DEZE WEEK: nader beschouwd De doctorandus en de arbeider De vakbonden en de arbeider De werkgever en de arbeider De feiten militair geanalyseerd De „Breznief-doctrine" is reden tot zorg „Bespottelijke schim in bruin boerenhemcT HO- TSJI-MINH NA TIONALIST OF GETROUWE COMMUNIST? Wat werd verwacht voor 1968 Onze militaire medewerker schrijft Anders «- Laatste strijd Ee We zijn er aan gewend dat zo tegen het einde van het jaar de strijd op het loonfront hoog oplaait. Regering en Plan bureaus hebben op de derde dinsdag van •eptember hun visie gegeven op de eco nomische mogelijkheden en moeilijkhe den van onze maatschappelijke samenle ving, wetsvoorstellen zijn ingediend die het leven meestal niet goedkoper maken, werkgever» en werknemers zijn ieder af zonderlijk aan het rekenen gegaan en als het gesprek begint over de nieuwe collec tieve arbeidsovereenkomst die moet wor den afgesloten, dan blijken de uitkomsten van die berekeningen meestal ver uiteen te liggen. En dan worden er boze woor den gesproken, dreigementen geuit maar gelukkig voor Nederland heeft men •Ikaar altijd nog kunnen vinden en is het maar zelden tot stakingsdaden gekomen. Tot voor kort was dat ook nauwelijks rtodig. Want het kon dan wel zijn dat werkgevers en werknemers stevig met elkaar in de clinch gingen men wist dat men toch altijd weer bij de overheid moest aankloppen en dat die het laatste beslissende woord zou spreken. De rege ring kreeg dan altijd de schuld (meestal van beide partijen) en men kon weer voor een jaar vooruit. Maar nu dan leven we in het tijdperk van de vrije loonvorming. Werkgevers en werknemers moeten het nu zelf uitmaken - alleen als ze het zo bont maken dat de nationale economie In gevaar komt grijpt de regering in. En het Is bekend dat de regering daar op het ogenblik niet spoe dig toe zal overgaan, want men wil niet andermaal het verwijt naar het hoofd ge slingerd krijgen dat men de vrije loon vorming geen eerlijke kans heeft gegeven. Wat is het gevolg van deze ontwikkeling? Dat de invloed van de doctorandi in de economie, de mensen op wier advies de regering tot dusverre in deze zaken meest al handelde, aan invloed hebben verlo ren. Niet de wetenschapsman maar de vakbondsman voert nu de boventoon. Het is gebleken bij het afsluiten van de me- taal-CAO: de werkgevers zijn door de knieën gegaan voor de stakingsdreiging van de vakbonden. En hoe zijn die vak bonden tot hun looneisen gekomen? Niet door nauwkeurig het evenwicht te zoeken in de nationale economie maar door bij een vrij grove berekening van de stijging van de kosten van levensonderhoud een paar procenten op te tellen, waarop zij naar hun mening recht hebben bij de ver deling van de welvaart. Niet erg weten schappelijk, wel efficiënt en voor de ar beider zeker niet nadelig. Wat dat betreft kan hij beter bij de vakbondsman dan bij de ecoonom terecht. Is het jammer dat de verantwoordelijk heid voor de loonvorming op het ogenblik ligt bij de werkgevers- en werknemersor ganisaties en veel minder bij de doctoran di? Naar ons gevoel niet. Hoeveel waar dering we ook hebben voor de grote ken nis van veie economen, wij geloven niet dat zij op het punt van de loonvorming al te grote invloed moeten hebben. Om dat de arbeider meer is dan een cijfer in de lange reeks van factoren die tezamen onze economische welvaart bepalen. Er spelen nog heel andere, veelal psycholo gische factoren mee. Er is in de afgelo pen maand nauwelijks een dag voorbij gegaan of er werd in de krant wel een of andere prijsverhoging aangekondigd, al dan niet op rekening van de nieuwe BTW. Gisteren waren het brood en melk, vandaag is het benzine, morgen zal het weer wat anders zijn. En dan kan het zijn dat de econoom precies kan uitreke nen hoeveel al die prijsverhogingen teza men betekenen voo'r de kosten van le vensonderhoud de gewone man (en nog meer de gewone vrouw) slaat de schrik om het hart En omdat de vakbondsman dit terdege aanvoelt stelt hij zijn loon eisen des te scherper. Wetend dat hij spreekt namens de arbeider. Maar wat is nu het merkwaardige bij dit alles? Dat de vakbondsman, losgela ten door de economen en door de rege ring. er zich helemaal niet gelukkig bij voelt. Want het is in Nederland altijd zo geweest: de vakbonden weten wel dege lijk dat als het de economie slecht gaat, als het de werkgever slecht gaat, dat dan de werknemer onherroepelijk ook aan de beurt komt. En daarom klinken op dit ogenblik de felle verbondsverwijten op dat de werkgevers niebi willen meewer ken aan een „nieuwe maatschappij". Wat die nieuwe maatschappij dan wel is? In weinig woorden gezegd: een samenleving waarin werkgevers en werknemers veel nauwer bij eikaars doen en laten betrok ken zijn. Heel het gedram van NKV-voor- zitter Mertens over de tweehonderd en hun economische macht en al het gedreig van NW-voorzitter Kloos zijn een men geling van ohzekerheid en rechtvaardig heidszin. Zij zien het als rechtvaardig dat de arbeider meer betrokken wordt bij wat in de „machtsector" wordt voorbe reid en zij vechten ervoor maar het is een gevecht, waarbij ook de angst mee spreekt. Angst dat zij met hun eisen het bestaan van hun eigen mensen In gevaar brengen. Angst ook dat zij hun greep op de arbeider zullen verliezen. Angst voor de chaos die daarvan het gevolg zal zijn. Daarom moet men het „hard tegen hard spelen" woorden die nu met zoveel trots worden uitgesproken - niet al te serieus riemen. Mits men over en weer maar begrijpt wat de diepere beweegre denen zijn van heel dat harde spel. En er naar handelt. Hoe men de verhouding tussen econo mie en arbeider, tussen vakbond en arbei der ook bêziet, duidelijk Is dat in belang rijkheid de verhouding tussen werkgever en arbeider ver daarbovenuit steekt. De onderneming is het hart van onze econo mische samenleving en die onderne ming kan alleen goed gaan als er samen werking en wederzijds vertrouwen bestaat tussen werkgever en werknemers, als zij zich allen tezamen bedrijfsgenoten voe len. En wat dat betreft zijn veruit de meeste van onze ondernemingen kernge zond. Dan hoeft men in die samenwerking el kaar niet al te zeer te zontzien: 't is hele maal niet erg als de arbeider met forse looneisen op tafel komt en het is ook niet •rg als de leiding streeft naar een maxi mum aan prestatie van zijn mensen. Het is zelfs gezond als er zo nu en dan eens spanningen zijn als het anders is loopt men de kans in te slapen. Maar als ie der zijn zegje gezegd heeft en men weer tot elkaar is gekomen, dan moet men ook weer bereid zijn samen aan de slag te gaan. Beide partijen overtuigd dat de ge nomen beslissingen dienen tot voordeel van het bedrijf en dus van alle bedrijfs genoten. Ontbreekt dat vertrouwen dan is er iets mis. Daarmee is niet gezegd dat men het nu maar moet doen zonder doctorandi en zonder vakbonden r- beide zijn onontbeer lijk. Maar in de discussie van de laatste maanden dreigt men de belangrijkheid van die goede verstandhouding binnen de onderneming wel eens uit het oog te ver liezen. Als regeren de kunst is van het vooruitzien, dan geldt dat in versterkte rpate voor dat stuk besturende macht dat met het mili taire apparaat te maken heeft. Niet in de eerste plaats omdat met militaire voorzieningen nu eenmaal enorme sommen gelds gemoeid z(jn dat kan op een gegeven ogenblik belangrijk zyn, maar ten diepste beschouwd zinkt het in het niet bjj de gevaren voor de mensheid die een verkeerd gebruik van militaire macht in zich bergt. Een verkeerde beoordeling van een situatie, een verkeerde aanpak van een dreigend conflict het kan de ondergang van de mensheid betekenen, gegeven de monsterachtige wapens waarover onze generatie de beschikking heeft Daarom is voor ieder die in dit militaire vlak verantwoorde!^k- heid draagt, voortdurende en onafgebroken studie noodzakelijk. Altijd door zal men moeten analyseren wat geweest is, zal men het heden nuchter en duidelijk moeten bezien en zal men van daar uit het beleid voor de toekomst moeten uitstippelen. Waarby, menen wy, het doel altijd dit zal moeten zyn: te voorkomen dat de wapens ooit gebruikt behoeven te worden. Duidelyk is dat een dergelijke opdracht strydt met alle logica! Waarom immers een duur wapenarsenaal in stand te houden als men als doe! nastreeft dat arsenaal nooit te gebruiken? Waarom dan niet simpelweg alle wapens vernietigd? Was het maar zo simpel! Men kan uren lang filosoferen (en theologiseren) over de vraag waarom toch In deze wereld de tegenstellingen bestaan en het zal niet alleen b(j filosoferen mogen bljjven: men zal tot het uiterste moeten gaan om die tegenstellingen te overbruggen. Maar de militair zal zich b(J de feiten moeten bepalen: analyseren van verleden en heden en op grond daarvan zyn maatregelen beramen voor de toekomst. Waarbij hty alleen maar mag hopen dat het de regeerders zal gelukken een dusdanige situatie te scheppen en te handhaven dat van sjjjn diensten geen gebruik gemaakt behoeft te worden. In deze zin heeft onze militaire medewerker er naar gestreefd een analyse te geven van het jaar dat voorbjj ging en de blik voor uit te werpen naar het jaar dat komen gaat. Geen politieke analyse dus en geen beschouwing in hoeverre de Navo al dan niet een politiek van toenadering moet voeren wel de constatering, dat de Russische partijleider Breanjef het met zjjn nieuwe doctrine de militairen moeilijker heeft gemaakt en wel een analyse van het gebeuren rond de zwakke flank van de Navo, de Middellandse Zee. Geen opwekkende feiten dus, maar men zal er kennis van moeten nemen wil men de pottMn nnéwtkheWng kunnen begrepen. BREZNJEF nieuwe doctrine Kenmerkend voor de situatie van dit ogenblik was de publiciteit die gegeven is aan de reis van twee Amerikaanse jagers vanuit de Middellandse Zee naar de Zwarte Zee en zo hadden de Ameri kanen het obk bedoeld. Want aan de ene kant wilden zij de Russen duidelijk maken dat hun vlootver- sterking aan NAVO's zuidflank niet ongemerkt voor bij was gegaan en al evenmin werd opgevat als een welkome bijdrage tot een goede verstandhouding, anderzijds wilden zij de Turkse bondgenoot een hart onder de riem steken, want het is juist Turkije dat op die zwakke zuidflank een eventuele stoot zou moeten opvangen. Niemand zal ooit het recht streekse verband kunnen bewijzen maar opmerkelijk is wel dat de Sowjet-vloot in de Middellandse Zee kort daarop drastisch is ingekrompen. Vorig jaar om deze tyd gaf onze militaire mede werker onderstaande prognose voor het jaar 1968. We drukken die hierby af omdat ze als uitgangs punt moet dienen voor nevenstaande beschouwing die betrekking heeft op het komende jaar. Intensivering van de Russische politieke druk om de Verenigde Staten te isoleren van Europa; Het verder dicht drukken van de strategische tangbeweging in het Midden Oosten; Het verkrygen van nog meer controle en het versterken van de Russische positie in de Rode en Middellandse Zee; Het bevorderen van chaos in Afrika en het on dermijnen van de positie van Zuid-Afrika en Rhodesië; Geen militaire druk of groot machtsvertoon in het noorden, maar „lief z(jn voor Scandinavië" in verband met de discussies over de verlenging van het NAVO-verdrag in 1969 en de luide pro testen van minderheden in die landen daar tegen. \JP7at er ook voorspeld is voor het jaar 1968 en wat ervan ook is uitgeko men, één gebeurtenis heeft de hele we reld verrast: het Russische optreden in Tsjecho-Slowakije. En daarom is dit de overheersende militaire ontwikkeling van het afgelopen jaar geworden. Natuurlijk om de gebeurtenis zelf maar over de di recte militaire aspecten hiervan is al zo veel geschreven dat we nu daaraan voor bij kunnen gaan. Want minstens zo be langrijk is waarschijnlijk de doctrine die de Russische partijsecretaris Breznjef na de inval in Tsjecho-Slowakije heeft gepo neerd en die er op neer komt dat de Sov jet-Unie zich in beginsel het recht toe kent om zonodig door gewapend optre den het socialisme te beschermen. Voor het eerst Is deze „Breznjev-doctrl- De slogan „Ho... Ho.... Ho... Tsji- minh" is tegfenwoordig een ver plicht nummer bij alle demonstra ties van jongeren wier sympathie links ligt, of ze nu opereren in Am sterdam dan wel in Parijs of Berlijn. Ze roepen zijn naam gewoonlijk in één adem met die van Guevara, Castro. Mao Tse-toeng en anderen wie ze revolutionaire daden toe dichten. Wat ze intussen weten van de re volutionair wiens naam ze zo ge makkelijk scanderen, laat zich ra den. Het zal niet veel zijn, want de zegevens over het leven van de Noordviëtnamese leider zijn schaars. Dit gat in de „revolutionaire lec tuur" is nu echter opgevuld met één boek. Het werd geschreven door Jean Lacouture, redacteur van het Franse dagblad Le Monde. (Ho Tsji-Minh, Jean Lacouture. Uitg. A. W. Bruna en Zoon, Utrecht/ Antwerpen. Paperback. Prijs f 7,90). Lacouture begint zijn boek, de eerste biografie van enige omvang over „oompje Ho", als volgt; „Een kleine man met een theekleurig ge zicht en een zilveren sik. Een scher pe blik en een hoog voorhoofd, be kroond door een dwaas kuifje. Een bespottelijke schim in een bruin lin nen boerenhemd. Een breekbaar mannetje dat in het vuur van de strijd alleen maar schijnt te kunnen overleven door de verbeeldings kracht van een volk, even breek baar, sober en Stoïcijns als hij..." Helemaal los van de context geeft deze passage gemakkelijk een on juist en bedrieglijk beeld van de man die nu al ruim een halve eeuw vecht voor de vrijheid en de onaf hankelijkheid van zijn land. Ho Tsji- minh, leider en inspirator van twee bevrijdingsoorlogen, is name lijk in werkelijkheid het tegenover gestelde van wat zijn uiterlijk doet vermoeden. A? te gemakkelijk houdt men hem voor een gehoorzame vazal van zijn grote communistische buur. China. En te lichtvaardig be oordeelt men hem als de sluwe vos wiens enige doel het is de twee de len van Viëtnam als één geheel sa men te brengen onder zijn bewind. Zulke voorstellingen wijzen op voor ingenomenheid en te weinig kennis van zaken. Naarmate de tijd vordert zou wel eens kunnen blijken zo schrijft Lacouture dat Ho Tsji-minh een verkeerd begrepen en geïn terpreteerde leider is. De vraag is, en de beantwoording ervan lijkt een interessante kluif voor de geschiedschrijvers, wat er zou zijn gebeurd als de Russen, Ame rikanen. Fransen en Chinezen hem anders hadden beoordeeld. Het antwoord zal misschien nieu we vragen oproepen. Is hij meer nationalist dan communist? Zou hij een soort Titq van Azië heb ben kunnen worden, betrekkelijk onafhankelijk van de grote com munistische mogendheden? En zouden de Verenigde Staten in dat geval genoegen hebben genomen met zo'n rode enclave op het vas teland van Zuidoost-Azië? Frankrijk en de Verenigde Staten hebben ongetwijfeld fouten gemaakt bij hun onderhandelingen met Ho Tsji-minh. Dat is waarschijnlijk ge deeltelijk te verklaren door de onor thodoxe communistische opvattin gen van hun tegenstander. Hij praat en handelt niet als de kameraden in de Sovjet-Unie of in Europa, ter wijl de opvattingen die Peking hul digt al evenmin overeenkomen met de zijne. Hij vermijdt zoveel mogelijk het typisch jargon waarvan de commu nisten zich zo graag bedienen en dat men moet kennen om precies te we ten wat ze feitelijk bedoelen. Hij geeft daarentegen de voorkeur aan gemakkelijk te begrijpen zinnen die ock de Vietnamese boer vertrouwd in de oren klinken. Hierin schuilt waarschijnlijk het geheim van de bijna hypnotische uitwerking die zijn optreden heeft op degenen die met hem in contact komen. Ruim vijftig jaar is Ho Tsji-minh (78) nu communist. Weinig leiders hebben zo op de verbeeldingskracht van de revolutionairen gewerkt als hij, de „bespottelijke schim in een bruin linnen boerenhemd", die de strijd leidde tegen achtereenvolgens de Japanners, Chinezen, Fransen en nu nog tegen de sterkste militaire macht ter Wereld, Amerika. „Oompje Ho" zoals de Viëtname- zen hem noemen, past als commu nist niet in het orthodoxe kader van de Russische ideologen. Hij heeft er rooit in gepast. Weliswaar behoor de hij steeds tot de mannen die re deneren en handelen op grond van bepaalde dogma's, maar tegelijker tijd wenste hij zich niet onvoor waardelijk te binden aan doctrinai re. dikwijls conventionele modellen. Altijd bleef hij in alles de zoon van zijn vader, een dorpsaristocraat die een overtuigend nationalist was. Hoe groot Ho's feitelijke macht thans nog is, is moeilijk vast te stel len. Misschien schrijven de Ameri kanen en anderen hem meer macht toe dan hij werkelijk heeft. Maar hoe dan ook, zijn invloed blijft merkbaar in alle beslissingen die Hanoi neemt. De kansen op vrede in Viëtnam hangen voor een deel af van zijn beoordeling van de situa tie. Het ziet er niet naar uit dat Ho Tsji-minh het nog zal beleven dat Noord- en Z.-Viëtnam worden ver enigd tot één staat. De huidige oor log is zijn laatste gevecht. „Maar eens", aldus de conclusie van La couture, „zal er één Viëtnam zijn. En wanneer Ho Tsji-minh dit zelf niet meer meemaakt dan zullen de anderen, die hij heeft gemaakt tot wat zij zijn, die net als hij enorm gevochten hebben, het voor hem zien." i ne" gebruikt door de Russische minister van buitenlandse zaken, Andrei Gromyko, in een toespraak tot de Verenigde Naties op 3 oktober en kort daarop heeft de Sov jet-pers er grote aandacht aan besteed. Vooral een artikel in de Pravda van 26 ok tober waarin deze stelling wat breder werd uitgesponnen, heeft aandacht getrokken. Maar de naam „Breznjev-doctrine" is pas geboren nadat de Russische partijsecre taris op 12 november een redevoering had gehouden tot het vijfde partijcongres van de Poolse communistische partij in War schau. Toen werd pas goed duidelijk dat hij de geestelijke vader was van deze op zienbarende theorie. De doctrine is bijzonder simpel. Kort weg komt het hier op neer dat een socia listisch land (in het Sovjet-j argon beteken de dit tot nu toe een communistisch land) moét vasthouden aan het Sovjetgedachten- en handelingspatroon; het kan en mag „geen belangrijke politieke, economische of sociale veranderingen invoeren zonder Rus- l sische toestemming. Breznjev zei onder f meer letterlijk: „Dit is niet langer een probleem van het volk van dat land maar een gemeenschappelijk probleem, van be lang voor alle socialistische landen." "Pkeze doctrine heeft politieke en militai- re consequenties - dat is duidelijk. Niet alleen voor de landen van 't Oost blok maar ook voor de Westeuropese na ties. Immers, de term „socialistische lan den" is bijzonder vaag en brengt een nieuw element van onzekerheid in de politiek. Uiteraard is het allereerst een duidelijke waarschuwingen aan landen als Polen, Roe menië, Hongarije, enz. die lid zijn van het Warschau-Pact. Maar evenzeer kunnen landen buiten dit pact als Albanië, Joego slavië, Cuba en misschien zelfs China zich zorgen maken. En dan: ook Algerië en Egypte noemen zich socialistische lan den terwijl ook Westeuropese landen so cialistisch geregeerd kunnen worden als de verkiezingen zo uitpakken men kan den ken aan Engeland. Dat deze doctrine nieuwe en extra moeilijkheden aanvoert voor een eventuele hereniging van West en Oost-Duitsland ligt voor de hand ze is dan ook naar de letter en de geest strijdig met de overeenkomst der vier grootmachten over Duitsland in zijn tota liteit. De Navo-ministers hebben zich in hun november-vergadering uitvoerig met deze nieuwe stellingname van de Sovjet-Unie beziggehouden, men zal zich dat herinne ren. Het beraad leidde tot deze directe uit spraak „dat alle landen onafhankelijk zijn en dat elke interventie van een staat in de aangelegenheden van een andere staat il legaal is en principieel in tegenspraak met het Handvest der Verenigde Naties en ge vaarlijk voor de Europese veiligheid." Men realiseerde zich dat deze Breznjev- doctrine duidelijk anders is dan wat tot dusverre de Sovjet-Unie wel had geprocla meerd namelijk dat men zichzelf het recht toekende binnen de eigen invloeds sfeer een strategische invloedssfeer dus in te grijpen. Daarnaast realiseerde men zich ook dat juist de Navo tegen der gelijke interventies volop garanties biedt Daarom zal in het jaar 1969, het jaar waarin het Navo-bondgenootschap door verschillende lidstaten al dan niet moet worden verlengd, de doctrine zeker een rol spelen. Wat dit betreft heeft de „lief-zijn- voor-Scandinavië"-politiek van het vorig jaar weinig succes opgeleverd: de over grote meerderheid van de bevolking van Denemarken en Noorwegen weigert te ge loven dat de Russen zonder blikken of blo zen een bondgenoot kunnen verraden om tegelijkertijd hun gezworen vijand trouw te blijven. Ook de record-defensiebegro ting van de Sovjet-Unie helpt er trouwens aan mee dat men in deze landen de ver lenging van het Navo-verdrag niet discuta bel zal willen stellen. l'en ander spectaculair gebeuren van het afgelopen jaar was de versterking van Ruslands maritieme positie in de Mid dellandse Zee. De kranten stonden er vol van en uw militaire commentator wijdde er een uitgebreid artikel aan met als con clusie: „De Sovjet-Unie is bezig zich van een supermacht met een beperkte mari tieme invloed te ontwikkelen tot een mo biele supermacht die in toenemende ma te in staat is militaire en de daaruit voort vloeiende politieke invloed uit te oefenen ver buiten de bevoorradingswegen van haar landstrijdkrachten". En verder: „Zo lang de Sovjet-Unie niet beschikt over vol doende vliegdekschepen en/of permanente lucht- en marinebases aan en rond de Middellandse Zee wordt de situatie nog niet explosief." Een conclusie die ook voor 1969 nog van kracht is. Het binnenvaren van de Zwarte Zee door twee Amerikaanse jagers (die ook weer vrij vlot terugkeerden) dient dan ook ge zien te worden als een demonstratie om de Sovjet-Unie onder 't oog te brengen dat ver dere opbouw van haar Middellandse Zee- vloot gevolgen kan hebben in de Zwarte Zee, haar „eigen" binnenzee, maar mis schien nog veel meer om Turkije, dat om ringd is immers door Rusland, Bulgarije, Irak en Syrië, morele steun te geven. Tur kije is een onmisbare schakel in de verde diging van het vrije Westen en wat voor een schakel. Dit land met 33 miljoen in woners heeft constant 500.000 man onder de wapenen, goed geoefend en redelijk goed uitgerust. Het beschikt over niet minder dan 14 divisies en een aantal zelfstandige brigades ter sterkte van nog eens 3 divi sies. Roept het zijn reservisten op dan brengt het op vrij korte termijn drie mil joen gevechtsklare militairen onder de wapenen. Sedert de strijd in Korea wordt over de kwaliteit van de Turkse eenheden met ontzag gesproken! Ook in Turkije, waar alleen de zwakke uiterst linkse groepering de Navo wenst te verlaten teneinde een neutrale koers te gaan varen, heeft het gebeurde in Tsjecho- Slowakije grote indruk gemaakt en de noodzakelijkheid van een Navo duidelijk onderstreept. Men blijft er de Navo zien als een strategische garantie voor de eigen veiligheid. Overigens moet nog eens worden onder streept dat niet de Navo maar de Ver. Staten twee jagers in de Zwarte Zee stuur den. Waarom was dit geen Navo-vlooteen- heid? Moet Rusland daar weer niet de con clusie uit trekken dat het met de eenheid en solidariteit binnen het bondgenootschap niet zo best gesteld is? Al eerder hebben we er op gewezen dat deze wijze van ver zaken van de Navo als het op daadwerke lijke bijdragen aankomt, automatisch tot gevolg heeft dat de Westeuropese invloed in Navo-zaken op beslissende momenten evenredig zal blijken te zijn aan die gerin ge daadkracht. Maar misschien kunnen we aan het eind van 1969 vaststellen dat er op dit punt veel verbeterd is - er moet iets te wensen over blijven!

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1968 | | pagina 10