ONONTSL UIERD GEHEIM Soldaten van imperium kozen vruchtbare plek UW VALLEI? Belt 10550 11079 j Ouwehand j verloor zijn „lobbes" I door Adr. P. de Kleuver Uitgemaakt Levefano Tempel Rampen Op afstand Reeks Vondsten MARKTEN o DINSDAG 7 JANUARI IV69 WAAR LIGGEN IN BETUWE ROMEINSE HOOFDWEGEN De Romeinen in de Betuwe is een onuitputtelijk onderwerp waarover het laat ste woord nog lang niet is gezegd. Sinds de Nijmegenaar Albert Delahaye in 1959 ons land met één fikse veeg van de Peutingerkaart trachtte te vegen, er is niets opzienbarends gebeurd. Rustig kabbelen Rijn, Waal en Maas door het oude Batavenland en men gelooft het wel wat de Romeinen betreft. Vreemde toestand toch in feite. Enorme massa's vreeemde soldaten overstroomden de lage landen bij de zee. Ze maakten van de Rijn o.a. één aaneengesloten verdedigingslinie en pikten daarmee meteen de vruchtbaarste gebieden in. Ze wisten héél goed wat ze deden, die donkere snoeshanen uit dat verre Italië, dat toen nog door de trotse bewoners „het im perium'' genoemd werd. Niéts stond deze Romeinen in de weg. Hun ingenieurs legden wegen aan door dat geweldige rijk, wégen notabene die voor onze mo derne wegen maar weinig onderdeden. In menig achtergebleven gebied van ons land moet men zich nóg behelpen met grindwegen die het niet halen bij zo'n knap stuk wegenbouw van een kleine achttienhonderd jaar geleden. En juist dié wegen vormen voor ons zo'n probleem. Er zijn van die aardige boekjes en er schrijven dagelijks méér mensen over die wegen, die alle van en naar Rome kwamen en gingen. In een vorig artikel attendeerde ik reeds op een wat vreemde kaart. De oudste van ons grijze Europa, de raad selachtige Peutingerkaart, waarop dan óók ons land reeds mét de „hoofdwe gen" en enige „plaatsen" voorkomen. Hoe men het wendt of keert, in feite rijn wij slechts van twee Nederlandse plaatsen op die Romeinse kaart uit de derde eeuw né Chr. zeker: Vechten bij Bunnik en de oude stad Nijmegen. Op een daar gevonden memoriesteen staat: „Cives Tungri et Nautae qui Fectione Consistunt", d.i.: Tongerse burgers en schippers die te Vechten wonen. Weliswaar staat op de Peutingerkaart Fleytione, maar het Anonymus Raven» nas heeft dit verbeterd in Fictione. 't Ja, het móét gezegd worden dat profes sor Bogaert gelijk had dat er afschrijf fouten op de reproduktie uit de veer tiende eeuw voor kunnen komen. Een groot aantal geleerden is dan ook tot de conclusie gekomen dat het ons beken de afschrift wemelt van de'fouten. Dit mogen wij beslist niet op rekening van de eigentijdse Romeinse kopieer ders schrijven. Dat moet wel in later tijd zijn gebeurd, toen men die kaart altijd nog als reiskaart bleef gebrui ken omdat er niets anders was. Het ori gineel is uit de tijd van keizer Cara- calla (211217 na Chr.) en was een „afschrift" van de reusachtige, in mar meren platen gegraveerde „kaart", die telkens langer en langer werd, naarma te de Romeinen vorderden bij hun we reldverovering. Récht op het doel af: Brittanndë. En de Romeinen in de Betuwe? Uit gaande van Fictione Vechten dus! zou het een peuleschilletje zijn de rest van de „plaatsen" op de Peutingerkaart tot Nijmegen toe, te lokaliseren. Nu doet zich het merkwaardige feit voor dat om maar een spreekwoord van onze voorouders te bezigen er zoveel mensen zijn èn net zo veel zin nen. Als men tien onderzoekers onder vragen zou, dan kreeg men juist voor dat traject tien verschillende antwoor den. Klopt er nu iets niet met die oude kaart van de toenmaals door de Romei nen bezette gebieden (circa derde eeuw) In de eerste plaats kennen wij géén spo ren van door het Batavenland gelopen hebbende wegen. Vraagt u het mij per soonlijk dan zou ik slechts één weg in de Neder-Betuwe als gelegd over een oude Romeinse heerweg vermoeden: de Perkstraat ten westen van Maurik, die een reeds lang verdwenen rivierbed ding uit de Romeinse tijd volgt. Deze weg zou een nog niet geheel herkende fossiele rivierbedding van Lienden (Aalst) over Ommeren, Ingen en Eek De in het artikel genoemde memorie steen met de naam Fectione" is niet de enige Romeinse vondst van Vech ten. De afgebeelde grafsteen laat dui delijk zien, dat ter plaatse een belang rijke Romeinse post gevestigd was. naar Maurik gevolgd moeten hebben. Wil men de moeite nemen de bodem- kundige overzichtskaart voor de Over- en Neder-Betuwe (kleurendruk 1948) te raadplegen dan zal men, met de weten schap dat de Romeinen alléén de stroomruggen volgden en de komgron- den meden (stééds!), met dit gedeelte van de heerweg aanrdig in de goede richting komen. Maar men denke zich zulk een weg toch niet al te rechtlij nig in. Wisten wij maar met zekerheid hoe de Rijn in de Romeinse tijd gelo pen heeft dan was hier al weer een pro bleem s minder. Toch kan men reeds aardig aan het reconstrueren gaan. Mevrouw Delfin- Van Mourik Broekman, leidster van het veldwerk voor de Midden-Betuwe (A.W.N.) heeft frappante bewijzen ver zameld en als men de door haar aan getroffen vindplaatsen van Romeins goed verbindt, dan zit daar de lijn Res teren - Aalst - Ommeren - Ingen - Eek Maurik reeds in. Dat valt niet te loo chenen. Oude woongronden dus op stroomrug- grond en allen omgeven door zéér ou de cultuurgrond. Dat is allemaal reeds een uitgemaakte zaak. Maar de recon structie van de Romeinse heerweg is véél moeilijker en het is té gewaagd te stellen „dat die wel de oude verbin dingsweg tussen de woonkernen gevolgd zal hebben" zo lang men niet definitief het verloop van de Rijn uit de Romein se tijd weet aan te tonen. Het enige dat aan de hand van feitelij ke gegevens is vast te stellen is dat, gezien de Romeinse weg beslist de zuidzijde van de Rijn gevolgd heeft deze wel een paar kilometer zuide lijker lag. Inderdaad klopt dit wel met een aange toonde oude stroombedding vóór de driehoek Lienden (Aalst), Ommeren en Ingen. De toestand tussen Ommeren over Eek naar Maurik is zéér onover zichtelijk. Het vinden van Romeinse scherven langs de Garststraat én de oude woon gronden (cultuurgrond) langs de Perk straat vormen grote problemen. Dat de Maurikse Wetering, doodlopend in de lage komgrond van het Ommerense veld, ooit een deel van de Rijn is ge weest is niet aan te nemen. «Wel is dit éen natuurlijke bedding, maar beslist geen rivierloop! Déér moet de Rijn bij na het huidige beeld gehad hebben en in de vroege Middeleeuwen zelfs wat noordelijker gestroomd hebben. De oude Rijnstrang door het uiter waard tussen Amerongen en Wijk bij Duurstede was tot de Franse tijd nog steeds de provinciegrens. En ook de Strang tussen Remmer den en Ameron gen. Na de Franse tijd ruilden Gelder land en Utrecht onderling de Marsch- polder, met als Utrechtse grens de Oude R(jn vóór Lienden, met de nu aan Stichtse zijde liggende Oud-Gelderse jwrrr,. «a „Overwaarden". De Rijnkanalisatie her stelde nu weer een oude, bestaand heb bende toestand! Door dat machtige kunstwerk de stuw dus! Dit gedeelte van de Betuwe (de Ne der-Betuwe boven de Lingewetering) heb ik wat uitvoerig onder de loep ge nomen. Ergens lag daar Levefano! Of niet! Dat is nog steeds een open vraag. Maar wij hopen er nog eens uit te ko men. Dan móét Carvone volgen. Dat Levefano van een „autochtone" godheid komt behoeft niet bepaald;juist te zijn. Leest men het in de zin van fanum dan kan het ook op een laagge legen plek duiden. Dus tóch Resteren? Dat.lag aan de rand van een door ri viertjes doorsneden „marsland". Zó simpel is het niet! En dan de grote onbekende: Castra Herculis! Wie weten wij niet, maar er is eens iemand geweest die Resteren ipet de naam Castra tooide. Ook dót is nu wel definitief van de baan. Dat pro bleem van die Romeinse heerbaan zal nog wel enige tijd blijven rondspoken. Albert Delahaye wist da* allemaal zo handig op te lossen. Die liquideerde de hele zaak en verplaatste het Bataven land naar Noord-Frankrijk en Novio- magum, de stad waarvan hij vele ja ren 2e archivaris was, óns bloedeigen Nijmegen dus, lokaliseerde hij als de Franse stad Noyon. Wij hebben maar uit het jaartallen boekje moeten leren dat honderd jaar vóór Christus de Batavieren in ons land kwamen en vijftig jaar later de Ro meinen. En Julius (die heette in Rem- brandts tijd Claudius tot aan onze oude schoolbanken, toe) Civilis stond in 69 na Chr. knarsetandend van woede op het Valkenhof bij Nijmegen toen de Romei nen op kwamen dagen. De „stad" stak hij in brand en hij trok zich terug op het eiland der Bataven. Allemaal lariekoek zei Albert; ver geet het maar. Dat Noviomagus was... Noyon. En Noyon was ook de stad waar Karei de Grote resideerde. Héél onze geschiedenis werd meende hij op haar kop gezet. Dat van de Batavieren was volgens dié man een belachelijk grapje. Dat Ulpia Noviomagus Batavus vond hij maar een smakeloze bak. Maar die man sprak voor dovemansoren. De weten schap had reeds veel houvast aan de feiten dat men de heer Delahaye zelf als een soort clown beschouwde. De vermaarde memoriesteen in de toren van Dodewaard. de tot de naaste. Wie waren bij ons, in de Betuwe, die „naasten"? Wie twijfelt er nog aan dat het de Batavieren en de Romeinen waren? Overal vinden wij de sporen van dit samenleven. Alléén liggen de sporen van 't wegennet waar over de legioenen marcheerden en de Bataven hun vee dreven, de kinderen speelden en begrafenisstoeten gingen. Professor Bogaert vond het vreemd dat nooit begraafplaatsen van die Ba taven gevonden zijn. Gingen die men sen dan nooit dood? Vreemd, héél vreemd. Maar dat is dan nog geen re den dit hele gegeven probleemloos te maken door maar te zeggen, dat die Bataven hier niet eens geleefd heb ben. Ziet men nu hóé de problemen zich met de dag nog vermeerderen. Je ontdekt in Resteren machtig rijke vindplaatsen met puur en puur Romeins goed. Met emmers vol haal je het uit de grond en tóch... wat weet je nou veel meer dan dat de Romeinen er waren. In Eist onder de kerk, daar had men een stevig houvast! Je behoeft niet te twijfelen dat in die grote gallo-romein- se tempel (voorafgegaan door een klei nere) offers aan de goden gebracht wer den; er werden resten van zo'n offer ge vonden. Alles wijst op het romeinse ri tueel. Dit alles was toch verbluffend. Men ging van de gedachte uit een spoor van de oude romaanse kerk te vinden. Men vond die. Die tempelvondsten op de plaats waar later een christelijk heiligdorp ge bouwd werd waren voor de mannen van de spade in letterlijke zin het ojnde. Er bestaat een oorkonde uit de achtste eeuw waarin de kerk van Eist genoemd wordt. Dat klopte. Alles wat met de Ro meinen in verband gebracht werd klop te plotseling óók. Hoe is dat daar geweest toen het chris tendom zijn intrede deed? Hebben de brengers van de Christelijke leer daar gestaan en nog in déze tempel gepreekt? Of was die al aan het in storten en werd over de noord-zuidas van de oude tempel de in west-oostas liggende prae-romaanse «kerk ge bouwd? Toén was van de Romeinen in onze streken reeds ieder spoor uitge wist! Je vraagt jezelf af of die eerste chris tenen wel wisten wat dat voor 'n bouw rest was. Wat geloofden die Franken het kuftnen haast niet anders dan dé ze bevolkingsgroep uit het IJsselgebied geweest zijn die wederom dé Betuwe kwamen bevolken wat woor gods voorstelling hadden dié mensen? Al léén weten wij dat, mogelijk onder in vloed van de angelsaksische zendeling Werenfridus, dit centrum van de oud- romeinse godsdienst een nieuwe toe komst tegemoet ging. Toch wil men dit geestelijk centrum niet vereenzèlvigen met het... Castra Herculis op de Peutin- ger kaart. En ja, tóch moet dat niet ver daar uit de buurt gezocht worden. Het lag dicht bij Noviomagum, ons Nijme gen dus. Mijn „geloof" in de Peutingerkaart is onwrikbaar. Er zal wel weinig écht Ba- tavenbloed door onze aderen stromen. De rampen die de Over-Betuwe in de derde eeuw teisterden hebben de men sen daar verjaagd. Als men de bodem- kaart van dit gebied ziet men al die herkende kreken en enorme komgrond- gebieden, die in die tijd uit ^ontoegan kelijke moerassen bestonden,'dan vóélt men wel dat er iets verschrikkelijks gaande is geweest. Dit vergeet men dik wijls in het geschiedenisboekje te ver melden. En dan is er nog iets dat zo goed als iedere historicus over het hoofd ziet. Wat denkt men van de Drususgracht tussen de Loowaard en Huissen (laat die voorzichtig zijn en nog éven „ver moedelijke" schrijven), die een recht streekse verbinding vormde tussen de Oude Rijft langs Herwen en Aerdt. Dan is er bij Doornenburg nog de Rijnaftakking geweest over Haalderen en Eist naar Driel. Volgens mij dan moet ergens in die hoek dat myaterieu- se Castra Herculis gelegen hebben. Professor Bogaert meent dat het Dru- ten was. Goed mogelijk, maar hebben wij in dat geval niet van doen met het „herstelde" C.H. vari keizer Julianus uit 359? De Romeinen maakten van Nij megen de hoofdstad van het Insula Ba- tavorum in de ruimste zin van het woord, het Batavenland zoals dat in de tweede eeuw door occupatie en kolonia- lisatie van de westelijke gebieden ge groeid was uit de oude nederzettingen in de Over-Betuwe. Wij betoogden al dat de oude Laak, een Rijntak van Hien naar Lakemond, even ten westen van het Lekskersveer, de westgrens van het oorspronkelijke Batavenland vormde. Men leze daar over maar eens wat professor dr. D. J. R. Modderman in 1949 schreef (Oudh. Meded. Rijksmuseum N.R. 30). Dat is knap en voor ieder toegankelijk ge schreven. Maar waarom werd niet de „tempel stad" Eist (hoe zal dat toch in de Ro meinse tgd wel geheten hebben?) de hoofdstad van de provincie Patavia? Zo immers heette ons rijke kleigebied tus sen Maas en Rijn! Die Romeinen wisten wel waar ze zich moesten vestigen. De rivieren hiel- Dit soort glaswerk werd veelvuldig in Nijmegen aangetroffen. Zowel in het Rijksmuseum voor Oudheden te Lei den, het museum Kam te Nijmegen, als in het Gemeentemuseum te Arn hem zijn deze mooie staaltjes van Ro meins glaswerk te bewonderen. Een gedeelte van de Peutinger kaart, die nog voor lang niet iedere oud heidkundige een open boek is. den de primitieve volken rondom wei op een afstand meenden ze. Dat Julius Ci vilis, een voorname Bataaf, die de krijgskunst bij de overheersers geleerd had en dat met zijn stamgenoten in 69/ 70 in de praktijk ging brengen om de gehate indringers te verjagen ('t lukte aanvankelijk nog óók). Dat deze fiere Bataaf succes had lag in hoofdzaak aan de verslapping van het hier gevestigde legioen. Wie dacht er nou tegen zulke getrainde soldaten een vuist te kunnen maken? Toch gebeurde het! Een groep ondergronds werkende Bataven verbon den zich met Julius Civilis. De Romei nen hadden de spion in eigen huis ge haald. Daarover zou een roman te schrijven zijn. Of een compleet spiona- gedetectiveverhaal. De Romeinen zagen niets in Eist maar maakten hun nederzetting Novio magus tot Ulpia Noviomagus Batavo- rum. Zij legerden déér van 70 na Chr. tot 103 het tiende legioen van de Ro mein Trajanus, die naar onze streken was gestuurd met 6400 legionairs, om de Bataaf Julius Civilis op de knieën te brengen. Uiteindelijk haalden de Ro meinen de winst binnen. Wij zijn zo gewend aan de jaartal- Chris-tus-de Ba-ta-vie-ren-ko-men- in-ons-land (en wat daar verder op volgt. Ja, ja, dat hadden Groen van Prinsterer, Fruin, ja ook die koddige Anspach, Quack, Romer en nog een Derk Buddingh en óók mannen als paar van die zich in hun geliefde Be tuwe „begraven" hebbende predikanten die naast hem werken van liefdadig heid, de verticake lijn van hun ambt, zo ijverig de archieven uitgeplozen hebben, ja, ja, dat hadden zij eens moeten meemaken. Tempels van Ro meinse herkomst in Eist, een com pleet legerkamp bij Nijmegen met een perfecte waterleiding en dan Resteren dat boordevol „Romeins" zit. Daar stuitte men bij Nijmegen op de fundamenten van een complete water toren met een verdeelstelsel van loden buizen! Keizer Nero vond dat allemaal wel wat él te luxe voor zijn soldaten, maar och, die zat daar in Rome zich avond aan avond te verlustigen aan christenen die als levende fakkels met pek overgoten brandden of een zinloze strijd met van te voren uitgehongerde leeuwen aan moesten binden. Terwijl in Rome die eerste bloedbruiloft plaats vond verrees in Eist een prachtige tem pel voor de Romeinse goden. Dié Romeinse „zendelingen" deden al precies eender als de later angelsak sische Christenzendelingen. Ze vervorm den de autochtone godsdienstvoorstel lingen tot die van de Romeinen en dié waren op hun beurt geïnspireerd op de Grieken: Zeus - Jupiter - Wodan - God de Vader, 't Is een vréémde successie. Maar ook een waarheid als een koe. Paulus begon er al mee. U kent dat verhaal over die Onbekende God toch wel? Handige Paulus! Kijk, dét is wat ik zo graag achter dit alles zoek. In feite schelen mij die mili taire zaken geen snars. Maar de dood gewone mensen met hun doodgewone vreugden en... noden, dat vind ik nou zo de moeite van het onderzoeken waard. Daarom was die ontsluiting van dat dorp uit de Bronstijd bij Hien voor mij zo iets geweldigs. Niet om de scher ven, maar enkel en alléén om daar te lopen zoals eens, vijfendertighonderd jaar geleden daar mannen en vrouwen visten en werkten, spitten en weefden, en hoe daar kinderen speelden. Met een huivering ervoer je hoe in die ron de hutten die oer-bewoners hun liefde bedreven en je dacht: „zouden ze ook zo preuts tegenover hun kinderen ge weest zijn?" Wat voor geloof hadden die mensen en hoe hebben ze dat beleefd? Met het blijven vasthouden aan de ge vestigde mening beheild men óók de problemen. Naarmate het onderzoek vordert en steeds meer bodemvondsten aantonen dat er wel dégelijk een autoch tone bevolking bestond die door de Ro- S|| meinen met de naam Bataven aange- duid werden, dat ze daarmede nauwe betrekkingen onderhielden, dat de kop stukken van de inlandse bevolking zelfs het Romeinse burgerrecht verwierven, dat in het oorspronkelijke centrum van dat Batavenland een cultureel centrum verrees, dat wij Eist noemen, dat de „heidenen" van de lage landen Jupiter- a an bidders werden en deze „bekeerlin gen" hun nieuwe godsdienst beleden in een prachtige tempel. En dat alles in de spanne tijds waarin het wereldbeeld van toen een totaal ander aanzien zou krijgen door de mens van Nazereth met zijn alomvattende prediking van de lief- In ernst: wat hebt u liever, de uit Duitsland overgewaaide heldensage met Siegried die de draak versloeg zo ge niaal door Wagner met romantische muziek omkleed, of die doodgewone Betuwse boer van 3500 jaar geleden, ja óók de „bekeerlingen" onder het Ro meinse juk en later ja, de Betuwse mensen die Christus leerden kennen? Geef mij maar, die doodgewone Be tuwse mensen van toen en nu. Wij zullen, naar wij hopen, nog eens definitief aan de weet komen wat Res teren was: Levefano of Carvone. Wij zullen het interessant vinden te weten waar dat geheimzinnige Castra Hercu lis van rond 250 lag. Maar laten wij éérst èn dan beslist alleréérst het le venspatroon van die Bataafse en latere Frankische boeren voor de geest te ha len. RHENEN Verloor Ouwehands Dierenpark tijdens de jaarwisse- 5 ling 19671968 de orang „Roos", S die aan een ongeneeslijke ziekte leed, bij de intrede van 1969 over- leed de ruim 15-jarige „Lobbes", al heel lang leider van de troep Maleise beren. „Lobbes" stierf van ouderdom. En hoewel hij de wind er behoorlijk onder had, is het op j l de berenrots toch goed merkbaar, i dat er in deze Maleise familie ,,met-de-witte-befjes" iets fout is gegaan. De sympathieke leider wordt kennelijk gemist. ..Lobbes" heeft die naam des- tijds niet voor niets gekregen. Hij was een goedzak van een beer en wandelde vaak op het park. Zo kan de heer Ouwehand zich l nog herinneren, dat Lobbeseens op een drukke Tweede Paasdag een zware deur had geforceerd en met zijn hele troep achter zich aan l bij het restaurant midden in het park arriveerde tot niet geringe S schrik van de vele bezoekers. Maar j 1 „Lobbes" deed zijn naam eer aan. S S Niemand behoefde iets te vrezen, S hij kwam alleen maar bedelen om j een lekker hapje. De heer Ouwehand, zijn pappen- heimers kennende, kwam naar bui- ten met een stel stokken, waaraan malse stukjes vlees waren beveè- tigd een groot soort satés liep er mee terug naar de rots viet het 2 koddige stel beren op zijn hielen, „Lobbes" voorop en in een omme- zientje was iedereen weer veilig thuis, rustig peuzelend aan de op- 5 gesnorde lekkernij. En dat allemaal dankzij het ini- tiatief van de goedzak „Lobbes", S die met dit verhaal de geschiede- nis van Ouwehands Dierenpark is ingegaan. UTRECHT Op de Utrechtse paar denmarkt zijn maandag 359 dieren aan gevoerd. De prijzen waren: luxe paar den 1225-1675; werkpaarden 1200-1650; 3-jarige paarden 925-1260; 2-jarige paarden 950-975; veulens 350-680; hit ten 725-950; oude paarden 800-1480; slachtpaarden 2,70-3,60 per kilogram ge slacht gewicht; jonge slachtpaarden 3,60-4,10 per kilogram geslacht gewicht. ADVERTENTIE Tot 17.30 uur u dan even a.u.b. Van 17.30- 19.30 uur dan brengen wij hem nog Alleen voor Veenendaal 's Zaterd. van 16.30-17.30 uur RHENEN TEL. 3328

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 3