat voor de financiering nogal wat uitmaakte als men bedenkt dat er aan bijna 500 spelers en officials onderdak geboden moest worden. Wit: RESHEVSKY. Zwart: LARSEN (Lugano IMS). Nimzo-lndische verdediging. 1. da—d4. Pg8—f6 2. c2C4. e7—e6 3. Fbl—c3. Lf8b4 4. e2e3, 0—0 5. Lfl—d3, c7—C5, 6. Pgl—f3, d7d5 7. 0—0, d5xc4 8. Ld3xc4, Pb8c6 9. a2—a3, Lb4—a3 10. Ddld3, a7—a6 11. Tfl—dl. (Slechts een slag in de lucht is 11. dxc3, Dxd3 12. Lxd3, wegens 12LxcJ 13. bxc3, Td8.) 1! b7—b5 12. LC4—a2, c5—c4 13. Dd3e2, Dd8e8 14. h2—h3 (Portisch zette in zijn tweekamp tegen Larsen voort met 14. Ld2. Na 14. e4, e5 15. d5 leidde '15Pd4!7 16. Pxd4, exd4 17. Txd4, De5 18. Le3. Dg4 19. f4, Db8 in de partij Gligoric—Gheor- ghiu, Skolpje 1968 tot interessante verwik kelingen. De tekstzet is kennelijk tegen deze verwikkelingen gericht). 14e6—e5 15. d4—d5. Pc6—d8 16. e3—e4. Pd8b7(Op weg naar het blok- kadeveld d6 waar het paard een sterke stelling gaat innemen). 17. La2bl Pf6d7 18. Lbl—c2, Pb7—d6 19. Pc3aZ, Pd7c5 (De onbevangen om- groeperingen van de ruiterij hebben de zwartspeler een kansrijke stelling be zorgd). 20. Lel—d2, La5xd2 21. Pf3xd2, Lc8—d7 22. b2—b4, c4xb3 e.p. 23. Pd2xb3, Pc5xb3 24. Lc2xb3, De8e7 25. Ta4—cl, Tf8—C8 26. Pa2b4? (Offer of blunder? Een feit is dat passieve verdediging met het oog op zwarts overwicht op de damevleugel weinig belooft, terwijl de tekstzet enig tegenspel verschaft). 26Ld7xh3! 27. De2—e3, Lh3—d7 28. Pb4c6, De7—f6 29. f2—f3 h7—h5 30. Tel—c3, h5h4 31. Tdl—Cl, g7—g5 32. Pc6a7, Tc8xc3 33. Tclxc3. Pd6—e8 34. Pa7c6, Kg8g7 35. Tc3—C2, Ta8—c8 36. De3—c3, Tc8c7 (Indirecte dekking van e5: 37. Dxe5?, Txcöt). 37. Kgl-hl, Kg7h7 38. Dc3—e3 (Om zich na ruil op c6 aan g5 schadeloos te stellen). 38g5—g4U (Het begin van een prachtige slotcombinatie waarvan de lezers mogen proberen de pointe te ont dekken.) 39. f3xg4 Df6—fit 40. Khl—h2 Pe8—f6! 41. Pc6xe5 (Op deze zet heeft de witspe- ler vertrouwd). 41Tc7xc2 42. LbSxc2 LARSEN JU j b c d e f g h RESHEVSKY De opgave van de week: Hoe won de zwartspeler vanuit de dia- gramstelling? De oplossing komt in de volgende ru briek. De stand was: Wit (Bouwmeester! Kgl, De2, Tdl, Lbf en c4, Pb6, pionnen b4, e4, f2, gS, h2. Zwart (Lkhagva): K«8. De7. Tb8 en cT. Pb7 en e8, pionnen d6, e8. g6, h7. Er volgde: 28. Pb6—d5!. De7f7 (Of: 28. exd5 29. Lxd5t, Kf8 30. Df3t en wint), 29. Pd5xc7, Pe8xc7 30. De2—e3, h7—h5 31. Tdl—al, d6d5 32. e4xd5, e6xd5 33. De3—e5, Kg8—h7 34. Lc4xd5! en zwart gaf het op. HET zou niet denkbeeldig zijn, dat het vorig jaar gepromoveerde „Huissen" aanstaande zaterdag te Arn hem de kampioenstitel voor teams ln de Ereklasse zou grijpen. Het zou daarmede de beloning krijgen voor een jaren lang stelselmatig gevoerde ,,con- centratiepolitiek", waardoor het thans beschikt over een bijzonder sterk tiental. Vooral is het daarbij geholpen door „Gezellig Samenzijn", dat in een ener verend duel Harm Wiersma's club „Hui- zum" versloeg en het ook al aanzienlijk in kracht toegenomen „Excelsior", dat titelhouder „Josef Blarokenaar" de kleinst mogelijke nederlaag toebracht. „G.S." werd blijkbaar geïnspireerd door de virtuoze partij van Sy- brands tegen Harm Wiersma, waarin bei den zeer onorthodox elkaar te lijf gin gen, en nog eens extra onderstreepten, dat zij niet voor niets als Neerlands beste twee spelers van het moment wor den beschouwd. Wit: T. Sybrands; Zwart: H. Wiersma: Erekl. Comp. 1968: 1. 35—30 20—25; 2. 46-35. De „Agafonov" met 33—29 (15—20) 29—23 enz. is na een korte bloeiperiode vrijwel geheel van het openingsrepertoire ver dwenen. Ook de door wit toegepaste opsluiting is niet zeer populair meer. 2. 15—20; 3. 44—40 20—24; 4. 56—44 1420; 5. 33—29 24x33: 6. 39x28. Een zei den toegepaste variatie, waarvan de bedoe ling duidelijk is: Wit onttrekt zoveel mogelijk schijven aan de opsluiting, 6. 10—14; 7. 44—39 18—13; 8. 44—39 20—24; 9. 31—27 De bevrijding door (34—29) enz. levert ernstig strategisch na deel op 9. 13—28; 10. 36—31 14—20; 11. 41—36 17—22; 12. 28x17 11x22; 13. 31—26 Het verlaten van het opsluitsysteem Is altijd nop mogelijk door 33—29 enz. maar dit levert van nu af sterk nadeel op. 13. 22x31; 14. 36x27 5—10; 15.46—41 8—13 Alle andere zetten leveren wit gunstig spel: Op (6—11) 32—28 23x21) 26x6; Op (16—14) 33—29! enz. Op (9—13) 27—22 enz. gevolgd door 33—29. 16. 41—36 10—14; 17. 37—31 2—8; 18 42—37 4—10; 19. 43—39! Grappig gevonden: de schijfwinst door (23—29) 34x23 25x43) 48x39 (18x29) faaJt op 35—30! enz. dam. 19.16—15; 20. 48—43 7—11; 21. 47—42 12—17; 22. 49-44 17—22; 23. 26—21! Beiden trekken de scherpste consequenties en de ene verrassende ma noeuvre na de andere volgt. De studeerkamer zal moeten uitmaken, of het allemaal wel correct is. Feit is, dat van beide kanten het onmogelijke wordt gedaan om een positieve beslissing te forceren. Voorlopig schijnt zwart daarin te slagen: 23.22—281? 24. 33x22 8—12; 25. 31—2$ Hier faalt (21—17) 12x21 (31—26) op 23—281 enz. 2511—17; 26 22x11 6x17; De witte stand schijnt gecompromit teerd ondanks zijn materiaalvoordeel. Echter: 27 39—33!! 3—8; Als opgave voor onze lezers hieri Waarom zou zwart nagelaten hebben de aangeboden damcombinaties te nemen? 28. 33—29 24x33; 29. 38x29 Nu wordt weer een combinatie geoffreerd, doch al even min lucratief voor zwart: (18—22) 29x71 (1X12) 27x7 (16x49) 7—2! en de zwarte dam kan alleen ten koste van veel mate riaal gered worden. 29. 20—24; 30. 29x20 15x24; 31. 42—38 14—20 32. 44—39 9—14; 33. 37—31 1—6; Ten derde male lijkt zwart het heft in handen te krijgen maar opnieuw slaat wit toe: 34. 39—33Ü 17—22; (23—29) leidt evenmin tot Iets. 35. 34—29! 25x34; 36. 21—17! 22x11; 37. 27—22 18x27; 38 29x7 11x2; 39. 40x29 8—12; 40. 31x22 12—18; 41. 32—28 18x27 42. 26—21! 27—31; 43. 30x27 611; 44. 38—32 2—7 45. 28—22 7—12 46 32—28 13—18 47. 22x13 19X8; 48. 29—23 8—13 49. 28—22 26-25; 50. 43—39 14—20; 51. 23—18 12x23; 52. 21—1? 13—18; 53. 17x6 13—29 54. 22x13 29x38 55. 6-1 38—42 56. 13—8 en zwart gaf (niet te laat!) op. De stand: Zwart (Osinga) 2, 6, 9, 13, 15, 10. 17, 18, 19, 20. 23, 25 (12 St.). Wit (Wiersma) 26 28, 31, 32, 34, 35 38 39 40. 42, 43, 45 (12 St.). Na de foutzet (26—24) volgde 34—361 (25x34) 40x20 (15x24) 31—27! en schijfver- lies kan zwart niet meer voorkomen! Het beste was wellicht (18—22) 39—33 (25—30) A 34X3 (2—7) 3X21 (16x36) 28x17 (36—41) en zwart heeft nog wat tegenspel. MISSCHIEN technisch-oneerbiedig, zou ik een „vuegraph" een moderne, veredelde „toverlantaarn" willen noe men. Deze apparatuur is uitermate geschikt voor snelle projectie en voor het demonstreren van bridgewedstrijden maken wij er dan ook gretig gebruik van. Door middel van de vuegraph kan elke bridgepartij volledig op een groot scherm worden weergegeven en een bridge-kundlge dame zorgt dat het bied en spelverloop op de voet te volgen Is. De „artiesten" (de spelers) zitten natuur lijk ln een andere kamer en aan hun tafel zorgt een toekijkend „sneaker" met microfoon dat de spelgegevens in de zaal met toeschouwers nauwkeurig te horen zijn. Bovendien is het attractief dat één of meer deskundigen commentaar bij het demonstratietableau geven, vertellen wat er tevoren op het getoonde spel gebeur de en voorspellingen doen die natuurlijk niet altijd uitkomen. De vuegraph-de- monstratie is feitelijk een vereenvoudig de uitvoering van de véél Ingewikkelder en meer personeel vereisende brld-ge-ra- ma-voorstelling, maar zeker zo duidelijk en ook goed te volgen. Vandaag en mor gen kunt u vuegraph en alles wat erbij hoort aan het werk zien in het Skyway- hotel te Rotterdam bij de wedstrijden der meesterklasse van de NBB. Eén van de fijnste partijtjes die ooit op demonstratietableau verschenen zijn kwam, naar ik meen in Warschau, te recht in handen van campionisslmo Bel ladonna die tegen ongeveer deze collectie aankeek: AB 5 8 5 O H B 9 6 5 3 A H 8 7 Het was vrij laat in de avond, maar niettemin zat de zaal vol met mensen waarbij natuurlijk onmiddellijk een slu- werd te vinden was die zag, wat u óók hebt kunnen zien: Giorgio Belladonna had veertien kaarten! Tot bijzonder grote vreugde van het publiek ging hij gewoon bieden en later zelfs een contractje spe len van drie ruiten waarbij er 12 kaar ten op tafel verschenen! Grote Giorgio merkte niets of deed misschien alsóf. Maar in elk geval gaat na zulk een „partij" gezien te hebben de kleine ama teur naar huis met het tevreden gevoel dat ook de grootmeester de kinderkamer toch nog niet gehéél ontgroeid blijkt te zijn! HEBT u vorige week het winnende speelplan ontdekt in onderstaand vier-schoppen partijtje? Het is zo'n situatie waarin men zich niet moet laten verleiden in slag 1 heel snel op tafel te doen bijspelen: B 9 7 <?HB104 OA 3 ^»AH 6 4 AV 5 99373 O v 10 7 B 7 5 2 9AV «2 B 9 5 4 «f» V109 2 H108643 5 OH 8 6 2 A 8 3 N. gever, allen kwb. noord één SA zuid vier schoppen. Wests uitkomst met harten negen is zeer normaal, al verraadt dit dan ook aan de tegenpartij dat die negen de „top van niets" is. Laat de spelleider met een routinegebaar op tafel (noord) harten tien bijspelen, dan het meteen gebeurd met de koopman. Want oost wint de slag met hartenvrouw en speelt troef na, west maakt twee hoge schoppens en speelt schoppen terug, zodat noords derde schoppen verdwijnt. Welis waar kan er nu één harten van noord vrj getroefd worden, maar dat is niet voldoen de en NZ zullen ook nog een ruitenslaf aan OW moeten inleveren. Winnend is de elegante manoeuvre in slag 1 harten negen niet te dekken op tafel (noord). Zou oost die toch met hartenvrouw overnemen om troef na te spelen, dan kunnen er later twéé harten* van noord vrijgespeeld worden, waarop zuid beide verliezende ruitens kan parkeren Neemt oost in slag 1 harten negen niet over, dan kan west niet straffeloos twee troefronden brengen, zodat hij (west) bijvoorbeeld klaver terugspeelt. Hierna is de spelleider in staat klaveraas te nemen, twee ruitens te incasseren, een derde ruiten op tafel te troeven, klaver heer te maken, een harten in eigen hand te troeven en de vierde ruiten te spelen: alles wat OW krijgen is de eerste har tenslag en ten slotte schopoenvrouw en schoppenaas. Misschien merkt u op: wanneer west nou erls onder hartenaas uitgespeeld zou hebben? Dén hebt u vorig maal de aan hef niet zorgvuldig gelezen: het spel werd gespeeld tussen twee meesterteams en een bridgemeester zal na zulk een bledverloop nooit en tenimmer onder een aas wegspelen, met de kans nooit meer een slae in die kleur te zullen maken. Horizontaal: 1. Wat wordt nagelaten geeft plei- zier (8) 5. Meestal ligt hij er des nachts naast (6) 9. Twee doorgangen achter elkaar kunnen doorgang verschaffen (8) 10. Opvangcentrum (6) 11. Tot hier toe en niet verder (8) 12. Het mondwater van de dokte' (6) 14. Als deze optocht zijn kop ver liest, verkeert de vreugde in verdriet (10) 18. Juist een teveel aan kerels kan de zege brengen (10) 22. Het wentelen van de schepen (6) 23. Bis (8) 24. Hierop mag men niet rekenen (8) 25. Waterige beweging (8) 26. Negatieve stramme (6) 27. Het krijgen van de fiscus (8) Verticaal: 1. Dameskwaaltje van voorheen (6) 2. Bloemrijke naam uit het Zuiden (6) 3. Als men in een boom een cirkel tje plaatst, kan men er op bla zen (6) 4. Deze tractatie krijgt men nooit met Pasen (10) 6. Moeitemaker (8) 7. Dit fraais openbaart zich in de lente (8) 8. Het hoedje op de ontbijttafel (8) 13. Niet meer bijdetijdse (10) 15. De tegenhanger van de achter kant biedt winst (8) 16. Zij die oponthoud hebben ge had zijn eenzaam (8) 17. Wandeling rondom de toren (8) 19. De eeuwige laatkomer (6) 20. Hij kan wonderen doen (6) 21. Klappen die succes hebben (6) Oplossing vorige kruiswoordraadsel Horizontaal: l. maat; 4. kabel; 8. raam; 11. ram; 12. ree; 13. Eem; 14. tank; 16. kunne; 17. gene: 19. sloep; 21. mes; 22. keren; 23. Lek; 25. man; 28. naderen; 33. neet; 36. renet; 37. pope; 39. gelieve; 46. deernis; 41. eren; 42. erker; 44. Oele; 45. generen; 48. pal; 49. nok; 52. staal; 54. ons: 56. pruik; 59. Isis: 60 frele: 61. ader: 62. den; 63. are; 64 Ane; 65. elan; 66. Ansen; 67. knop. Verticaal: 1. mits; 2. Arno; 3. takel; 5. Arum; 6. beneden; 7. eens; 8. regen; 9. Amer; 10. Mlen; 15. ale; 18. neg; 20. pen; 22. kan; 24. karveel; 25. Meteren; 24. angel; 27. belet; 29. deern; 30. reder; 31. tonen; 32. gesel; 34. eer; 35. tin; 37. pro; ?8. pil; 43. kelners; 45. gal; 46. nop; 47. ets; 48. Pasen; 50. krank; 51. die; 52. sire; 53. Alda: 54. Oran; 55. slee: 57. Uden; 58. krep.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 17