Bevalling thuis wordt steeds moeilijker Maaltijden uit Indiase keuken Griep? Verkoudheid ASPIRINE Junior werkt snel en zeker Zelfverdediging voor de vrouw maar ivyó mm „MENTOR" FRITSCHECK ADVISEERT ONZE SAMENLEVING: Waardeer de gastarbeiders maar eens!" „Broek jurk voor slanke durvers Toenemend tekort aan personen die verloskundig werkzaam zijn Al een heel heertje Mini-cursus tegen aanrandingen «"""w Voedseltaboes Lekkerbekkerij VOORSTANDER 20 tabletten fl-05 Grote handen Neus en oren Gil slaken BERGEN PROBLEMEN BARKEEPER HUISVESTING GOEDE SMAAK OPLEIDING STICHTING DONDERDAG 23 JANUARI 1969 Niet dat het meteen voorschrift is, maar men zou bij het op tafel zetten van een maaltijd kunnen den ken: „In dankbare herinnering aan mijn moeder, die mij met zoveel liefde leerde koken". Er zijn, in de loop der tijden, waarschijnlijk meer dochters het ouderlijk huis uitge stapt die niet wisten hoe ze een eitje moesten bakken, dan dochters die al met negen jaar bij hun moeder in de leer gingen. Maar die laatste groep bestaat wel en daarbij hoort Shee lagh Carter uit India, nu mevrouw Sheelagh van Mastrigt in Soest. India moet een land zijn waar het verrukkelijk eten is, al klinkt dat misschien wat vreemd in een tijd waarin de naam India onmiddel lijk wordt gevolgd door het woord „honger". „Maar zelfs de armste Indiër weet van zijn meestal karige voedsel een smakelijke maaltijd te bereiden, met behulp van de ontelbare kruiden die altijd en overal in overvloed aanwe zig zijn", aldus mevrouw Van Mas trigt in het voorwoord Van het kook boekje dat ze schreef. Het heet „De Indiase keuken", het werd uitgege ven door C. A. J. van Dishoeck in Bussum en het staat vol met dinge tjes die zo kunnen worden na-ge maakt door iedereen die een beetje liefde voor koken en een behoorlijk vol kruidenrekje heeft. Mevrouw Sheelagh van Mastrigt heeft haar recepten aangepast aan wat hier in Nederland te krijgen is (daar moet ze het tenslotte zelf ook mee doen) en ze heeft zich ook niets aangetrokken van de voedseltaboes, die, zoals zij schrijft, een zeer be langrijke rol spelen in het Hindoe- geloof, zijn kasten en sub-kasten. En aan de hand van mevrouw Van Mastrigt is het niet zo erg moei lijk een gerecht uit India uit potjes en pannen te toveren. Wie eieren, knoflookjes, zwarte pe per, komijnpoeder, citroenen, karda- mompoeder, gember, kruizemunt, geelwortelpoeder uien en rijst in huis heeft is voor veel gerechten al een heel eind op streek. En het is verrukkelijk om aan tafel eens een keer te zeggen: we eten vandaag Bandh-Gobi Chechki (kool, ui en kruiden) of Khoebani Murgh (kip met abrikozen). Maar we zijn er nog niet met uit gever Van Dishoeck, want daar zijn onlangs ook weer twee kookboek jes van Toussie 'Salomonson uitgeko men: eentje over soepen, sausen en salades en een tweede dat „De Is raëlische keuken" heet. Wie nog niet zoveel kookboeken van her en der over de wereld in de keukenbibliotheek heeft staan, zit met het kookboekje over Israël met een goed. Want, zoals mevrouw Sa lomonson schrijft, de Israëlische keuken bestaat uit talloze gerechten die Joden van over de hele wereld hebben meegebracht naar het nieu we vaderland Israël. Zodat er in het boekje een recept voorkomt voor Marokkaanse kip, voor Shaslik (lamsvlees op pennen, een Russisch gerecht), voor Uiensaus uit Duits land en uiensoep uit Parijs. En de koffie die na het eten wordt gedron ken is Turkse koffie (heel zwart, in een klein kopje, met de fijngemalen koffie nog onderin). Mevrouw Salomonsons tweede boekje, over de soepen en sau sen, is goed om iemand bij het lezen al te laten klappertanden van lekker bekkerij en óók om er onmiddellijk de keuken mee in te springen. Er zijn recepten voor Bouillabaisse (maar daar is wel iets voor nodig!), voor tomatensoepen op zeven manie ren, voor Minestrone in allerlei soor ten, voor linzen- en komkommer soep. Kortom, weer eens wat anders dan de vermicelli- en kippesoepjes. JQarensweeën beperken zich niet tot de normale vijfdaagse werkweek en daar van speciaal de zogenaamde kantooruren. De verloskunde vertoont alle kenmerken van een continubedrijf. Eigenlijk nog meer dan de Nederlandse Spoorwegen of Hoogovens, want de frequentie van het weeënbegin heeft een 24-uurs-ritme. Talloze onderzoekers hebben dat aangetoond en eigen statistisch onderzoek heeft uitgewezen, dat de frequentie van het weeënbegin na 's mid dags vier uur duidelijk toeneemt, om omstreeks twee uur 's nachts een maxi- mur te bereiken. Van zes uur 's morgens af vermindert de frequentie sterk. Het laagtepunt, tussen 12 en 14 uur, bedraagt minder dan de helft van 't maximum. Aldus de Haarlemse gyaecoloog dr. Tj. L. A. de Bruine in een verhande ling over de kraamzorg in „Gezond heidszorg", het blad van het Groene Kruis. Hij belicht daarin de medische, sociale en financiële aspecten van de verloskunde. Zijn uitgangspunt is, dat het heil van de zieke altijd en overal de hoogste wet behoort te zijn. Vooral nu steeds meer categorieën niet-medici zich met het uitoefenen van de geneeskunde me nen te moeten gaan bemoeien al dus dr. De Bruïne wordt deze grond regel in de machtsstrijd tussen de ver schillende belangengroepen maar al te vaak vergeten. „Het toenemend aantal niet-medische functionarissen, onverschillig of dit nu het ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid, een ziekenhuis, een kruisvereniging of een GGD betreft, is een levensgroot gevaar voor de zieke mens", zegt hij. Volgens dr. De Bruïne is de verlos kunde een vak met uitzonderlijke ri sico's voor moeder en kind, zodra het niet onder optimale omstandigheden wordt uitgevoerd. In Nederland wordt tweederde van de kinderen thuis geboren. In Zweden, de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten is het percentage thuisbevallingen echter bijna of helemaal nul. Zelfs in Frank rijk is het in korte tijd van 30 tot bijna 0 gedaald. Verschillende nieuwe we tenschappelijk methoden, die voor en bij een verlossing worden toegepast, drukken onmiskenbaar in de richting van de klinische verloskunde, omdat er een ingewikkelde apparatuur bij nodig is. Dat neemt niet weg, dat dr. De Bruï ne een principieel voorstander is van de bevalling aan huis, omdat dit de mens in contact brengt met een van de meest fundamentele gebeurtenissen in ons bestaan. De twee andere, ziekte en dood, worden ook al steeds meer ge concentreerd in de ziekenhuizen. Gezien de nadruk, die tegenwoordig op de vrije tijd wordt gelegd, en het continu-karakter van de verloskunde, is het volgens dr. De Bruïne duidelijk, dat men in de toekomst met de perso neelsvoorziening op steeds groter moeilijkheden zal stuiten. Als er 24 uur lang voor iemand een gelijkwaardige vervanger moet zijn, betekent dat bij de huidige werktijden een personeelsbe zetting van 4,5 maal die van vroeger. Het tekort aan verloskundig werkza me personen zal nog worden vergroot door de vlucht van huisartsen en spe cialisten uit de curatieve geneeskunde. Het zelfde geldt eigenlijk voor al het medisch hulppersoneel. Dr. De Bruïne meent, dat het gebrek aan verloskun dig personeel, ook door de huidige be volkingsexplosie* recordhoogten zal gaan bereiken. Bij een dergelijk tekort is uitsluitend klinische verloskunde de oplossingb. Een vroedvrouw kan in een ziekenhuis wel tien bevallingen in een n^cht doen, maar onmogelijk tien bevallingen aan huis bij de patiënte. De verloskunde vereist verder vaak zeer acute hulp, nauwgezetheid en ijverige plichtsvervul ling, kortom: de bevalling aan huis krijgt het bij de moderne mens steeds moeilijker. Wat 't financiële aspect betreft: een ziekenhuisbed eist nu al een investering van 100.000 gulden, maar dr. De Bruïne gelooft, dat de nodige miljoenen er al tijd wel zullen komen, omdat geen en kele regering het zich kan veroorloven de vrouwen zonder verloskundige hulp te laten bevallen. Hij merkt in dit verband-wel op, dat in ons land, in vergelijking met de be staande sociale voorzieningen op ande re gebieden, de barende vrouwen er be slist bekaaid afkomen: „We hoeven maar even te denken aan het gemilli- meter over de medische indicaties voor de klinische bevallingen". De gynaeco loog voegt hier aan toe: „In ons land, waar honderden arbeidsschuwe, aggra- verende kerels vaak wekenlang voor onderzoek in de ziekenhuizen liggen, mogen onze vrouwen niet meer dan tien dagen uitrusten van een zeer ver moeiend en ingrijpend gebeuren als een bevalling". De Deense ontwerpster Jette Holmen specialiseert zich in gebreide modellen. Deze foto toont een van haar meest recente creaties namelijk een „broekjurk" waarin lange, slanke meisjes zich best kunnen vertonen. Hij spreekt zich uit tegen afzonder lijke kraamklinieken in plaats van ver loskundige afdelingen aan ziekenhuizen. Aparte klinieken verenigen namelijk in zich het gevaar van de ziekenhuisbe valling (meer kans op infectie dan thuis) en de gevaren van de thuisbe valling (ontbreken van bloedbank, la boratorium en operatiekamer). Dr. De Bruïne is voorstander van „gezellige" kraamafdelingen in de ziekenhuizen. Hij is er ook tegen de vroedvrouwop leiding te incorporeren bij de nascho ling na de verpleegstersopleiding, om dat de vroedvrouw nu eenmaal veel meer een „zelfstandig klein doktertje" is. Op zuiver medische gronden acht dr. De Bruine het tenslotte gewenst de medische indicatie voor ziekenhuisbe valling (nu minder dan 50 procent) te vervangen door verklaringen van geen bezwaar voor een bevalling thuis. Parijse ontwerpers hebben de kindermode voor het komende jaar gepresenteerd. Dit jongetje voelt zich met zijn witte tricot blazer op een zwarte lange broek al een heel heertje. ADVERTENTIE UW KIND VERWACHT HULP T> OOSENDAAL „Wordt een vrouw aangerand, dan hoeft zij maar de pink van haar aanvaller achterover te drukken om bevrijd te worden". Zo simpel klinkt de raad van de 45-jarige judoleraar Felix Janssens in Roosendaal. Htf heeft een serie „gemene trucjes" uit de judosport, de jiu-jitsu en de karate ge pakt en er een mini-cursus voor de zelfverdediging van de vrouw van gemaakt. Had het Brabantse meisje, dat on langs in Roosendaal door een man van haar fiets werd getrokken het trucje met de pink gekend, dan zou zij snel van haar aanvaller verlost zijn geweest. Een pink is immers makkelijk te grij pen. Hoe de aanrander zijn slachtoffer ook vastpakt; alleen de tegenwoordig heid van geest is nodig om met diens kleinste vinger de grootste man buiten gevecht te stellen. De heer Janssens. leider van een sportschool en de bezitter van uitzon- deriijk grote handen, vindt judo een be tere zelfverdediging dan een alarmpis tool of een stilet. „Voordat de vrouw zo'n pistool tevoorschijn heeft gehaald, duurt het meestal wel even, terwijl de verdediging met een mes eigenlijk te radicaal is". „Hoe kan een vrouw voor de rechter een poging tot aanranding, bewijzen als zij haar aanvaller vewónd heeft? Vol gens mij is dat moeilijk. Verdedigt zij zich met de blote handen, dan zal nie mand haar dat kwalijk nemen. Maar", herinnert zich de judolelaar, „het dra gen van een stilet is bovendien verbo den". Behalve het trucje met de pink wil „de handelsreiziger in judo" zoals de heer Janssens zich schertsend noemt zijn vrouwelijke leerlingen meer van dergelijke „eenvoudige" wenken meege ven. Voor de tien lessen, waarvan de eerste op 19 november is begonnen, hebben zich al leerlingen van vijf tien jaar af gemeld. „Iedereen heeft een neus en oren", zegt de heer Felix Janssens. „Evenals de pink belangrijke lees kwetsbare lichaamsdelen voor een aanrander. Bij een aanval van voren kan de vrouw haar aanvaller met beide handen tegen zijn gezicht wegduwen. Een andere mo gelijkheid is zijn beide oren omdraaien. Bij een aanval van achteren is de aan rander het beste uit het veld te slaan door hem met een schouderworp naar voren te gooien. En dan de handeling afmaken met een trap na", aldus de ju doleraar, „liefst met een hoge hak". Welke kneepjes nu thuishoren bij de judo en welke bij de jiu-jitsu, kan de Nederlandse kampioen 1956 en drager vierde dan (Anton Geesink heeft de ze vende dan) ons niet zeggen. Maar de „trap na" hoort in wezen bij karate thuis, terwijl het gebruikmaken van oren, neus, haren en vingers uit de jiu jitsu-techniek en afkomstig is. Dat er in de mini-zefverdedigings- cursus zoveel uit jiu-jitsu gehaald is, hoeft niemand te verwonderen. De van oorsprong Chinese sport heet „kunst van de zelfverdediging". In Japan werd deze kunst verfijnd tot Judo, zoals nu ook in Europa door kampioenen als An ton Geesink wordt beoefend. Is het slaken van een gil, bij de ver- dedigingstechnieken van de heer Jans sens overbodig geworden? „Zeker niet", zegt de man met de grote handen. „Een gil of een kreet veroorzakt een lichamelijke krachtsex plosie, ook bij het beoefenen van judo of jiu-jitsu". De heer Janssens zou het liefst zien, dat judo een verplicht vak op de lagere scholen werd, net als in Japan. „Kinde ren met te weinig zelfvertrouwen krij gen er een flinke dosis bij, terwijl kin deren met zelfoverschatting hun eigen beperkingen leren kennen". 9 ,,lk geloof niet dat de korte rokken en de seksuele vrijheid echt goed zijn. Tegenwoordig vertellen ouders hun kinderen alles zo vlug ze maar kunnen. Ik geloof dat dat fout is, er moet een gevoel van gevaar blijven, voor meisjes zowel als voor jongens. Ze moeten weten dat er aan sex een gevaarlijke kant zit. Er worden tegenwoordig teveel twaalfjarige meisjes zwanger, omdat ze seks zien op de televisie en zelfs hun ouders horen toegeven, dat die ook seksuele omgang hadden toen ze nog jong waren. Kinderen denken dan natuurlijk dat de zaak o.k. is. Ik geloof dat we onze kinderen zo lang mogelijk kinderen moeten laten blijven. Er is nog genoeg tijd voor ze ov«r om groot te worden." Nu nog driemaal raden van wie deze opzienbarende woorden afkomstig zijn. Niet van uw dienstwillige ondergetekende getuige de aanhalingstekens. Ik heb alleen maar gemeend ze voor u te moeten overschrijven, hopelijk met uw instemming. Zijn ze dan misschien van iemand die zich „een ouderwetse huismoeder noemt, en haar boordevol gemoed eens luchten moest in haar wekelijks lijfblad? Of is mogelijk een bezadigd huisvader de gal overgelopen bij het lezen over een of andere seks-in, en wil hij daar zijn oerconservatieve standpunt eens tegenover zetten, op gevaar af voor een nachtschuitpassagier te worden uitgemaakt? Alweer tweemaal mis, en waarschijnlijk geeft u hierna het raden op, want u ziet stellig de huidige jonge generatie niet voor zo ouderwets can. En toch, hoe vreemd het ook lijken mag: de aangehaalde woorden zijn afkomstig van een jongmens dat zijn royale kost verdient in het hyper moderne vak van popartiest. In dit geval een Engelse ster in het genre, en naar zijn portret te oordelen een sympathieke jongeman met een wat melancholiek gezicht en een weelderige maar niet overmatig lange haardos. Geen bloemetjes, geen schitter galon een gewone jongen in een gewoon pak met een gewoon overhemd-plus-das, en een naam, die in het Engels niet gewoner kan: Tom Jones. En alsof al die bescheiden gewoonheid nog niet genoeg is, heeft hij ook de moed gehad bovenstaande opmerkelijke uitspraken ten beste te geven. In een weekblad dat ongetwijfeld door miljoenen fans wordt gespeld als de evangelische waarheid, om het ook eens op zijn Engels te zeggen. Die Tom dit zal hem misschien wel een fikse deuk in zijn enorme populariteit bezorgen. Maar hij heeft blijkbaar zijn eigen mening niet willen plooien naar de gangbare moraal, en daarmee ook vele ouderen, die zo doodsbenauwd zijn voor niet progressief genoeg te worden aangezien, een flinke tik op de vingers gegeven. Waarvoor het de hoogste tijd too#. Want wat deze jongen zegt mag dan wellicht voor Nederlandse oren nog wat kras klinken, het is een feit dat wij hier ook al onthutst tegen een stijgend percentage zeer minderjarige moeders zitten aan te kijken. En dat al dat publieke gejubel over het afschaffen van seksuele taboes totaal geen rekening houdt met het gevaar dat hierin voor jonge onbezonnen kinderen schuilt. Het mag nu allemaal, dus doen we het ook, anders krijg je immers frustraties. Zeker, maar zo'n frustratie lijkt mij nog niet zo onoverkomelijk als een verknoeid jong leven. Een veel te vroege zwangerschap met alle lichamelijke risico's van dien, of een seksuele vroegwijsheid die alles van de pil weet nog voor zij ook maar iets van de liefde heeft begrepen. Ik zou deze Tom, als hij daar prijs op stelde, dwars over het Kanaal heen de hand willen schudden voor zijn wat onbeholpen maar warmhartig pleidooi voor wat meer bezonnenheid en wat minder vroegrijpheid. Hij mag het zeggen, want hij is volop een leeftijdgenoot van deze, door de volwassenen vaak in de steek gelaten generatie. Volwassenen die, uit angst voor achter te lopen, nog harder doordraven dan de jeugd zelf. Ik heb mij meer dan eens in alle bescheidenheid erover verbaasd, dat al die propagandisten voor seksuele voorlichting van de kleuterschool af zich nooit eens afvroegen of met die instructies over het geslachtsleven de jeugd nu zoveel gelukkiger werd. En dat niemand hardop zei: Past dat alles nu wel in de levenssfeer van de kleuter en zelfs van het schoolkind? Zit dat jonge speelse goed nu echt te springen om vooral seksueel ingelicht te worden? Of vinden ze misschien hun spoortreinen en avonturenboeken veel interessanter? Zou het niet veel verstandiger zijn rustig te wachten tot een kind het een trouwens veel later dan het ander zelf begint te vragen waar de baby's vandaan komen? Met die wetenschap zijn ze meestal volkomen tevreden het voorspel is hun van veel latere zorg. De proef op de som van al die publieke voorlichterij levert in dezen de Zweedse jeugd, en wie de foto's bekijkt van de meisjes die op middelbare school al het ongehuwde moederschap-op-staatskosten hebben bereikt, kan met de beste wil niet constateren dat zo'n tienr-zonder-frustaties zo wild gelukkig de wereld inkijkt. Integendeel. Onze Tom in zijn eenvoud heeft het nog niet zo gek bekeken, en menige moeder mag zijn slotzin wel als wandtekst boven haar echtelijk bed hangen: „Ik geloof dat we onze kinderen zo lang mogelijk kinderen moeten laten blijven. Er is nog genoeg tijd voor ze over om groot te worden." ADVERTENTIE OitlHI HANDCREME uw handen vragen erom Wie werkt voor buitenlandse arbeiders wordt automatisch enthousiast. Ik weet niet hoe het komt; misschien omdat het zulk dankbaar werk is. De Nederlandse samenleving zou gewoon eens moeten laten merken dat het werk van de buiténlanders wordt gewaardeerd. Die mensen doen hier werk dat nodig en nuttig is. Er is geen enkele reden op deze mensen neer te kijken Gemiddeld werken ze onder moeilijker omstandigheden dan de Nederlanders U dacht toch niet dat ze uit luxe hun land en familie verlaten om hier aan d>' spoelbak te gaan staan?" De 43-jarige H. J. Fritscheck (direc teur van het Interparochieel Sociaal- Charitatief Centrum voor Amsterdam) weet waarover hij spreekt. Tien jaar geleden begon hij „iets" te doen voor de eerste tweehonderd Italiaanse arbei ders in Amsterdam. Nu zoekt hjj op lossingen voor ieder probleem van zo'n zesduizend Italianen, Spanjaarden en Portugezen. Erg gelukkig is hij met de koele cij fers van het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) waaruit blijkt, dat het bo ze sprookje over de misdadige, onbe trouwbare buitenlandse arbeider pure onzin is. Een onderzoek naar het aan tal veroordelingen bij mannen tussen 18 en 39 jaar wees uit, dat er elf óp de duizend Nederlanders werden veroor deeld en slechts zeven op de duizend buitenlandse arbeiders. „Nu hoor ik bepaalde mensen al zeg gen dat het percentage zedenzaken bij de buitenlanders toch wel hoger zal zijn. Alweer mis. Ook hier doen de buiten lander het niet slechter dan onze land genoten. Daarbij komt dat de buiten landers het hier op vele punten moei lijker hebben. Vandaar dat ik zeg: de Nederlandse maatschappij zou eens wat meer waardering voor deze mensen moeten hebben". Dit alles wil niet zeggen dat het cen trum van de heer Fritscheck geen ber gen problemen heeft moeten verwerken. „Toen in 1960 de eerste tweehonderd Italianen naar Amsterdam kwamen, hebben wij als overkoepelend centrum voor maatschappelijk werk in de Am sterdamse parochies alle mogelijke in stanties bij elkaar geroepen om te zien wat we voor deze groep (meestal ka- blieken) konden doen". Tk was toen al bij de Staatsmijnen Sittard gaan kijken en ik had een rapport op tafel liggen over de grote problemen, die we konden verwachten Na veel gepraat was het resultaat nihil zodat we het toen maar zelf zijn gaan doen". „Na tien jaar kan ik het wel zeggen we wisten er geen barst van. We Heb ben bossen fouten gemaakt. Nou ja, wc hadden een maatschappelijk werker in dienst genomen. Die vroeg: Meneer wat moet ik dan doen met die Italia nen? Ik heb toen gezegd: Je móet doen wat er gedaan moet worden. Kortom ik wist het ook niet". „Goed, we huren een zaaltje voor de eerste groep van 120 man, van wie er 118 kwamen. Triomf, dachten wij. Maar we bleken alles fout gedaan te hebben Allemaal veel te stijf Hollands. De ta feltjes en stoelen, zelfs de asbakker stonden keurig in het gelid". „Nou, die Italianen hadden alles bin nen vijf minuten aan de kant geveegd Ze willen staand praten en dan hebben ze ruimte nodig, want ze praten met hun armen. Als je een Italiaan z'n mond wil laten houden moet je gewoon even zijn handen beetpakken. Dat ver staat hij". „Goed we wisten van niets. Binnen de kortste keren hadden we nog maar 27 bezoeken in een hele maand!" Er zijn nu bloeiende tehuizen waar duizenden Italianen, Spanjaarden en Portugezen komen. Hoe is dat bereikt? Fritscheck: „Wat ik nog steeds een van de beste vondsten noem, is dat we onze maatschappelijk werker barkeeper hebben gemaakt. Dat is de man, bij wie men zijn hart uitstort. Het werkte heel goed". „Verder hebben we geleerd dat je al tijd direct de mensen er zelf bij moet betrekken. Dus er kwamen comités. We begonnen met drie man maar dat ging mis, want die kwamen alle drie H. J. FRITSCHECK het was even wennen uit Rome. Toen kwam er een commis sie, waar iedere stad in zat: 28 man. Met vallen en opstaan kwam de zaak overeind." Dank zij medewerking van de heer K. de Jong van het Arbeidsbureau en de fabrikant Kurt Vyth, kwam er een rege ling met de werkgevers tot stand, die per buitenlandse werknemer een bedrag voor -dit werk beschikbaar stelden. Voorts kwam er een subsidie van het Rijk, maar de gemeente Amsterdam wilde niet. Wat zijn de hoofdproblemen? Fritscheck: „De ellendige huisvesting was en is het grootste probleem. Het Centraal Bureau Huisvesting doet wat mogelijk is, maar er blijven toch veel moeilijke gevallen". „Als tweede probleem noem ik de ge broken gezinnen en de contacten met de Nederlandse meisjes. Vooral in het begin kwamen hier nogal wat moeders. Ja, die zuidelijke jongens blijken erg aantrekkelijk te zijn voor blonde meis jes, en omgekeerd, dus u begrijpt..." „Ook als er bezwaren zijn tegen de verhouding kun je daar geen einde aan maken. De dochters winnen het van de moeders, dus ik ben er nooit aan be gonnen. Als een meisje in verwachting raakt, volgt er bijna altijd een huwe lijk. Bigamie komt vrijwel niet voor, hoewel de verhalen anders willen doen geloven". „Vooral met de jongens uit Zuid-Ita- lië hebben we vaak aparte problemen gehad. Die zijn nogal klein en dan zoe ken ze meisjes van gelijke lengte. Dan kom je hier in de categorie 1516-jari- gen en dan krijg je last met de zeden politie." „We hebben voor de tehuizen twee gouden regels: geen introducées bene den achttien jaar en geen meisjes die niet voldoen aan de gemiddelde fat soensnormen. Vraag nou niet wat dat is, want dat weet ik ook niet". „We hebben in al die jaren twee maal iemand op straat gezet. Gewoon een lel lebel, die het peil omlaag haalde. Trou wens die jongens blijken er een hele goede smaak op na te houden. Ach, het moest van beide kanten even wennen". Het werk omvat nu opvang, recreatie en vorming. Per nationaliteit wordt, een maandblad verspreid, zodat iedereen weet waar men met zijn vragen heen moet. De bladen hebben zelfs een vrou wenrubriek, want dertig procent van de Italianen heeft hier een gezin. Behalve voor tehuizen en maandbladen wordt ge zorgd voor bijstand in strafzaken, ex cursies, hulp bij werk- en verblijfsver gunningen, lessen Nederlands, cursus lassen enz. „We geven de buitenlanders niet al leen Nederlandse les, maar ook Neder landse meisjes of hospita's willen soms Italiaans of Spaans leren. We hebben ook een dag per week een les voor de kindertjes van de buitenlanders. Die gaan op Nederlandse scholen en ze spre ken bovendien de taal van hun vader vloeiend. Die taal leren ze echter niet schrijven en dat leren we ze dan iede re woensdag". De trots van de heer Fritscheck is de middelbare opleiding sinds 1965 voor Spanjaarden. „We moesten natuurlijk een officiële Spaanse erkenning hebben, anders zou het einddiploma in Spanje waardeloos zijn. Stapels papieren moesten we invullen over leslokalen en docenten. Ik heb ach ter iedere vraag „ja" ingevuld, hoe wel we helemaal niets hadden. Nu is alles voor elkaar. We begonnen met 38 leerlingen, van wie er nog 22 over zijn.** „Dit jaar moeten ze examen doem Het is een geweldige prestatie van die mensen, om dit in een vreemd land, na hun werk, te volbrengen". „Iedereen is hier bezeten van het werk. Je doet veel leuke ervaringen op. Het allergekste was wel in het begin het Sinterklaasfeest voor Italianen. Ze wisten helemaal niet wat dat was, maar een van die Italianen speelde perfect voor Sinterklaas, in een-indrukwekkend gewaad". Toen hij na het feest de trap afliep, kwam er juist een klein Italiaantje bin nen, die prorrtpt in heilig ontzag voor de bisschop op zijn knieën ging. Sinter klaas gaf hem zonder een spier te ver trekken de zegen en schreed verder..." In juni 1970 zal de heer Fritscheck het werk van het centrum overdragen aan een algemene stichting, waarin al les vertegenwoordigd is en waar ook andere buitenlandse arbeiders terecht kunnen. Deze stichting word wèl door de gemeente Amsterdam gesubsidieerd. Fritscheck: „Enkele van onze speci ale krachten gaan over naar de nieuwe stichting. Ik zit ook in het bestuur. Wat we in tien jaar hebben opgebouwd wil len we natuurlijk zo goed mogelijk over dragen. Ons centrum zal zich dan al leen weer aan de Amsterdamse paro chies wijden, want eigenlijk was In werk voor de buitenlanders helerr onze taak, niet..."

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 9