DEZE WEEK: nader beschouwd
De doctorandus en de arbeider
De vakbonden en de arbeider
De werkgever en de arbeider
De feiten militair geanalyseerd
De „Breznief-doctrine"
is reden tot
zorg
„Bespottelijke schim in bruin boerenhemcT
HO- TSJI-MINH NA TIONALIST OF
GETROUWE COMMUNIST?
Wat werd verwacht
voor 1968
Onze militaire
medewerker schrijft
Anders
«- Laatste strijd
Ee
We zijn er aan gewend dat zo tegen
het einde van het jaar de strijd op het
loonfront hoog oplaait. Regering en Plan
bureaus hebben op de derde dinsdag van
•eptember hun visie gegeven op de eco
nomische mogelijkheden en moeilijkhe
den van onze maatschappelijke samenle
ving, wetsvoorstellen zijn ingediend die
het leven meestal niet goedkoper maken,
werkgever» en werknemers zijn ieder af
zonderlijk aan het rekenen gegaan en als
het gesprek begint over de nieuwe collec
tieve arbeidsovereenkomst die moet wor
den afgesloten, dan blijken de uitkomsten
van die berekeningen meestal ver uiteen
te liggen. En dan worden er boze woor
den gesproken, dreigementen geuit
maar gelukkig voor Nederland heeft men
•Ikaar altijd nog kunnen vinden en is het
maar zelden tot stakingsdaden gekomen.
Tot voor kort was dat ook nauwelijks
rtodig. Want het kon dan wel zijn dat
werkgevers en werknemers stevig met
elkaar in de clinch gingen men wist
dat men toch altijd weer bij de overheid
moest aankloppen en dat die het laatste
beslissende woord zou spreken. De rege
ring kreeg dan altijd de schuld (meestal
van beide partijen) en men kon weer
voor een jaar vooruit.
Maar nu dan leven we in het tijdperk
van de vrije loonvorming. Werkgevers en
werknemers moeten het nu zelf uitmaken
- alleen als ze het zo bont maken dat de
nationale economie In gevaar komt grijpt
de regering in. En het Is bekend dat de
regering daar op het ogenblik niet spoe
dig toe zal overgaan, want men wil niet
andermaal het verwijt naar het hoofd ge
slingerd krijgen dat men de vrije loon
vorming geen eerlijke kans heeft gegeven.
Wat is het gevolg van deze ontwikkeling?
Dat de invloed van de doctorandi in de
economie, de mensen op wier advies de
regering tot dusverre in deze zaken meest
al handelde, aan invloed hebben verlo
ren. Niet de wetenschapsman maar de
vakbondsman voert nu de boventoon. Het
is gebleken bij het afsluiten van de me-
taal-CAO: de werkgevers zijn door de
knieën gegaan voor de stakingsdreiging
van de vakbonden. En hoe zijn die vak
bonden tot hun looneisen gekomen? Niet
door nauwkeurig het evenwicht te zoeken
in de nationale economie maar door bij
een vrij grove berekening van de stijging
van de kosten van levensonderhoud een
paar procenten op te tellen, waarop zij
naar hun mening recht hebben bij de ver
deling van de welvaart. Niet erg weten
schappelijk, wel efficiënt en voor de ar
beider zeker niet nadelig. Wat dat betreft
kan hij beter bij de vakbondsman dan bij
de ecoonom terecht.
Is het jammer dat de verantwoordelijk
heid voor de loonvorming op het ogenblik
ligt bij de werkgevers- en werknemersor
ganisaties en veel minder bij de doctoran
di? Naar ons gevoel niet. Hoeveel waar
dering we ook hebben voor de grote ken
nis van veie economen, wij geloven niet
dat zij op het punt van de loonvorming
al te grote invloed moeten hebben. Om
dat de arbeider meer is dan een cijfer in
de lange reeks van factoren die tezamen
onze economische welvaart bepalen. Er
spelen nog heel andere, veelal psycholo
gische factoren mee. Er is in de afgelo
pen maand nauwelijks een dag voorbij
gegaan of er werd in de krant wel een
of andere prijsverhoging aangekondigd,
al dan niet op rekening van de nieuwe
BTW. Gisteren waren het brood en melk,
vandaag is het benzine, morgen zal het
weer wat anders zijn. En dan kan het
zijn dat de econoom precies kan uitreke
nen hoeveel al die prijsverhogingen teza
men betekenen voo'r de kosten van le
vensonderhoud de gewone man (en nog
meer de gewone vrouw) slaat de schrik
om het hart En omdat de vakbondsman
dit terdege aanvoelt stelt hij zijn loon
eisen des te scherper. Wetend dat hij
spreekt namens de arbeider.
Maar wat is nu het merkwaardige bij
dit alles? Dat de vakbondsman, losgela
ten door de economen en door de rege
ring. er zich helemaal niet gelukkig bij
voelt. Want het is in Nederland altijd zo
geweest: de vakbonden weten wel dege
lijk dat als het de economie slecht gaat,
als het de werkgever slecht gaat, dat dan
de werknemer onherroepelijk ook aan de
beurt komt. En daarom klinken op dit
ogenblik de felle verbondsverwijten op
dat de werkgevers niebi willen meewer
ken aan een „nieuwe maatschappij". Wat
die nieuwe maatschappij dan wel is? In
weinig woorden gezegd: een samenleving
waarin werkgevers en werknemers veel
nauwer bij eikaars doen en laten betrok
ken zijn. Heel het gedram van NKV-voor-
zitter Mertens over de tweehonderd en
hun economische macht en al het gedreig
van NW-voorzitter Kloos zijn een men
geling van ohzekerheid en rechtvaardig
heidszin. Zij zien het als rechtvaardig dat
de arbeider meer betrokken wordt bij
wat in de „machtsector" wordt voorbe
reid en zij vechten ervoor maar het
is een gevecht, waarbij ook de angst mee
spreekt. Angst dat zij met hun eisen het
bestaan van hun eigen mensen In gevaar
brengen. Angst ook dat zij hun greep op
de arbeider zullen verliezen. Angst voor
de chaos die daarvan het gevolg zal zijn.
Daarom moet men het „hard tegen hard
spelen" woorden die nu met zoveel
trots worden uitgesproken - niet al te
serieus riemen. Mits men over en weer
maar begrijpt wat de diepere beweegre
denen zijn van heel dat harde spel. En er
naar handelt.
Hoe men de verhouding tussen econo
mie en arbeider, tussen vakbond en arbei
der ook bêziet, duidelijk Is dat in belang
rijkheid de verhouding tussen werkgever
en arbeider ver daarbovenuit steekt. De
onderneming is het hart van onze econo
mische samenleving en die onderne
ming kan alleen goed gaan als er samen
werking en wederzijds vertrouwen bestaat
tussen werkgever en werknemers, als zij
zich allen tezamen bedrijfsgenoten voe
len. En wat dat betreft zijn veruit de
meeste van onze ondernemingen kernge
zond.
Dan hoeft men in die samenwerking el
kaar niet al te zeer te zontzien: 't is hele
maal niet erg als de arbeider met forse
looneisen op tafel komt en het is ook niet
•rg als de leiding streeft naar een maxi
mum aan prestatie van zijn mensen. Het
is zelfs gezond als er zo nu en dan eens
spanningen zijn als het anders is loopt
men de kans in te slapen. Maar als ie
der zijn zegje gezegd heeft en men weer
tot elkaar is gekomen, dan moet men ook
weer bereid zijn samen aan de slag te
gaan. Beide partijen overtuigd dat de ge
nomen beslissingen dienen tot voordeel
van het bedrijf en dus van alle bedrijfs
genoten. Ontbreekt dat vertrouwen dan is
er iets mis.
Daarmee is niet gezegd dat men het nu
maar moet doen zonder doctorandi en
zonder vakbonden r- beide zijn onontbeer
lijk. Maar in de discussie van de laatste
maanden dreigt men de belangrijkheid
van die goede verstandhouding binnen de
onderneming wel eens uit het oog te ver
liezen.
Als regeren de kunst is van het vooruitzien, dan geldt dat in
versterkte rpate voor dat stuk besturende macht dat met het mili
taire apparaat te maken heeft. Niet in de eerste plaats omdat met
militaire voorzieningen nu eenmaal enorme sommen gelds gemoeid
z(jn dat kan op een gegeven ogenblik belangrijk zyn, maar ten
diepste beschouwd zinkt het in het niet bjj de gevaren voor de
mensheid die een verkeerd gebruik van militaire macht in zich
bergt. Een verkeerde beoordeling van een situatie, een verkeerde
aanpak van een dreigend conflict het kan de ondergang van de
mensheid betekenen, gegeven de monsterachtige wapens waarover
onze generatie de beschikking heeft
Daarom is voor ieder die in dit militaire vlak verantwoorde!^k-
heid draagt, voortdurende en onafgebroken studie noodzakelijk.
Altijd door zal men moeten analyseren wat geweest is, zal men
het heden nuchter en duidelijk moeten bezien en zal men van daar
uit het beleid voor de toekomst moeten uitstippelen. Waarby, menen
wy, het doel altijd dit zal moeten zyn: te voorkomen dat de wapens
ooit gebruikt behoeven te worden.
Duidelyk is dat een dergelijke opdracht strydt met alle logica!
Waarom immers een duur wapenarsenaal in stand te houden als
men als doe! nastreeft dat arsenaal nooit te gebruiken? Waarom
dan niet simpelweg alle wapens vernietigd? Was het maar zo
simpel! Men kan uren lang filosoferen (en theologiseren) over de
vraag waarom toch In deze wereld de tegenstellingen bestaan en
het zal niet alleen b(j filosoferen mogen bljjven: men zal tot het
uiterste moeten gaan om die tegenstellingen te overbruggen. Maar
de militair zal zich b(J de feiten moeten bepalen: analyseren van
verleden en heden en op grond daarvan zyn maatregelen beramen
voor de toekomst. Waarbij hty alleen maar mag hopen dat het de
regeerders zal gelukken een dusdanige situatie te scheppen en te
handhaven dat van sjjjn diensten geen gebruik gemaakt behoeft te
worden.
In deze zin heeft onze militaire medewerker er naar gestreefd
een analyse te geven van het jaar dat voorbjj ging en de blik voor
uit te werpen naar het jaar dat komen gaat. Geen politieke analyse
dus en geen beschouwing in hoeverre de Navo al dan niet een
politiek van toenadering moet voeren wel de constatering, dat
de Russische partijleider Breanjef het met zjjn nieuwe doctrine de
militairen moeilijker heeft gemaakt en wel een analyse van het
gebeuren rond de zwakke flank van de Navo, de Middellandse Zee.
Geen opwekkende feiten dus, maar men zal er kennis van moeten
nemen wil men de pottMn nnéwtkheWng kunnen begrepen.
BREZNJEF
nieuwe doctrine
Kenmerkend voor de situatie van dit ogenblik
was de publiciteit die gegeven is aan de reis van
twee Amerikaanse jagers vanuit de Middellandse
Zee naar de Zwarte Zee en zo hadden de Ameri
kanen het obk bedoeld. Want aan de ene kant wilden
zij de Russen duidelijk maken dat hun vlootver-
sterking aan NAVO's zuidflank niet ongemerkt voor
bij was gegaan en al evenmin werd opgevat als een
welkome bijdrage tot een goede verstandhouding,
anderzijds wilden zij de Turkse bondgenoot een
hart onder de riem steken, want het is juist Turkije
dat op die zwakke zuidflank een eventuele stoot zou
moeten opvangen. Niemand zal ooit het recht
streekse verband kunnen bewijzen maar opmerkelijk
is wel dat de Sowjet-vloot in de Middellandse Zee
kort daarop drastisch is ingekrompen.
Vorig jaar om deze tyd gaf onze militaire mede
werker onderstaande prognose voor het jaar 1968.
We drukken die hierby af omdat ze als uitgangs
punt moet dienen voor nevenstaande beschouwing
die betrekking heeft op het komende jaar.
Intensivering van de Russische politieke druk
om de Verenigde Staten te isoleren van Europa;
Het verder dicht drukken van de strategische
tangbeweging in het Midden Oosten;
Het verkrygen van nog meer controle en het
versterken van de Russische positie in de Rode
en Middellandse Zee;
Het bevorderen van chaos in Afrika en het on
dermijnen van de positie van Zuid-Afrika en
Rhodesië;
Geen militaire druk of groot machtsvertoon in
het noorden, maar „lief z(jn voor Scandinavië"
in verband met de discussies over de verlenging
van het NAVO-verdrag in 1969 en de luide pro
testen van minderheden in die landen daar tegen.
\JP7at er ook voorspeld is voor het jaar
1968 en wat ervan ook is uitgeko
men, één gebeurtenis heeft de hele we
reld verrast: het Russische optreden in
Tsjecho-Slowakije. En daarom is dit de
overheersende militaire ontwikkeling van
het afgelopen jaar geworden. Natuurlijk
om de gebeurtenis zelf maar over de di
recte militaire aspecten hiervan is al zo
veel geschreven dat we nu daaraan voor
bij kunnen gaan. Want minstens zo be
langrijk is waarschijnlijk de doctrine die
de Russische partijsecretaris Breznjef na
de inval in Tsjecho-Slowakije heeft gepo
neerd en die er op neer komt dat de Sov
jet-Unie zich in beginsel het recht toe
kent om zonodig door gewapend optre
den het socialisme te beschermen.
Voor het eerst Is deze „Breznjev-doctrl-
De slogan „Ho... Ho.... Ho... Tsji-
minh" is tegfenwoordig een ver
plicht nummer bij alle demonstra
ties van jongeren wier sympathie
links ligt, of ze nu opereren in Am
sterdam dan wel in Parijs of Berlijn.
Ze roepen zijn naam gewoonlijk in
één adem met die van Guevara,
Castro. Mao Tse-toeng en anderen
wie ze revolutionaire daden toe
dichten.
Wat ze intussen weten van de re
volutionair wiens naam ze zo ge
makkelijk scanderen, laat zich ra
den. Het zal niet veel zijn, want de
zegevens over het leven van de
Noordviëtnamese leider zijn schaars.
Dit gat in de „revolutionaire lec
tuur" is nu echter opgevuld met één
boek. Het werd geschreven door
Jean Lacouture, redacteur van het
Franse dagblad Le Monde. (Ho
Tsji-Minh, Jean Lacouture. Uitg.
A. W. Bruna en Zoon, Utrecht/
Antwerpen. Paperback. Prijs f 7,90).
Lacouture begint zijn boek, de
eerste biografie van enige omvang
over „oompje Ho", als volgt; „Een
kleine man met een theekleurig ge
zicht en een zilveren sik. Een scher
pe blik en een hoog voorhoofd, be
kroond door een dwaas kuifje. Een
bespottelijke schim in een bruin lin
nen boerenhemd. Een breekbaar
mannetje dat in het vuur van de
strijd alleen maar schijnt te kunnen
overleven door de verbeeldings
kracht van een volk, even breek
baar, sober en Stoïcijns als hij..."
Helemaal los van de context geeft
deze passage gemakkelijk een on
juist en bedrieglijk beeld van de
man die nu al ruim een halve eeuw
vecht voor de vrijheid en de onaf
hankelijkheid van zijn land. Ho Tsji-
minh, leider en inspirator van
twee bevrijdingsoorlogen, is name
lijk in werkelijkheid het tegenover
gestelde van wat zijn uiterlijk doet
vermoeden.
A? te gemakkelijk houdt men
hem voor een gehoorzame vazal
van zijn grote communistische
buur. China. En te lichtvaardig be
oordeelt men hem als de sluwe vos
wiens enige doel het is de twee de
len van Viëtnam als één geheel sa
men te brengen onder zijn bewind.
Zulke voorstellingen wijzen op voor
ingenomenheid en te weinig kennis
van zaken.
Naarmate de tijd vordert zou wel
eens kunnen blijken zo schrijft
Lacouture dat Ho Tsji-minh
een verkeerd begrepen en geïn
terpreteerde leider is. De vraag
is, en de beantwoording ervan
lijkt een interessante kluif voor
de geschiedschrijvers, wat er zou
zijn gebeurd als de Russen, Ame
rikanen. Fransen en Chinezen
hem anders hadden beoordeeld.
Het antwoord zal misschien nieu
we vragen oproepen. Is hij meer
nationalist dan communist? Zou
hij een soort Titq van Azië heb
ben kunnen worden, betrekkelijk
onafhankelijk van de grote com
munistische mogendheden? En
zouden de Verenigde Staten in dat
geval genoegen hebben genomen
met zo'n rode enclave op het vas
teland van Zuidoost-Azië?
Frankrijk en de Verenigde Staten
hebben ongetwijfeld fouten gemaakt
bij hun onderhandelingen met Ho
Tsji-minh. Dat is waarschijnlijk ge
deeltelijk te verklaren door de onor
thodoxe communistische opvattin
gen van hun tegenstander. Hij praat
en handelt niet als de kameraden
in de Sovjet-Unie of in Europa, ter
wijl de opvattingen die Peking hul
digt al evenmin overeenkomen met
de zijne.
Hij vermijdt zoveel mogelijk het
typisch jargon waarvan de commu
nisten zich zo graag bedienen en dat
men moet kennen om precies te we
ten wat ze feitelijk bedoelen. Hij
geeft daarentegen de voorkeur aan
gemakkelijk te begrijpen zinnen die
ock de Vietnamese boer vertrouwd
in de oren klinken. Hierin schuilt
waarschijnlijk het geheim van de
bijna hypnotische uitwerking die
zijn optreden heeft op degenen die
met hem in contact komen.
Ruim vijftig jaar is Ho Tsji-minh
(78) nu communist. Weinig leiders
hebben zo op de verbeeldingskracht
van de revolutionairen gewerkt als
hij, de „bespottelijke schim in een
bruin linnen boerenhemd", die de
strijd leidde tegen achtereenvolgens
de Japanners, Chinezen, Fransen en
nu nog tegen de sterkste militaire
macht ter Wereld, Amerika.
„Oompje Ho" zoals de Viëtname-
zen hem noemen, past als commu
nist niet in het orthodoxe kader van
de Russische ideologen. Hij heeft er
rooit in gepast. Weliswaar behoor
de hij steeds tot de mannen die re
deneren en handelen op grond van
bepaalde dogma's, maar tegelijker
tijd wenste hij zich niet onvoor
waardelijk te binden aan doctrinai
re. dikwijls conventionele modellen.
Altijd bleef hij in alles de zoon van
zijn vader, een dorpsaristocraat die
een overtuigend nationalist was.
Hoe groot Ho's feitelijke macht
thans nog is, is moeilijk vast te stel
len. Misschien schrijven de Ameri
kanen en anderen hem meer macht
toe dan hij werkelijk heeft. Maar
hoe dan ook, zijn invloed blijft
merkbaar in alle beslissingen die
Hanoi neemt. De kansen op vrede
in Viëtnam hangen voor een deel af
van zijn beoordeling van de situa
tie.
Het ziet er niet naar uit dat Ho
Tsji-minh het nog zal beleven dat
Noord- en Z.-Viëtnam worden ver
enigd tot één staat. De huidige oor
log is zijn laatste gevecht. „Maar
eens", aldus de conclusie van La
couture, „zal er één Viëtnam zijn.
En wanneer Ho Tsji-minh dit zelf
niet meer meemaakt dan zullen de
anderen, die hij heeft gemaakt tot
wat zij zijn, die net als hij enorm
gevochten hebben, het voor hem
zien." i
ne" gebruikt door de Russische minister
van buitenlandse zaken, Andrei Gromyko,
in een toespraak tot de Verenigde Naties
op 3 oktober en kort daarop heeft de Sov
jet-pers er grote aandacht aan besteed.
Vooral een artikel in de Pravda van 26 ok
tober waarin deze stelling wat breder werd
uitgesponnen, heeft aandacht getrokken.
Maar de naam „Breznjev-doctrine" is pas
geboren nadat de Russische partijsecre
taris op 12 november een redevoering had
gehouden tot het vijfde partijcongres van
de Poolse communistische partij in War
schau. Toen werd pas goed duidelijk dat
hij de geestelijke vader was van deze op
zienbarende theorie.
De doctrine is bijzonder simpel. Kort
weg komt het hier op neer dat een socia
listisch land (in het Sovjet-j argon beteken
de dit tot nu toe een communistisch land)
moét vasthouden aan het Sovjetgedachten-
en handelingspatroon; het kan en mag
„geen belangrijke politieke, economische of
sociale veranderingen invoeren zonder Rus-
l sische toestemming. Breznjev zei onder
f meer letterlijk: „Dit is niet langer een
probleem van het volk van dat land maar
een gemeenschappelijk probleem, van be
lang voor alle socialistische landen."
"Pkeze doctrine heeft politieke en militai-
re consequenties - dat is duidelijk.
Niet alleen voor de landen van 't Oost
blok maar ook voor de Westeuropese na
ties. Immers, de term „socialistische lan
den" is bijzonder vaag en brengt een nieuw
element van onzekerheid in de politiek.
Uiteraard is het allereerst een duidelijke
waarschuwingen aan landen als Polen, Roe
menië, Hongarije, enz. die lid zijn van het
Warschau-Pact. Maar evenzeer kunnen
landen buiten dit pact als Albanië, Joego
slavië, Cuba en misschien zelfs China
zich zorgen maken. En dan: ook Algerië
en Egypte noemen zich socialistische lan
den terwijl ook Westeuropese landen so
cialistisch geregeerd kunnen worden als de
verkiezingen zo uitpakken men kan den
ken aan Engeland. Dat deze doctrine
nieuwe en extra moeilijkheden aanvoert
voor een eventuele hereniging van West
en Oost-Duitsland ligt voor de hand ze
is dan ook naar de letter en de geest
strijdig met de overeenkomst der vier
grootmachten over Duitsland in zijn tota
liteit.
De Navo-ministers hebben zich in hun
november-vergadering uitvoerig met deze
nieuwe stellingname van de Sovjet-Unie
beziggehouden, men zal zich dat herinne
ren. Het beraad leidde tot deze directe uit
spraak „dat alle landen onafhankelijk zijn
en dat elke interventie van een staat in de
aangelegenheden van een andere staat il
legaal is en principieel in tegenspraak met
het Handvest der Verenigde Naties en ge
vaarlijk voor de Europese veiligheid."
Men realiseerde zich dat deze Breznjev-
doctrine duidelijk anders is dan wat tot
dusverre de Sovjet-Unie wel had geprocla
meerd namelijk dat men zichzelf het
recht toekende binnen de eigen invloeds
sfeer een strategische invloedssfeer
dus in te grijpen. Daarnaast realiseerde
men zich ook dat juist de Navo tegen der
gelijke interventies volop garanties biedt
Daarom zal in het jaar 1969, het jaar
waarin het Navo-bondgenootschap door
verschillende lidstaten al dan niet moet
worden verlengd, de doctrine zeker een rol
spelen. Wat dit betreft heeft de „lief-zijn-
voor-Scandinavië"-politiek van het vorig
jaar weinig succes opgeleverd: de over
grote meerderheid van de bevolking van
Denemarken en Noorwegen weigert te ge
loven dat de Russen zonder blikken of blo
zen een bondgenoot kunnen verraden om
tegelijkertijd hun gezworen vijand trouw
te blijven. Ook de record-defensiebegro
ting van de Sovjet-Unie helpt er trouwens
aan mee dat men in deze landen de ver
lenging van het Navo-verdrag niet discuta
bel zal willen stellen.
l'en ander spectaculair gebeuren van
het afgelopen jaar was de versterking
van Ruslands maritieme positie in de Mid
dellandse Zee. De kranten stonden er vol
van en uw militaire commentator wijdde
er een uitgebreid artikel aan met als con
clusie: „De Sovjet-Unie is bezig zich van
een supermacht met een beperkte mari
tieme invloed te ontwikkelen tot een mo
biele supermacht die in toenemende ma
te in staat is militaire en de daaruit voort
vloeiende politieke invloed uit te oefenen
ver buiten de bevoorradingswegen van
haar landstrijdkrachten". En verder: „Zo
lang de Sovjet-Unie niet beschikt over vol
doende vliegdekschepen en/of permanente
lucht- en marinebases aan en rond de
Middellandse Zee wordt de situatie nog
niet explosief." Een conclusie die ook voor
1969 nog van kracht is.
Het binnenvaren van de Zwarte Zee door
twee Amerikaanse jagers (die ook weer
vrij vlot terugkeerden) dient dan ook ge
zien te worden als een demonstratie om de
Sovjet-Unie onder 't oog te brengen dat ver
dere opbouw van haar Middellandse Zee-
vloot gevolgen kan hebben in de Zwarte
Zee, haar „eigen" binnenzee, maar mis
schien nog veel meer om Turkije, dat om
ringd is immers door Rusland, Bulgarije,
Irak en Syrië, morele steun te geven. Tur
kije is een onmisbare schakel in de verde
diging van het vrije Westen en wat voor
een schakel. Dit land met 33 miljoen in
woners heeft constant 500.000 man onder
de wapenen, goed geoefend en redelijk goed
uitgerust. Het beschikt over niet minder
dan 14 divisies en een aantal zelfstandige
brigades ter sterkte van nog eens 3 divi
sies. Roept het zijn reservisten op dan
brengt het op vrij korte termijn drie mil
joen gevechtsklare militairen onder de
wapenen. Sedert de strijd in Korea wordt
over de kwaliteit van de Turkse eenheden
met ontzag gesproken!
Ook in Turkije, waar alleen de zwakke
uiterst linkse groepering de Navo wenst te
verlaten teneinde een neutrale koers te
gaan varen, heeft het gebeurde in Tsjecho-
Slowakije grote indruk gemaakt en de
noodzakelijkheid van een Navo duidelijk
onderstreept. Men blijft er de Navo zien
als een strategische garantie voor de eigen
veiligheid.
Overigens moet nog eens worden onder
streept dat niet de Navo maar de Ver.
Staten twee jagers in de Zwarte Zee stuur
den. Waarom was dit geen Navo-vlooteen-
heid? Moet Rusland daar weer niet de con
clusie uit trekken dat het met de eenheid
en solidariteit binnen het bondgenootschap
niet zo best gesteld is? Al eerder hebben
we er op gewezen dat deze wijze van ver
zaken van de Navo als het op daadwerke
lijke bijdragen aankomt, automatisch tot
gevolg heeft dat de Westeuropese invloed
in Navo-zaken op beslissende momenten
evenredig zal blijken te zijn aan die gerin
ge daadkracht. Maar misschien kunnen
we aan het eind van 1969 vaststellen dat
er op dit punt veel verbeterd is - er moet
iets te wensen over blijven!