Bevalling thuis wordt
steeds moeilijker
Maaltijden uit
Indiase keuken
Griep? Verkoudheid
ASPIRINE Junior
werkt snel en zeker
Zelfverdediging
voor de vrouw
maar
ivyó
mm
„MENTOR" FRITSCHECK ADVISEERT ONZE SAMENLEVING:
Waardeer de gastarbeiders maar eens!"
„Broek
jurk
voor
slanke
durvers
Toenemend tekort aan personen
die verloskundig werkzaam zijn
Al een heel
heertje
Mini-cursus tegen aanrandingen
«"""w
Voedseltaboes
Lekkerbekkerij
VOORSTANDER
20
tabletten
fl-05
Grote handen
Neus en oren
Gil slaken
BERGEN PROBLEMEN
BARKEEPER
HUISVESTING
GOEDE SMAAK
OPLEIDING
STICHTING
DONDERDAG 23 JANUARI 1969
Niet dat het meteen voorschrift is,
maar men zou bij het op tafel
zetten van een maaltijd kunnen den
ken: „In dankbare herinnering aan
mijn moeder, die mij met zoveel
liefde leerde koken". Er zijn, in de
loop der tijden, waarschijnlijk meer
dochters het ouderlijk huis uitge
stapt die niet wisten hoe ze een eitje
moesten bakken, dan dochters die al
met negen jaar bij hun moeder in de
leer gingen. Maar die laatste groep
bestaat wel en daarbij hoort Shee
lagh Carter uit India, nu mevrouw
Sheelagh van Mastrigt in Soest.
India moet een land zijn waar
het verrukkelijk eten is, al klinkt
dat misschien wat vreemd in een
tijd waarin de naam India onmiddel
lijk wordt gevolgd door het woord
„honger".
„Maar zelfs de armste Indiër weet
van zijn meestal karige voedsel een
smakelijke maaltijd te bereiden, met
behulp van de ontelbare kruiden die
altijd en overal in overvloed aanwe
zig zijn", aldus mevrouw Van Mas
trigt in het voorwoord Van het kook
boekje dat ze schreef. Het heet „De
Indiase keuken", het werd uitgege
ven door C. A. J. van Dishoeck in
Bussum en het staat vol met dinge
tjes die zo kunnen worden na-ge
maakt door iedereen die een beetje
liefde voor koken en een behoorlijk
vol kruidenrekje heeft.
Mevrouw Sheelagh van Mastrigt
heeft haar recepten aangepast aan
wat hier in Nederland te krijgen is
(daar moet ze het tenslotte zelf ook
mee doen) en ze heeft zich ook niets
aangetrokken van de voedseltaboes,
die, zoals zij schrijft, een zeer be
langrijke rol spelen in het Hindoe-
geloof, zijn kasten en sub-kasten.
En aan de hand van mevrouw Van
Mastrigt is het niet zo erg moei
lijk een gerecht uit India uit potjes
en pannen te toveren.
Wie eieren, knoflookjes, zwarte pe
per, komijnpoeder, citroenen, karda-
mompoeder, gember, kruizemunt,
geelwortelpoeder uien en rijst in
huis heeft is voor veel gerechten al
een heel eind op streek. En het is
verrukkelijk om aan tafel eens een
keer te zeggen: we eten vandaag
Bandh-Gobi Chechki (kool, ui en
kruiden) of Khoebani Murgh (kip
met abrikozen).
Maar we zijn er nog niet met uit
gever Van Dishoeck, want daar
zijn onlangs ook weer twee kookboek
jes van Toussie 'Salomonson uitgeko
men: eentje over soepen, sausen en
salades en een tweede dat „De Is
raëlische keuken" heet.
Wie nog niet zoveel kookboeken
van her en der over de wereld in de
keukenbibliotheek heeft staan, zit
met het kookboekje over Israël met
een goed. Want, zoals mevrouw Sa
lomonson schrijft, de Israëlische
keuken bestaat uit talloze gerechten
die Joden van over de hele wereld
hebben meegebracht naar het nieu
we vaderland Israël. Zodat er in het
boekje een recept voorkomt voor
Marokkaanse kip, voor Shaslik
(lamsvlees op pennen, een Russisch
gerecht), voor Uiensaus uit Duits
land en uiensoep uit Parijs. En de
koffie die na het eten wordt gedron
ken is Turkse koffie (heel zwart, in
een klein kopje, met de fijngemalen
koffie nog onderin).
Mevrouw Salomonsons tweede
boekje, over de soepen en sau
sen, is goed om iemand bij het lezen
al te laten klappertanden van lekker
bekkerij en óók om er onmiddellijk
de keuken mee in te springen.
Er zijn recepten voor Bouillabaisse
(maar daar is wel iets voor nodig!),
voor tomatensoepen op zeven manie
ren, voor Minestrone in allerlei soor
ten, voor linzen- en komkommer
soep. Kortom, weer eens wat anders
dan de vermicelli- en kippesoepjes.
JQarensweeën beperken zich niet tot de normale vijfdaagse werkweek en daar
van speciaal de zogenaamde kantooruren. De verloskunde vertoont alle
kenmerken van een continubedrijf. Eigenlijk nog meer dan de Nederlandse
Spoorwegen of Hoogovens, want de frequentie van het weeënbegin heeft een
24-uurs-ritme. Talloze onderzoekers hebben dat aangetoond en eigen statistisch
onderzoek heeft uitgewezen, dat de frequentie van het weeënbegin na 's mid
dags vier uur duidelijk toeneemt, om omstreeks twee uur 's nachts een maxi-
mur te bereiken. Van zes uur 's morgens af vermindert de frequentie sterk. Het
laagtepunt, tussen 12 en 14 uur, bedraagt minder dan de helft van 't maximum.
Aldus de Haarlemse gyaecoloog dr.
Tj. L. A. de Bruine in een verhande
ling over de kraamzorg in „Gezond
heidszorg", het blad van het Groene
Kruis. Hij belicht daarin de medische,
sociale en financiële aspecten van de
verloskunde.
Zijn uitgangspunt is, dat het heil
van de zieke altijd en overal de hoogste
wet behoort te zijn. Vooral nu steeds
meer categorieën niet-medici zich met
het uitoefenen van de geneeskunde me
nen te moeten gaan bemoeien al
dus dr. De Bruïne wordt deze grond
regel in de machtsstrijd tussen de ver
schillende belangengroepen maar al te
vaak vergeten.
„Het toenemend aantal niet-medische
functionarissen, onverschillig of dit nu
het ministerie van Sociale Zaken en
Volksgezondheid, een ziekenhuis, een
kruisvereniging of een GGD betreft, is
een levensgroot gevaar voor de zieke
mens", zegt hij.
Volgens dr. De Bruïne is de verlos
kunde een vak met uitzonderlijke ri
sico's voor moeder en kind, zodra het
niet onder optimale omstandigheden
wordt uitgevoerd.
In Nederland wordt tweederde van de
kinderen thuis geboren. In Zweden, de
Sovjet-Unie en de Verenigde Staten is
het percentage thuisbevallingen echter
bijna of helemaal nul. Zelfs in Frank
rijk is het in korte tijd van 30 tot bijna
0 gedaald. Verschillende nieuwe we
tenschappelijk methoden, die voor en
bij een verlossing worden toegepast,
drukken onmiskenbaar in de richting
van de klinische verloskunde, omdat er
een ingewikkelde apparatuur bij nodig
is.
Dat neemt niet weg, dat dr. De Bruï
ne een principieel voorstander is van de
bevalling aan huis, omdat dit de mens
in contact brengt met een van de
meest fundamentele gebeurtenissen in
ons bestaan. De twee andere, ziekte en
dood, worden ook al steeds meer ge
concentreerd in de ziekenhuizen.
Gezien de nadruk, die tegenwoordig
op de vrije tijd wordt gelegd, en het
continu-karakter van de verloskunde,
is het volgens dr. De Bruïne duidelijk,
dat men in de toekomst met de perso
neelsvoorziening op steeds groter
moeilijkheden zal stuiten. Als er 24 uur
lang voor iemand een gelijkwaardige
vervanger moet zijn, betekent dat bij
de huidige werktijden een personeelsbe
zetting van 4,5 maal die van vroeger.
Het tekort aan verloskundig werkza
me personen zal nog worden vergroot
door de vlucht van huisartsen en spe
cialisten uit de curatieve geneeskunde.
Het zelfde geldt eigenlijk voor al het
medisch hulppersoneel. Dr. De Bruïne
meent, dat het gebrek aan verloskun
dig personeel, ook door de huidige be
volkingsexplosie* recordhoogten zal
gaan bereiken.
Bij een dergelijk tekort is uitsluitend
klinische verloskunde de oplossingb.
Een vroedvrouw kan in een ziekenhuis
wel tien bevallingen in een n^cht doen,
maar onmogelijk tien bevallingen aan
huis bij de patiënte. De verloskunde
vereist verder vaak zeer acute hulp,
nauwgezetheid en ijverige plichtsvervul
ling, kortom: de bevalling aan huis
krijgt het bij de moderne mens steeds
moeilijker.
Wat 't financiële aspect betreft: een
ziekenhuisbed eist nu al een investering
van 100.000 gulden, maar dr. De Bruïne
gelooft, dat de nodige miljoenen er al
tijd wel zullen komen, omdat geen en
kele regering het zich kan veroorloven
de vrouwen zonder verloskundige hulp
te laten bevallen.
Hij merkt in dit verband-wel op, dat
in ons land, in vergelijking met de be
staande sociale voorzieningen op ande
re gebieden, de barende vrouwen er be
slist bekaaid afkomen: „We hoeven
maar even te denken aan het gemilli-
meter over de medische indicaties voor
de klinische bevallingen". De gynaeco
loog voegt hier aan toe: „In ons land,
waar honderden arbeidsschuwe, aggra-
verende kerels vaak wekenlang voor
onderzoek in de ziekenhuizen liggen,
mogen onze vrouwen niet meer dan
tien dagen uitrusten van een zeer ver
moeiend en ingrijpend gebeuren als een
bevalling".
De Deense
ontwerpster
Jette Holmen
specialiseert zich
in gebreide
modellen. Deze
foto toont een van
haar meest
recente creaties
namelijk een
„broekjurk"
waarin lange,
slanke meisjes
zich best kunnen
vertonen.
Hij spreekt zich uit tegen afzonder
lijke kraamklinieken in plaats van ver
loskundige afdelingen aan ziekenhuizen.
Aparte klinieken verenigen namelijk in
zich het gevaar van de ziekenhuisbe
valling (meer kans op infectie dan
thuis) en de gevaren van de thuisbe
valling (ontbreken van bloedbank, la
boratorium en operatiekamer). Dr. De
Bruïne is voorstander van „gezellige"
kraamafdelingen in de ziekenhuizen.
Hij is er ook tegen de vroedvrouwop
leiding te incorporeren bij de nascho
ling na de verpleegstersopleiding, om
dat de vroedvrouw nu eenmaal veel
meer een „zelfstandig klein doktertje"
is.
Op zuiver medische gronden acht dr.
De Bruine het tenslotte gewenst de
medische indicatie voor ziekenhuisbe
valling (nu minder dan 50 procent) te
vervangen door verklaringen van geen
bezwaar voor een bevalling thuis.
Parijse ontwerpers hebben de
kindermode voor het komende
jaar gepresenteerd. Dit jongetje
voelt zich met zijn witte tricot
blazer op een zwarte lange broek
al een heel heertje.
ADVERTENTIE
UW KIND
VERWACHT
HULP
T> OOSENDAAL „Wordt een vrouw aangerand, dan hoeft zij maar de pink
van haar aanvaller achterover te drukken om bevrijd te worden". Zo simpel
klinkt de raad van de 45-jarige judoleraar Felix Janssens in Roosendaal. Htf
heeft een serie „gemene trucjes" uit de judosport, de jiu-jitsu en de karate ge
pakt en er een mini-cursus voor de zelfverdediging van de vrouw van gemaakt.
Had het Brabantse meisje, dat on
langs in Roosendaal door een man van
haar fiets werd getrokken het trucje
met de pink gekend, dan zou zij snel
van haar aanvaller verlost zijn geweest.
Een pink is immers makkelijk te grij
pen. Hoe de aanrander zijn slachtoffer
ook vastpakt; alleen de tegenwoordig
heid van geest is nodig om met diens
kleinste vinger de grootste man buiten
gevecht te stellen.
De heer Janssens. leider van een
sportschool en de bezitter van uitzon-
deriijk grote handen, vindt judo een be
tere zelfverdediging dan een alarmpis
tool of een stilet. „Voordat de vrouw
zo'n pistool tevoorschijn heeft gehaald,
duurt het meestal wel even, terwijl de
verdediging met een mes eigenlijk te
radicaal is".
„Hoe kan een vrouw voor de rechter
een poging tot aanranding, bewijzen als
zij haar aanvaller vewónd heeft? Vol
gens mij is dat moeilijk. Verdedigt zij
zich met de blote handen, dan zal nie
mand haar dat kwalijk nemen. Maar",
herinnert zich de judolelaar, „het dra
gen van een stilet is bovendien verbo
den".
Behalve het trucje met de pink wil
„de handelsreiziger in judo" zoals de
heer Janssens zich schertsend noemt
zijn vrouwelijke leerlingen meer van
dergelijke „eenvoudige" wenken meege
ven. Voor de tien lessen, waarvan de
eerste op 19 november is begonnen,
hebben zich al leerlingen van vijf
tien jaar af gemeld.
„Iedereen heeft een neus en oren",
zegt de heer Felix Janssens. „Evenals
de pink belangrijke lees kwetsbare
lichaamsdelen voor een aanrander.
Bij een aanval van voren kan de vrouw
haar aanvaller met beide handen tegen
zijn gezicht wegduwen. Een andere mo
gelijkheid is zijn beide oren omdraaien.
Bij een aanval van achteren is de aan
rander het beste uit het veld te slaan
door hem met een schouderworp naar
voren te gooien. En dan de handeling
afmaken met een trap na", aldus de ju
doleraar, „liefst met een hoge hak".
Welke kneepjes nu thuishoren bij de
judo en welke bij de jiu-jitsu, kan de
Nederlandse kampioen 1956 en drager
vierde dan (Anton Geesink heeft de ze
vende dan) ons niet zeggen. Maar de
„trap na" hoort in wezen bij karate
thuis, terwijl het gebruikmaken van
oren, neus, haren en vingers uit de jiu
jitsu-techniek en afkomstig is.
Dat er in de mini-zefverdedigings-
cursus zoveel uit jiu-jitsu gehaald is,
hoeft niemand te verwonderen. De van
oorsprong Chinese sport heet „kunst
van de zelfverdediging". In Japan werd
deze kunst verfijnd tot Judo, zoals nu
ook in Europa door kampioenen als An
ton Geesink wordt beoefend.
Is het slaken van een gil, bij de ver-
dedigingstechnieken van de heer Jans
sens overbodig geworden?
„Zeker niet", zegt de man met de
grote handen. „Een gil of een kreet
veroorzakt een lichamelijke krachtsex
plosie, ook bij het beoefenen van judo
of jiu-jitsu".
De heer Janssens zou het liefst zien,
dat judo een verplicht vak op de lagere
scholen werd, net als in Japan. „Kinde
ren met te weinig zelfvertrouwen krij
gen er een flinke dosis bij, terwijl kin
deren met zelfoverschatting hun eigen
beperkingen leren kennen".
9
,,lk geloof niet dat de korte rokken en de seksuele vrijheid
echt goed zijn. Tegenwoordig vertellen ouders hun kinderen
alles zo vlug ze maar kunnen. Ik geloof dat dat fout is, er moet een
gevoel van gevaar blijven, voor meisjes zowel als voor jongens. Ze moeten
weten dat er aan sex een gevaarlijke kant zit. Er worden
tegenwoordig teveel twaalfjarige meisjes zwanger, omdat ze seks
zien op de televisie en zelfs hun ouders horen toegeven, dat die ook
seksuele omgang hadden toen ze nog jong waren. Kinderen denken dan
natuurlijk dat de zaak o.k. is. Ik geloof dat we onze kinderen zo lang
mogelijk kinderen moeten laten blijven. Er is nog genoeg tijd voor ze ov«r
om groot te worden."
Nu nog driemaal raden van wie deze opzienbarende woorden
afkomstig zijn. Niet van uw dienstwillige ondergetekende getuige de
aanhalingstekens. Ik heb alleen maar gemeend ze voor u te moeten
overschrijven, hopelijk met uw instemming.
Zijn ze dan misschien van iemand die zich „een ouderwetse huismoeder
noemt, en haar boordevol gemoed eens luchten moest in haar
wekelijks lijfblad? Of is mogelijk een bezadigd huisvader de gal
overgelopen bij het lezen over een of andere seks-in, en wil hij daar zijn
oerconservatieve standpunt eens tegenover zetten, op gevaar af
voor een nachtschuitpassagier te worden uitgemaakt?
Alweer tweemaal mis, en waarschijnlijk geeft u hierna het raden op,
want u ziet stellig de huidige jonge generatie niet voor zo ouderwets can.
En toch, hoe vreemd het ook lijken mag: de aangehaalde woorden zijn
afkomstig van een jongmens dat zijn royale kost verdient in het
hyper moderne vak van popartiest. In dit geval een Engelse ster
in het genre, en naar zijn portret te oordelen een sympathieke jongeman
met een wat melancholiek gezicht en een weelderige maar niet overmatig
lange haardos. Geen bloemetjes, geen schitter galon een gewone
jongen in een gewoon pak met een gewoon overhemd-plus-das, en een
naam, die in het Engels niet gewoner kan: Tom Jones. En alsof
al die bescheiden gewoonheid nog niet genoeg is, heeft hij ook de
moed gehad bovenstaande opmerkelijke uitspraken ten beste te geven.
In een weekblad dat ongetwijfeld door miljoenen fans wordt
gespeld als de evangelische waarheid, om het ook eens op zijn
Engels te zeggen.
Die Tom dit zal hem misschien wel een fikse deuk in zijn
enorme populariteit bezorgen. Maar hij heeft blijkbaar
zijn eigen mening niet willen plooien naar de gangbare moraal,
en daarmee ook vele ouderen, die zo doodsbenauwd zijn
voor niet progressief genoeg te worden aangezien,
een flinke tik op de vingers gegeven. Waarvoor het de hoogste tijd too#.
Want wat deze jongen zegt mag dan wellicht voor Nederlandse oren
nog wat kras klinken, het is een feit dat wij hier ook al onthutst
tegen een stijgend percentage zeer minderjarige moeders zitten
aan te kijken. En dat al dat publieke gejubel over het afschaffen
van seksuele taboes totaal geen rekening houdt met het gevaar dat
hierin voor jonge onbezonnen kinderen schuilt. Het mag nu allemaal, dus
doen we het ook, anders krijg je immers frustraties. Zeker, maar
zo'n frustratie lijkt mij nog niet zo onoverkomelijk als een
verknoeid jong leven. Een veel te vroege zwangerschap met alle
lichamelijke risico's van dien, of een seksuele vroegwijsheid die alles van
de pil weet nog voor zij ook maar iets van de liefde heeft begrepen.
Ik zou deze Tom, als hij daar prijs op stelde, dwars over
het Kanaal heen de hand willen schudden voor zijn wat onbeholpen
maar warmhartig pleidooi voor wat meer bezonnenheid en wat minder
vroegrijpheid. Hij mag het zeggen, want hij is volop een leeftijdgenoot van
deze, door de volwassenen vaak in de steek gelaten generatie.
Volwassenen die, uit angst voor achter te lopen, nog harder
doordraven dan de jeugd zelf. Ik heb mij meer dan eens
in alle bescheidenheid erover verbaasd, dat al die propagandisten voor
seksuele voorlichting van de kleuterschool af zich nooit eens
afvroegen of met die instructies over het geslachtsleven de jeugd
nu zoveel gelukkiger werd. En dat niemand hardop zei:
Past dat alles nu wel in de levenssfeer van de kleuter
en zelfs van het schoolkind? Zit dat jonge speelse goed nu echt te
springen om vooral seksueel ingelicht te worden? Of vinden ze misschien
hun spoortreinen en avonturenboeken veel interessanter?
Zou het niet veel verstandiger zijn rustig te wachten tot een kind het
een trouwens veel later dan het ander zelf begint te vragen
waar de baby's vandaan komen? Met die wetenschap zijn ze meestal
volkomen tevreden het voorspel is hun van veel latere zorg.
De proef op de som van al die publieke voorlichterij levert in dezen
de Zweedse jeugd, en wie de foto's bekijkt van de meisjes die op
middelbare school al het ongehuwde moederschap-op-staatskosten
hebben bereikt, kan met de beste wil niet constateren dat
zo'n tienr-zonder-frustaties zo wild gelukkig
de wereld inkijkt. Integendeel.
Onze Tom in zijn eenvoud heeft het nog niet zo gek bekeken,
en menige moeder mag zijn slotzin wel als wandtekst boven haar
echtelijk bed hangen: „Ik geloof dat we onze kinderen zo lang mogelijk
kinderen moeten laten blijven. Er is nog genoeg tijd
voor ze over om groot te worden."
ADVERTENTIE
OitlHI HANDCREME
uw handen vragen erom
Wie werkt voor buitenlandse arbeiders wordt automatisch enthousiast. Ik
weet niet hoe het komt; misschien omdat het zulk dankbaar werk is.
De Nederlandse samenleving zou gewoon eens moeten laten merken dat het
werk van de buiténlanders wordt gewaardeerd. Die mensen doen hier werk
dat nodig en nuttig is. Er is geen enkele reden op deze mensen neer te kijken
Gemiddeld werken ze onder moeilijker omstandigheden dan de Nederlanders
U dacht toch niet dat ze uit luxe hun land en familie verlaten om hier aan d>'
spoelbak te gaan staan?"
De 43-jarige H. J. Fritscheck (direc
teur van het Interparochieel Sociaal-
Charitatief Centrum voor Amsterdam)
weet waarover hij spreekt. Tien jaar
geleden begon hij „iets" te doen voor
de eerste tweehonderd Italiaanse arbei
ders in Amsterdam. Nu zoekt hjj op
lossingen voor ieder probleem van zo'n
zesduizend Italianen, Spanjaarden en
Portugezen.
Erg gelukkig is hij met de koele cij
fers van het CBS (Centraal Bureau voor
de Statistiek) waaruit blijkt, dat het bo
ze sprookje over de misdadige, onbe
trouwbare buitenlandse arbeider pure
onzin is. Een onderzoek naar het aan
tal veroordelingen bij mannen tussen 18
en 39 jaar wees uit, dat er elf óp de
duizend Nederlanders werden veroor
deeld en slechts zeven op de duizend
buitenlandse arbeiders.
„Nu hoor ik bepaalde mensen al zeg
gen dat het percentage zedenzaken bij
de buitenlanders toch wel hoger zal zijn.
Alweer mis. Ook hier doen de buiten
lander het niet slechter dan onze land
genoten. Daarbij komt dat de buiten
landers het hier op vele punten moei
lijker hebben. Vandaar dat ik zeg: de
Nederlandse maatschappij zou eens
wat meer waardering voor deze mensen
moeten hebben".
Dit alles wil niet zeggen dat het cen
trum van de heer Fritscheck geen ber
gen problemen heeft moeten verwerken.
„Toen in 1960 de eerste tweehonderd
Italianen naar Amsterdam kwamen,
hebben wij als overkoepelend centrum
voor maatschappelijk werk in de Am
sterdamse parochies alle mogelijke in
stanties bij elkaar geroepen om te zien
wat we voor deze groep (meestal ka-
blieken) konden doen".
Tk was toen al bij de Staatsmijnen
Sittard gaan kijken en ik had een
rapport op tafel liggen over de grote
problemen, die we konden verwachten
Na veel gepraat was het resultaat nihil
zodat we het toen maar zelf zijn gaan
doen".
„Na tien jaar kan ik het wel zeggen
we wisten er geen barst van. We Heb
ben bossen fouten gemaakt. Nou ja, wc
hadden een maatschappelijk werker in
dienst genomen. Die vroeg: Meneer
wat moet ik dan doen met die Italia
nen? Ik heb toen gezegd: Je móet doen
wat er gedaan moet worden. Kortom
ik wist het ook niet".
„Goed, we huren een zaaltje voor de
eerste groep van 120 man, van wie er
118 kwamen. Triomf, dachten wij. Maar
we bleken alles fout gedaan te hebben
Allemaal veel te stijf Hollands. De ta
feltjes en stoelen, zelfs de asbakker
stonden keurig in het gelid".
„Nou, die Italianen hadden alles bin
nen vijf minuten aan de kant geveegd
Ze willen staand praten en dan hebben
ze ruimte nodig, want ze praten met
hun armen. Als je een Italiaan z'n
mond wil laten houden moet je gewoon
even zijn handen beetpakken. Dat ver
staat hij".
„Goed we wisten van niets. Binnen
de kortste keren hadden we nog maar
27 bezoeken in een hele maand!"
Er zijn nu bloeiende tehuizen waar
duizenden Italianen, Spanjaarden en
Portugezen komen. Hoe is dat bereikt?
Fritscheck: „Wat ik nog steeds een
van de beste vondsten noem, is dat we
onze maatschappelijk werker barkeeper
hebben gemaakt. Dat is de man, bij wie
men zijn hart uitstort. Het werkte heel
goed".
„Verder hebben we geleerd dat je al
tijd direct de mensen er zelf bij moet
betrekken. Dus er kwamen comités.
We begonnen met drie man maar dat
ging mis, want die kwamen alle drie
H. J. FRITSCHECK
het was even wennen
uit Rome. Toen kwam er een commis
sie, waar iedere stad in zat: 28 man.
Met vallen en opstaan kwam de zaak
overeind."
Dank zij medewerking van de heer
K. de Jong van het Arbeidsbureau en de
fabrikant Kurt Vyth, kwam er een rege
ling met de werkgevers tot stand, die
per buitenlandse werknemer een bedrag
voor -dit werk beschikbaar stelden.
Voorts kwam er een subsidie van het
Rijk, maar de gemeente Amsterdam
wilde niet.
Wat zijn de hoofdproblemen?
Fritscheck: „De ellendige huisvesting
was en is het grootste probleem. Het
Centraal Bureau Huisvesting doet wat
mogelijk is, maar er blijven toch veel
moeilijke gevallen".
„Als tweede probleem noem ik de ge
broken gezinnen en de contacten met
de Nederlandse meisjes. Vooral in het
begin kwamen hier nogal wat moeders.
Ja, die zuidelijke jongens blijken erg
aantrekkelijk te zijn voor blonde meis
jes, en omgekeerd, dus u begrijpt..."
„Ook als er bezwaren zijn tegen de
verhouding kun je daar geen einde aan
maken. De dochters winnen het van de
moeders, dus ik ben er nooit aan be
gonnen. Als een meisje in verwachting
raakt, volgt er bijna altijd een huwe
lijk. Bigamie komt vrijwel niet voor,
hoewel de verhalen anders willen doen
geloven".
„Vooral met de jongens uit Zuid-Ita-
lië hebben we vaak aparte problemen
gehad. Die zijn nogal klein en dan zoe
ken ze meisjes van gelijke lengte. Dan
kom je hier in de categorie 1516-jari-
gen en dan krijg je last met de zeden
politie."
„We hebben voor de tehuizen twee
gouden regels: geen introducées bene
den achttien jaar en geen meisjes die
niet voldoen aan de gemiddelde fat
soensnormen. Vraag nou niet wat dat
is, want dat weet ik ook niet".
„We hebben in al die jaren twee maal
iemand op straat gezet. Gewoon een lel
lebel, die het peil omlaag haalde. Trou
wens die jongens blijken er een hele
goede smaak op na te houden. Ach, het
moest van beide kanten even wennen".
Het werk omvat nu opvang, recreatie
en vorming. Per nationaliteit wordt, een
maandblad verspreid, zodat iedereen
weet waar men met zijn vragen heen
moet. De bladen hebben zelfs een vrou
wenrubriek, want dertig procent van de
Italianen heeft hier een gezin. Behalve
voor tehuizen en maandbladen wordt ge
zorgd voor bijstand in strafzaken, ex
cursies, hulp bij werk- en verblijfsver
gunningen, lessen Nederlands, cursus
lassen enz.
„We geven de buitenlanders niet al
leen Nederlandse les, maar ook Neder
landse meisjes of hospita's willen soms
Italiaans of Spaans leren. We hebben
ook een dag per week een les voor de
kindertjes van de buitenlanders. Die
gaan op Nederlandse scholen en ze spre
ken bovendien de taal van hun vader
vloeiend. Die taal leren ze echter niet
schrijven en dat leren we ze dan iede
re woensdag".
De trots van de heer Fritscheck is
de middelbare opleiding sinds 1965 voor
Spanjaarden. „We moesten natuurlijk
een officiële Spaanse erkenning hebben,
anders zou het einddiploma in Spanje
waardeloos zijn.
Stapels papieren moesten we invullen
over leslokalen en docenten. Ik heb ach
ter iedere vraag „ja" ingevuld, hoe
wel we helemaal niets hadden. Nu is
alles voor elkaar. We begonnen met 38
leerlingen, van wie er nog 22 over zijn.**
„Dit jaar moeten ze examen doem
Het is een geweldige prestatie van die
mensen, om dit in een vreemd land, na
hun werk, te volbrengen".
„Iedereen is hier bezeten van het
werk. Je doet veel leuke ervaringen op.
Het allergekste was wel in het begin
het Sinterklaasfeest voor Italianen. Ze
wisten helemaal niet wat dat was, maar
een van die Italianen speelde perfect
voor Sinterklaas, in een-indrukwekkend
gewaad".
Toen hij na het feest de trap afliep,
kwam er juist een klein Italiaantje bin
nen, die prorrtpt in heilig ontzag voor
de bisschop op zijn knieën ging. Sinter
klaas gaf hem zonder een spier te ver
trekken de zegen en schreed verder..."
In juni 1970 zal de heer Fritscheck
het werk van het centrum overdragen
aan een algemene stichting, waarin al
les vertegenwoordigd is en waar ook
andere buitenlandse arbeiders terecht
kunnen. Deze stichting word wèl door
de gemeente Amsterdam gesubsidieerd.
Fritscheck: „Enkele van onze speci
ale krachten gaan over naar de nieuwe
stichting. Ik zit ook in het bestuur. Wat
we in tien jaar hebben opgebouwd wil
len we natuurlijk zo goed mogelijk over
dragen. Ons centrum zal zich dan al
leen weer aan de Amsterdamse paro
chies wijden, want eigenlijk was In
werk voor de buitenlanders helerr
onze taak, niet..."