Prairie in uiterwaarden ons mooiste veerwild - met inzicht behandelen Slechts zelden een vergunning voor schot op korhoen H H, W( D, 1 Ta de leeuwensafari, nu de prairie met paarden in het wild: in de uiterwaar den bij Tiel, aan de overkant van de Waal, tussen Boven-Leeuwen en Beneden-Leeu wen. Er hoefde maar weinig aan georgani seerd te worden. Het stuk land van zestig hectare lag er en een aantal eigenaren van paarden en pony's zocht een stuk weiland. Zij kwamen met elkaar in contact en ver kregen samen de concessie om hun dieren daar gezamenlijk te laten weiden, net zoals elders in deze provincie wel gebeurt met koeien op de mheen bij Elburg - zie foto hierboven). Hier bij Tiel was de coöperatie zelfs nog gemakkelijker, want bij gezamen lijke beweiding door koeien moeten de eigenaren nog tweemaal per dag hun dieren uitzoeken voor het melken, terwijl je een paard althans „winterharde" ex emplaren uit noordelijke streken meest al wel een tijdje ongemoeid kunt laten lopen. 7,o kreeg het rivierenlandschap van de Betuwe er in een handomdraai een attrac tie bij, die door de Stichting VVV Gelders Rivierengebied met gepaste trots in haar programma's wordt aangekondigd als „een prairiegebied met zestig loslopende paar den". Men mag er vanzelfsprekend niet op jagen of proberen ze te zadelen, maar zon der dat blijft er nog heel wat attractie over. Het stuk grond is zo ruig als 't maar kan en vormt een prachtige omlijsting voor de levende have. Bestoppelde heuvels en dalen, sloten en plassen, boompartijen en ruw struikgewas zijn het decor en de paar den draven daar, zo vaak er maar eentje wil beginnen, wild doorheen. Net als op de film en een amateurfilmer kan er een stuk je werk van maken, waaraan niemand ziet, dat hij het in ons eigen Gelders Rivieren gebied heeft opgenomen. Ook voor foto grafen zijn er aardige mogelijkheden. Wie vanaf de dijk wil fotograferenzal er een telelens bij nodig hebben, maar wie van het Tielse Veer komend de dijk, nog even verder volgt, kan ook veel dichterbij komen. De paarden werken daar graag aan mee door op dat punt, waar de uiter waarden direct aan de dijk met de rijweg grenzen, eens te komen kijken wie hen nu weer met een bezoek vereert. A propos, die koeien zijn met de tele lens gekiekt vandaar dat ze zo bedrieg lijk dicht op elkaar staan. Op zaterdag 4 januari j.I. zijn in de omgeving van Apeldoorn tijdens een jachtpartij twintig korhoenders geschoten, maar dat zal voorlopig althans met een vergunning op grond van de Jacht wet niet meer gebeuren in af wachting van een advies dat zal worden gevraagd aan het insti tuut voor toegepast Biologisch Onderzoek in de Natuur (ITBON) bij Arnhem. Dit deelt minister Lardi- nois mee naar aanleiding van vragen van het Tweede Kamer lid Vondeling over geruchten over een jachtpartij op de Veluwe. Ge vraagd was ook wie tot de jacht op deze zwaar beschermde en in aantal teruglopende vogels ver gunning had gegeven en waarom. De minister heeft verder mee gedeeld, dat de jacht op korhoen- iers sinds 1960 niet meer is ge opend geweest. Sinds '62 zijn een beperkt aantal vergunningen voor een selectief en beperkt afschot verleend. De teruggang van het aantal korhoenders aldus de mi nister, heeft zich vooral in en kort na de oorlog voorgedaan, maar sinds enige jaren kan. ui teraard met plaatselijke schom melingen weer een opgaande lijn worden geconstateerd. Het terrein op de Veluwe, waar op 4 januari werd gejaagd, is aldus de mi nister een van de grootste en door zijn deskundig beheer een Korhanen in de sneeuw op het naaldhout. van de beste korhoenderterreinen van Nederland. Niettemin, de korhoender is in Nederland een zeldzame vogel. Onze natuur-historische mede werker, de heer A. B. Wigman. vertelt onze lezers in bijgaand verhaal iets over dit prachtige dier, dat men slechts zelden te zien krijgt. KORHOENDERS - Nu de korhoenders door de vra gen van een onzer senatoren tot in 's lands vergaderzaal zijn doorgedrongen zij het niet als levende sier onzer heide, doch meër als jachtobject zal er wellicht bij menigeen meer belangstelling voor zijn ge wekt, dan tot dusver. Deze vogels trokken veelal de aandacht van slechts weinigen, die aangelokt werden door het wonderlijke bolderspel in de lente, alsook van de wei delijke jagersman. al kreeg dez. van ho gerhand slechts zelden vergunning om eens een enkele overtollige haan óf te schieten Door een voldoende bescherming (de jacht op hennen blijft gesloten, evenals het drij ven, waarbij gemakkelijk fouten kunner. worden gemaakt, omdat het aanspreker der geslachten bij dit zeer snel voortstor mende vederwild uiterst moeilijk is) kre gen de dieren na de tweede wereldoorlog een adempauze en dit begon zich in me nig revier door toeneming van de stand ge leidelijk af te tekenen. I et is vooral J. A. Eijgenraam van het „Itbon", die er zich voor interes seerde én methoden ontwikkelde, om de populatie op te voeren; geregeld werden door middel van enquêtes gegevens ver zameld over de dichtheid en verspreiding per 100 ha heide. Belangrijk was de studie, omtrent het gebruik van het biotoop voornamelijk door het zoeken der excre menten alsook die van de analyse der uitwerpselen, maag- en kropinhouden. Eigenlijk was er noch ten onzent, noch in het buitenland enig biologisch onderzoek verricht en wil men van een betrouwbare basis uitgaan, dan is dit evenals bij alle vraagstukken, wier oplossing men' dus moe der natuur hoopt te ontfutselen, onmisbaar. 11 eeds in 1950 was de methode doeltreffend gebleken en kon een betrouw- haar peil worden getrokken op het aantal korhoenders van Nederland en de midde len hen te behouden. Er had zich in het midden der jaren '40 een verontrustende achteruitgang in de bevolking voorgedaan; deze werd ook hier en daar in het buiten land geconstateerd. Gelukkig vond hij geen voortgang; om te beginnen leerde Eijgen raam omstreeks 1950 ongeveer 70 a 80 plaatsen kennen, waar dit fraaie jachtwild nog voorkwam en wel in ongeveer 3000 exemplaren. Enkele jaren geleden kon deze popula tie nog wel worden aangehouden, doch niettemin hadden sommige schrijvers het korhoen in ons land hoogstens 10 15 jaar jaar gegeven, maar het „Itbon" maakte in zijn publikaties duidelijk, dat een stand dezer vogels kan worden gehandhaafd, zo lang men de heidevelden in een bepaalde conditie houdt, die vooral bestaat in de aanwezigheid van z.g. vliegdennen als noodzakelijke dagdekking. Om mooie panorama's en uitkijkjes te verkrijgen, kapt men op natuurreservaten nogal eens wat van die vliegenast weg (het z.g. „schilderen met de bijl") of laat er een troep vakantie-jongelui als billijke werkkrachten op los. Dank zij de moderne apparatuur werden foto's als deze - korhaan in volle actie op de voederplaats - mogelijk (foto P. Didier). en voor 't gewin behoeft men 't evenmin te doen. Toch weten enkele hoogbejaarden van Hoenderloo nog te vertellen, dat er ve le tientallen uitgegraven welpen naar En geland gezonden werden voor de fox-hunt ing achter de meute. f e noemen het korhoen met een achtergrond van romantiek graag „oer wild" en wat moderner: „cultuurvlieder", en ik heb mij daaraan ook wel bezondigd, omdat het stoer klinkt, maar juister is het te spreken van „cultuurvolger". Dit wordt duidelijk, wanneer we soms grote koppels zien neerstrijken of afgeoogste of in het voorjaar groen staande akkergronden, waartoe de vogels niet opzien tegen een kilometerslange vlucht. Zij weten een ta feltje-welbereid doorgaans gauw te ontdek ken. Toen in het begin der vijftiger jaren on der Teriet in ruime mate zoete lupinen wer den verbouwd, waren de korhoenders er 7.0 te zeggen als de kippen bij, verschenen in troepen van veertig stuks en jagers von den nadien de krop gevuld met lupinen- zaad. Een ander voorbeeld vormt de Soerense Heide, die sterk door het zwarte veer wild wordt bezocht, wanneer de vossebes sen ten tweeden male rijp zijn, nl. onge veer tijdens de hertebronst, wanneer we vrucht en klokjesbloem tegelijk aantreffen. De echte veldloper kan aan deze regel nog tal van andere toevoegen. Alles met alles kan de korhoen- derbevolking met wat steun en gezond overleg ongetwijfeld stationair blijven en misschien zelfs nog toenemen. De popula tie groeide sedert de eeuwwisseling vooral door de dennen-aanplantingen, die de die ren als knoppen-eters sterk aantrokken (N.Veluwe, Kootwijk, Ede) en er waren tóen zelfs ambtenaren van het Staatsbos beheer, die een doorlopende afschotvergun ning kregen. Alweer werden dus de vogels door de menselijke cultuur geactiveerd. In 1876 schreef de tekenaar-assistent aan het Rijksmuseum v. Natuurk. Historie te Leiden. J. G. Keulemans, in zijn zeldzame antiquarische boek „Onze vogels in huis en tuin" hieronder onvervaard ook reke nend de nimmer in dit milieu voorkomen de korhoenders! „de toenemende bevol king en het meer in geregelde cultuur bren gen van heidevelden en bosachtige streken, heeft het aantal In ons land levende Kor- hoenen doen verminderen, zoodat hij slechts nog voorkomt in Overijssel, Dren the en hier en daar in Groningen. Ook daar dreigt hij te verdwijnen, zoowel ten gevolge van het moordende lood van den jager, als door de vervolgingen van vos sen en andere natuurlijke vijanden..." Dat de soort toen in Gelderland, de venen en de goren van de Graafschap zou hebben ontbroken kan ik moeilijk geloven. Dit brengt mij ten slotte op Reintje de Vos, een dier, dat zich ondanks alle ach tervolging voortreffelijk weet te handha ven. Men ducht de overbrenging van de gevreesde hondsdolheid door de vossen over de oostelijke grenzen en de overheid looft zelfs een premie uit voor elk gedood exemplaar. Desondanks krijgt men Rein- aart niet onder de knie. De ware bezeten heid hem te bemachtigen, die eertijds aan vele Veluwse dorpelingen eigen was, blus te goeddeels uit. Slechts hier en daar zit er een, bij spoorsneeuw, echt „achter de vossen" aan, het ware feu sacré ontbreekt I et aantal wildschuts nam sterk af; zo'n hulp kost menig jager te veel en over gerenommeerde roofwildvangers hoort men weinig meer. Steeds steken de vossen de kop weer op en bovendien weten ze spoedig de kostelijke vrijgebieden te vinden, waar hun geen haar wordt ge krenkt. Zo werden er eertijds op het Dee- lerwoud elk jaar 40 50 bemachtigd, doch sinds het bezit van „Natuurmonumenten" werd, worden ze niet meer vervolgd, even min als op de Hoge Veluwe. Men denkt er de konijnen door op te ruimen en zodoen de aan de myxomatose een halt toe te roe pen, doch vergeet het maar. Wij begaven ons vroeger in de voldertijd der korhanen graag naar het aantrekkelijke gebied van „Gerritsfles" onder Kootwijk, waar er ve le huisden en bij boer Dekker t< voor de deur sprongen en koerden; de vossen heb ben ze opgeruimd. "e dichte horsten der stom-ver velende dennenplantages schenken aan die pluimstaarten een kostelijk, veilig onderko men. Wie prijst zo'n bos en wie brengt het nog wat op? Voor de korhoende mooier en boeiender dan de vos die men overi gens slechts sporadisch te zien krijgt is vrijwel alleen de open, wèl-gestoffeerde hei van belang en het geeft niets, dat zij zeer goed en in letterlijke zin afstand weten te bewaren. Meen niet, dat ge zoals onze oude vriend Keulemans wat kinderlijk op merkt „met eenige voorzigtigheid ze ligtelijk kan naderen en zich verlustigen in het gezigt dezer vogels". Hun siert juist de Ware wilde aard van het natuurlijke schepsel, dat heus niet uit de hand komt eten en dat we reeds daarom in ere en aanzien moeten houden.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 9