Conclusies
na de
vredesweek
VERST AA T GE WAT GE LEEST?"
Israëli schreef „Open brief aan de Palestijnenv
Ter overdenking
Bijbelse
dagkalender
Hier zijn wij:
gij en ik
Ik wil geen
onderdrukker zijn
Ook een staat voor U
Wanneer zijn de
mensen met moe?
I.K.V. biedt de
kerken brochure aan
Kritische kanttekeningen bij de
Bijbel, van prof. dr. H. M. Kuitert
Dezer dagen wordt aan de kerken in Nederland
een brochure aangeboden, opgesteld door het
Interkerkelijk Vredesberaad, waarin de con
clusies zijn vastgelegd, die het IKV meent te
mogen trekken uit de in de laatste week van
september gehouden Vredesweek 1968. Om het
geheugen op te frissen: in het Interkerkelijk
Vredesberaad werken acht kerken samen (on
der meer hervormd, gereformeerd en rooms-
katholiek met het doel de verantwoordelijk
heid van de kerken voor de wereldvrede tot
uitdrukking te brengen. Voornaamste activi
teit om dit doel te verwezenlijken is het be
leggen van een jaarlijkse Vredesweek. waar
voor dan een thema wordt gekozen dat op
dat moment bijzonder in de publieke belang
stelling staal. In 1967 was dat Viëtnam. dit
jaar had men Europa met allp daaraan ver
bonden facetten van de Oost-West-tegenstel-
ling tot thema gekozen.
Dat men nu met conclusies komt is niet vreemd.
De opzet van de Vredesweek is namelijk niet
dat men van -bovenaf met vastomlijnde ge
dachten en richtlijnen de kerken en de we
reld dicteert hoe men over een bepaalde zaak
moet denken, maar dat men onderop, in ge
spreksgroepen of welk ander verband ook, de
problematiek bespreekt en zo de zaak van de
vrede als het ware levend houdt en blijft
dragen. Opzet is dat de christenheid (en wie
met haar wil meedenken) zich bezint en als
dat gebeurt in zovele kleine en grotere groe
pen. dan zijn er natuurlijk conclusies nodig.
En aangezien de kerken als het ware samen
opdrachtgevers zijn aan de werkers van het
IKV, is het logisch dat aan de kerken een
„eindrapport" wordt uitgebracht.
Leest men deze conclusies door en legt men ze
naast het zeer uitgebreide documentatiemate
riaal dat vóór de vredesweek aan belangstel
lenden en aan de pers verstrekt is, dan blijkt
het verschil maar uiterst miniem te zijn: vrij
wel alles wat door de deskundigen toen naar
voren is gebracht vindt men nu in de conclu
sies weer terug. Dat kan op twee mogelijkhe
den wijzen. De eerste is dat die deskundigen
toen hun werk zo goed hebben gedaan, dat
iedereen zich volledig achter hun ideeën heeft
gesteld andere mogelijkheid is dat de Vre
desweek wel belangstelling heeft getrokken,
maar dan eigenlijk alleen maar van degenen
die het bij voorbaat al eens waren met wat
in het documentatiemateriaal was gesteld. Zou
dit laatste het Teval zijn dan is de Vredes
week eigenlijk wat mislukt want als het
waar zou zijrf dat heel christelijk Nederland
precies zo zou denken als het IKV dan aou-
er van dat christelijk Nederland heel wat
meer kracht moeten uitgaan.
Dat laatste is dan ook niet waar. Niet alleen
wij hebben op deze wekelijkse kerkpagina
bedenkingen geuit tegen deze aanpak van het
IKV hoezeer men het ook eens kan zijn
met de gedachte van verzoening en vrede
maar soortgelijke kritiek is van meer
kanten gekomen zowel in de kerkelijke pers
als daarbuiten.
En dus doet het wat vreemd aan dat het IKV
nu met geen woord op deze kritiek ingaat.
Immers, als het alleen maar de bedoeling is
nog eens uiteen te zetten wat men al eerder
heeft uiteengezet, dan is de brochure vrij over
bodig.
Met dit laatste is het IKV het, blijkens de bro
chure. in het geheel niet eens. We citeren:
„Dat het kerkelijk spreken in zaken als deze
spanningen kan oproepen is ongetwijfeld
waar. Dit zal niet alleen moeten worden aan
vaard maar kan zelfs heilzaam zijn. Het ker
kelijk spreken en handelen en dat van dege
nen die direct bij de politieke beleidsvoering
betrokken zijn, geschiedt vanuit een verschil
lende verantwoordelijkheid. Het kan daarbij
de taak van christenen en kerken zijn om
verder vooruit te zien en zelfs om in zeker
opzicht vooruit te grijpen op een nieuwe men
taliteit en nieuwe structuren, al zal daarbij het
contact met hen tot wie men spreekt nooit
verloren mogen gaan. Het is onzes inziens no
dig noch wenselijk met spreken en handelen
to wachten tot men er zeker van is dat alle
christenen tot hetzelfde inzicht zijn gekomen.
Zeker niet als men ervan overtuigd is dat
men, sprekende over vrede en gerechtigheid,
niet met algemene richtlijnen en beginselen
mag volstaan. Dan zou het immers onvrucht
baar blijven en zelfs niet worden gehoord.
Op grond van deze overwegingen meent het
IKV christenen en kerken te dienen door in
de navolgende uiteenzetting en verklaring
over de vragen van verzoening, vrede en vei
ligheid zo concreet mogelijk ^p de situatie in
te .gaan".
Graag willen we heel duidelijk stellen wat ons
in deze uiteenzetting ergert. Dit: dat de ker
ken „sprekende over vrede en gerechtigheid,
niet met algemene richtlijnen en beginselen
mogen volstaan omdat dit immers onvrucht
baar zou blijven en zelfs niet zou worden
gehoord". Wat drommel: dit is toch het ene
en grote beginsel dat de kerken van de da
ken moeten prediken dat God zich met deze
wereld bemoeit en dat Hij zover is gegaan
dat Hij Zijn £oon gezonden heeft om te zoe
ken en zalig te maken wat verloren is. Is
dót een boodschap die onvruchtbaar blijft cn
zelfs niet gehoord wordt? Als men meent dat
die boodschap niet voldoende is om de wereld
te verbeteren, als men gelooft dat die bood
schap toch niet doordringt door de muren
van het Kremlin of waar dan ook wat wil
men dan toch bereiken met heel dat geknutsel
van plannen en plannetjes om Oost en West
dichter bij elkaar te brengen, plannen die
iedere politicus die ernst maakt met de vrede
al lang kent en die hij met inzet van al zijn
krachten tracht te verwezenlijken?
Het ontbréékt niet aan plannen en ideeën het
ontbreekt aan de juiste mentaliteit,, de juiste
geestelijke instelling. En daarvoor zijn de ker
ken verantwoordelijk juist zij die de bood
schap van Christus in deze wereld moeten ver
kondigen maar daarin falen. Laten de kerken
bidden, bidden zonder ophouden, en laten zij
.werken, werken zonder ophouden, om de men-
'sen tot Christus te brengen. Dan komen ver
zoening. vrede en veiligheid vanzelf. Dit alles
klinkt fel te fel misschien. Natuurlijk moet
men er blij om zijn dat christenen zich op
staatkundige vragen bezinnen. Maar laten Ze
alsjeblieft niet doen alsof ze in politiek op
zicht de wijsheid in pacht hebben, want ze
hebben maar één wijsheid in pacht: Gods
wijsheid. En daar begrijpen zelfs christenen
Er wonen in Israël christenen en er wonen in de Ara
bische landen christenen. Maar in het land waar engelen
koren het „Ere zij God" aanhieven en zongen van vrede
op aarde zal in de komende week geen kerstfeest, geen
feest om Christus' geboorte worden gevierd. En een kerst
bestand zal er niet zijn: de Palestijnse nationalisten van
El Fatah zullen niet ophouden hun ondermijnende activi
teiten jegens Israël te bedrijven en de op wacht staande
Israëlische soldaat zal het niet vergund zijn de kerstdagen
door te brengen in huiselijke kring. Ons kerstfeest is in
het land waar Jezus werd geboren geen vredesfeest.
Betekent dit dat het verlangen naar vrede, naar een
oplossing van het schijnbaar onopgeloste conflict tussen
Joden en Arabieren, Joden en Palestijnen, niet leeft in
deze landen? Betekent het dat de Israëlische soldaat, in
de woestijn of waar ook zijn dienst waarnemend, wede
heeft met de rol van „bezettende macht", die Israël nu al
vele maanden vervult en dit lang niet altijd met zachte
hand? Enkele weken geleden is in de „Jerusalem Post"
een Open Brief verschenen, ondertekend door een jong
Israëlische soldaat. Benjamin Moriah, op het ogenblik zyn
dienstplicht vervullend in Xahal. Benjamin Moriah weet
heel wel hoezeer de Palestijnen, de vroegere bewoners
van Palestina, lijden omdat het land, dat zij eertijds be
woonden, nu de Joodse staat Israël is geworden. Hij weet
heel wel hoe moeilijk zij het hebben als vluchteling, wel
iswaar opgevangen door de goede zorgen van de Verenig
de Naties, maar desondanks verkerend in een haast uit
zichtloze positie. En daar tobt hij over. Hij tobt over het
hoe en waarom en als hij daarover schrijft is zijn
Open Brief aan de Palestijnen tevens een bittere aanklacht
jegens Europa, ook jegens ons. En hij tobt over de op
lossing.
Wij menen dat deze Open Brief juist in deze dagen
waarin christenen in heel de wereld zich opmaken om het
kerstfeest te vieren, aandacht verdient. Niet om de oplos
sing die Benjamin Moriah aan de hand doet: een verde
ling van Jordanië, want het is niet anders dan een ver
plaatsen van de moeilijkheden. Wél om de hartekreet die
in deze brief doorklinkt en opklinkt als een dissonant
voor hen die menen dat zij op het Kerstfeest toch wel een
ogenblik ogen en oren mogen sluiten voor de noden en
zorgen van deze wereld in een al te mystiek, dan wel
een al te egoïstisch bclevep van de komende feestdagen.
JJet is een brief, gericht aan de Palestijnen maar ook
de Nederlanders mogen hem gerust lezen!
TOCH IS VREDE MOGELIJK
Tk ben geboren in 1948. Mijn moeder werd
vanuit haar kibboets snel in een pant
serwagen naar het streek-ziekenhuis ver
voerd. Mijn vader zat irttussen in een bun
ker en tuurde oplettend de nacht in. Wij
waren de slachtoffers die men op het oog
had ik mocht niet in leven blijven. Doch
mijn ouders en mijn vrienden geloofden
erin. en zij wonnen hoewel: zij „won
nen" niet. want oorlogen worden nimmer
gewonnen. Doch zij hielden vast aan die
smalle strook grond die zij als de hunne
beschouwden. En gij, ja gij, Palestijnen.
werd het slachtoffer. Waarom het slacht
offer? Grotendeels omdat ge geloof sloeg
aan de Egyptenaren, de Syriërs en de Jor
dan iërs toen zij u vertelden dat u van huis
en haard moest vluchten en de opmars van
de legers van de Islam niet in de weg
mocht staan. Later, zo zeiden zij, wanneer
de Joden in zee zijn gedreven, zult gij naar
uw haardsteden, uw ruimere woningen,
naar grotere stukken land kunnen terugke
ren, want dan zal alles wat aan de Joden
toebehoorde eraan zijn toegevoegd. Ande
ren uwer vluchtten voor het gedreun van
de kanonnen en het geratel van de machi
negeweren. Weer anderen vreesden ons om
dat zij geruchten hadden gehoord over
werkelijke of beweerde wreedheden en
namen de vlucht.
Er hebben liet zij tot onze schande ge
zegd enige wreedheden plaatsgevonden.
Maar bedenk het verschil tussen twee
soorten wreedheden: de ene soort is van
te voren beraamd en wordt door een meer
derheid bedreven, de tweede wordt bedre
ven door individuen of kleine groepen die
zich aan de wil van de anderen niet storen.
(En u doet er wellicht goed aan hier te
denken aan de massamoord op 72 dokters
en verpleegsters op de Berg Scopus, de ver
woesting van Etzion Bloc en de slachting
van de Joden te Hebron). Toen mijn ouders
in 1948 ons volk uit de klauwen van de ver
nietiging weghaalden, was gij. mijn vriend,
het ongewilde slachtoffer. Er is gezegd dat
iemand óf het slachtoffer óf de beul moet
zijn. Maar ik ben het daarmee niet eens.
Ik geloof en ik hoop dat wij. de Joden, in
tegenspraak met deze hypothese hebben
gehandeld.
Maar ik ben afgedwaald. Ik wil u ant
woorden op de vraag die u op de lippen
brand. Waarom zijn wij hier? Mijn antwoord
ligt op twee vlakken: Het eerste is een ne
gatief antwoord, dat verteld waarom wij
nergens anders zitten.
Wij zitten niet in Europa omdat 6 miljoen
van onze mensen tussen de jaren 1933 en '45
in veewagens werden gestopt en vernietigd.
Wij zitten niet in dat grote bolwerk van de
westerse beschaving omdat wij sedert de
16e eeuw tot op de huidige dag in Rusland
en in Oost-Europa voortdurend zijn gesla
gen en omgebracht. En het anti-semitisme
heerst heden ten dage nog overal. Wij zijn
niet in Europa omdat in Spanje, eens be
roemd om zijn verdraagzaamheid ten aap
zien van de Joodse gemeenschappen uit de
Diaspora, een Edict van Verbanning en
Inquisitie werd uitgevaardigd en wij wer
den in dat „woongebied" vermoord en er
uit gedreven. Maar ik wil u niet vertellen
met verhalen omtrent vervolgingen en lij
den waarmee gij of niet op de hoogte was
of gij niet kunt aanvoelen. Ik wens alleen
maar op te merken dat in geen enkele
staat in Europa of elders een Jood ooit vei
lig kan zijn, omdat hij altijd afhankelijk en
nimmer onafhankelijk is. Dat is het nega
tieve antwoord waarom wij nergens anders
kunnen wonen dan in Israël.
Maar waarom hier in Palestina, in Ju-
dea en in Galilea, waarom in Israël? Gij.
vriend en Mohammedaan, gelooft dat Abra
ham met Izaak het land van Moriah be
zocht en later dit land tot in de eeuwigheid
geschonken kreeg. Gij erkent David en de
Koningen en de Profeten van Juda en Is
raël. vanaf Samuel tot en met Jeremia en
Ezekiël. Zij waren Joden, evenals wij. En
zij woonden hier 25 en 30 eeuwen voor ons,
op dezelfde ruige heuvels. Ook gij hebt een
geschiedenis achter u. Ongeveer 1300 jaar
geleden kwam Mohammed uit Arabië en
voerde de heidenen uit het Midden-Oosten
en Noord-Afrika naar het licht van de recht
vaardige, wrede en vergevingsgezinde God.
Na zijn dood steeg hij vanaf de Berg Mo
riah op naar de hemel.
Doch ge dient u te realiseren dat onze ge
schiedenis wordt beheerst door een begrip
van dubbele souvereiniteit. Enerzijds re
geert God, de profeten verkondigen zijn
leer en de mensen knielen voor hem neer.
Doch er bestaat een tweede alles-overheer-
sende macht: die van de grond, die van de
nationale onafhankelijkheid in Judea (thans
aangehaald als ..Territoria! Imperative of
Nations"). Daarom hesen de Maccabeeërs
het vaandel van de vrijheid tegen het Se-
leucidische Rijk in 168 voor Chr. en, na
langdurige en bloedige strijd, bevrijdden zij
het land van zijn onderdrukkers. De Joden
regeerden opnieuw in Judea. Het was niet
in de eerste praats een strijd vooi» vrijheid
om God, elke godheid, te eren, doch een
nationale politieke opstand om het land van
zijn veroveraar te bevrijden. Dit. mijn
vriend, dient gij goed te beseffen. Het was
een strijd die werd en nog wordt gevoerd
door de Afrikaanse en Aziatische staten te
gen hun koloniale onderdrukkers, gelijk de
Viët-Cong die thans voert.
Wij, de Joden, stonden jiogmaals op te
gen de macht van Rome. eerst in het jaar
66 en opnieuw in 132. Wij werden vernie
tigd, want we waren slechts weinig in ge
tal. Wij werden verbannen de Romeinen
kenden terdege de waarde van de Jood als-
soldaat in zijn eigen land. En zo kwamen
wij gedurende bijna tweeduizend jaar te wo
nen tussen de Ariërs in Europa. Azië en
Afrika, altijd hunkerend, altijd biddend om
naar ons land van oorsprong te kunnen te
rugkeren. Wanneer gij bidt, mijn vriend,
dan wendt gij in uw godsdienstig verlangen
het hoofd naar Mekka. Wij, in balling
schap keerden ons gelaat naar Jeruzalem,
voornamelijk om politiek-nationale redenen
niet vanuit een standpunt van godsdienst.
Wij kwamen dus in deze eeuw hier terug
en hier zijn wij dan nu: u, een Palestijn,
en ik, een Jood, met diverse Arabische sta
ten alsmede verscheidene grote mogendhe
den. Doch allereerst zijn daar gij en ik, wie
dit land dierbaar is. En dat is de reden
waarom deze brief aan u is gericht en niet
aan een Egyptenaar of een Rus of aan een
Amerikaan. Ik zou er gaarne nog een ge
dachte aan toe willen voegen inzake de
Grote Mogendheden, alvorens ik terugkeer
naar de reden waarom ik u schrijf. Ons
conflict wordt door hen slechts beschouwd
als een van de aspecten van de strijd om
de wereldmacht die wordt gevoerd tussen
de Verenigde Staten en Rusland. Uit dien
hoofde is geen van deze twee in ons Pa
lestijnen of Joden of in ons lot bijzonder
geïnteresseerd. Zij zijn veel meer geïnte
resseerd in de voordelen die zij mogelijker
wijs uit ops'conflict kunnen behalen. Het
ii niet uit een motief van gerechtigheid dat
Rusland momenteel de Arabische lstaten
steunt en dit was ook niet het geval toen
het Kremlin in 1948 Israël erkende.
Ook de Amerikanen spelen hier een rol
uit eigenbelang, slechts af en toe grijpen
zij terug op moraal. Wij accepteren de wa
pens en de steun van de Amerikanen. Gij
accepteert Russische hulp. maar pas op: de
Russische beer verslindt zijn eigen welpen.
En thans keren wij terug naar wat het
kernpunt van het conflict is geweest. Ik
mag zeggen: „Wij waren hier het eerst,
voordat gij kwam" en gij zoudt kunnen ant
woorden „Maar dat is niet van belang, want
de geschiedenis wordt bepaald door bezet
tingen en volksplantingen en gedurende de
laatste 14 eeuwen zijn wij hier geweest en
gij niet". Maar sta mij toe hierop te ant
woorden: „Wel, als 'dat ,zo is, hebben wij
thans het land bezet en veroverd en voor
zover wij er onze greep op kunnen behou
den, is het onvoorwaardelijk van ons**. In
deze vicieuze cirkel bestaan geen antwoor
den en geen oplossingen. Wij beiden maken
aanspraak op dit land en dit dienen wij als
punt van uitgang voor ogen te houden. Ik
doe dit. En als gij dit niet doet, dan zullen
de doden zich opstapelen en de grauwe heu
velen zullen stinken van de dode lichamen
en tenslotte zal het land aan vernietiging
worden prijs gegeven. Dan zullen noch uw
voeten, noch de mijne hier ooit weer een
stap zetten.
Het is winter 1968. Sedert 1948 zijn er
twintig jaar verlopen sedert de Sinai-veld
tocht en 18 maanden sedert juni 1967. En
wij zijn niet dichter bij de vrede, niet na
der tot het leven gekomen. Waar moet ik
beginnen? kan ik geloven dat gij ons lij
den aanvoelt, het lijderi van de verjaagde
Jood die opnieuw de wapenen zal moeten
opnemen om vernietiging af te wenden. Of
kunt gij geloven dat ik begrip heb voor uw
20-jarige staat van verdreven, statenloze en
lijdende mens? Maar als ik dit zeg, dan
zult gij denken dat ik niet oprecht ben, of
hoogstens zult gij denken dat mijn medele
ven van geen belang is. Want ik ben het
die het geweer op de schouders neemt en
gij zijt het die nog steeds in de loop ervan
kijkt. Ik ben de veroveraar, de onderdruk
ker maar dat wens ik niet te zijn.
In 1948 wensten wij geen oorlog. Wij gin
gen akkoord met het verdelingsplan van de
VN voor Palestina. De Arabische staten wa
ren het er niet mee eens en er Volgde oor
log". Toen kwam de terreur, die in 1956 voor
korte tijd tot staan werd gebracht. Vervol
gens kwam mei 1967. Gij weet er alles van.
De grote Arabische verwachtingen en de
enorme nederlaag. En thans weer terreur,
en nog meer terreur, represailles en nog
grotere represailles zonder einde. En gij,
vriend, zit zoals gewoonlijk weer tussen de
homer en het aambeeld. Gij zijt het slacht
offer.
El Fatah kan geen problemen oplossen,
want zij is machteloos. Zij zaait dood, géén
gerechtigheid, zij oogst onderdrukking, geen
overwinning. Want zij kan niet winnen en
haar geslaagde gewelddaden die af en toe
plaatsvinden leiden tot onderdrukking van
Arabieren, verwoeste Palestijnse huizen,
avondklokken en arrestaties. Er wonen niet
langer Arabieren op de Oostelijke oever van
de Jordaan, omdat El Fatah daar eens de
scepter zwaaide. De terroristen vernietigen
hun eigen doelstellingen en ook de uwe. On
der de Arabieren wekken zij valse hoop. On
der de Israëliërs kweken zij haat jegens de
Arabieren. Terreur biedt geen oplossing, hij
verwekt slechts terreur van de andere zijde
en sticht een klimaat van haat dat wel eens
onherroepelijk zou kunnen worden. En wat
dan? Oorlog, eindeloze en steeds terugke
rende oorlogen zijn geen oplossing. Doch er
is geen licht aan het einde van die donke
re tunnel te zien, alleen maar stapels lijken
en stromen bloed.
Een nationale staat met eigen volk is de
enige juiste en te verwezenlijken werkelijk
heid. Gij wenst onder onze bezetting niet in
het gebied op de Westelijke oever te wonen.
Evenmin wenst gij daar te wonen onder
Jordaanse bezetting als een vluchteling, of
hoogstens als tweederangs burger, die af
hankelijk is van de welwillendheid van de
Bëdoeïnse heersers. Laten wij ook een kij
ken naar de volkenkundige samenstelling
van Jordanië, de Oostelijke en de Westelij
ke oevers. De meerderheid, ca. tweederde,
zijn Palestijnen en de rest Bedoeïnen. Doch
het is altijd de minderheid geweest die over
Jordanië heeft geregeerd.
De status van de vluchteling kan alleen
worden opgelost door een positie als staat.
Die staat moet Jordanië worden, zowel ten
Westen als ten Oosten van de rivier. Daar,
in een staat die politiek onafhankelijk is,
kunt gij vrij zijn. In Syrië, in Egypte, in
Hasjemietisch Jordanië zijt gij afhanke
lijk van de goede wil van anderen. Daar
wordt de vluchteling een staatsburger.
De heilige plaatsen van de Islam zullen
voor allen toegankelijk zijn en, zo mogelijk,
onder toezicht van de Mohammedanen wor
den gesteld. Israël kan zeker medewerken
bij de repatriëring van de vluchtelingen. In
iedere staat dient men vrij naar burgers
van de andere staat te kunnen reizen. Mis
schien kunnen de staten economische con
tacten met elkaar leggen, want dat is wat
de aardrijkskundige ligging van ons eist.
Daar ligt de enige kans op vrede en, naar
ik hoop, van rechtvaardige vrede.
Ik besluit met een bezwaard hart, want
dit is een korte brief en hij wordt bestre
den door duizenden boeken, pamfletten en
redevoeringen die van haat zijn vervuld. De
wolken van de volgende ronde hangen boven
het onrustige land. Zij komen dichtbij en ze
zijn donker. Nog is het geen vrede, het is
winter en we moeten waken.
Benjamin Moriah
In het achtste hoofdstuk van het bijbelboek „Handelingen
der apostelen" vertelt Lucas het verhaal van de Ethiopische
hoveling, die de boekrol van de profeet Jesaja las. Het gaat
over de Messias, die als een schaap ter slachtbank wordt
geleid. De hoveling snapte er niets van en dan stuurt de
Heilige Geest de evangelist Philippus, die aan de Ethiopiër
de vraag stelt: „Verstaat gij wat gij leest?" Onder deze titel
heeft prof. dr. H. M. Kuitert. hoogleraar van de Vrije Uni
versiteit te Amsterdam, een boekje geschreven, dat nu ver
schenen is in de reeks „Cahiers voor de gêmeente", een
uitgave van Kok te Kampen.
De Heilige Geest heeft zich altijd bediend van menselijke
uitleggers, aldus dr. Kuitert, zonder welker uitleg de Bijbel
een onverstaanbaar boek blijft. „Daarom begint alle wezen
lijke achting en eerbewijs ten aanzien van de Heilige Schrift
met het serieus nemen van de vragen die op het verstaan
betrekking hebben. Dat is een eerste grondstelling, waarvan
dit boekje dan ook uitgaat. Wie zich van die vragen niets
aantrekt, wie denkt dat hij het nu wel of allang weet.
eert de Schrift niet, hoe stellig hij ook moge spreken, maar
wil op een koopje verstaan, resp. horen wat de Geest tot de
gemeente zegt".
En boeiend boekje, dit „Verstaat ge wat ge leest?", maar
tevens een boekje dat waarschijnlijk menigeen in het harnas
zal jagen tegen uitleggers als dr. Kuitert.
Overigens is het de zes gulden-op-een-stuiver-na beslist
wel waard, of men het nu wel of niet met dr. Kuitert eens is.
Tv, <m rPrhtb^dnikte bladziider wordt steeds herhaald dat man
..de Schriften" niet moet lezen om hun historische waarde,
al is die waarde er, maar omdat zij heenwijzen naar Christus.
„Niemand gaat in Jezus geloven nadat en omdat men
hem eerst heeft overtuigd, dat Adam heeft bestaan. Integen
deel", zegt dr. Kuitert, „het geloof begint bij het enige echte
begin dat mogelijk is, nl. bij wat ons verteld wordt door
evangelisten en apostelen en zo door de Kerk en door
ouders of vrienden over Jezus."
Of Adam een historische of een mythologische figuur is.
is niet belangrijk. Het doet niets af van het feit dat de
..eerste" mens, of die historisch of symbolisch gezien moet
worden, in zonde viel en dat Christus als tweede Adam de
wereld weer met God verzoende. Blijft natuurlijk wel de
vraag aan dr. Kuitert of de geslachtsregisters in de Bijbel
dan falikant fout zijn. wanneer die duidelijk aangeven dat
Abraham in rechte lijn van Adam afstamde. Kan een mens
afstammen van een mythologische figuur, van iemand die
nooit bestaan heeft??
Zo roept het „Verstaat ge wat ge leest" wel vele vragen
op en neemt dr. Kuitert heel sympathiek en met grote
ernst tal van heilige huisjes uit elkaar, maar hij dringt
nergens zijn mening op. Hij weet overigens heel goéd welke
risico's hij loopt: zonder pardon te kijk te worden gezet als
Schriftverkrachter, zoals hij zelf zegt. Maar, betoogt hij, wij
mogen de gemeente niet binden aan de uitleg van gister.
De Bijbel is een tijdgebonden boek en dat is juist ook het
geweldige. De mensheid van destijds wist niets van TV of
computers en moest aangesproken worden in de begrippen
van die tijd. Datzelfde geldt voor ons en daarom blijft de
noodzaak van uitleg. En blijft de Geest zich bedienen van
menselijke uitleggers.
„Wij moeten dus zeggen dat het bezig zijn met de Schrift
en haar uitleg pas goed vruchtbaar wordt, wanneer men deze
uitleg spant in het brede raam van de vraag naar wat de
Schrift ons vandaag voor deze wereld aan ver
wachting, opdracht en ook kritiek voorhoudt".
Dr. Kuitert heeft zijn boekje opgedragen: „Aan Gerrit
Cornelis Berkouwer, in dankbaarheid voor zijn onnavolgbare
boek „De Heilige Schrift". Bedoeld wordt de „grote" prof. dr.
G. C. Berkouwer, wiens woord gezag heeft tot ver over
onze landsgrenzen.
Intussen blijkt er voor dit boekje zóveel belang
stelling te bestaan, dat het pas enkele dagen geleden
verschenen reeds uitverkocht is. Ook de tweede
druk. thans op de persen, is al geheel besproken, zodat
direct hier achteraan een derde druk in de boekhandel
komt. Aldus een mededeling van de uitgeverij, J. H.
Kok N.V.
Misschien kent u dat versje van Ju
les de Corte wel. „Ik zou wel eens wil
len weten", heet het.
Ik zou wel eens willen weten
Waarom zijn de mensen zo moe?
Misschien door hun jachten en jagen
Of wellicht door hun 10.000 vragen.
En ze zijn al zo lang onderweg naar
de vrede toe
Daarom zijn de ménsen zo moe.
Zoals elk jaar zullen de mensen straks
vol heimwee weer zingen van de vre
de. Vrede op aarde. En hoelang zingen
we dat al? Om er moe van te worden.
Wij zijn al zo lang onderweg naar de
vrede toe.
Maar.... aan „vrede op aarde", gaat
eerst iets vooraf. Wij vergeten vaak.
dat de engelen eerst gezongen hebben:
„Ere zij God". En dan volgt er pas:
„Vrede op aarde". Dat wil zeggen: als
geen eer gebracht wordt aan God in
den hoge, zal er ook geen vrede op aar
de zijn. Als je een huis wilt bouwen
moet je met het fundament beginnen
en niet met het dak.
Trouwens, de engelen hebben wel ge
zongen „vrede op aarde", maar... voor
mensen des welbehagens. Zij hebben
niet gezegd dat die vrede op' aarde er
is voor de mensen zonder meer. Neen.
vrede op aarde voor de mensen des
welbehagens. En „mensen des welbe
hagens" dat zijn de mensen, aan wie
God het tegen van Zijn welbehagen.
Zijn gunst, Zijn liefde kwijt kan.
En „het teken van Zijn welbehagen",
dat is het Kind van Bethlehem. En wat
hebben wij met dat Kind gedaan? Wij
hebben Gods welbehagen, Zijn Kind.
aan het kruis geslagen. Wij hebben de
maatschappij zo ingericht dat er voor
dat Kind geen plaats is. En... wat doen
wij in de kerk met dat teken van Gods
welbehagen? In ons gezin? In ons per
soonlijk leven? We zingen straks om
het hardst: „Nu zijt wellecome", maar
is dat waar? Is de Here Jezus Chris
tus ons zo welkom? We zijn al zo lang
onderweg naar de vrede toe, maar we
passeren Hem, Die onze Vrede is. Dat
moet wel uitlopen op een eindeloze en
hopeloze tocht. Want als wij doorlopen.
Hem voorbij* lopen, dan blijven we on
derweg naar de vrede toe. Dan zullen
wij de vrede nooit vinden; Dan zullen
we alleen maar vermoeid worden, do
delijk vermoeid. Dan zullen wij zoeken
en nirt vinden. Dat is dan onze eigen
schuld en tegelijk onuitsprekelijk tra
gisch. Altijd maar onderweg zijn naar
de vrede toe, en er nooit komen. Want
de vrede, die alle verstand te boven
gaat, vinden wij alleen in Jezus Chris
tus.
Ik zou wel eens willen weten
wanneer zijn de mensen niet moe
Wel, als ze ophouden met dwalen,
gejaagd over bergen en dalen
en ze gaan in geloof en bekering
naar Jezus toe.
Dan, ja dan zijn ze op weg naar de
vrede toe.
Veenendaal ds. J. J. v. d. Krift
„Alles wat God geschapen heeft
is goed en niets is verwerpelijk,
dat in dank wordt aanvaard: het
wordt geheiligd door het woord
van God en het gebed."
1 Timotheus 4 vers 4 en 5
Wat is het geheim van de Bijbelse
Dagkalender, het pocketboek dat door
Boekencentrum N.V. te Den Haag
wordt uitgegeven en dat nu al weer
verscheidene jaren de uit de tijd ge
raakte scheurkalender met het blaad-
je-voor-iedere-dag vervangt? Niet
dat het een kalender is want ook al
vindt men er dan keurig in aangege
ven dat de 16e mei op vrijdag valt
en dat het dan nieuwe maan is
er zijn nu eenmaal veel mooiere
wandkalenders en veel betere zak
agenda's die gemakkelijker de da
tum laten aflezen. En het geheim
kan al evenmin schuilen in de Illus
traties, hoe origineel foto's en de
daaronder geplaatste teksten soms
met elkaar harmoniëren.
Schuilt hierin dan soms het geheim
dat de kring van medewerkers van
deze (van oorsprong her
vormde) reeks overdenkingen-voor-
iedere-dag telkens weer wordt aan
gevuld met mensen van naam uit
eigen en andere kring? Dat nu ds.
J. A. de Klerk de leiding van de
redactiecommissie op zich heeft ge
nomen nadat ds. J. H. Grolle 20
jaar lang dat voorzitterschap (voor
treffelijk) had vervuld?
Ongetwijfeld spreekt dat mee, want
het moet moeilijk zijn om ieder jaar
weer 365 kernachtige „preekjes" bij
een te brengen.
Toch is naar ons gevoel ook daarmee
het succes niet verklaard het
schuilt hierin dat men er telkens
weer in slaagt nieuwe facetten van
dat goddelijke boek dat bijbel heet te
belichten en te doen flonkeren. En
dan zo dat ook de mens van deze
tijd, die drukbezette, die haast cyni
sche mens, even stil wordt, en zich
bezint op de kern van zijn geloof en
z(jn godsdienst. De Bijbelse Dagka
lender 1969 is 'n boekje voor mensen
van 1969, geput uit het oude Woord
dat is het geheim!