DEZE WEEK: nader beschouwd
En Jan Soldaat
wordt weer kind
van de rekening
Het plan
van dokter
J. P. Guépin
Een Ommerense huisarts ijvert
metterdaad voor de wereldvrede
Propageren
Steeds doorgaan
Daden
.wwmwwwmmmv
m\\\\\\\\nmnv\\\\\\\\vu\vvnmv
JJeze week ging op een nacht de tele
foon naast het bed van de overste
Kwart over twee. De man aan de andere
kant van de lijn maakte excuses: hij had
de slaap niet kunnen vatten. Hij had na
gedacht over Indonesië, over die jaren
'47 tot '50. Hij had het allemaal nog eens
doorleefd en toen had hij zich kwaad
gemaakt. Had hij zich persoonlijk diep
gekwetst, beledigd gevoeld door de tele-
vise-uitzendingen van dr. Huetink en de
Vara-redactie van Achter het Nieuws.
Toen had die oude stoottroeper de tele
foon gegrepen want hij moest het kwijt.
Hij had de overste opgebeld, de comman
dant van het bataljon waarbij hij eens
had gediend. Al zijn grieven had hij ge
zegd en toen het gesprek afgelopen
was kon ook de overste niet meer sla
pen.
Is dit verhaal overdreven, wat senti
menteel zelfs, ook ai is het dan waar ge
beurd? Oordeel niet te vlug denk lie
ver zelf eens terug aan die jaren, als u
die tenminste hebt meegemaakt. De oor
log in Europa was voorbij, Duitsland had
gecapituleerd, er was vreugde en er was
verlangen om opnieuw te beginnen, om
een samenleving op te bouwen, een be
tere samenleving dan voorheen, uit de
chaos die de oorlog had achtergelaten.
Maar aan die toekomst stond één ding
nog in de weg: nog hield Japan stand en
nog was Nederiands-lndië niet bevrijd.
En uit de schaarse berichten die uit dat
verre oosten doordrongen werd wel dui
delijk dat men het daar in Indië bitter
slecht had, de Nederlanders allereerst
maar de inlanders niet minder. En dat
terwijl het de Nederlanders voor ogen
stond dat dat Indië een nieuwe toekomst
tegemoet mocht gaan. Met Nederland sa
men in onafhankelijkheid. Zo had konin
gin Wilhelmina het gezegd.
Niet lang daarna capituleerde ook Ja
pan ook in Indië kon, zo dacht men in
Nederland, in vrijheid aan de opbouw
worden begonnen. In het begin zat het
niet erg mee: er was geen scheepsruim-
te om Nederlandse troepen daarheen te
vervoeren, die toch nodig waren om rust
en orde te herstellen. Want men hoorde
van extremisten, gewapende benden die
met de Jappen hadden geheuld en nu het
land onveilig maakten en Nederlands ge
zag betwistten. Was dat zo? Nu, wtintig
jaar later, oordelen we anders nu gaat
het erom dat u zich herinnert hoe u toen
dacht.
In die sfeer zijn Nederlandse soldaten
naar Nederlands Indië gegaan. Eerst
vrijwilligers, jongens die opgeleid waren
In Engeland of in het al eerder bevrijde
zuiden van ons land en die al een stukje
van de oorlog geproefd hadden. Later
dienstplichtigen, jonge jongens nog, in
weinige maanden opgeleid tot soldaat,
tot sergeant, tot vaandrig misschien of
tweede luitenant. Ze gingen scheep - nee,
niet naar de vreemde maar naar een an
der stukje van ons Koninkrijk. En die
extremisten zouden ze wel baas worden.
In die sfeer ook hebben ze geleefd en heb
ben ze gevochten. In vele kampongs wer
den ze begroet als bevrijders, waren ze
graag geziene gasten maar ook de
vijand leerden ze kennen. Een vijand die
•cht geen weet heeft gehad van het land
oorlogreglement of van welke andere Ge-
neefse conventie ook wat wisten de
Nederlandse soldaten er trouwens van!
Die vijand vocht op de wijze van zijn
land: hartstochtelijk, vindingrijk en soms
heel wreed. Bij hen vergeleken waren de
Nederlanders maar zachte jongens ze
werden trouwens strak aan de lijn gehou
den want generaal Spoor deed er alles
aan om via zijn ondercommandanten
Iedere soldaat op het hart te drukken:
geen wreedheid, geen sadisme - gedraag
Je als een correcte soldaat. Maar is het
gek dat die soldaat soms bang was?
Soms vond hij het lijk van zijn strijd
makker deerlijk verminkt. Soms vond
hij de gemartelde vrouwen en kinderen
van een kampong die geen steun had wil
len bieden aan de extremisten. En dan
nam hij zich heilig voor: volgende keer
schiet ik eerst., en soms deed hij dat
ook, zelfs als 't achteraf niet nodig bleek.
En soms ook kreeg hij een black-out, een
aanval van woede en ging hij de vijand
met dezelfde middelen te lijf. Want nog
maals, generaal Spoor deed het uiterste
om zijn troepen in de hand te houden.
Tlat alles had die man in zijn slapeloos
heid overdacht. En de overste pieker
de er over door. Want wat zou er gaan
gebeuren, nu dr. Huetink en de Vara de
bal aan het rollen hadden gebracht. Al
lereerst zou er zoveel als mogelijk is
open kaart gespeeld worden: snuffelen
in vele archieven, bijeenbrengen van le
gerorders, van strafzaken, van rappor
ten. Wat kon en kan men daarvan alle
maal verwachten? Veel nieuws? Waar
schijnlijk niet. En dan? Een wetenschap
pelijk onderzoek? Een parlementaire en
quête? Een combinatie van die twee?
Dan zou er weer van alles en nog wat
worden opgerakeld. Misschien herinnert
Jansen zich weer die bange Pietersen die
op de sawah die boer doodschoot. Gerrit
was er ook bij. Hij vertelt zijn verhaal.
Weten zijn vroegere meerderen ervan?
Nee, want dan zou de zaak toen wel zijn
doorgegeven. Maar het lijkt toch wel
vast te staan dat Jansen Iets dergelijks
heeft gedaan, iets dat in het huidige hand
boek voor de soldaat staat aangegeven
als in strijd met het oorlogsrecht. Een
oorlogsmisdaad dus? Nog niet verjaard.
Moet Jansen nu berecht worden? Wordt
Jansen, die bange Jan Soldaat van toen
die helemaal niet naar Indië wou en van
het hele krijgsbedrijf helemaal niets be
greep, wordt die Jansen nu berecht als
oorlogsmisdadiger? Want als men aan
'n dergelijk onderzoek begint, als men
dan 'n dergelijk vergrijp vindt, mag men
het dan laten passeren? Doet men dan
niet hetzelfde als de Duitser die ook maar
het liefst de oorlogsmisdaden vergeet?
Zo piekerde de overste is het wonder
dat hij niet meer in slaap kon komen?
Wfant zo staan de zaken er nu voor, he
laas. De Vara-uitzendingen hebben
sentimenten wakker geroepen die inder
daad slapeloze nachten veroorzaken. Die
inderdaad de vrees oproepen dat Jan Sol
daat het slachtoffer gaat worden van een
ketterjacht die niemand zegt te willen
maar die moeilijk meer te stuiten is als
er eenmaal een begin mee is gemaakt.
En dat alles onder het mom dat Neder
land er recht op heeft te weten...
Stelt Nederland prijs op dat recht? We
zijn met deze vraag naar Ermelo gegaan,
naar de kazerne van dezelfde stoottroe-
pers, waartoe ook de soldaat Huetink
heeft behoord. Van stoottroepers zegt
men: ruwe bolster, blanke pit. Ze wor
den bepaald niet week opgeleid maar
hun wordt terdege bijgebracht wat dis
cipline is. En bij die opleiding wordt het
oorlogsreglement, sinds 1952 heet het de
Wet Oorlogsstrafrecht, niet overgeslagen
wat dat betreft weten de jonge jon
gens die er nu worden opgeleid heel wat
meer dan hun oud-collega's die werkelijk
in de strijd werden gestuurd!
Hoe denken zij over deze zaak? In het
begin blijkt dat ze er nog niet erg over
hebben nagedacht de jeugd interes
seert het niet zo sterk wat er in het ver
leden is gebeurd - ze hebben meer oog
voor de toekomst. Maar als men even
met ze praat voelen ze de problematiek
wel. Zelf liggen ze er niet van wakker
maar ze begrijpen heel goed dat die
aantijgingen van oorlogsmisdaden pijn
doen. En daarom willen ze er meer van
weten. En zo is het gebeurd dat een
groepje stoottroepers in burger in Amers
foort de straat is opgegaan en deze en
gene burger eens om zijn of haar mening
heeft gevraagd. Om er later in het Vor
mingscentrum uitgebreid over te kunnen
praten met de geestelijk verzorger.
Dan komt het begrip boven. Het be
grip voor de moeilijke situaties waarin
die Nederlandse soldaten toen in Indië
verkeerden. Het begrip ook voor de ban
ge Jansen en de verbitterde Pietersen
die er op los ging. Ze zijn genoeg
soldaat om te weten dat niet iedereen
een held is. En wat aarzelend geven ze
toe dat ook de soldaat-van-nu wel eens
te vlug zou kunnen zijn met schieten.
Realiseren ze zich ook dat discipline,
en discipline alleen, in staat is exces
sen te voorkomen? Stoottroepers waar
schijnlijk wel! Maar realiseren zich dat
ook al die mensen die zo sterk aan
dringen op „democratisering" van het
leger, op zichzelf een goed ding als
men in het oog houdt da democratie
iets anders is dan ondermijning van de
discipline. En merkwaardigerwijs
schreeuwen juist die mensen 't hardst
over democratisering die nu beschuldi
gend de vinger opheffen naar de „oor
logsmisdadigers"!
De vraag hoe het nu verder moet blijkt
ook voor deze jongens moeilijk. Ze be-
grjpen dat men het hierbij niet kan la
ten, dat er een verder onderzoek moet
komen. Maar ook zij zien levensgroot
voor zich dat Jan Soldaat weer het
slachtoffer dreigt te worden. De bange
Jan Soldaat wel te verstaan de sadist
is wel slim genoeg geweest, die pakt
toch niemand. Zo goed kennen soldaten
onder elkaar het soldatenleven wel!
J£n dan de vraag over de politieke ver
antwoordelijkheid, een vraag die we
niet aan deze jongens hebben gesteld en
aan geen enkele andere militair. Want
het is een vraag die binnen de politieke
kring thuishoort en daar een antwoord
moet vinden. Al eerder hebben we ge
schreven: nu, na twintig jaar, is het
niet moeilijk vast te stellen dat er fou
ten gemaakt zijn, erge fouten zelfs. Die
fouten van toen te gaan gebruiken voor
het politieke spel van nu - en riekt de
ze hele rel niet naar een aanval van
links georiënteerde groeperingen tegen
het meer behoudende deel, voornamelijk
binnen de Partij van de Arbeid? - zo
die fouten te gaan gebruiken is kwalijk.
En nog kwalijker is het dat Jan Soldaat
daarvan het slachtoffer dreigt te wor
den. De goede soldaat die zijn moeilijke
taak in Indië op uitstekende wijze heeft
volvoerd en die zich nu besmeurd ge
voelt. En de bange soldaat (waren het
er 2000 van de 200.000?) die plotseling
de kans loopt als oorlogsmisdadiger te
worden betiteld. En dat alles omdat de
soldaat Huetink nu doctor in de psycho
logie geworden is.
Hij heeft een kladblaadje toot rich liggen, eerste opzet
van een brief aan de eerste minister van China. Hij
bracht bliksembezoeken aan Amerika, Turkjje, Joegoslavië
en Spanje, correspondeerde met staatshoofden van alle mo
gelijke landen, sprak met allerlei mensen die zich interes
seren voor politiek en economie. Hij studeerde, filosofeer
de, formuleerde zijn ideeën. En zo is hij geworden tot
wat hij nu is: dokter J. P. Guépin, een huisarts in Om
meren, maar bovenal: een ijveraar voor de wereldvrede,
die geen enkel middel onbeproefd laat om de weg naar
vrede die hfl duidelijk voor zich ziet, bekendheid te geven
en te propageren. En niet zonder succes althans voor
zover het het propageren betreft. VN-secretaris Oe Thant
vond zjjn ideeën de moeite waard om door alle leden van
de Veiligheidsraad gelezen te worden, mensen als (wijlen)
Robert Kennedy en senator Fulbright toonden interesse en
zonden hem overdrukken van hun eigen redevoeringen
over deze problematiek en Abbé Pierre liet weten: „Ik
sta achter U!"
Nu ligt dan voor ons het manuscript dat dokter Guépin
graag wil uitgeven, omdat hij daarin' zijn gedachten en
voors'. v. over de duidelijk ?n ulair
mogelijk - ?ït sa—.: v - Te l.~ng om hier in zijn ge
heel af te drukken deso~ ;*anks de moeite waard om er
bekendheid aan te geven. In de hieronder afgedrukte ko
lommen vindt u, behalve een interview met de schrijver,
een korte samenvatting van het voornaamste deel van
ztfn manuscript: hoe kan de wereld tot een vergelijk
komen met communistisch-China en aldus een dreigend*
oorlog voorkomen?
...WANT VREDE IS
ZEKER MOGELIJK
In het rustige, vreedzame Betuwse land
ligt het Bos van Den Eng. Niet een echt
bos tweehonderd bomen misschien met
hier en daar daartussen verscholen een
enkel wit huis. In een daarvan wonen
dokter Guépin en zijn vrouw. Rondom
akkers met gewassen die nog maar net
de kop opsteken een sfeer van rust en
vrede die door geen enkel ongepast ge
luid wordt verbroken toch het decor
van strijd. De vreedzame strijd voor vre
de die dokter Guépin nu drie jaar met
grote hardnekkigheid voert, ondanks zijn
drukke praktijk. „Ja zegt hij peinzend
ik heb weieens gedacht dat mijn theo
rieën volkomen nieuw waren. Maar dan
werd ik erop geattendeerd dat ze al eens
eerder geopperd waren. Misschien komt
het omdat ik hier woon, in Ommeren, ver
van al dat strijdgewoel van diplomatie,
politiek en oorlog
Men kan zich afvragen of het nodig is
dat men zich op de plaats van handeling
bevindt om over iets objectief en juist te
kunnen oordelen is trouwens niet ook
het kleinste dorpje betrokken bij de zaak
van oorlog en vrede? Woont niet ieder
als het ware op de plaats van handeling?
Dokter Guépin: „Altijd heb ik de histo
rie-bronnen en economie bestudeerd en
ik bleef goed op de hoogte van wat er op
de wereld gebeurde. Dat bleek overduide
lijk uit de brieven van experts uit alle
landen. Zij vertelden dat mijn ideeën
eenvoudig, nuchter en juist waren en dat
zij er in meerdere of mindere mate ge
lijk over dachten.
smoNs iiMfÉ»
vo ato
r-e
x-m
iïw 8r.
PP *^t*xA9At* Pt ÏW
;:f r iïf «- V®, «Si'+W.
tsr tw tt#Pt «4*
«W Pt txtmtAppeiPtj*
vteiefc «1 »n w*
öaeaett far -«wip f
- tv*." v
x - -
De Ommerense dokter schermutselt
niet met details of gebeurtenissen die geen
blijvende betekenis hebben hij probeert
het geheel te doorgronden, compleet met
lange voorgeschiedenissen, maar steeds
met het oog op de toekomst gericht. Hij
praat niet snel maar overwogen. Hij hoeft
slechts woorden te vormen om zijn theo
rieën die hij door en door kent gestalte
te geven. Instemming van toehoorders
vraagt hij niet en of ze al dan niet luis
teren maakt voor hem weinig verschil.
Hij staat er achter, gelooft er in en vraagt
geen goedkeurend ja-geknik. Dokter Gué
pin wil vrede op aarde en hij heeft be
grepen dat een van de middelen om die
te bereiken het gebruik is van massame
dia: kranten en tijdschriften, radio en te
levisie. Alle politieke leiders kunnen ach
ter je staan zo is zijn redenering
maar zonder de instemming van de pu
blieke opinie ben je machteloos. En daar
om bewerkt hij die publieke opinie, al drie
jaar lang. Daarom organiseerde hij teach-
ins, schreef hij eindeloos artikelen in voor
aanstaande kranten en tijdschriften in ve
le landen der wereld, daarom ook is iede-
WM>
«sw* tW* -V
V-.-
-
,uvvvvvv\vvvv\\v\vvv\\\w
re journalist hem welkom. En om nog
meer mensen te kunnen bereiken heeft hij
nu zijn gedachten neergeschreven in een
manuscript, rond 4800 woorden, een klein
boekje dus. Experts hebben het doorgele
zen en achten zijn weergave van de fei
ten juist. Bij Zomer en Keuning in Wage-
ningen overweegt men nu de uitgave-mo-
gelijkheid. „Ik heb het zo kórt geschre
ven opdat ieder het kan lezen. Sommige
mensen vinden 25 bladzijden toch al te
veel", zegt hij.
In zijn riante woning met veel oud-Hol
lands, een open haard met houtblokken
en een uitpuilende boekenkast hangt
een sfeer van rust. Op een tafel ligt een
Algemeen Dagblad, opengeslagen bij
een artikel over de dichter en weten
schapsman J. P. Guépin. „Nee, nee",
zegt mevrouw Guépin, „dat is een neef
van mijn man. Hij had een boek met
gedichten geschreven: „De Mens is een
Dier". Van de stad Amsterdam kreeg
hij de poëzieprijs van 1968. Het zit heel
goed in elkaar. Zo gauw de mens im
mers weet dat hij een dier is, is hij
het niet meer, want dan denkt hij wèer
met zijn menselijke verstand". Mevr.
Guépin lacht om deze zinsnede, die enig
doordenken vereist.
De mensen brengen respect en ontzag
op voor de pogingen van deze 63-jarige.
Ze geven hem op veel punten gelijk en
knikken hun instemming. Hoeveel zullen
er na het aanhoren van het betoog van de
arts Guépin hoofdschuddend weggaan,
omdat ze zijn activiteiten betitelen als die
van een roepende in de woestijn? "^el-
licht ook stellen ze hem de nuchtere, oer-
vaderlandse vraag: „Vecht u niet tegen
de bierkaai, want de oorlogen gaan toch
door?" Na deze vragen is geen spoor van
moedeloosheid of teleurstelling op het ge
zicht of in de stem van dokter Guépin te
ontdekken. Ook het feit dat, ondanks al
gemeen ja-knikken, hij nog geen enkel re
sultaat boekte, heeft niet de negatieve
kracht om hem moedeloos te stemmen.
Op dergelijke, plotseling gestelde vragen,
antwoordt dokter Guépin nooit recht
streeks en de ongeduldige, jachtige mens
van de 20-ste eeuw wil hier gauw door ge
ïrriteerd raken. Maar daar staat tegen
over, dat de jachtige mens van 1969 zich
hoogstens een uur kan drukmaken over
vrede en oorlog. Met enkele vluchtige, zo
genaamde realistische opmerkingen
maakt die mens zich van alles af. Dokter
Guépin begint echter naar aanleiding van
een vraag over de gebeurtenissen in het
jaar 1968 bijvoorbeeld bij de toestand van
tweehonderd jaar daarvoor. Langzaam
werkt hij dan naar het heden toe.
Over het manuscript dat bij Zomer en
Keuning ligt: „Ze willen een garantie
voor de verkoop van tenminste 8000
exemplaren. Nog eens tweeduizend zou
den ze voor eigen risico willen nemen.
Maar dan zou me dat toch op een be
drag van 7000 gulden komen en waar
haal ik dat vandaan?" Ook in deze uit
spraak geen moedeloosheid of teleur
stelling. Alles vertelt hij zonder nadruk
en slechts de niet aflatende woorden
stroom getuigt van een eerlijke en
geestdriftige inspanning, een lichte
graad van goedaardige bezetenheid die
niet afneemt door invloeden van buiten.
Drie Chinezen lazen zijn verhaal. De eer
ste was een filosofisch man, de tweede
een voormalige journalist uit Sjanghai en
als laatste de hoofdredacteur van een Chi
nese krant, een communist in hart en nie
ren. China en de Chinezen zijn namen die
telkens weer in het gesprek en in het boek
van dokter Guépin terugkomen. „Ik ben
echt geen communist", zegt hij rustig en
overtuigend. „Ik geloof alleen dat het gro
te gevaar in de arme volken schuilt, een
gevaar voor het westen. China is een ont
wikkelingsland, dat goed vooruit boert en
de uitbarsting van arme landen zou geleid
worden door het machtigste daarvan, Chi
na".
Dat is slechts een enkel detail uit het
manuscript van dokter Guépin, maar een
detail dat al evenmin leidt tot het begin
van al zijn theorieën: „Vriendschap is al
leen te winnen door vriendschap in daden.
De edelmoedigheid van de westerse lan
den moet gepaard gaan met oneindig veel
hulp".
Dokter Guépin heeft zich vanaf zijn
jeugd geïnteresseerd voor de geschiede
nis en de economie. „Op achtjarige leef
tijd brak de eerste wereldoorlog uit en
het maakte een reusachtige indruk op me.
Het dreunen van het geschut in Vlaande
ren kon ik horen. Het gevolg was een gro
te interesse met tegelijk een grote af
keer".
Ondanks zijn interesse in de ontwikke
ling van China en ondanks zijn contacten
met Chinese politieke experts, heeft hij
eveneens veel belangstelling in Amerika
en de Amerikaanse politiek. „Mijn vader
had er zaken. Ik herinner me nog dat
hij mooie kaarten stuurde en veel over dit
land vertelde. Het leek me er machtig
mooi, maar ook toen al kon ik sommige
dingen niet appreciëren. Mijn bliksembe
zoek van drie dagen uit en thuis aan Ame
rika was een beleving van de eerste orde.
Wel vond ik de Amerikanen in sommige
opzichten wild...."
Uit hoofde van zijn beroep reisde hij
enorm veel landen af. Hij onderhandelde
over de bestrijdingsmiddelen voor griep,
biggehoest, mond- en klauwzeer en var
kenspest. Daarnaast deed hij zijn kennis
van land en volk op. „Ik heb altijd zitten
kienen, omdat ik niet begreep dat er zo
veel verdeeldheid en oorlog was. Want de
volkeren verschillen echt niet zo veel. Een
grote oorlog in Europa is al zo ondenk
baar. In feite geldt dat voor de hele we
reld. Bovendien is er een waanzinnige uit
wisseling van produkten tussen oost en
west. Geen enkele staatsman kan daar
wat tegen doen".
Driehonderd brieven stuurde de Om
merense dokter naar staatslieden en
vooraanstaanden over de hele wereld.
Van honderd ontving hij bericht te
rug. Hoewel de oorlogen blijven
voortduren betekent dat niet dat dokter
Guépin zijn ijveren voor de wereldvrede
zal staken. Hij blijft schrijven, brieven
sturen, nadenken en journalisten ontvan
gen. „Dat er vrede komt", antwoordt hij
op de vraag wat zijn grootste wens voor
de toekomst is. „Eenheid", voegt zijn
vrouw hieraan toe.
Twee hoofdstukken maar telt het boek-in-wording
van dokter Guépin. Het eerste heet: „De oorzaken
van de oorlog en een mogelijkheid deze te voor
komen in de nabije toekomst", het tweede: „Ana
lyse en oorzaken der dringende huidige conflic
ten", een analyse die uitmondt in een plan dat een
vreedzame oplossing beoogt voor de steeds drei
gender wordende tegenstelling tussen communis
tisch China en het Westen.
In dat eerste hoofdstuk, deels wat filosofisch
getint maar anderzijds toch vol van praktische
aanwijzingen, worden deze vier oorzaken van oor
log genoemd:
a. De vervulling van onredelijke wensen welke
andere volkeren benadelen;
b. De minachting van het ene volk voor het ande
re, een minachting die niet op waarheid maar
slechts op vermoedens berust. Met daarnaast een
even foutief oordeel over de voortreffelijkheid
van het eigen volk;
c. Het wantrouwen jegens „de vreemde", het an
dere volk dat men onvoldoende kent of het wan
trouwen, dat voortspruit uit slechte ervaringen
met een ander volk vroegere oorlogen, enz.
d. De angst der volkeren voor elkaar, voortkomend
uit slechte ervaringen, vermeende agressie en
dergelijke. Deze angst is verantwoordelijk voor
de wedloop in bewapening. Zij kan een oorlog
ontketenen na incidenten en kleine misverstan
den.
Via tal van praktische maatregelen wil dokter
Guépin die minachting, die angst, dat wantrou
wen, verminderen en uiteindelijk wegnemen. Hij
rekent de economen voor dat vrede ook financieel
meer opbrengt dan oorlog; hij pleit ervoor de te
hoge invoerrechten op grondstoffen uit de arme
landen af te schaffen: „Als deze volken arm blij
ven zullen ze eenmaal opstaan tegen het Westen".
Uitgangspunt van zijn gedachten daarbij' is dat elk
volk enige produkten beter en goedkoper kan ma
ken dan elk ander volk door bijtijdse en juiste
programmering (via de computer) moet het moge
lijk zijn dusdanige verschuivingen in het industriële
patroon aan te brengen dat voor allen, zelfs voor
het Westen, een hogere levensstandaard het gevolg
zal zijn.
Het tweede hoofdstuk is het meest interessante,
vooral omdat daarin „het plan" verwerkt is. Dok
ter Guépin signaleert vier gevaarlijke en dreigen
de tegenstellingen: die tussen het Westen en de
USSR; die tussen de USSR en de Chinese Volks
republiek; die tussen het Westen en de Chinese
Volksrepubliek en ten slotte die tussen de Arabi
sche landen en Israël.
Voor een eventueel conflict tussen het Westen
,en Rusland is hij niet bang. Wel pleit hij er in
dit verband voor dat West-Duitsland de Oder-Neis-
se-grens zal erkennen, waardoor de angst van Rus
land voor een mogelijke Westduitse aanval zal
worden weggenomen. Ook in het Russisch-Chinese
conflict ziet hij geen directe oorlogsdreiging al er
kent hij: „Een oplossing is (nog) niet in zicht".
En ook aan de situatie in het Midden-Oosten
gaat hij snel voorbij: een sterk vergrote economi
sche hulp aan de Arabische landen door het Wes
ten lijkt hem de oplossing te brengen.
Daarna echter verdiept hij zich in de proble
men rond de Chinese Volksrepubliek. Hij geeft
een geschiedkundig overzicht waarvan dit het kern
punt is van de huidige problemen: „Na de oorlog
in Korea staakte Amerika zijn neutrale politiek
jegens China en veranderde die politiek in een har
de en plagende om China in bedwang te houden".
Daar stelt hij tegenover dat er aanwijzingen zijn
dat de Chinezen van hun kant wél vriendschap
met Amerika wensen. Drie aanwijzingen somt hij
hiervoor op:
a. De positie van de Chinese Volksrepubliek lijkt
zeer veel op die van de arbeiders tijdens de
klassenstrijd: werden de rechtvaardige wensen
van de arbeiders (gelijkheid voor de wet en een
behoorlijk loon) ingewilligd door de directeuren
dan werden de arbeiders vreedzaam en vergaten
zij hun „droom" van de revolutie. Ook de Chi
nezen zouden die droom vergeten aldus dok
ter Guépin als Amerika twee redelijke eisen
van de Volksrepubliek zou inwilligen: een nor
male plaats onder de volkeren en een kans op
een redelijke welvaart;
b. In 1945, ter gelegenheid van de oprichting van
de Ver. Naties in San Francisco, hielt Mao Tse
Toeng een vredelievende rede, waarin hij de sa
menwerking van de Chinezen aan alle andere
volkeren aanbood.
c. Verscheidene Westerse reizigers in de Chinese
Volksrepubliek (onder wie enkele Amerikanen)
hebben gerapporteerd dat „de Chinezen de Ame
rikanen niel haten, maar alleen de Amerikaanse
regering".
Op deze aanwijzingen heeft dokter Guépin zijn
plan gebaseerd. Van Amerika vraagt hij allereerst
vijf daden: erkenning van de Chinese Volksrepu
bliek, toelating van de Chinezen tot de Ver. Na
ties, het aanknopen van normale handelsbetrekkin
gen, het daadwerkelijk, direct en definitief staken
van de bombardementen op Noord-Vietnam en het
terugtrekken van de Amerikaanse militaire bases
uit Formosa, waardoor Formosa herenigd kan wor
den met het Chinese vasteland. Zijn deze vijf voor
waarden vervuld, dan is het ogenblik gekomen,
waarop de Verenigde Naties (optredend als één ge
heel) een plan tot samenwerking aan China kan
aanbieden. Dat plan is:
1. De Chinese Volksrepubliek wordt lid van de
Ver. Naties en permanent lid van de Veilig
heidsraad (het nationalistisch China van Tsjang
Kai Tsjek is dan inmiddels verdwenen).
2. Leden van de Ver. Naties mogen jegens elkaar
geen aanvallend geweld gebruiken, ook niet bij
interventies in binnenlandse conflicten van een
«lid (Vietnam). Soortgelijke conflicten moeten uit
sluitend door de Ver. Naties geregeld worden.
3. Met China wordt een overeenkomst gesloten voor
de uitwisseling van industriële kennis en van
grondstoffen voor een tijdperk van zes jaar en
zonder speciale voorwaarden.
4. Alle leden van de Ver. Naties moeten geleidelijk
ontwapenen (vijf procent per jaar bijvoorbeeld).
Controle kan geschieden door de informaties van
satellieten in de ruimte. Tevens moet een verbod
van kracht worden van proefexplosies van kern
wapens.
Dokter Guépin erkent dat het plan risico's met
zich brengt namelijk als China het zou saboteren,
maar hij acht de risico's van een eventueel uit
dit conflict voortkomende oorlog veel en veel gro
ter. En terecht!