Breznjef gezond en
stevig in 'l zadel
Australiërspractici uit traditie
SPORT IS EEN
NATIONALE
RELIGIE
GEWORDEN
EERSTE NEGER IN
BRITSE HOGERHUIS
Maar praat niet over
godsdienst
DEMOCRAAT
VIEL DOOR DE
MAND
OP ZIJN 62STË VERJAARDAG
DIALECT
AARDSE
PRACTICUS
GELIJK
DE PUB
VADERLAND
Tanker Diane" naar
N.D.S.M. versleept
LINTJESREGEN IN ENGELAND
Sir
ZATERDAG 4 JANUARI 1969
bezeten van sport
MOSKOU Alle zichtbare tekenen
wijzen er op, dat de leidende positie
in het Kremlin van Leonid I. Breznjef
die zijn 62e verjaardag vierde sterker
is dan ooit. Zijn joviale en zekere hou
ding in hét openbaar en de toepassing
van zijn opvattingen op de Sovjet-poli
tiek doen veronderstellen, dat zijn
macht niet door enige ernstige opposi
tie wordt bedreigd.
De trotse en energieke secretaris-ge
neraal van de Sovjet-partij toont ook
duidelijk, dat de twee andere leden van
zijn troika premier Alexis N. Kosy-
gin en president Nikolai V. Podgorny
vast in het zadel zitten. Ondanks
herhaalde geruchten van het tegendeel,
hebben de invasie en bezetting van
Tsjecho-Slowakije. niet geleid tot
scheuring in de top.
De drie mannen zaten verleden week
twee dagen in de kijk tijdens de zit
ting van de Opperste Sovjet (parle
ment), meestentijds niet lettend op de
sprekers en onderling geanimeerd bab
belend en Lachend. Zij leken drie oude
kameraden zonder een enkele zorg.
Westelijke waarnemers op de pers
en diplomatieke tribunes die hun kij
kers hadden meegenomen konden, wat
zelden mogelijk is, langdurig de drie
leiders van het Kremlin bekijken.
Breznjef leek een reeks grappige ver
halen te vertellen en maakte op een
gegeven ogenblik een tekening waar
om de anderen moesten schudden van
het lachen. De waarnemers, geabsor
beerd door deze stomme film, konden
alleen maar naar de tekening raden.
De andere zeldzame kijk van drie
kwartier op de Sovjet-leiding in een
ontspannen sfeer, bood het vliegveld
waar het toestel van een buitenlandse
leider met vertraging arriveerde.
Breznjef boeide het gehele politburo
van elf man met zijn verhalen, die ge
paard gingen met heftige gebaren en
voetgestamp. Maar weer moest de pers
maar raden waarover het ging.
Slechts zelden laat Breznjef zich in
het openbaar zo gaan. Gewoonlijk is
hij buitengewoon ernstig, loopt en staat
kaarsrecht en de kin geheven. Altijd
„goed in het pak" en onberispelijk ge
schoren, kan hij doorgaan voor een
Amerikaanse zakenman of president
van Amerikaanse universiteit.
Zjjn eenvoudige afkomst wordt al
leen duidelijk als hij spreekt. De Rus
sen amuseren zich om zijn provinciaal
Oekraiens accent, dat hij sinds zijn
jeugd heeft behouden. Ofschoon hij een
Rus is, werd hij geboren in het Oekra
ïense dorp Kameskoye, nu Djneprod-
zersjinsk en groeide op in een gebied,
waar de Oekraïense en Russische talen
gemengd zijn. Als gevolg daarvan
spreekt hij de harde ..g" uit als een „h"
en het woord „gorod" (stad) komt er
uit als „horod".
Begonnen als metaalarbeider, steeg
hij snel in de hiërarchie van de par
tij. Zijn grote ambities en scherpe
geest vielen op en in 1956 kwam hij
voor goed naar Moskou.
Diplomaten die met hem hebben ge
praat, zijn zeer onder de indruk van
zijn intelligentie en zijn greep op de
wereldpolitiek.
Diplomatieke waarnemers zijn het
er over eens, dat Breznjef recht
vaardiging vindt voor het zelfver
trouwen dat hij in de vier jaar dat
hij aan de macht is heeft ontwik
keld. Zijn oproep tot versterking van
de verspreiding van het communis
tische dogma, die hij op de bijeen
komst in april van het centrale comité
liet horen, wordt bijna dagelijks
herhaald door vooraanstaande kunste
naars onlangs nog door de componist
Dmitri Sjostakovitsj.
Zijn opvatting dat de enorme land
bouwproblemen van de natie opge
lost kunnen worden, door toenemende
belegging in de landbouw, wordt uit
gevoerd in het staatsplan voor 1969. In
zijn openbare verklaringen, staat hij
volledig achter de invasie van Tsjecho-
Slowakije. Maar de prijs die hij er
voor heeft moeten betalen, is een uit
stel van zes maanden van de com
munistische wereldconferentie waar
van bekend is, dat hij dit plan al
jarenlang koestert. Hoewel er be
richten zijn geweest, dat de inspan
nende onderhandelingen met Tsjecho-
Slowakije van de afgelopen zomer
hem een lichte hartaanval hadden be
zorgd, zijn deze nooit bevestigd en op
het ogenblik lijkt hij zeer krachtig en
gezond.
♦/T^oon mij uw kranten en ik zal zeggen wie gij zijt".
Deze variatie op een bekend gezegde die natuurlijk alleen maar van
een journalist afkomstig kan zijn schoot mij te binnen toen ik besloot iets
te gaan vertellen over de Australiërs en hun wijze van leven.
Australiërs zijn grage krantelezers. Dat kan men waarnemen als de morgen
en avondedities van de grote dagbladen in de steden juist verschenen zijn. De
krantenverkopers, die op elke straathoek staan, worden dan belegerd door een
naar nieuws hongerende schare en ze komen handen tekort.
Men ziet het Ook in de treinen, trams en bussen tijdens de spitsuren. Bijna
iedere reiziger is verdiept in een klein formaat krant, die vele tientallen pagi
na's telt. We hebben dus een uitstekende gelegenheid om te observeren h o e de
gemiddelde Australiër zijn dagblad leest. Daarmee verraadt hij namelijk veel
van zijn karakter.
In de eerste plaats is er de voorpagina, die door de vette letters van de sensatio
nele openingskop als het ware eist om gelezen te worden. Vervolgens pagina drie
waarop onveranderlijk een schaars soms zeer schaars geklede, doch weelde
rig geschapen strandpoes prijkt.
En dan gaat het in één ruk door naar de achterpagina waar het eigenlijke lezen
pas begint. Op die achterpagina staat namelijk het voornaamste sportnieuws en
het Australische volk is nu eenmaal bezeten van sport.
Inderdaad, bezeten, ieder ander
woord zou het te zwak uitdrukken, ten
zij we het zo omschrijven, dat de sport
voor de Australiërs een soort religie is.
Om dat ten volle te kunnen beamen
moet men de „footy"-finale in Mel
bourne hebben bijgewoond, als brood
nuchtere Hollander temidden van
109.999 wild geworden Australiërs, die
in deze kruising van rugby, voetbal en
vrij worstelen kennelijk regels onder
scheiden en helemaal opgaan in de ver
richtingen van hun helden op de gras
mat. „Footy" is de populaire bena
ming voor „football", welk verwar
rend begrip in de kranteverslagen
meestal vervangen wordt door „Austra
lian rules".
Men zou ook eens met een onverval
ste Aussie aan een bar op de Fidzji-
eilanden moeten hebben gezeten, waar
het dan kan gebeuren dat je Austra
lische drinkmakker die toch ook pas
voor het eerst op deze heerlijke eilan
den is de geduldige barkeeper, een
reusachtige, breed grijnzende Fidzjiaan
doorzaagt over rugby, inplaats van
voor mijn part .over hoela-meisjes.
De Australische voorliefde voor sport
staat niet op zichzelf. Ze maakt deel
uit van een hang naar het fysieke of
ruimer gesteld een voorkeur voor
alles wat aan de aarde gebonden is.
Dat uit zich op vele wijzen.
Men nflerkt het aan het voedsel dat
in de restaurants de werkelijk ex
clusieve gelegenheden buiten beschou
wing gelaten wordt opgediend. Het
is veel, voedzaam en van een goede
kwaliteit, maar de hoeveelheid calo
rieën en vitaminen wordt belangrijker
geacht dan de fijnheid van smaak of
de wijze waarop het wordt opgediend.
Wat dat laatste betreft: „plate-service"
is algemeen gebruikelijk.
Het verwerven van materieel bezit,
hier te lande nogal eens denigrerend
met „aards slijk" betiteld, is in Austra
lië een buitengewoon belangrijke be
zigheid. Dat vijfenzeventig procent van
de Australische bevolking in een eigen
huis woont zegt wel iets op dat punt.
Het zou natuurlijk dwaasheid zijn om
iets minderwaardigs te zien in het feit,
dat de relatief kleine bevolking van het
reusachtige Australië ingaat op wat
misschien wel de grootste materiële
uitdaging ter wereld is. Het valt ech
ter niet te ontkennen, dat' dit gaat ten
koste van de erkenning van onstoffe
lijke waarden.
Een Australiër zal niet gauw het ini
tiatief nemen tot een diepzinnig ge
sprek en tijdens mijn reis werd mij
zelfs door iemand verzekerd, dat het
als onwellevend wordt beschouwd, wan
neer men in een gezelschap een onder
werp als bijvoorbeeld godsdienst ter
sprake brengt. „De beslommeringen
van het praktische leven en het naja
gen van lege vermakelijkheden", aldus
vat prof. dr. A. Lodewyckx in zijn in
1963 verschenen boek „Australië" dat
gene samen, wat het leven van de ge
middelde Australiër beheerst. En in
hetzelfde boek stelt hij, sprekende over
de Australische bevolking: „Het ont
breekt aan helangstelling voor al
les wat niet onmiddellijk verband houdt
met de praktijk van het dagelijks le
ven".
De Australiër is en practicus om
niet te zeggen materialist in hart en
nieren. My is trots op z(jn land en op
de tradities ervan, die teruggaan tot en
tijd toen simpele pioniers, hard werkend
en fel levend, een begin maakten
met de opbouw van de natie die nu
o. an is.
Het zijn die tradities die ook hem ge
vormd hebben en waarvoor trouwens
nog steeds plaats is In het vijfde we
relddeel waar nog zoveel te pionieren
is overgebleven.
Een onvermijdelijk uitvloeisel van
deze geestesgesteldheid is, dat de prac
ticus in een veel hoger aanzien staat
dan de intellectueel, met alle nadelen
van dien.
Wanneer tot op het hoogste niveau,
aan ervaring dezelfde waarde wordt toe
gekend als aan kennis, of deze beide
begrippen met elkaar worden verward,
dan is er duidelijk iets mis.
Ongetwijfeld is Australië een land waar
geweldige dingen tot stand worden ge
bracht, doch deze maken deel uit van
een totaalbeeld, waarvan men wel eens
de indruk krijgt dat er een wetenschap
pelijke achtergrond aan ontbreekt.
Radicale oplossingen mogen welis
waar de indruk maken resoluut te zijn,
maar dat wil nog niet altijd zeggen dat
het de beste oplossingen zijn.
Zo wordt er door uit West-Europa af
komstige immigranten nogal eens ge
klaagd over het gebrek aan planning in
Australië. Dat valt hun onder meer op
bij de oplossingen van verkeersproble
men, die dan wel voor het moment toe
reikend zijn, maar op de lange duur
slechts goedbedoelde improvisaties blij
ken te zijn.
Een ontwikkelde en bereisde ex-Ne
derlander, die al vele jaren in Austra
lië woont en die een levendige belang
stelling heeft voor de problemen van
dit jonge land Australië is een jonge
natie, dat dient men bij alle kritiek
nimmer uit het oog te verliezen
schetste tegenover mij de situatie als
volgt: „Australië is te vergelijken met
het Amerika van omstreeks 1900.
Er is een grote warboel, maar ik heb
het gevoel dat we nu bij een keerpunt
zijn aangekomen. Het is echter hard
nodig, da$ de regering nu plannen voor
de toekomst maakt". Met betrekking
tot dit laatste merkte hij nog op, dat
Australië „een land van middenstan
ders" is, „met voor de rest een stin
kend rijke groep die de dienst uitmaakt'
Het was voor mijn zegsman echter
een vraag of in deze „stinkend ri.ike
groep" intellect te vinden is, dat nodig
is om de toekomst van dit continent
met zijn ontzagwekkende mogelijkhe
den uit te stippelen. Hij sprak daarbij
zijn ongerustheid uit over de zijns in
ziens te grote invloed van buitenlandse
bedrijven op de Australische economie.
Volgens bovenstaande redenering be
tekent rijkdom in Australië wel in zeer
bijzondere mate macht. Rijkdom is ech
ter geen garantie voor „rang" of
„stand"' volgens de waarde die in Ne
derland aan deze begrippen worden
toegekend. In Australië erkent men
geen rangen of standen; iedereen is er
gelijk. Deze opvatting heeft natuurlijk
iets adsurds, want in Australië zijn er
zoals in elke moderne samenleving ver-
Australië is een zonnig land, met
een mild klimaat, vandaar dat bij
de bevolking het outdoor life" een
belangrijke plaats inneemt. Men is
altijd wel te vinden voor een party in
de openlucht. De gastheer en gast
vrouw zorgen ervoor, dat het aan eten
en drinken niet ontbreekt. Op deze
foto, genomen op een plekje aan het
water ergens in Sydney, wordt juist
het schaap aangesneden dat even
tevoren boven een open houtvuur is
geroosterd.
nog veel te pionieren overgebleven
schillen in maatschappelijk status en
ontwikkelingspeil.
Het „allen zijn gelijk", uit de Austra
liër allereerst op de meest voor de hand
liggende manier, namelijk door te tu
toyeren en zich te laten tutoyeren. Vele
Nederlandse immigranten hebben er
nog steeds moeite mee om de direc
teur van het bedrijf waar ze weken met
„John" of „Bill" aan te spreken in
plaat van mr. „So and So". Ik zelf
kwam in een soortgelijke verwarrende
situatie te verkeren toen de secretaris
van de Westaustralische premier zich
voorstelde als „Bill Anderson" en mij
bij mijn voornaam aansprak, kennelijk
in de verwachting dat ik hetzelfde zou
doen. De eerlijkheid gebied mij te zeg
gen, dat het ik het op „Mr. Anderson"
gehouden heb.
Er zijn nu eenmaal dingen die je als
Westeuropeaan niet doet...
Later werd mij uitgelegd, dat een
Australiër zich nimmer voorstelt zon
der zijn voornaam te noemen. Anders
loopt hij namelijk het risico voor een
andere snob te worden aangezien en ik
kan mij zo voorstellen dat er voor een
rechtgeaarde Aussie niets vernederen
dere bestaat.
De chronische verbroedering, die zo
kenmerkend is voor de Australische
maatschappij, komt nergens zo goed
tot uiting, ais in de „pub".
Miljonair en arme sloeber, weten
schapsman en handarbeider drinken zij
aan z(j hun biertje, terwyl de sport
een gezamenlijke gespreksstof met legio
mogelijkheden is.
De Australische pubs zijn naar onze
maatstaven over het algemeen onge
zellige drinklokalen waar men mees
tal staat en waar het kale interieur tot
weinig meer inspireert, dan snel „in
nemen". Dat doen de Australiërs dan
ook, daarbij gestimuleerd door het wa
re en doorgaans droge klimaat. Ze be
ginnen ermee omstreeks vijf uur
's' middags als het dagelijkse werk er
op zit. De gang van het werk naar het
stamcafé, die de Australiërs tot een
tweede natuur schijnt te zijn geworden
j.amt nog uit de tijd toen alle pubs
verplicht waren om zes uur 's avonds
le sluiten. De betreffende wet
Was kennelijk gemaakt om alcohol
misbruik tegen te gaan, maar in feite
werd het tegenovergestelde effect be
reikt. Vele pub-bezoekers beijverden
zich namelijk om in de korte tijd, die
hun voor zes uur nog restte, zich zo
vol mogelijk te gieten. Het logische re
sultaat was, dat zich opvallend veel
gevallen van openbare dronkenschap
voordeden. Waarschijnlijk heeft dat ge
leid tot de verlegging van het sluitings
uur naar tien uur 's avonds. Maar de
oorzaak om direct na het werk naar
de pub gegaan is inmiddels een onuit
roeibare gewoonte geworden.
Het bovenstaande is slechts een
greep uit het vele waardoor de Austra
lische bevolking een duidelijk eigen
indentiteit heeft, dit ondanks de onop
houdelijke beïnvloeding van buitenaf.
In het algemeen kan men wel stellen
dat de Australiërs een gelukkig volk
zijn, tevreden in het land waar ze wo
nen. Merkwaardig genoeg echter ge
ven ze er tevens herhaaldelijk blijk
vanik dacht onderbewust dat ze
zich nog steeds toeristen en verbaasde
vreemdelingen voelen in het continent
dat toch hun vaderland is, soms al ver
scheidene generaties lang. Het is voor
hen niet vanzelfsprekend dat ze in het
betreffende land wonen en deel heb
ben aan de betreffende cultuur. Zij
zien dat veeleer als een fenomeen en
zij worden erdoor gefascineerd. Dit
komt bijzonder goed tot uiting in de
cartoons in de Australische tijdschrif
ten, die bovendien wemelen van artike
len over...Australië, zoals de Neder
landse tijdschriften artikelen over exo
tisch landen brengen. De gemiddelde
Australiër interesseert zich niet zo bij
zonder voor het buitenland omdat zijn
eigen land tevens zijn buitenland is.
Elk jaar tegen de Kerstdagen duiken
in de Australische bladen de geteken
de standaardgrapjes op van Kerstman
nen die zich compleet met slede en
rendier voortzeulen door de hete woes
tijn, en dat terwijl de Kerstman toch
een populaire vriend van de Australi
sche kinderen is. Inderdaad, het is
gek, zo'n in het bont gêpakte Kerst
man bij temperaturen boven de der
tig graden Celsius. Maar zoals de
Kerstman went aan brandend zand, zo
w-ent de Australische bevolking aan
haar verbazingwekkende land. Zelfs de
instinctieve banden met het oude conti
nent zullen eens verdwijnen.
Henk C. Weitje
Arthur da Costa e Silva, de Brazili
aanse president heeft enkele jaren
geleden verklaard dat hij geen dic
tator was en dat.er in zijn lapd
geen plaats was voor een dictatuur.
Die uitspraak klopt niet met de jong
ste gebeurtenissen.
Een staatshoofd dat het parlement
naar huis stuurt, censuur op de pers
instelt en een groot aantal politieke
tegenstanders laat arresteren kan zich
met de beste wil van de wereld
geen democratisch leider noemen.
Die overtuiging hadden zijn tegenstan
ders al een hele tijd. Van het ver
kiezingsprogramma van da Costa,
waarin hij „herstel en consolidering
van de" democratische instellingen"
aankondigde, is nog niet veel terecht
gekomen sinds hij in 1967 zijn ambt
aanvaardde.
Arthur da Costa e Silva werd op 3 ok
tober 1902 geboren in Taquari, een
stadje in Rio Grande do Sul. Op zijn
zestiende ging hij studeren aan de
militaire academie te Porto Alegre,
waar hij een uitstekende leerling
was. Het leger is verder, een hele
korte onderbreking niet meegerekend,
altijd zijn tehuis gebleven.
In 1921 kwam hij als officier bij de
infanterie. Tien jaar later werd hij
bevorderd tot kapitein, waarna hij
gaandeweg opklom tot hij in 1961
werd bevorderd tot generaal.
Met politiek hield hij zich amper bezig
tot in 1964 de toenmalige president,
Goulart, onregelmatigheden bij de
marine door de vingers zag. Da Costa
sloot zich daarop aan bij de „krach-*
ten van de revolutie" die Goulart ten
val brachten. Deze werd opgevolgd
door de to'enmalige chef-staf van
het Braziliaanse leger, Castelo Bran-
co, die op zijn beurt zijn oude stu
diemakker da Costa benoemde tot
minister van defensie.
Omdat Branco geen kans zag de vele
problemen waarvoor hij zich zag ge
steld op te lossen, weigerde hij in 1966
een nieuwe ambtstermijn te aanvaar
den. Er dienden zich drie kandidaten
aan voor de opvolging, allen mili
tairen. Een van hen was da Costa
e Silva. Hij was de machtigste van
de drie, zwijgzaam en somber, in alles
een militair van de oude stempel. Hij
valt niet graag op en bij openbare
gelegenheden houdt hij zich meestal
op de achtergrond.
Ofschoon hij tijdens zijn verkiezings
campagne de mond vol had over de
mocratie ging hij tegelijkertijd zover
te verklaren, dat zij die directe ver
kiezingen wensten „de communisten
weer aan de macht wilden brengen".
Deze ingewortelde angst voor „de
communisten" heeft da Costa en zijn
medestanders ook ni# weer parten ge
speeld.
AMSTERDAM Donderdagmiddag
is de tanker „Diane", die sinds de
brand in de nacht van 12 december aan
de pier van de Mobil-raffinaderij lag
afgemeerd, door sleepboten naar de werf
van de NDSM overgebracht. Aldaar zal
het schip in eerste instantie worden
schoongemaakt en een eerste reparatie
ondergaan.
De ruwe olie, die nog in de tanker
aanwezig was, is inmiddels door middel
van de scheepspompen en een slang-
verbinding met de wal gelost op on
geveer 2000 ton na. De resterende ruwe
olie zal tijdens het schoonmaken uit de
tanks worden verwijderd.
Het vernieuwen van de laad- en los-
installatie voor zeetankers aan de raf
finaderij zal ongeveer zes maanden
vergen. Men overweegt een tijdelijke
installatie aan te leggen, die in ongeveer
zes weken gereed kan zijn.
LONDEN' Voor het eerst in de geschiedenis wordt een neger lid van het
Engelse Hogerhuis.
Koningin Elizabeth II heeft de benoeming 1 januari bekend gemaakt als onder
deel van de koninkiyke onderscheidingen die aan 686 vooraanstaande persoon
lijkheden uit'alle sectoren van het Engelse leven werden toegekend.
De nieuwe peer (zjjn titel is niet erfelijk), is Sir Learie Constantine, hoge commis
saris (ambassadeur) voor Trinidad en Tobago, en oud VVestindisch cricketster.
Sinds hij in Engeland is, heeft hij
veel gedaan voor de verbetering van de
betrekkingen tussen de gekleurde im
migranten in Engeland en de rest van
de bevolking.
Voor zover bekend is tot dusver nog
slechts één niet blanke door zijn be
noeming in de adelstand lid geworden
van het Hogerhuis de Indiase Lord Sin-
ha.
De onderscheidingen en benoemingen
worden door de koningin toegekend op
advies van de regering. Premier Wil
son heeft ook dit jaar vastgehouden aan
zijn beleidslijn, dat alleen niet-erfelijke
titels worden verleend.
Met Learie Constantine zijn drie an
deren tot lord voor het leven verheven:
professor Patrick Blackett, president
van koninklijke vereniging ter bevorde
ring van de wetenschappen. Sir Saville
Garner oud hoofd van de Britse diplo
matieke dienst en Sir Donald Stokes,
voorzitter van de Leyland groep, een
van 's lands meest succesvolle bedrij
ven op het gebied van de export.
De titel „dame of the british empire",
die eveneens verheffing in de adelstand
impliceert, gaat voor het eerst in de ge
schiedenis naar een katholieke religi-
euse, zuster Mary Regis, hoofd van een
college in Liverpool.
De titel sir mogen vanaf 1 januari
drie prominente figuren uit de Engelse
Joodse gemeenschap voeren. Een van
hen is dr. Israël Brodio, opperrabbijn
van de Gemenehestianden tot 1965.
De miljonair Max Ravne wordt Sir
Rayne. Hij schonk meer dan 200.000
pond om het land in staat te stellen
Cezanne's „les grandes baigneuses"
voor 500.000 pond te kopen.
Crisitopher Cockei-ell. de ontwerper
van de HoovercrafL wordt Sir Cockerell.
Maar John Rannie, de leider van de
bouw van het vlaggeschip Elizabeth II
wordt Commandeur van het Britse
Empire CBE, en krijgt niet de titel sir,
zoals zijn voorgangers die de eerdere
Elizabeths hebben gebouwd.
In de muziekwereld gingen onder
scheidingen naar Sir Adrian Boult, Sir
Arthur Bliss, en de componist Elisa
beth Lutyens.
In de sportwereld werden de tennis
ster Ann Haydon Jones, zwaargewicht
kampioen Henri Cooper, en de tennis
sers David Hemery, Chris Finnega'n,
Bob Braithwaite, Rodney Pattison en
Ian MacDonald Smith, onderscheiden.
Minister van Buitenlandse Zaken. Mi
chel Stewart is benoemd tot „compa
nion of honor" een der hoogste onder
scheidingen waaraan geen titel is ver
bonden.