PLAN REACTIES Een te snelle omschakeling zou een breuk tot gevolg hebben COMMENTAAR In principe vóór - maar wel kritisch Wacht maar op onze voorstellen Afvloeiing is juist- mét sociale begeleiding STEM VAN DE BOER: CBTB- VOORZITTER DRS. R. ZIJLSTRA' Kernprobleem niet opgelost Tegenstrijdigheid Minister Lardinois: Minister Debré: Stem der arbeiders: AN AB-voorzitter Sake van der Ploeg DE BOER MOET GESANEERD Dr. S. L. Mansholt, vice-voorzitter van de Europese Economische com missie en aldus de hoogste Europese autoriteit op het gebied van de land bouw, heeft een plan ingediend. Eigen lijk nog niet eens een plan het zijn gedachten, op papier gezet om een discussie op gang te brengen en zo te komen tot werkelijke voorstel len. Te zeggen dat zijn gedachten ge werkt hebben als een steen in een vij ver is zacht uitgedrukt het is meer alsof er een rotsblok gevallen is in een tuin vijvertje! In Nederlandse kranten wordt gesproken over „de revolutie van Mansholt", terwijl Fran se dag- en weekbladen het nieuws hebben gebracht alsof het om een na tuurramp ging van onvoorstelbare omvang. Zo moeten vele Europese boeren het trouwens ook hebben er varen. Met misoogsten door water overlast dan wel door droogte zijn ze vertrouwd de natuur bedreigt hun bestaan, maar dat is het risico van de boer. Nu worden ze dan met het tegenovergestelde geconfronteerd: met een veel te grote produktie en als dr. Mansholt zijn zin krijgt wordt dat de oorzaak dat in de komende tien jaar rond vijf miljoen werkers in de landbouw en veeteelt hun beroep zul len moeten opgeven. En dat ettelijke miljoenen hectaren landbouwgrond een andere bestemming zullen krij gen. Als men bedenkt dat de huidige generatie is opgegroeid met de ge dachte dat landbouwgrond iets on aantastbaars is en dat de boerenstand de ruggegraat is van de samenleving wel, dan is er sprake van een re volutie dan is het niet zo vreemd om van een natuurramp te spreken. Het plan-Mansholt laten we het zo blijven noemen valt in twee de len uiteen, zij het dat beide delen hun oorsprong: de overproduktie, gemeen schappelijk hebben. Het eerste wat dr. Mansholt bereiken wil is op korte termijn de melkplas in te dammen; daarna, in de jaren zeventig, moeten de gehele Westeuropese landbouw en veeteelt gesaneerd worden, zodat pro- duktieprijs en marktprijs weer tot een beter economisch evenwicht komen. Om de melk produktie te drukken op dit ogenblik het grootste landbouw vraagstuk van Europa, staan twee middelen ter beschikking: De prijs voor de boer zo laag te stellen, dat alleen het grote gera tionaliseerde en goed geleide be drijf er een redelijke winst uit kan halen. De (gegarandeerde) prys is op het ogenblik zodanig dat ook de kleinste Franse keuterboer er bij in zijn handen wrijft. Het aantal melkkoeien drastisch te beperken. Dat kan echter niet van de ene dag op de andere, wil men niet de kleinere boer zijn bestaans mogelijkheid ontnemen. Dit zijn ingrijpende maatregelen, die naar het oordeel van dr. Manshol. wel doorgevoerd moeten worden, maar daar zyn overgangsbepalingen voor nodig. Bovendien moet eerst met een ander probleem worden afgere kend: de boterberg die zo ongeveer uit alle Europese koelhuizen barst. Daarom hebben in de afgelopen week de Europese ministers van landbouw en van Buitenlandse Zaken de volgen de vier punten voorgelegd gekregen, bedoeld om in het komende jaar te worden uitgevoerd: Enerzijds een stimulering van het botervcrbruik door het publiek en anderzijds een drastische verla ging van de prijs die de boer krijgt voor zijn boter. Een belasting op plantaardige oliën en vetten, waardoor de prijs van de margarine vermoedelijk zal stij gen (de noodzaak hiertoe wordt overigens door dr. Mansholt be streden naar zijn oordeel kan die belasting uit de winsten wor den betaald). De boer moet overschakelen van boter naar melkpoeder en daarom zal de inleverprijs van meidpoe der vele procenten worden ver hoogd. Die melkpoeder kan ge bruikt worden als veevoer (aan mestkalveren bijvoorbeeld) waar door de overschakeling van melk vee op mestvee wordt bevorderd. Door een stelsel van mest- en slachtpremies de overschakeling van zuivel- op slachtkoeien stimu leren. Stel dat dit alles gebeurt in het jaar 1969 en wat dan? Dan komen de tien jaren van sanering, want het jaar 1980 is de streefdatum waarop de landbouw moet gezond zyn. Dit moet in die zeventiger jaren gebeu ren: 0 Het aantal werkers in de landbouw moet van 10 miljoen in 1970 wor den teruggebracht tot 5 miljoen in 1980. Daarvoor is een heel scala van maatregelen opgesteld, varië rend van premies op het afstaan van grond tot het bevorderen van regionale industrialisatie. Daarbij is dit steeds het (gelukkige) hoofd motief: de boer (en zijn knechts voor zover die er nog zyn) moet een eerlijke kans krijgen op een nieuw bestaan of als hij al oud is op een verzorgde oude dag. De overblijvende boerenbedrijven moeten een zodanige bedrijfsgroot- te hebben dat ze als het ware in dustrieel kunnen werken. Ook om dit te bevorderen is een stelsel van premies opgezet. Het bedrag dat de Europese Ge meenschap nu jaarlijks aan de landbouw spendeert (dit jaar zo'n 15 miljard gulden!) zal in 1980 moeten zyn teruggebracht tot be neden de 3 miljard. Daartoe zal het nodig zijn meer evenwicht te brengen in vraag en aanbod, zo dat de prijs niet zoals nu gro tendeels bepaald wordt door socia le maar door economische motie ven. Ziehier het rotsblok van Mansholt, nu al fel gekritiseerd door de een, sceptisch bekeken door de ander, be jubeld door een derde. Ir. P. Lardinois, de Nederlandse minister van Landbouw, heeft het met het plan-Mansholt minder moei lijk dan de meesten van zijn buiten landse collega's. In de Nederlandse landbouw is men namelijk al een eind op weg om de gedachten die in dit plan zijn vervat, te verwezenlijken. Al in 1963 is er een saneringsfonds voor de landbouw ingesteld, waarvan tot dusverre 6.000 boeren hebben ge profiteerd en de mechanisatie en ra tionalisatie binnen de bedrijven is al zo ver gevorderd, dat 't aantal land arbeiders drastisch is verminderd. Bovendien leert een voorzichtige ra ming dat in 1980 de agrarische opper vlakte met een 100.000 ha landbouw grond netto zal zijn verkleind. Op grond daarvan had ir. Lardinois er niet veel moeite mee om te zeg gen dat hij het ,,in principeu met de beleidslijnen van zijn oud-collega eens kon zijn. Desondanks stelde .hij zich ten aanzien van verscheidene punten kritisch op: Hij gelooft dat de landbouw, ook zonder deze maatregelen, zich zelf zal saneren. Misschien zal dat gezondmaking sproces-van- nature niet in 1980 zijn voltooid, maar de minister vond dat ook. een bijzonder vroege datum. Met dit gegeven voor ogen heeft hij bezwaar tegen de kosten, ook al ontbreken daarvan voorlopig nog de juiste cijfers (wat minis ter Lardinois de Europese Com missie wel kwalijk nam). Hij meent dat met al die subsidies voor bedrijfssluiting enerzijds en bedrijfsvergroting anderzijds, de financiële offers die de Europese burger zich voor de landbouw zal moeten getroosten, niet min der groot zullen zijn dan nu. Voor wat de plannen op korte termijn betreft betoogde de heer Lardinois dat deze in strijd zijn met eerder gemaakte afspraken. Bovendien vreest hij dat de ont wikkelingslanden als de grote pro ducenten van plantaardige oliën van deze plannen de dupe zullen worden. „De vergroting van de bedrijven in de landbouw is al jaren op gang. De ontwikkeling verloopt gunstig. Maar als er in iets meer dan tien jaar ineens een sprong naar heel grote bedrijven gemaakt wordt, dan vrees ik een breuk in de ontwikkeling. Ik geloof in veel, maar niet in het nut van breuken". Resoluut, zonder enige twijfel, komen deze woorden uit de mond van drs. R. Zijlstra, voor zitter van de Christelijke Boeren- en Tuinders- bond. Hij ziet in het plan Mansholt een revolu tie. Die kan alleen maar zonder brokken blijven als er enorme subsidies worden gegeven. Tussen de Kamerdebatten door de heer Zijlstra zit in de fractie van de Anti-Revolu tionaire partij in de Tweede Kamer geeft hij in de spreekkamer van zijn fractie zijn mening over het plan. „Het is voor mij zeer de vraag of het er toe zal leiden dat het kernprobleem in de landbouw, de te grote produktie, wordt opgelost. Want door het vormen van grote, sterk gemechani seerde bedrijven wordt de produktie niet terug gedrongen", vindt hij. Is het niet zo dat de boeren toch ook wel de boet afhouden om grotere bedrijven te krij gen. dat zij te veel aan het familiebedrijf ge bakken zitten? „Die indruk heb ik beslist niet", zegt de heer Zijlstra heel pertinent. „Als je met de boeren praat merk je heel goed wat ze willen. Ze zijn genoeg ondernemer. Maar de immobiliteit van de grond en de financiering zijn geweldige pro blemen. Daardoor gaat de ontwikkeling niet zo snel als de boeren wel willen. Tien jaar geleden speelde het familiebedrijf Als geen ander land is Frankrijk betrokken bij de voorstellen zoals die door ir. Mansholt zijn ingediend. Meer dan een kwart van de Franse bevolking verdient zijn (dikwijls ka rig) brood in de agrarische sector en de hoeveelheid landbouwgrond is daar mee in overeenstemming. Maar an ders dan in Nederland zijn mechani satie en rationalisatie er niet ver ge vorderd (met uitzondering dan van Frankrijks graanschuurin het noorden). Voegt men daar nog bij dat de Nederlander Mansholt verre van populair is bij president De Gaul le en zijn medewerkers, dan kan men begrijpen dat de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Michel Debré, na het aanhoren van Mansholts uit eenzettingen, bijzonder koeltjes rea geerde. Hij noemde het plan-Mans holt ,,een van de werkdocumenten zo als er zo vele zijn in het werk van de Europese commissie"maakte zich boos over het feit dat de pers 48 uur eerder was ingelicht dan de ministers en concludeerde dat zijn regering zich op geen enkele wijze door dit werk document gebonden voelt. Maar door al die diplomatieke volzinnen heen schemerde toch ook het Franse ver langen om de hele landbouwpolitiek eens op de helling te zetten. Maar natuurlijk moeten de voorstellen daar voor niet van de Nederlander Mans holt afkomen maar van de Franse regering zo ongeveer speelde de heer Debré het en wie had anders verwacht! Maar zelfs een president De Gaul le zal van goeden huize moeten ko men wil hij de grote lijnen die nu door de heer Mansholt getrokken zijn, verbeteren. Juist Frankrijk heeft be lang bij een gezonde landbouw. En juist Frankrijk is niet in staat om tot in het oneindige door te gaan met het geven van subsidies, die wel lijmen maar niets verbeteren. een veel grotere rol dan nu. Heel wat boeren zoons hebben opleidingen gevolgd voor een be roep buiten de landbouw. Bij een onderzoek, nog niet zo lang geleden gehouden in Zuid-Hol land, bleek dat op meer dan de helft van de bedrijven geen opvolger is." Toch zijn er nog altijd te veel boeren. Hoe kan dit aantal verminderen? Drs. Zijlstra, die het graag ronduit zegt, rea geert op die vraag als volgt: „Er zijn natuur lijk wel middelen om de boeren uit de landbouw te pesten. Bijvoorbeeld met lage prijzen. Maar zo'n verkommeringspolitiek past niet in deze tijd en is sociaal-economisch onaanvaardbaar." Maar het probleem van de subsidiepolitiek en de overschotten ligt op tafel. En dat steekt velen. „Ja, hoe moet je dat oplossen", haakt de voor zitter van de C.B.T.B. op de vraag in. „Dat kan op vrijwillige basis gebeuren door de boeren grond uit de produktie te laten nemen. Ik ver wacht daar geen geweldig effect van, maar het kan toch een bijdrage tot het oplossen van de moeilijkheden geven. Vergeten mag trouwens niet worden, dat jaarlijks toch al zo'n 10.000 hectare grond door stadsuitbreiding en indus trialisatie aan de landbouw wordt onttrokken." Drs. Zijlstra vindt ook dat de afzetmogelijk heden beter in de gaten gehouden moeten wor den als het om planning van de produktie gaat. En dan is er die tegenstrijdigheid in de wereld: aan de ene kant overproduktie, aan de andere tekort aan voedsel. „Het zou ook een stuk oplossing van de over produktie zijn als we de ontwikkelingslanden hielpen", zegt hij en hij laat er op volgen: „Ik zie niet dat het tempo van het plan-Mansholt is te halen en dat het kernpunt, de te grote pro duktie, er door wordt beïnvloed". Afvloeiing van arbeidskrachten ziet drs. Zijl stra als een noodzaak voor de landbouw. Maar die moet gepaard gaan met scholingsmogelijk heden voor degenen die hun beroep in de agra rische sector kwijt raken. Die scholing zou de zelfde faciliteiten moeten krijgen als de herop leiding van mijnwerkers die hun werk kwijt raken door het sluiten van mijnen. Dus met de zelfde steun als de Kolen- en Staalgemeenschap gaf en geeft. „Zoals het nu is leven de boeren onder grote psychologische druk. Als je alsmaar hoort dat het anders moet, dat zoveel niet hoeft omdat het toch maar tot overproduktie leidt, dan laat je dat niet koud. De menselijke kanten die aan de problemen zitten waar de boeren mee te ma ken hebben zijn werkelijk niet gering", zegt de heer Zijlstra met bezorgdheid in zijn stem. Waarbij hij er ook nog op wijst dat op de boer derij een bruto productie van honderdduizend gulden per volwassen arbeidskracht per jaar nodig is om een redelijk inkomen te bereiken. „Veel bedrijven komen daar niet aan toe", is de conclusie van de voorzitter van de C.B.T.B. Pessimistisch is hij echter niet: „De moderni sering in één generatie ging harder dan in de tien generaties er voor. Het is ook geen kwestie van „het moet dan maar", er wordt niet ouder wets voortgeknutseld. Maar er is geleidelijkheid nodig in de ontwikkeling om het vraagstuk van de overschotten op te lossen." „Het plan-Mansholt heeft me gewoon te pakken. Ik zeg niet dat het je van het is, maar de hoofdlijnen die er in zitten zijn waard verwezenlijkt te worden. Er is geen ander alternatief". Met enthousiaste gebaren zet Sake van der Ploeg in deze heel directe uitspraken zijn mening neer over het plan. Als voor zitter van de Algemene Nederlandse Agrarische Bedrijfsbond (van het N.V.V.) is hij glad voor vergroting van de land bouwbedrijven en voor vermindering van het aantal mensen in de agrarische sector. „Al jaren hebben we als bond betoogd dat er in de landbouw grotere bedrijven moeten komen. Het plan-Mansholt geeft ons dus gelijk. Maar er is ons wel alles aan gelegen, hoe in de tijd van 1980 de so ciale begeleiding zal zijn. Zowel voor de boer als voor de landarbeider", zegt hij met veel nadruk. „We moeten niet stil blijven staan bij de kreet: vervangende werkgelegenheid voor de mensen die de landbouw uit gaan. Er moet voor worden gezorgd dat de mensen ook tijdens de vermindering van het aantal bedrijven een goed bestaan hebben. Hij ziet verschillende voordelen in gro te bedrijven. bedrijven met betaalde arbeidskrach ten hebben gunstiger resultaten dan fami liebedrijven", is zijn mening. „Er zit in die kleine boerderijen ook een grote brok werkloosheid die ontbloot zla worden als de bedrijven groter worden". Maar zullen de boeren zo gemakkelijk bereid zijn hun, doorgaans met veel moeite, opgebouwd bedrijf op te geven. „De overheid kan 't in die richting drij ven door een krap prijsbeleid te voeren. Bovendien worden er in het plan-Mans holt verschillende wegen aangedreven, zo als pensionering van alle landbouwers die 65 jaar of ouder zijn. Het streven moet er eigenlijk op gericht zijn, dat er op den duur meer landarbeiders overblijven dan boeren." Doorpratend over die afvloeiing: „Het plan-Mansholt is een heerlijkheid omdat het de nadruk legt op afvloeiing van men sen uit de landbouw, ongeacht of zij boer of landarbeider zijn. Maar zij zullen toch blijven hangen als er niet voor ander werk wordt gezorgd. Er zijn te veel men sen in de landbouw werkzaam en daarom is die afvloeiing gezond". Heel nadrukkelijk vervolgt hij: „De boeren moeten er rekening mee houden dat de belastingbetalers op een goede dag ook niet meer bereid zijn geld te geven voor prijssubsidies en het kwe ken van overschotten in de landbouw. Daarom doen de landbouwers er verstan dig aan de reddingsboei die Mansholt hun toewerpt te grijpen voor ze verdrinken." Dat het plan eigenlijk meer voor ande re landen in de EEG geldt waar de land bouw er minder goed voor staat dan in ons land, bestrijdt de heer Van der Ploeg: „Gelukkig is bij ons het verschil tussen wat de landarbeider en de werknemer in de industrie verdient niet zo groot als el ders", geeft hij toe. „Maar wil je die af stand niet vergroten dan moet je wel ko men tot grote bedrijven waar met veel meer profijt gewerkt kan worden." IN GROTE LIJNEN JUIST! Sicco L. Mansholt is een ervaren politicus én hij is een Neder lander deze twee gegevens moet men in het oog houden bij een beoordeling van zijn gedachten en plannen. Men vertelt hem niets nieuws als men zegt dat politiek zeker in Europees ver band de kunst Is van het compromis. En hij weet ook wel dat je om een bepaald doel te bereiken soms moet overvragen aan de tegenpartij dan de opgaaf er weer het nodige af te din gen. Zo en niet anders zal het nu óók gaan Hij is ook een Nederlander, opgegroeid en (letterlijk en figuurlijk) groot geworden in het boerenmilieu. Dit heeft een stempel op hem gedrukt het kan niet anders. Hoeveel Europeaan hij ook is en hoe groot zijn kennis ook is van de agrarische situatie in iedere uithoek van de EEG en. die kennis is bewonderens waardig groottoch blijft hij de ontwikkeling zoals die na de oorlog in Nederland is geweest, als de meest ideale zien. Geen wonder want het is voor een niet gering deel zijn werk. Daarom bevatten de grote lijnen die hij nu voor agrarisch Europa heeft uitgestippeld voor Nederland niet veel nieuws. Enkele feiten en cijfers kunnen dat verduidelijken. Als dr. Mansholt stelt dat het aantal werkers in de landbouw van 10 mil joen in 1970 tot 5 miljoen in 1980 moet worden teruggebracht, dan begeeft hij zich daarmee op een weg waarop men in Neder land al een heel eind is gevorderd. In de landen van de EEG werkt omstreeks 17 pet. van de beroepsbevolking in de land bouw in Nederland, dat nog niet zo heel lang geleden tot de agrarische landen gerekend kon worden, nog geen 8 pet. Dit lage percentage bewijst dat bij ons de afvloeiing veel sneller is gegaan dan in andere landen van de Gemeenschap van 1947 af zijn ieder jaar een kleine 20.000 mensen uit de landbouw verdwenen. Deels door de zeer sterke mechanisatie (het aantal tractoren bij voorbeeld is van 24.000 in 1950 opgevoerd tot 134.000 in 1967 deels door het de boer gemakkelijk te maken zijn (in vele gevallen onrendabele) bedrijf aan de kant te doen. Zesduizend boeren hebben in de afgelopen vijf jaar geprofiteerd van de saneringsmogelijkheden het heeft de schatkist wél 400 miljoen gulden gekost en daarvan schrok de heer Mansholt toen minister Lardinois het hem vertelde, zo meldt de Brusselse correspondent van de NRC Praat men over het terugdringen van het totaal aan landbouw grond, ook dan kan men bij Nederland terecht. De sterke indus triële expansie, de daarbij behorende wegenaanleg en wat dies meer zij, plüs de drang naar meer recreatieruimte hebben al tienduizenden hectaren van het landbouwareaal weggeknabbeld. En dit is een proces dat nog meer effect zal sorteren naarmate men er in slaagt tot meer industriële spreiding te komen. Minis ter Lardinois heeft in Brussel voorgerekend, dat Nederland in 1980 rond 100.000 hectaren van zijn oorspronkelijke landbouw grond kwijt zal zijn. En dat is een niet geringe hoeveelheid als men bedenkt dat dr. Mansholt streeft naar landbouwbedrijven van rond de 100 hectare. Tot zover is er voor wat Nederland betreft nauwelijks aan leiding om over een „revolutie van Mansholt" te spreken in de omliggende landen ligt dat duidelijk anders, maar de heer Mansholt heef1 volkomen gelijk ais hij deze grote lijnen trekt. Het is niet anders: de tijd van het keuterboertje is voorbij zoals de tijd van de nijvere hoefsmid en het gezellige kruideniers winkeltje voorbij is. Men kan er over treuren maar men kan de tijd niet terugdraaien. Eén punt blijft er echter nog overde prijspolitiek. Op dit on misbare onderdeel van het plan-Mansholt botsen de meningen. Niet over het uitgangspunt dat men kort en bondig zo zou kun nen formuleren: ook op het terrein van de prijzen zal de land bouw industrieel moeten worden opgezet. Wat dus zeggen wil dat het aanbod op de vraag zal moeten worden afgestemd. Is er bij voorbeeld een grote vraag naar boter dan produceert men veel boter is die vraag gering dan dient de produktie gering te zijn. Geen „boterbergen" meer die miljoenen kosten omdat de boer er wel zijn geld voor krijgt, terwijl de consument er met veel pijn en moeite toe te bewegen is het produkt ver beneden de kostprijs te kopen. Men kan het ook anders zeggen: de prijs dient minder te zijn afgestemd op het inkomen van de boer (sociaal element) en meer op de economische afzetmogelijkheid. Natuurlijk zal er ook in dit opzicht altijd een verschil blijven tus sen landbouw en industrie, want het boerenbedrijf bergt nu een maal risico's in zich die geen mens in de hand heeft en die dan ook door de gemeenschap gedragen moeten worden. Maar dat mag nooit oplopen tot de exorbitante bedragen van nu (de land bouw kost dit jaar de Europese Gemeenschap een slordige 15 miljard gulden!). Dit uitgangspunt is menen wij moeilijk aan te vechten. Blijft wel de vraag hoe men van het bijzonder ingewikkelde subsidie-systeem van nu moet komen tot het simpeler systeem van vraag en aanbod. Daaraan namelijk moeten wel een paar voorwaarden worden gesteld. 0 Dat men ook in de overgangsperiode de boer niet sociaal in de kou laat staan; 9 Dat men de ontwikkelingslanden niet nog eens extra moeilijk heden bezorgt door hun plantaardige (vet)grondstoffen hetzij zwaar te belasten, hetzij te weren; Dat men de wereldhandel niet in gevaar brengt door op aller lei fronten „oorlogen" te ontketenen denk aan de kippen- oorlog met de Ver. Staten in 1962/'63. Waarbij dan dit nog een vanzelfsprekend uitgangspunt moet zijn dat de kosten ook inderdaad gedrukt worden. De vrees van minister Lardinois dat uit de premiekraan straks een even grote stroom gemeenschapsgeld zal vloeien als nu uit de subsidiekraan is niet helemaal ongegrond. Op vele van deze punten is het plan-Mansholt nog bijzonder vaag. Dat behoeft men hem of de Europese' Commissie in dit stadium nog n:et kwalijk te nemen. Het gaat immers nu alleen nog maar om het uitwisselen van gedachten. Men zal het eens moeten worden over het uitgangspunt, de grote lijnen die zijn uitgestippeld en pas dan kan men meer gedetailleerde voor stellen verwaohten. En die grote lijnen zijn juist. t

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 10