jNGELSEN en spoken
zijn onafscheidelijk.
Zeker drie en een
half miljoen inwo
ners van de mistige, en daar
door zeker zo spookachtige,
Britse eilanden geloven er
in. „Elk oud huis in Enge
land wemelt van spoken",
zegt Barbara Cartland, een
der excentriekste en succes
rijkste schrijfsters van het
land, die zelf spoken in huis
heeft.
Formidabel
Hondje
Gehijg
Nell Gwynne
In het niets
Voetstappen
Vreemde dingen
Geen deuren
Duivels
PARIJS Arie
vond ik tussen de
varkenskoppen. Ik
had niet lang be
hoeven te zoeken. Van de
rue Richelieu af was ik tus
sen twee muren van kisten
met late pruimen en vroege
appelen doorgelopen, had de
steeg met manden bloem
kool en bakken rode bietjes
gevonden, had me laten
meesleuren door de hand
karretjes met zuidvruchten
en was terechtgekomen in
de visstank.
„Daar moet je uitkijken
had Arie me gezegddaar kan
het glad zijn door viskoppen en
bedorven kaasjes". Desondanks
moest ik doorlopentussen de
knekelbakken door met afge
kloven ossen geraamten, om de
kapstokken heen met traag
druipende halve kalveren. Bij
de lillende levers, giftig-roze
longen en de lijkbleke darmen
moest ik afslaan. Dan zou ik
hem wel vinden bij de varkens
koppen of de lamsruggen.
Acht eeuwen
Iets veranderd
Gedurfd
Dagen geteld
Verdrongen
Gezwollen
I
E
En elke rechtgeaarde bewo
ner van grote landhuizenkas
telen en paleizen beaamt dat
gretig want het ontkennen
jaagt de bezoekers weg. Die zijn
verzot op een griezelig spook
ook al krijgen ze er nooit een
te zien als ze er op bezoek ko
men tegen betaling. Tenmin
ste
De 64-jarige Barbara Cart
land leeft van de zoete roman
tiek ze heeft er 118 romans
mee volgeschreven waaronder
vele tientallen bestsellers. Sinds
1950 oefent ze haar bedrijf uit
in een enorm huis,' Camfield
Place, temidden van zalig spook
achtige bossen en omringd door
mysterieuze gazons. Het ligt in
Hertfordshire, een graafschap
rijk aan spoken en andere geest
verschijningen, even ten noor
den van Londen.
Een nuchtere vastelander zou ver
onderstellen dat iemand als me
vrouw Cartland zou beginnen te la
chen als men haar naar spookerva-
ringen vraagt. Zij niet Met uitge
strekte hand kwam ze me tegemoet
in de ruime hal van haar rijk met
verguldsel versierde huis. „Kom
binnen, hoe gaat het, ga zitten, wil
je port of sherry, excuseer me even,
ik moet mijn secretaresse nog even
iets af-dicteren, er is in dit huis ook
zoveel te doen."
Walther Goldsmith:
..Nel Gwynne, dat was me er
eentje."
AN flitst ze weer bin
nen in de salon die vol
schilderijen hangt, ze
draagt een blauw pakje,
blauw truitje, grote pa
rels, heeft geblondeerd
haar en is hevig opgemaakt: fel blau
we oogleden en dikke zwarte stre
pen rond de ogen. Een formidabele
vrouw. Grote vergulde cherubijnen
torsen brede bakken met herfstbloe
men in de ruime kamer.
„Waar kwam je ook weer voor? O
ja, spoken". En dan voert de schrijf
ster me meteen mee naar vroeger
tijden, toen koningin Elizabeth I in
het park van Camfield Place in
de tijd der Tudors stond er al een
huis haar eerste hert velde. Nog
altijd zijn er mensen die op scheme
rige namiddagen een wit hert zien
in het bos.
Barbara Cartland dartelt weg,
komt terug en werpt me haar lijvige
autobiografie in de schoot. Ze laat
me een passage lezen van een eigen
spookervaring. Voor ze Camfield Pla
ce betrok liet ze er alle kamers zege
nen door de dominee uit de buurt,
„alle huizen hebben immers spoken.
En ik heb als kind in een spookhuis
gewoond en ik haatte het altijd. Als
ik een trap op ging hoorde jk altijd
iemand voor of achter me. Ik heb
een hekel aan alle griezelige dingen,
skeletten en zo."
AAR haar ervaring:
In 1963 had ze een van
haar lievelingshondjes
laten afmaken „in la
ten slapen", zegt ze
kort erna zag een v,an haar
dienstbodes het beestje toch
Britten hebben
hun spoken lief
weer in de hal. „Ze was altijd psy
chisch", zegt Barbara Cartland.
Maar op zekere dag kwam de schrijf
ster de eetkamer binnen met een
grote vaas bloemen en warempel
daar zag nu ook zij Jimmy, het hond
je onder tafel, donder erbij na te
denken stak ze haar been uit naar
Jimmy en zei: „Kom, ga -uit de
weg", maar ze voelde niets.
Terwijl we de passage lazen over
Jimmy kwam een der tegenwoordi
ge honden van mevrouw Cartland
de salon binnen, rook aan onze
schoenen en ging weer weg. Een
spookachtige ervaring.
E laatste tijd", vertelt zijn
meesteres terwijl ze even
een vleugje poeder aan
brengt op haar wangen,
als ik in het park met
hem (de hond) wandel en ik
zeker weet dat hij een eind
verderop draaft, hoor ik een
andere hond pal naast me hij
gen. Dat kan niet, dat zeg ik dan
tegen mezelf, maar ik hoor het zo
vaak. het is helemaal dwaas, kletsi-
ka. Maar", vertelt ze verder, „ver
geet niet dat Beatrix Potter hier
heeft gewoond en dat ze hier Peter
Rabbit heeft geschreven (bekend
schrijfster van kinderboekjes) en al
haar dieren zijn hier natuurlijk nog
in de tuin. Maar ik wil ze niet zien".
Beatrix Potter had ook een grieze
lige ervaring in dezelfde salon waar
ik de heerlijke port van Barbara
Cartland drink. Zij maakte mee dat
er twaalf kaarsen, de een na de an
der, werden gedoofd, alsof de vlam
men door een onzichtbare hand
werden afgeknepen.
En wat te denken van de door
dringende geur van Malmaison an
jers die in 1963, onmiddellijk na het
overlijden van de man van de
schrijfster, buiten de deur van haar
slaapkamer hing en in het park. Zij
constateerde dat zowel als haar
dienstboden. Het duurde drie we
ken, daarna nooit meer. En er is een
- mm m*
BARBARA CARTLAND
118 romans en spoken
i IET ver van Camfield
Place staat Salisbury Hall,
een ander huis met spo
ken, aan de weg van Lon
den naar St. Albans, dat
op Romeinse ruïnes boogt. Geen
wonder dus. Daar woont de kunst
schilder en restaurateur James
Walter Goldsmith met vrouw
en dochter en... met de geest van
niemand minder dan een van Enge-
lands vermaardste concubines: Nell
Gwynne, het liefje van Karei IL
De overlevering wil dat Karei en
Nell in dit huis, of in elk geval in
het huis dat er in hun tijd stond
er zijn nog wat interessante resten
o.m. oude plavuizen op veilige
afstand van de roddelende goege
meente van Londen, hun her
dersuurtjes hielden. Zoiets moet
spoken achterlaten.
Beschroomd gingen we er achter
de kleine, gezellige ronde heden
daagse bewoner van Salisbury Hall
mee naar boven. Naar de slaapka
mer van zijn dochter van zestien.
Dat is de Groene slaapkamer, maar
desondanks staat er een^chat van
een wit hemelbed. In deze kamer
heeft Nell gehuisd, hoorden we van
de heer Goldsmith. Nu lag er een
grote hoed van stro op bed. Van zijn
dochter.
In 1905 werd het vrij kleine maar
zeer sfeervolle huis bewoond door
een zekere heer George Cornwal-
1 is-West. Dat was de stiefvader van
Winston Churchill die er ook dik
wijls is geweest. „In deze kamer
heeft hij zijn vrouw voor het eerst
ontmoet", zegt Walter Goldsmith
I ENEER Cornwallis-West
heeft in zijn autobiogra
fie beschreven en wij
hebben het in de hal ge
lezenhóe hij eens af
daalde langs de brede trap die ook
wij net waren afgekomen. Het was
laat in de middag. En daar stond in
de hoek van de hal een aardige jon
ge vrouw met een wit gewaad en
een brede lichtblauwe omslagdoek.
„Ze keek me strak aan", verhaal
de de -stiefvader van de latere oor
logsleider, „draaide zich om en ver
dween door de deur de gang in". In
het niets zoals u begrijpt.
Eerst dacht Cornwallis-West aan
zijn kindermeisje maar later rea
liseerde hij zich dat die op Nell
Gwynne had geleken. DusHij
legde de geheimzinnige verschijning
voor aan een medium en die verze
kerde dat dit een waarschuwing
moet zijn geweest, er dreigde ge
vaar. Een half jaar later verdween
de notaris van Cornwallis-West met
o.m. honderdduizend gulden die hij
van hem in beheer had!
ELAAS heeft Walter Gold
smith Nell Gwynne nooit
gezien. „Maar", verzekert
hij, „ik hoor wel geregeld
voetstappen daar boven op
de gang. Meestal 's nachts als we in
bed liggen. Ze verdwijnen dan door
de badkamer naar wat vroeger een
deel was van het huis".
Het schijnt een soldaat te zijn die
daar in vroeger eeuwen zelfmoord
heeft gepleegd. „Mijn vrouw hoort
het heel dikwijls. Of we er bang
voor zijn? Niks hoor, helemaal
niet". Integendeel: de heer
Goldsmith organiseert op winterse
avonden toeristische spookbezoeken
aan zijn huis. Hij verdient eraan.
Walter Goldsmith beleefde nog
andere vreemde dingen. Twee jaar
geleden werd hij op een zomerse
nacht eensklaps wakker: „Om een
uur of drie- vier. En ik hoorde bui
ten een vrouw lachen. Kristalhelder
maar on-lichamelijk. Het was on
verklaarbaar. Ik ging naar buiten en
er was absoluut niemand. En de
honden hadden zeker geblaft als er
mensen in de buurt geweest waren".
Nell Gwynne? In elk geval hangt
er van haar een aardig schilderij in
de gang met blauwe shawl.
Barbara Cartland voor de deur
van haar huis Camfield Placewaar
het spookt.
E
|N EEN medium heeft de heer
Goldsmith verzekerd dat er
bij de gracht voor zijn huis
vreemde dingen gebeuren.
Dat voelde hij duidelijk.
Ik vond alleen dat het er
verschrikkelijk stonk.
Voor wie niet van spoken houdt:
achter het huis staan drie vliegtui
gen, o.m. hPt prototype van de
Mosquito, de bekende bommenwer
per uit de Tweede Wereldoorlog. Die
is in Salisbury Hall ontworpen en
gebouwd
•Er mag zoveel niet in de Hallen
De veiling wat dat zijn de Hallen
in feite mag niet beginnen voor
drie uur, als de makelaars en manda-
taires hun plaats hebben ingenomen,
de juristen (men weet maar nooit)
zich geïnstalleerd 'hebben en «de win
keltjes met messen, schorten, touw
prijskaartjes en vleeshaken geopend
zijn.
Maar voor die tijd zijn er al
duizenden tonnen verhandeld en
heeft zich een illegale handel geïn
stalleerd, gedreven door arabieren,
Portugezen en Turken.
Ook mag er voor negen uur, voor
het luiden van de klok, niet aan
particulieren verkocht worden. Maar
als u eens een koopje wil hebben...
IN de restaurants, die geen deu
ren nodig hebben, omdat ze
toch nooit sluiten, hebben mi
nisters en kamerleden elkaar
teruggevonden na een nachte
lijke pa riem entszitting boven een
gebraden varkenspoot. Feestneuzen
duiken diep in de uiensoep.
Om zeven uur in de ochtend na
dert het schouwspel zijn dieptepunt.
Vermoeid zajkt de markt ineen.
Maar dan komen de geweldige
tankwagens om de gehele buurt een
ijskoude douche te geven, gevolgd
door duizenden schoonheidsspecialis
ten, die met hun lange bezems toilet
komen maken. Fris gebaad, opge
knapt en welhaast geschoren ontvan
gen de Hallen weer een volgende
golf bezoekers, die straks zal wegeb
ben om plaats te maken voor de
bloemenhandel, de voorloper van de
nachtelijke bedrijvigheid.
DEZE even fascinerende, als
duivelse cyclus gaat zich
straks voltrekken ver bui
ten de stad, in Rungis, dat
zo groot, zo koud, zo
technisch, zo modern en zo geper-
fectionneerd is, dat men er tever
geefs zal zoeken, wat men op het
ogenblik nog de Hallen noemt. De
mensen zijn er vervangen door scha
kelkasten, die geen „gros rouge"
drinken, geen uiensoep eten en zihc
niet vastbijten in een gebraden var
kenspoot.
Daarom blijven de „Pied de Co-
chon", „Le Chien, qui Fume", „L'Es-
cargot" en „L'Alsace aux Halles"
maar in de schaduw van de aloude
St. Eustache. Want zo lang het parle
ment- nachtzittingen zal hebben, zo
lang feestneuzen door Parijs dwalen,
zo lang luchtige en luchthartige da
mes uit vissen gaan, zullen de klan
ten hier blijven komen.
Evenals de ontelbare Parijse fami
lies, die 's zondags, aangetrokken
door het unieke kerkkoor van „père
Martin", in de St. Eustache gaan lun
chen, zoals zij profaan zeggen, of in
Pied de Cochon naar de mis gaan.
De laatste dagen van
de Buik
Het vertrouwde
silhouet van de
verdwijnende Hal
len.
van Parijs
Het was bij de varkenskoppen, zo
vers alsof ze juist in slaap waren
gevallen. Toch was ik blij, dat ik
hem hali gevonden. Hij zou mij te
rugnemen naar Nederland in zijn
vrachtwagen. Voor één gulden. Want
een treinretourtje kostte niet minder
dan negen gulden negentig.
Zo was het in 1938. Zo is het nog
in 1968, al vragen de nieuwe Arie's
vijftien gulden. Maar zo zal het 't
volgend jaar niet meer zijn.
WANT de Parijse Hallen
gaan van 'hier verdwij
nen. In de eerste dagen
van het nieuwe jaar. Dit
is hun laatste Kerstmis
in deze omgeving, waarin zij ruim
acht eeuwen geleden zijn neerge-
plant door 'koning Lode wijk IV, bij
genaamd de Dikke.
Neen, dit alles hier is geen acht
eeuwen oud. Zelfs de lelijke, maar
toch aantrekkelijke en achtenswaar
dige kerk van St. Eustachius niet.
Die was in die tijd nog slechts een
klein kapelletje, toegewijd aan Sinte
Agnes, dat echter in 1214 werd weg
gehaald voor de bouw van de huidi
ge kerk.
In die tijd waren de Hallen nog
slechts een open marktplaats, in
1135 gesticht „voor de verkoop van
kruiden en wortelen" aan de ruim
honderdduizend Parijzenaars, die
toen het oude Lutetia nauwelijks ont
groeid waren.
Toch heeft men bepaald niet veel
verbeeldingskracht nodig om terug
te keren naar die tijd. Wandelend
door de aangrenzende straatjes arri
veert men in de levende Middeleeu
wen.
TERECHT vraagt men zich af
of er wel iets veranderd is
in de Rue des Lombards,
waar de Italiaanse geldwis
selaars zich installeerden,
voordat zij er uit verjaagd wer
den door de Levantijnse joden;
in de nauwe Rue de Venise, die haar
naam ontving van zo'n geldwisselaar
eeuwen oud. Zelfs de leijke, maar
(L'Ecu de Venise); in de 13e eeuwse
Rue Pierre-au-Lard, die toen echter
rue Pierre Aulard heette; de Rue
Quincampoix, eens de grootste win
kelstraat van Parijs en vooral de
Rue des Ferronniers, waarin koning
Hendrik IV in 1610 vermoord werd
door Ravaillac, toen zijn rijtuig
Van deze schijnbare chaos uil
werd Parijs acht eeuwen lang ge
voed.
DAT waren ze niet in 1850,
nadat ingenieur Baltard,
een architect van baron
Haussmann, deze tien ge
bouwen elk voor een
apart artikel van het levensmiddelen
pakket had opgetrokken uit staal
en glas, eén voor die tijd gedurfde
constructie. Zij waren hun tijd ver
vooruit, vooral door de onderbouw
met koelruimten, opslag- en werk
plaatsen, waarin op het ogenblik mil
joenen ratten leven.
Maar Baron Haussmann kon toen
niet vermoeden, dat zij eens zouden
moeten dienen om er het volledige
verse voedsel-pakket op te slaan
van bijna acht miljoen mensen, die
per hoofd meer dan 300 kilo per
jaar van deze waar zouden consume
ren.
Daarom barstten de Hallen na de
eerste wereldoorlog open. De groot
handelaars, die geen plaats meer
konden krijgen in Baltards schep
ping, vestigden zich in de aangren
zende straten. Daar, op de stoep
voor hun deur, lieten zij de waar
afladen, die zij wilden verkopen. Als
lava uit een berstensvolle vulkaan
stroomde koopwaar uit door de zij
straatjes en kwam pas tot staan
voor de hoofdverkeersaders. Van de
bijna twee miljoen ton, die het vorig
jaar aan levensmiddelen via de ma
kelaars en commissionnairs van de
Hallen verkocht werd, is slechts een
derde in de gebouwen omgezet. De
rest gewoon op straat.
NU zijn de dagen van de Hal
len geteld en het typische
sche, bijna middeleeuwse
schouwspel, dat zij vrijwel
elke nacht voor duizenden
toeristen opvoerden loopt ten einde.
De laatste voorstelling gaat over en
kele weken.
Krijgt men nog een kans, ga er dan
nog een laatste keer kijken, voor
dat het voor altijd verdwijnt. Maar
laat uw auto thuis. Hij kan nu een
maal niet over kisten fruit en zak
ken 'aardappelen klimmen. Want
men moet zich eerst door een dichte
flora heenworstelen, voordat men de
veel schilderachtiger fauna kan vin
den.
Die jongens daar met hun bebloe
de schorten en hun smoezelige hoofd
kapjes zijn de laatste leden van het
uitstervende gilde van de „Forts des
Halles". Wilde men hier lid van wor
den, dan diende men een hef- en
loopproef af te leggen. Over 500 me
ter met een gewicht van 200 kilo.
Zij mochten als enigen de halve
ossen dragen van de veilingzaal
naar de transportwagens.
ZIJ worden allengs verdron
gen. Niet alleen door moder
ne transportmiddelen, maar
ook door haveloze clochards,
gesjochte studenten, werk
willige werklozen, goedkope ar
beidskrachten. Voor een fles blanc
sec, een paar francs, een maaltijdje
worden ze enkele uren sjouwer.
Natuurlijk mag dit niet. Hier mag
alleen gewerkt worden door de dra
gers van het officiële insigne. Maar
door het openbarsten van de Hallen
is dit alles uit de hand gelopen. Nie
mand die er dus iets van zegt. Of
het moeten de exploitanten zijn van
die typisch middeleeuwse steekkar
retjes, les Diables, wanneer ze hun
rollend park niet helemaal verhuurd
hebben.
moest stoppen voor twee foutief ge
parkeerde wagens. Toen al!
DE laatste modernisering
stamt uit het midden van
de vorige eeuw. De Buik
van Parijs, zoals Victor
Hugo deze markt zo schil
derachtig noemde, was door de toege
nomen vraag van de inmiddels tot
twee miljoen zielen uitgedijde bevol
king, zodanig gezwollen, dat hij
dreigde te barsten.
Natuurlijk had men toen al de
markt buiten de stad kunnen bren
gen. Maar dit strookte niet met de
planning uit die tijd, die elke wijk
zijn eigen bedrijvigheid verschafte:
de goudsmeden en. juweliers tussen
Opera en place Vendöme, de meubel-
handel in de Rue Faubourg St. An-
toine, de schoenenzaken rondom de
St. Augustin, de boekhandel in het
Quartier Latin, de stoffenhandel aan
de voet van de Butte-Montmartre.
Daarom moesten de Hallen wor
den opgesloten in de doolhof, be
grensd door de boulevard de Sebas-
topol, en de Rues du Louvre, de
Rivoli en Etienne-Marcel. Daardoor
zijn de Hallen allengs een anachro
nisme geworden voor deze tijd.