PLAN
REACTIES
Een te snelle omschakeling zou
een breuk tot gevolg hebben
COMMENTAAR
In principe
vóór - maar
wel kritisch
Wacht maar
op onze
voorstellen
Afvloeiing
is juist-
mét sociale
begeleiding
STEM VAN DE BOER:
CBTB- VOORZITTER DRS. R. ZIJLSTRA'
Kernprobleem
niet opgelost
Tegenstrijdigheid
Minister Lardinois:
Minister Debré:
Stem der arbeiders:
AN AB-voorzitter
Sake van der Ploeg
DE BOER MOET GESANEERD
Dr. S. L. Mansholt, vice-voorzitter
van de Europese Economische com
missie en aldus de hoogste Europese
autoriteit op het gebied van de land
bouw, heeft een plan ingediend. Eigen
lijk nog niet eens een plan het
zijn gedachten, op papier gezet om
een discussie op gang te brengen en
zo te komen tot werkelijke voorstel
len. Te zeggen dat zijn gedachten ge
werkt hebben als een steen in een vij
ver is zacht uitgedrukt het is meer
alsof er een rotsblok gevallen is in
een tuin vijvertje! In Nederlandse
kranten wordt gesproken over „de
revolutie van Mansholt", terwijl Fran
se dag- en weekbladen het nieuws
hebben gebracht alsof het om een na
tuurramp ging van onvoorstelbare
omvang. Zo moeten vele Europese
boeren het trouwens ook hebben er
varen. Met misoogsten door water
overlast dan wel door droogte zijn ze
vertrouwd de natuur bedreigt hun
bestaan, maar dat is het risico van
de boer. Nu worden ze dan met het
tegenovergestelde geconfronteerd:
met een veel te grote produktie en als
dr. Mansholt zijn zin krijgt wordt dat
de oorzaak dat in de komende tien
jaar rond vijf miljoen werkers in de
landbouw en veeteelt hun beroep zul
len moeten opgeven. En dat ettelijke
miljoenen hectaren landbouwgrond
een andere bestemming zullen krij
gen. Als men bedenkt dat de huidige
generatie is opgegroeid met de ge
dachte dat landbouwgrond iets on
aantastbaars is en dat de boerenstand
de ruggegraat is van de samenleving
wel, dan is er sprake van een re
volutie dan is het niet zo vreemd
om van een natuurramp te spreken.
Het plan-Mansholt laten we het
zo blijven noemen valt in twee de
len uiteen, zij het dat beide delen hun
oorsprong: de overproduktie, gemeen
schappelijk hebben. Het eerste wat
dr. Mansholt bereiken wil is op korte
termijn de melkplas in te dammen;
daarna, in de jaren zeventig, moeten
de gehele Westeuropese landbouw en
veeteelt gesaneerd worden, zodat pro-
duktieprijs en marktprijs weer tot een
beter economisch evenwicht komen.
Om de melk produktie te drukken
op dit ogenblik het grootste landbouw
vraagstuk van Europa, staan twee
middelen ter beschikking:
De prijs voor de boer zo laag te
stellen, dat alleen het grote gera
tionaliseerde en goed geleide be
drijf er een redelijke winst uit kan
halen. De (gegarandeerde) prys is
op het ogenblik zodanig dat ook de
kleinste Franse keuterboer er bij
in zijn handen wrijft.
Het aantal melkkoeien drastisch te
beperken. Dat kan echter niet van
de ene dag op de andere, wil men
niet de kleinere boer zijn bestaans
mogelijkheid ontnemen.
Dit zijn ingrijpende maatregelen,
die naar het oordeel van dr. Manshol.
wel doorgevoerd moeten worden,
maar daar zyn overgangsbepalingen
voor nodig. Bovendien moet eerst met
een ander probleem worden afgere
kend: de boterberg die zo ongeveer
uit alle Europese koelhuizen barst.
Daarom hebben in de afgelopen week
de Europese ministers van landbouw
en van Buitenlandse Zaken de volgen
de vier punten voorgelegd gekregen,
bedoeld om in het komende jaar te
worden uitgevoerd:
Enerzijds een stimulering van het
botervcrbruik door het publiek en
anderzijds een drastische verla
ging van de prijs die de boer krijgt
voor zijn boter.
Een belasting op plantaardige oliën
en vetten, waardoor de prijs van
de margarine vermoedelijk zal stij
gen (de noodzaak hiertoe wordt
overigens door dr. Mansholt be
streden naar zijn oordeel kan
die belasting uit de winsten wor
den betaald).
De boer moet overschakelen van
boter naar melkpoeder en daarom
zal de inleverprijs van meidpoe
der vele procenten worden ver
hoogd. Die melkpoeder kan ge
bruikt worden als veevoer (aan
mestkalveren bijvoorbeeld) waar
door de overschakeling van melk
vee op mestvee wordt bevorderd.
Door een stelsel van mest- en
slachtpremies de overschakeling
van zuivel- op slachtkoeien stimu
leren.
Stel dat dit alles gebeurt in het
jaar 1969 en wat dan? Dan komen
de tien jaren van sanering, want het
jaar 1980 is de streefdatum waarop
de landbouw moet gezond zyn. Dit
moet in die zeventiger jaren gebeu
ren:
0 Het aantal werkers in de landbouw
moet van 10 miljoen in 1970 wor
den teruggebracht tot 5 miljoen in
1980. Daarvoor is een heel scala
van maatregelen opgesteld, varië
rend van premies op het afstaan
van grond tot het bevorderen van
regionale industrialisatie. Daarbij
is dit steeds het (gelukkige) hoofd
motief: de boer (en zijn knechts
voor zover die er nog zyn) moet
een eerlijke kans krijgen op een
nieuw bestaan of als hij al oud
is op een verzorgde oude dag.
De overblijvende boerenbedrijven
moeten een zodanige bedrijfsgroot-
te hebben dat ze als het ware in
dustrieel kunnen werken. Ook om
dit te bevorderen is een stelsel van
premies opgezet.
Het bedrag dat de Europese Ge
meenschap nu jaarlijks aan de
landbouw spendeert (dit jaar zo'n
15 miljard gulden!) zal in 1980
moeten zyn teruggebracht tot be
neden de 3 miljard. Daartoe zal
het nodig zijn meer evenwicht te
brengen in vraag en aanbod, zo
dat de prijs niet zoals nu gro
tendeels bepaald wordt door socia
le maar door economische motie
ven.
Ziehier het rotsblok van Mansholt,
nu al fel gekritiseerd door de een,
sceptisch bekeken door de ander, be
jubeld door een derde.
Ir. P. Lardinois, de Nederlandse
minister van Landbouw, heeft het
met het plan-Mansholt minder moei
lijk dan de meesten van zijn buiten
landse collega's. In de Nederlandse
landbouw is men namelijk al een eind
op weg om de gedachten die in dit
plan zijn vervat, te verwezenlijken.
Al in 1963 is er een saneringsfonds
voor de landbouw ingesteld, waarvan
tot dusverre 6.000 boeren hebben ge
profiteerd en de mechanisatie en ra
tionalisatie binnen de bedrijven is al
zo ver gevorderd, dat 't aantal land
arbeiders drastisch is verminderd.
Bovendien leert een voorzichtige ra
ming dat in 1980 de agrarische opper
vlakte met een 100.000 ha landbouw
grond netto zal zijn verkleind.
Op grond daarvan had ir. Lardinois
er niet veel moeite mee om te zeg
gen dat hij het ,,in principeu met de
beleidslijnen van zijn oud-collega
eens kon zijn. Desondanks stelde .hij
zich ten aanzien van verscheidene
punten kritisch op:
Hij gelooft dat de landbouw, ook
zonder deze maatregelen, zich
zelf zal saneren. Misschien zal
dat gezondmaking sproces-van-
nature niet in 1980 zijn voltooid,
maar de minister vond dat ook.
een bijzonder vroege datum.
Met dit gegeven voor ogen heeft
hij bezwaar tegen de kosten, ook
al ontbreken daarvan voorlopig
nog de juiste cijfers (wat minis
ter Lardinois de Europese Com
missie wel kwalijk nam). Hij
meent dat met al die subsidies
voor bedrijfssluiting enerzijds en
bedrijfsvergroting anderzijds, de
financiële offers die de Europese
burger zich voor de landbouw
zal moeten getroosten, niet min
der groot zullen zijn dan nu.
Voor wat de plannen op korte
termijn betreft betoogde de heer
Lardinois dat deze in strijd zijn
met eerder gemaakte afspraken.
Bovendien vreest hij dat de ont
wikkelingslanden als de grote pro
ducenten van plantaardige oliën
van deze plannen de dupe zullen
worden.
„De vergroting van de bedrijven in de landbouw
is al jaren op gang. De ontwikkeling verloopt
gunstig. Maar als er in iets meer dan tien jaar
ineens een sprong naar heel grote bedrijven
gemaakt wordt, dan vrees ik een breuk in de
ontwikkeling. Ik geloof in veel, maar niet in
het nut van breuken".
Resoluut, zonder enige twijfel, komen deze
woorden uit de mond van drs. R. Zijlstra, voor
zitter van de Christelijke Boeren- en Tuinders-
bond. Hij ziet in het plan Mansholt een revolu
tie. Die kan alleen maar zonder brokken blijven
als er enorme subsidies worden gegeven.
Tussen de Kamerdebatten door de heer
Zijlstra zit in de fractie van de Anti-Revolu
tionaire partij in de Tweede Kamer geeft hij
in de spreekkamer van zijn fractie zijn mening
over het plan.
„Het is voor mij zeer de vraag of het er toe
zal leiden dat het kernprobleem in de landbouw,
de te grote produktie, wordt opgelost. Want
door het vormen van grote, sterk gemechani
seerde bedrijven wordt de produktie niet terug
gedrongen", vindt hij.
Is het niet zo dat de boeren toch ook wel de
boet afhouden om grotere bedrijven te krij
gen. dat zij te veel aan het familiebedrijf ge
bakken zitten?
„Die indruk heb ik beslist niet", zegt de heer
Zijlstra heel pertinent. „Als je met de boeren
praat merk je heel goed wat ze willen. Ze zijn
genoeg ondernemer. Maar de immobiliteit van
de grond en de financiering zijn geweldige pro
blemen. Daardoor gaat de ontwikkeling niet zo
snel als de boeren wel willen.
Tien jaar geleden speelde het familiebedrijf
Als geen ander land is Frankrijk
betrokken bij de voorstellen zoals die
door ir. Mansholt zijn ingediend.
Meer dan een kwart van de Franse
bevolking verdient zijn (dikwijls ka
rig) brood in de agrarische sector en
de hoeveelheid landbouwgrond is daar
mee in overeenstemming. Maar an
ders dan in Nederland zijn mechani
satie en rationalisatie er niet ver ge
vorderd (met uitzondering dan van
Frankrijks graanschuurin het
noorden). Voegt men daar nog bij
dat de Nederlander Mansholt verre
van populair is bij president De Gaul
le en zijn medewerkers, dan kan men
begrijpen dat de Franse minister van
Buitenlandse Zaken, Michel Debré,
na het aanhoren van Mansholts uit
eenzettingen, bijzonder koeltjes rea
geerde. Hij noemde het plan-Mans
holt ,,een van de werkdocumenten zo
als er zo vele zijn in het werk van de
Europese commissie"maakte zich
boos over het feit dat de pers 48 uur
eerder was ingelicht dan de ministers
en concludeerde dat zijn regering zich
op geen enkele wijze door dit werk
document gebonden voelt. Maar door
al die diplomatieke volzinnen heen
schemerde toch ook het Franse ver
langen om de hele landbouwpolitiek
eens op de helling te zetten. Maar
natuurlijk moeten de voorstellen daar
voor niet van de Nederlander Mans
holt afkomen maar van de Franse
regering zo ongeveer speelde de
heer Debré het en wie had anders
verwacht!
Maar zelfs een president De Gaul
le zal van goeden huize moeten ko
men wil hij de grote lijnen die nu
door de heer Mansholt getrokken zijn,
verbeteren. Juist Frankrijk heeft be
lang bij een gezonde landbouw. En
juist Frankrijk is niet in staat om
tot in het oneindige door te gaan
met het geven van subsidies, die wel
lijmen maar niets verbeteren.
een veel grotere rol dan nu. Heel wat boeren
zoons hebben opleidingen gevolgd voor een be
roep buiten de landbouw. Bij een onderzoek,
nog niet zo lang geleden gehouden in Zuid-Hol
land, bleek dat op meer dan de helft van de
bedrijven geen opvolger is."
Toch zijn er nog altijd te veel boeren. Hoe
kan dit aantal verminderen?
Drs. Zijlstra, die het graag ronduit zegt, rea
geert op die vraag als volgt: „Er zijn natuur
lijk wel middelen om de boeren uit de landbouw
te pesten. Bijvoorbeeld met lage prijzen. Maar
zo'n verkommeringspolitiek past niet in deze
tijd en is sociaal-economisch onaanvaardbaar."
Maar het probleem van de subsidiepolitiek
en de overschotten ligt op tafel. En dat steekt
velen.
„Ja, hoe moet je dat oplossen", haakt de voor
zitter van de C.B.T.B. op de vraag in. „Dat kan
op vrijwillige basis gebeuren door de boeren
grond uit de produktie te laten nemen. Ik ver
wacht daar geen geweldig effect van, maar het
kan toch een bijdrage tot het oplossen van de
moeilijkheden geven. Vergeten mag trouwens
niet worden, dat jaarlijks toch al zo'n 10.000
hectare grond door stadsuitbreiding en indus
trialisatie aan de landbouw wordt onttrokken."
Drs. Zijlstra vindt ook dat de afzetmogelijk
heden beter in de gaten gehouden moeten wor
den als het om planning van de produktie gaat.
En dan is er die tegenstrijdigheid in de wereld:
aan de ene kant overproduktie, aan de andere
tekort aan voedsel.
„Het zou ook een stuk oplossing van de over
produktie zijn als we de ontwikkelingslanden
hielpen", zegt hij en hij laat er op volgen: „Ik
zie niet dat het tempo van het plan-Mansholt is
te halen en dat het kernpunt, de te grote pro
duktie, er door wordt beïnvloed".
Afvloeiing van arbeidskrachten ziet drs. Zijl
stra als een noodzaak voor de landbouw. Maar
die moet gepaard gaan met scholingsmogelijk
heden voor degenen die hun beroep in de agra
rische sector kwijt raken. Die scholing zou de
zelfde faciliteiten moeten krijgen als de herop
leiding van mijnwerkers die hun werk kwijt
raken door het sluiten van mijnen. Dus met de
zelfde steun als de Kolen- en Staalgemeenschap
gaf en geeft.
„Zoals het nu is leven de boeren onder grote
psychologische druk. Als je alsmaar hoort dat
het anders moet, dat zoveel niet hoeft omdat
het toch maar tot overproduktie leidt, dan laat
je dat niet koud. De menselijke kanten die aan
de problemen zitten waar de boeren mee te ma
ken hebben zijn werkelijk niet gering", zegt de
heer Zijlstra met bezorgdheid in zijn stem.
Waarbij hij er ook nog op wijst dat op de boer
derij een bruto productie van honderdduizend
gulden per volwassen arbeidskracht per jaar
nodig is om een redelijk inkomen te bereiken.
„Veel bedrijven komen daar niet aan toe", is de
conclusie van de voorzitter van de C.B.T.B.
Pessimistisch is hij echter niet: „De moderni
sering in één generatie ging harder dan in de
tien generaties er voor. Het is ook geen kwestie
van „het moet dan maar", er wordt niet ouder
wets voortgeknutseld. Maar er is geleidelijkheid
nodig in de ontwikkeling om het vraagstuk van
de overschotten op te lossen."
„Het plan-Mansholt heeft me gewoon te
pakken. Ik zeg niet dat het je van het is,
maar de hoofdlijnen die er in zitten zijn
waard verwezenlijkt te worden. Er is geen
ander alternatief".
Met enthousiaste gebaren zet Sake van
der Ploeg in deze heel directe uitspraken
zijn mening neer over het plan. Als voor
zitter van de Algemene Nederlandse
Agrarische Bedrijfsbond (van het N.V.V.)
is hij glad voor vergroting van de land
bouwbedrijven en voor vermindering van
het aantal mensen in de agrarische sector.
„Al jaren hebben we als bond betoogd
dat er in de landbouw grotere bedrijven
moeten komen. Het plan-Mansholt geeft
ons dus gelijk. Maar er is ons wel alles
aan gelegen, hoe in de tijd van 1980 de so
ciale begeleiding zal zijn. Zowel voor de
boer als voor de landarbeider", zegt hij
met veel nadruk. „We moeten niet stil
blijven staan bij de kreet: vervangende
werkgelegenheid voor de mensen die de
landbouw uit gaan. Er moet voor worden
gezorgd dat de mensen ook tijdens de
vermindering van het aantal bedrijven
een goed bestaan hebben.
Hij ziet verschillende voordelen in gro
te bedrijven.
bedrijven met betaalde arbeidskrach
ten hebben gunstiger resultaten dan fami
liebedrijven", is zijn mening. „Er zit in
die kleine boerderijen ook een grote brok
werkloosheid die ontbloot zla worden als
de bedrijven groter worden".
Maar zullen de boeren zo gemakkelijk
bereid zijn hun, doorgaans met veel
moeite, opgebouwd bedrijf op te geven.
„De overheid kan 't in die richting drij
ven door een krap prijsbeleid te voeren.
Bovendien worden er in het plan-Mans
holt verschillende wegen aangedreven, zo
als pensionering van alle landbouwers die
65 jaar of ouder zijn. Het streven moet er
eigenlijk op gericht zijn, dat er op den
duur meer landarbeiders overblijven dan
boeren."
Doorpratend over die afvloeiing: „Het
plan-Mansholt is een heerlijkheid omdat
het de nadruk legt op afvloeiing van men
sen uit de landbouw, ongeacht of zij boer
of landarbeider zijn. Maar zij zullen toch
blijven hangen als er niet voor ander
werk wordt gezorgd. Er zijn te veel men
sen in de landbouw werkzaam en daarom
is die afvloeiing gezond".
Heel nadrukkelijk vervolgt hij:
„De boeren moeten er rekening mee
houden dat de belastingbetalers op een
goede dag ook niet meer bereid zijn geld
te geven voor prijssubsidies en het kwe
ken van overschotten in de landbouw.
Daarom doen de landbouwers er verstan
dig aan de reddingsboei die Mansholt hun
toewerpt te grijpen voor ze verdrinken."
Dat het plan eigenlijk meer voor ande
re landen in de EEG geldt waar de land
bouw er minder goed voor staat dan in
ons land, bestrijdt de heer Van der Ploeg:
„Gelukkig is bij ons het verschil tussen
wat de landarbeider en de werknemer in
de industrie verdient niet zo groot als el
ders", geeft hij toe. „Maar wil je die af
stand niet vergroten dan moet je wel ko
men tot grote bedrijven waar met veel
meer profijt gewerkt kan worden."
IN GROTE LIJNEN JUIST!
Sicco L. Mansholt is een ervaren politicus én hij is een Neder
lander deze twee gegevens moet men in het oog houden bij
een beoordeling van zijn gedachten en plannen. Men vertelt hem
niets nieuws als men zegt dat politiek zeker in Europees ver
band de kunst Is van het compromis. En hij weet ook wel
dat je om een bepaald doel te bereiken soms moet overvragen
aan de tegenpartij dan de opgaaf er weer het nodige af te din
gen. Zo en niet anders zal het nu óók gaan
Hij is ook een Nederlander, opgegroeid en (letterlijk en figuurlijk)
groot geworden in het boerenmilieu. Dit heeft een stempel op
hem gedrukt het kan niet anders. Hoeveel Europeaan hij ook
is en hoe groot zijn kennis ook is van de agrarische situatie in
iedere uithoek van de EEG en. die kennis is bewonderens
waardig groottoch blijft hij de ontwikkeling zoals die na de
oorlog in Nederland is geweest, als de meest ideale zien. Geen
wonder want het is voor een niet gering deel zijn werk. Daarom
bevatten de grote lijnen die hij nu voor agrarisch Europa heeft
uitgestippeld voor Nederland niet veel nieuws.
Enkele feiten en cijfers kunnen dat verduidelijken. Als dr.
Mansholt stelt dat het aantal werkers in de landbouw van 10 mil
joen in 1970 tot 5 miljoen in 1980 moet worden teruggebracht,
dan begeeft hij zich daarmee op een weg waarop men in Neder
land al een heel eind is gevorderd. In de landen van de EEG
werkt omstreeks 17 pet. van de beroepsbevolking in de land
bouw in Nederland, dat nog niet zo heel lang geleden tot de
agrarische landen gerekend kon worden, nog geen 8 pet. Dit
lage percentage bewijst dat bij ons de afvloeiing veel sneller is
gegaan dan in andere landen van de Gemeenschap van 1947
af zijn ieder jaar een kleine 20.000 mensen uit de landbouw
verdwenen. Deels door de zeer sterke mechanisatie (het aantal
tractoren bij voorbeeld is van 24.000 in 1950 opgevoerd tot
134.000 in 1967 deels door het de boer gemakkelijk te maken
zijn (in vele gevallen onrendabele) bedrijf aan de kant te doen.
Zesduizend boeren hebben in de afgelopen vijf jaar geprofiteerd
van de saneringsmogelijkheden het heeft de schatkist wél
400 miljoen gulden gekost en daarvan schrok de heer Mansholt
toen minister Lardinois het hem vertelde, zo meldt de Brusselse
correspondent van de NRC
Praat men over het terugdringen van het totaal aan landbouw
grond, ook dan kan men bij Nederland terecht. De sterke indus
triële expansie, de daarbij behorende wegenaanleg en wat dies
meer zij, plüs de drang naar meer recreatieruimte hebben al
tienduizenden hectaren van het landbouwareaal weggeknabbeld.
En dit is een proces dat nog meer effect zal sorteren naarmate
men er in slaagt tot meer industriële spreiding te komen. Minis
ter Lardinois heeft in Brussel voorgerekend, dat Nederland in
1980 rond 100.000 hectaren van zijn oorspronkelijke landbouw
grond kwijt zal zijn. En dat is een niet geringe hoeveelheid als
men bedenkt dat dr. Mansholt streeft naar landbouwbedrijven
van rond de 100 hectare.
Tot zover is er voor wat Nederland betreft nauwelijks aan
leiding om over een „revolutie van Mansholt" te spreken in
de omliggende landen ligt dat duidelijk anders, maar de heer
Mansholt heef1 volkomen gelijk ais hij deze grote lijnen trekt.
Het is niet anders: de tijd van het keuterboertje is voorbij zoals
de tijd van de nijvere hoefsmid en het gezellige kruideniers
winkeltje voorbij is. Men kan er over treuren maar men kan de
tijd niet terugdraaien.
Eén punt blijft er echter nog overde prijspolitiek. Op dit on
misbare onderdeel van het plan-Mansholt botsen de meningen.
Niet over het uitgangspunt dat men kort en bondig zo zou kun
nen formuleren: ook op het terrein van de prijzen zal de land
bouw industrieel moeten worden opgezet. Wat dus zeggen wil
dat het aanbod op de vraag zal moeten worden afgestemd. Is er
bij voorbeeld een grote vraag naar boter dan produceert men
veel boter is die vraag gering dan dient de produktie gering
te zijn. Geen „boterbergen" meer die miljoenen kosten omdat de
boer er wel zijn geld voor krijgt, terwijl de consument er met veel
pijn en moeite toe te bewegen is het produkt ver beneden de
kostprijs te kopen. Men kan het ook anders zeggen: de prijs
dient minder te zijn afgestemd op het inkomen van de boer
(sociaal element) en meer op de economische afzetmogelijkheid.
Natuurlijk zal er ook in dit opzicht altijd een verschil blijven tus
sen landbouw en industrie, want het boerenbedrijf bergt nu een
maal risico's in zich die geen mens in de hand heeft en die dan
ook door de gemeenschap gedragen moeten worden. Maar dat
mag nooit oplopen tot de exorbitante bedragen van nu (de land
bouw kost dit jaar de Europese Gemeenschap een slordige 15
miljard gulden!).
Dit uitgangspunt is menen wij moeilijk aan te vechten.
Blijft wel de vraag hoe men van het bijzonder ingewikkelde
subsidie-systeem van nu moet komen tot het simpeler systeem
van vraag en aanbod. Daaraan namelijk moeten wel een paar
voorwaarden worden gesteld.
0 Dat men ook in de overgangsperiode de boer niet sociaal
in de kou laat staan;
9 Dat men de ontwikkelingslanden niet nog eens extra moeilijk
heden bezorgt door hun plantaardige (vet)grondstoffen hetzij
zwaar te belasten, hetzij te weren;
Dat men de wereldhandel niet in gevaar brengt door op aller
lei fronten „oorlogen" te ontketenen denk aan de kippen-
oorlog met de Ver. Staten in 1962/'63.
Waarbij dan dit nog een vanzelfsprekend uitgangspunt moet
zijn dat de kosten ook inderdaad gedrukt worden. De vrees van
minister Lardinois dat uit de premiekraan straks een even grote
stroom gemeenschapsgeld zal vloeien als nu uit de subsidiekraan
is niet helemaal ongegrond.
Op vele van deze punten is het plan-Mansholt nog bijzonder
vaag. Dat behoeft men hem of de Europese' Commissie in dit
stadium nog n:et kwalijk te nemen. Het gaat immers nu alleen
nog maar om het uitwisselen van gedachten. Men zal het eens
moeten worden over het uitgangspunt, de grote lijnen die zijn
uitgestippeld en pas dan kan men meer gedetailleerde voor
stellen verwaohten. En die grote lijnen zijn juist.
t