DEZE WEEK: nader beschouwd En Jan Soldaat wordt weer kind van de rekening Het plan van dokter J. P. Guépin Een Ommerense huisarts ijvert metterdaad voor de wereldvrede Propageren Steeds doorgaan Daden .wwmwwwmmmv m\\\\\\\\nmnv\\\\\\\\vu\vvnmv JJeze week ging op een nacht de tele foon naast het bed van de overste Kwart over twee. De man aan de andere kant van de lijn maakte excuses: hij had de slaap niet kunnen vatten. Hij had na gedacht over Indonesië, over die jaren '47 tot '50. Hij had het allemaal nog eens doorleefd en toen had hij zich kwaad gemaakt. Had hij zich persoonlijk diep gekwetst, beledigd gevoeld door de tele- vise-uitzendingen van dr. Huetink en de Vara-redactie van Achter het Nieuws. Toen had die oude stoottroeper de tele foon gegrepen want hij moest het kwijt. Hij had de overste opgebeld, de comman dant van het bataljon waarbij hij eens had gediend. Al zijn grieven had hij ge zegd en toen het gesprek afgelopen was kon ook de overste niet meer sla pen. Is dit verhaal overdreven, wat senti menteel zelfs, ook ai is het dan waar ge beurd? Oordeel niet te vlug denk lie ver zelf eens terug aan die jaren, als u die tenminste hebt meegemaakt. De oor log in Europa was voorbij, Duitsland had gecapituleerd, er was vreugde en er was verlangen om opnieuw te beginnen, om een samenleving op te bouwen, een be tere samenleving dan voorheen, uit de chaos die de oorlog had achtergelaten. Maar aan die toekomst stond één ding nog in de weg: nog hield Japan stand en nog was Nederiands-lndië niet bevrijd. En uit de schaarse berichten die uit dat verre oosten doordrongen werd wel dui delijk dat men het daar in Indië bitter slecht had, de Nederlanders allereerst maar de inlanders niet minder. En dat terwijl het de Nederlanders voor ogen stond dat dat Indië een nieuwe toekomst tegemoet mocht gaan. Met Nederland sa men in onafhankelijkheid. Zo had konin gin Wilhelmina het gezegd. Niet lang daarna capituleerde ook Ja pan ook in Indië kon, zo dacht men in Nederland, in vrijheid aan de opbouw worden begonnen. In het begin zat het niet erg mee: er was geen scheepsruim- te om Nederlandse troepen daarheen te vervoeren, die toch nodig waren om rust en orde te herstellen. Want men hoorde van extremisten, gewapende benden die met de Jappen hadden geheuld en nu het land onveilig maakten en Nederlands ge zag betwistten. Was dat zo? Nu, wtintig jaar later, oordelen we anders nu gaat het erom dat u zich herinnert hoe u toen dacht. In die sfeer zijn Nederlandse soldaten naar Nederlands Indië gegaan. Eerst vrijwilligers, jongens die opgeleid waren In Engeland of in het al eerder bevrijde zuiden van ons land en die al een stukje van de oorlog geproefd hadden. Later dienstplichtigen, jonge jongens nog, in weinige maanden opgeleid tot soldaat, tot sergeant, tot vaandrig misschien of tweede luitenant. Ze gingen scheep - nee, niet naar de vreemde maar naar een an der stukje van ons Koninkrijk. En die extremisten zouden ze wel baas worden. In die sfeer ook hebben ze geleefd en heb ben ze gevochten. In vele kampongs wer den ze begroet als bevrijders, waren ze graag geziene gasten maar ook de vijand leerden ze kennen. Een vijand die •cht geen weet heeft gehad van het land oorlogreglement of van welke andere Ge- neefse conventie ook wat wisten de Nederlandse soldaten er trouwens van! Die vijand vocht op de wijze van zijn land: hartstochtelijk, vindingrijk en soms heel wreed. Bij hen vergeleken waren de Nederlanders maar zachte jongens ze werden trouwens strak aan de lijn gehou den want generaal Spoor deed er alles aan om via zijn ondercommandanten Iedere soldaat op het hart te drukken: geen wreedheid, geen sadisme - gedraag Je als een correcte soldaat. Maar is het gek dat die soldaat soms bang was? Soms vond hij het lijk van zijn strijd makker deerlijk verminkt. Soms vond hij de gemartelde vrouwen en kinderen van een kampong die geen steun had wil len bieden aan de extremisten. En dan nam hij zich heilig voor: volgende keer schiet ik eerst., en soms deed hij dat ook, zelfs als 't achteraf niet nodig bleek. En soms ook kreeg hij een black-out, een aanval van woede en ging hij de vijand met dezelfde middelen te lijf. Want nog maals, generaal Spoor deed het uiterste om zijn troepen in de hand te houden. Tlat alles had die man in zijn slapeloos heid overdacht. En de overste pieker de er over door. Want wat zou er gaan gebeuren, nu dr. Huetink en de Vara de bal aan het rollen hadden gebracht. Al lereerst zou er zoveel als mogelijk is open kaart gespeeld worden: snuffelen in vele archieven, bijeenbrengen van le gerorders, van strafzaken, van rappor ten. Wat kon en kan men daarvan alle maal verwachten? Veel nieuws? Waar schijnlijk niet. En dan? Een wetenschap pelijk onderzoek? Een parlementaire en quête? Een combinatie van die twee? Dan zou er weer van alles en nog wat worden opgerakeld. Misschien herinnert Jansen zich weer die bange Pietersen die op de sawah die boer doodschoot. Gerrit was er ook bij. Hij vertelt zijn verhaal. Weten zijn vroegere meerderen ervan? Nee, want dan zou de zaak toen wel zijn doorgegeven. Maar het lijkt toch wel vast te staan dat Jansen Iets dergelijks heeft gedaan, iets dat in het huidige hand boek voor de soldaat staat aangegeven als in strijd met het oorlogsrecht. Een oorlogsmisdaad dus? Nog niet verjaard. Moet Jansen nu berecht worden? Wordt Jansen, die bange Jan Soldaat van toen die helemaal niet naar Indië wou en van het hele krijgsbedrijf helemaal niets be greep, wordt die Jansen nu berecht als oorlogsmisdadiger? Want als men aan 'n dergelijk onderzoek begint, als men dan 'n dergelijk vergrijp vindt, mag men het dan laten passeren? Doet men dan niet hetzelfde als de Duitser die ook maar het liefst de oorlogsmisdaden vergeet? Zo piekerde de overste is het wonder dat hij niet meer in slaap kon komen? Wfant zo staan de zaken er nu voor, he laas. De Vara-uitzendingen hebben sentimenten wakker geroepen die inder daad slapeloze nachten veroorzaken. Die inderdaad de vrees oproepen dat Jan Sol daat het slachtoffer gaat worden van een ketterjacht die niemand zegt te willen maar die moeilijk meer te stuiten is als er eenmaal een begin mee is gemaakt. En dat alles onder het mom dat Neder land er recht op heeft te weten... Stelt Nederland prijs op dat recht? We zijn met deze vraag naar Ermelo gegaan, naar de kazerne van dezelfde stoottroe- pers, waartoe ook de soldaat Huetink heeft behoord. Van stoottroepers zegt men: ruwe bolster, blanke pit. Ze wor den bepaald niet week opgeleid maar hun wordt terdege bijgebracht wat dis cipline is. En bij die opleiding wordt het oorlogsreglement, sinds 1952 heet het de Wet Oorlogsstrafrecht, niet overgeslagen wat dat betreft weten de jonge jon gens die er nu worden opgeleid heel wat meer dan hun oud-collega's die werkelijk in de strijd werden gestuurd! Hoe denken zij over deze zaak? In het begin blijkt dat ze er nog niet erg over hebben nagedacht de jeugd interes seert het niet zo sterk wat er in het ver leden is gebeurd - ze hebben meer oog voor de toekomst. Maar als men even met ze praat voelen ze de problematiek wel. Zelf liggen ze er niet van wakker maar ze begrijpen heel goed dat die aantijgingen van oorlogsmisdaden pijn doen. En daarom willen ze er meer van weten. En zo is het gebeurd dat een groepje stoottroepers in burger in Amers foort de straat is opgegaan en deze en gene burger eens om zijn of haar mening heeft gevraagd. Om er later in het Vor mingscentrum uitgebreid over te kunnen praten met de geestelijk verzorger. Dan komt het begrip boven. Het be grip voor de moeilijke situaties waarin die Nederlandse soldaten toen in Indië verkeerden. Het begrip ook voor de ban ge Jansen en de verbitterde Pietersen die er op los ging. Ze zijn genoeg soldaat om te weten dat niet iedereen een held is. En wat aarzelend geven ze toe dat ook de soldaat-van-nu wel eens te vlug zou kunnen zijn met schieten. Realiseren ze zich ook dat discipline, en discipline alleen, in staat is exces sen te voorkomen? Stoottroepers waar schijnlijk wel! Maar realiseren zich dat ook al die mensen die zo sterk aan dringen op „democratisering" van het leger, op zichzelf een goed ding als men in het oog houdt da democratie iets anders is dan ondermijning van de discipline. En merkwaardigerwijs schreeuwen juist die mensen 't hardst over democratisering die nu beschuldi gend de vinger opheffen naar de „oor logsmisdadigers"! De vraag hoe het nu verder moet blijkt ook voor deze jongens moeilijk. Ze be- grjpen dat men het hierbij niet kan la ten, dat er een verder onderzoek moet komen. Maar ook zij zien levensgroot voor zich dat Jan Soldaat weer het slachtoffer dreigt te worden. De bange Jan Soldaat wel te verstaan de sadist is wel slim genoeg geweest, die pakt toch niemand. Zo goed kennen soldaten onder elkaar het soldatenleven wel! J£n dan de vraag over de politieke ver antwoordelijkheid, een vraag die we niet aan deze jongens hebben gesteld en aan geen enkele andere militair. Want het is een vraag die binnen de politieke kring thuishoort en daar een antwoord moet vinden. Al eerder hebben we ge schreven: nu, na twintig jaar, is het niet moeilijk vast te stellen dat er fou ten gemaakt zijn, erge fouten zelfs. Die fouten van toen te gaan gebruiken voor het politieke spel van nu - en riekt de ze hele rel niet naar een aanval van links georiënteerde groeperingen tegen het meer behoudende deel, voornamelijk binnen de Partij van de Arbeid? - zo die fouten te gaan gebruiken is kwalijk. En nog kwalijker is het dat Jan Soldaat daarvan het slachtoffer dreigt te wor den. De goede soldaat die zijn moeilijke taak in Indië op uitstekende wijze heeft volvoerd en die zich nu besmeurd ge voelt. En de bange soldaat (waren het er 2000 van de 200.000?) die plotseling de kans loopt als oorlogsmisdadiger te worden betiteld. En dat alles omdat de soldaat Huetink nu doctor in de psycho logie geworden is. Hij heeft een kladblaadje toot rich liggen, eerste opzet van een brief aan de eerste minister van China. Hij bracht bliksembezoeken aan Amerika, Turkjje, Joegoslavië en Spanje, correspondeerde met staatshoofden van alle mo gelijke landen, sprak met allerlei mensen die zich interes seren voor politiek en economie. Hij studeerde, filosofeer de, formuleerde zijn ideeën. En zo is hij geworden tot wat hij nu is: dokter J. P. Guépin, een huisarts in Om meren, maar bovenal: een ijveraar voor de wereldvrede, die geen enkel middel onbeproefd laat om de weg naar vrede die hfl duidelijk voor zich ziet, bekendheid te geven en te propageren. En niet zonder succes althans voor zover het het propageren betreft. VN-secretaris Oe Thant vond zjjn ideeën de moeite waard om door alle leden van de Veiligheidsraad gelezen te worden, mensen als (wijlen) Robert Kennedy en senator Fulbright toonden interesse en zonden hem overdrukken van hun eigen redevoeringen over deze problematiek en Abbé Pierre liet weten: „Ik sta achter U!" Nu ligt dan voor ons het manuscript dat dokter Guépin graag wil uitgeven, omdat hij daarin' zijn gedachten en voors'. v. over de duidelijk ?n ulair mogelijk - ?ït sa—.: v - Te l.~ng om hier in zijn ge heel af te drukken deso~ ;*anks de moeite waard om er bekendheid aan te geven. In de hieronder afgedrukte ko lommen vindt u, behalve een interview met de schrijver, een korte samenvatting van het voornaamste deel van ztfn manuscript: hoe kan de wereld tot een vergelijk komen met communistisch-China en aldus een dreigend* oorlog voorkomen? ...WANT VREDE IS ZEKER MOGELIJK In het rustige, vreedzame Betuwse land ligt het Bos van Den Eng. Niet een echt bos tweehonderd bomen misschien met hier en daar daartussen verscholen een enkel wit huis. In een daarvan wonen dokter Guépin en zijn vrouw. Rondom akkers met gewassen die nog maar net de kop opsteken een sfeer van rust en vrede die door geen enkel ongepast ge luid wordt verbroken toch het decor van strijd. De vreedzame strijd voor vre de die dokter Guépin nu drie jaar met grote hardnekkigheid voert, ondanks zijn drukke praktijk. „Ja zegt hij peinzend ik heb weieens gedacht dat mijn theo rieën volkomen nieuw waren. Maar dan werd ik erop geattendeerd dat ze al eens eerder geopperd waren. Misschien komt het omdat ik hier woon, in Ommeren, ver van al dat strijdgewoel van diplomatie, politiek en oorlog Men kan zich afvragen of het nodig is dat men zich op de plaats van handeling bevindt om over iets objectief en juist te kunnen oordelen is trouwens niet ook het kleinste dorpje betrokken bij de zaak van oorlog en vrede? Woont niet ieder als het ware op de plaats van handeling? Dokter Guépin: „Altijd heb ik de histo rie-bronnen en economie bestudeerd en ik bleef goed op de hoogte van wat er op de wereld gebeurde. Dat bleek overduide lijk uit de brieven van experts uit alle landen. Zij vertelden dat mijn ideeën eenvoudig, nuchter en juist waren en dat zij er in meerdere of mindere mate ge lijk over dachten. smoNs iiMfÉ» vo ato r-e x-m iïw 8r. PP *^t*xA9At* Pt ÏW ;:f r iïf «- V®, «Si'+W. tsr tw tt#Pt «4* «W Pt txtmtAppeiPtj* vteiefc «1 »n w* öaeaett far -«wip f - tv*." v x - - De Ommerense dokter schermutselt niet met details of gebeurtenissen die geen blijvende betekenis hebben hij probeert het geheel te doorgronden, compleet met lange voorgeschiedenissen, maar steeds met het oog op de toekomst gericht. Hij praat niet snel maar overwogen. Hij hoeft slechts woorden te vormen om zijn theo rieën die hij door en door kent gestalte te geven. Instemming van toehoorders vraagt hij niet en of ze al dan niet luis teren maakt voor hem weinig verschil. Hij staat er achter, gelooft er in en vraagt geen goedkeurend ja-geknik. Dokter Gué pin wil vrede op aarde en hij heeft be grepen dat een van de middelen om die te bereiken het gebruik is van massame dia: kranten en tijdschriften, radio en te levisie. Alle politieke leiders kunnen ach ter je staan zo is zijn redenering maar zonder de instemming van de pu blieke opinie ben je machteloos. En daar om bewerkt hij die publieke opinie, al drie jaar lang. Daarom organiseerde hij teach- ins, schreef hij eindeloos artikelen in voor aanstaande kranten en tijdschriften in ve le landen der wereld, daarom ook is iede- WM> «sw* tW* -V V-.- - ,uvvvvvv\vvvv\\v\vvv\\\w re journalist hem welkom. En om nog meer mensen te kunnen bereiken heeft hij nu zijn gedachten neergeschreven in een manuscript, rond 4800 woorden, een klein boekje dus. Experts hebben het doorgele zen en achten zijn weergave van de fei ten juist. Bij Zomer en Keuning in Wage- ningen overweegt men nu de uitgave-mo- gelijkheid. „Ik heb het zo kórt geschre ven opdat ieder het kan lezen. Sommige mensen vinden 25 bladzijden toch al te veel", zegt hij. In zijn riante woning met veel oud-Hol lands, een open haard met houtblokken en een uitpuilende boekenkast hangt een sfeer van rust. Op een tafel ligt een Algemeen Dagblad, opengeslagen bij een artikel over de dichter en weten schapsman J. P. Guépin. „Nee, nee", zegt mevrouw Guépin, „dat is een neef van mijn man. Hij had een boek met gedichten geschreven: „De Mens is een Dier". Van de stad Amsterdam kreeg hij de poëzieprijs van 1968. Het zit heel goed in elkaar. Zo gauw de mens im mers weet dat hij een dier is, is hij het niet meer, want dan denkt hij wèer met zijn menselijke verstand". Mevr. Guépin lacht om deze zinsnede, die enig doordenken vereist. De mensen brengen respect en ontzag op voor de pogingen van deze 63-jarige. Ze geven hem op veel punten gelijk en knikken hun instemming. Hoeveel zullen er na het aanhoren van het betoog van de arts Guépin hoofdschuddend weggaan, omdat ze zijn activiteiten betitelen als die van een roepende in de woestijn? "^el- licht ook stellen ze hem de nuchtere, oer- vaderlandse vraag: „Vecht u niet tegen de bierkaai, want de oorlogen gaan toch door?" Na deze vragen is geen spoor van moedeloosheid of teleurstelling op het ge zicht of in de stem van dokter Guépin te ontdekken. Ook het feit dat, ondanks al gemeen ja-knikken, hij nog geen enkel re sultaat boekte, heeft niet de negatieve kracht om hem moedeloos te stemmen. Op dergelijke, plotseling gestelde vragen, antwoordt dokter Guépin nooit recht streeks en de ongeduldige, jachtige mens van de 20-ste eeuw wil hier gauw door ge ïrriteerd raken. Maar daar staat tegen over, dat de jachtige mens van 1969 zich hoogstens een uur kan drukmaken over vrede en oorlog. Met enkele vluchtige, zo genaamde realistische opmerkingen maakt die mens zich van alles af. Dokter Guépin begint echter naar aanleiding van een vraag over de gebeurtenissen in het jaar 1968 bijvoorbeeld bij de toestand van tweehonderd jaar daarvoor. Langzaam werkt hij dan naar het heden toe. Over het manuscript dat bij Zomer en Keuning ligt: „Ze willen een garantie voor de verkoop van tenminste 8000 exemplaren. Nog eens tweeduizend zou den ze voor eigen risico willen nemen. Maar dan zou me dat toch op een be drag van 7000 gulden komen en waar haal ik dat vandaan?" Ook in deze uit spraak geen moedeloosheid of teleur stelling. Alles vertelt hij zonder nadruk en slechts de niet aflatende woorden stroom getuigt van een eerlijke en geestdriftige inspanning, een lichte graad van goedaardige bezetenheid die niet afneemt door invloeden van buiten. Drie Chinezen lazen zijn verhaal. De eer ste was een filosofisch man, de tweede een voormalige journalist uit Sjanghai en als laatste de hoofdredacteur van een Chi nese krant, een communist in hart en nie ren. China en de Chinezen zijn namen die telkens weer in het gesprek en in het boek van dokter Guépin terugkomen. „Ik ben echt geen communist", zegt hij rustig en overtuigend. „Ik geloof alleen dat het gro te gevaar in de arme volken schuilt, een gevaar voor het westen. China is een ont wikkelingsland, dat goed vooruit boert en de uitbarsting van arme landen zou geleid worden door het machtigste daarvan, Chi na". Dat is slechts een enkel detail uit het manuscript van dokter Guépin, maar een detail dat al evenmin leidt tot het begin van al zijn theorieën: „Vriendschap is al leen te winnen door vriendschap in daden. De edelmoedigheid van de westerse lan den moet gepaard gaan met oneindig veel hulp". Dokter Guépin heeft zich vanaf zijn jeugd geïnteresseerd voor de geschiede nis en de economie. „Op achtjarige leef tijd brak de eerste wereldoorlog uit en het maakte een reusachtige indruk op me. Het dreunen van het geschut in Vlaande ren kon ik horen. Het gevolg was een gro te interesse met tegelijk een grote af keer". Ondanks zijn interesse in de ontwikke ling van China en ondanks zijn contacten met Chinese politieke experts, heeft hij eveneens veel belangstelling in Amerika en de Amerikaanse politiek. „Mijn vader had er zaken. Ik herinner me nog dat hij mooie kaarten stuurde en veel over dit land vertelde. Het leek me er machtig mooi, maar ook toen al kon ik sommige dingen niet appreciëren. Mijn bliksembe zoek van drie dagen uit en thuis aan Ame rika was een beleving van de eerste orde. Wel vond ik de Amerikanen in sommige opzichten wild...." Uit hoofde van zijn beroep reisde hij enorm veel landen af. Hij onderhandelde over de bestrijdingsmiddelen voor griep, biggehoest, mond- en klauwzeer en var kenspest. Daarnaast deed hij zijn kennis van land en volk op. „Ik heb altijd zitten kienen, omdat ik niet begreep dat er zo veel verdeeldheid en oorlog was. Want de volkeren verschillen echt niet zo veel. Een grote oorlog in Europa is al zo ondenk baar. In feite geldt dat voor de hele we reld. Bovendien is er een waanzinnige uit wisseling van produkten tussen oost en west. Geen enkele staatsman kan daar wat tegen doen". Driehonderd brieven stuurde de Om merense dokter naar staatslieden en vooraanstaanden over de hele wereld. Van honderd ontving hij bericht te rug. Hoewel de oorlogen blijven voortduren betekent dat niet dat dokter Guépin zijn ijveren voor de wereldvrede zal staken. Hij blijft schrijven, brieven sturen, nadenken en journalisten ontvan gen. „Dat er vrede komt", antwoordt hij op de vraag wat zijn grootste wens voor de toekomst is. „Eenheid", voegt zijn vrouw hieraan toe. Twee hoofdstukken maar telt het boek-in-wording van dokter Guépin. Het eerste heet: „De oorzaken van de oorlog en een mogelijkheid deze te voor komen in de nabije toekomst", het tweede: „Ana lyse en oorzaken der dringende huidige conflic ten", een analyse die uitmondt in een plan dat een vreedzame oplossing beoogt voor de steeds drei gender wordende tegenstelling tussen communis tisch China en het Westen. In dat eerste hoofdstuk, deels wat filosofisch getint maar anderzijds toch vol van praktische aanwijzingen, worden deze vier oorzaken van oor log genoemd: a. De vervulling van onredelijke wensen welke andere volkeren benadelen; b. De minachting van het ene volk voor het ande re, een minachting die niet op waarheid maar slechts op vermoedens berust. Met daarnaast een even foutief oordeel over de voortreffelijkheid van het eigen volk; c. Het wantrouwen jegens „de vreemde", het an dere volk dat men onvoldoende kent of het wan trouwen, dat voortspruit uit slechte ervaringen met een ander volk vroegere oorlogen, enz. d. De angst der volkeren voor elkaar, voortkomend uit slechte ervaringen, vermeende agressie en dergelijke. Deze angst is verantwoordelijk voor de wedloop in bewapening. Zij kan een oorlog ontketenen na incidenten en kleine misverstan den. Via tal van praktische maatregelen wil dokter Guépin die minachting, die angst, dat wantrou wen, verminderen en uiteindelijk wegnemen. Hij rekent de economen voor dat vrede ook financieel meer opbrengt dan oorlog; hij pleit ervoor de te hoge invoerrechten op grondstoffen uit de arme landen af te schaffen: „Als deze volken arm blij ven zullen ze eenmaal opstaan tegen het Westen". Uitgangspunt van zijn gedachten daarbij' is dat elk volk enige produkten beter en goedkoper kan ma ken dan elk ander volk door bijtijdse en juiste programmering (via de computer) moet het moge lijk zijn dusdanige verschuivingen in het industriële patroon aan te brengen dat voor allen, zelfs voor het Westen, een hogere levensstandaard het gevolg zal zijn. Het tweede hoofdstuk is het meest interessante, vooral omdat daarin „het plan" verwerkt is. Dok ter Guépin signaleert vier gevaarlijke en dreigen de tegenstellingen: die tussen het Westen en de USSR; die tussen de USSR en de Chinese Volks republiek; die tussen het Westen en de Chinese Volksrepubliek en ten slotte die tussen de Arabi sche landen en Israël. Voor een eventueel conflict tussen het Westen ,en Rusland is hij niet bang. Wel pleit hij er in dit verband voor dat West-Duitsland de Oder-Neis- se-grens zal erkennen, waardoor de angst van Rus land voor een mogelijke Westduitse aanval zal worden weggenomen. Ook in het Russisch-Chinese conflict ziet hij geen directe oorlogsdreiging al er kent hij: „Een oplossing is (nog) niet in zicht". En ook aan de situatie in het Midden-Oosten gaat hij snel voorbij: een sterk vergrote economi sche hulp aan de Arabische landen door het Wes ten lijkt hem de oplossing te brengen. Daarna echter verdiept hij zich in de proble men rond de Chinese Volksrepubliek. Hij geeft een geschiedkundig overzicht waarvan dit het kern punt is van de huidige problemen: „Na de oorlog in Korea staakte Amerika zijn neutrale politiek jegens China en veranderde die politiek in een har de en plagende om China in bedwang te houden". Daar stelt hij tegenover dat er aanwijzingen zijn dat de Chinezen van hun kant wél vriendschap met Amerika wensen. Drie aanwijzingen somt hij hiervoor op: a. De positie van de Chinese Volksrepubliek lijkt zeer veel op die van de arbeiders tijdens de klassenstrijd: werden de rechtvaardige wensen van de arbeiders (gelijkheid voor de wet en een behoorlijk loon) ingewilligd door de directeuren dan werden de arbeiders vreedzaam en vergaten zij hun „droom" van de revolutie. Ook de Chi nezen zouden die droom vergeten aldus dok ter Guépin als Amerika twee redelijke eisen van de Volksrepubliek zou inwilligen: een nor male plaats onder de volkeren en een kans op een redelijke welvaart; b. In 1945, ter gelegenheid van de oprichting van de Ver. Naties in San Francisco, hielt Mao Tse Toeng een vredelievende rede, waarin hij de sa menwerking van de Chinezen aan alle andere volkeren aanbood. c. Verscheidene Westerse reizigers in de Chinese Volksrepubliek (onder wie enkele Amerikanen) hebben gerapporteerd dat „de Chinezen de Ame rikanen niel haten, maar alleen de Amerikaanse regering". Op deze aanwijzingen heeft dokter Guépin zijn plan gebaseerd. Van Amerika vraagt hij allereerst vijf daden: erkenning van de Chinese Volksrepu bliek, toelating van de Chinezen tot de Ver. Na ties, het aanknopen van normale handelsbetrekkin gen, het daadwerkelijk, direct en definitief staken van de bombardementen op Noord-Vietnam en het terugtrekken van de Amerikaanse militaire bases uit Formosa, waardoor Formosa herenigd kan wor den met het Chinese vasteland. Zijn deze vijf voor waarden vervuld, dan is het ogenblik gekomen, waarop de Verenigde Naties (optredend als één ge heel) een plan tot samenwerking aan China kan aanbieden. Dat plan is: 1. De Chinese Volksrepubliek wordt lid van de Ver. Naties en permanent lid van de Veilig heidsraad (het nationalistisch China van Tsjang Kai Tsjek is dan inmiddels verdwenen). 2. Leden van de Ver. Naties mogen jegens elkaar geen aanvallend geweld gebruiken, ook niet bij interventies in binnenlandse conflicten van een «lid (Vietnam). Soortgelijke conflicten moeten uit sluitend door de Ver. Naties geregeld worden. 3. Met China wordt een overeenkomst gesloten voor de uitwisseling van industriële kennis en van grondstoffen voor een tijdperk van zes jaar en zonder speciale voorwaarden. 4. Alle leden van de Ver. Naties moeten geleidelijk ontwapenen (vijf procent per jaar bijvoorbeeld). Controle kan geschieden door de informaties van satellieten in de ruimte. Tevens moet een verbod van kracht worden van proefexplosies van kern wapens. Dokter Guépin erkent dat het plan risico's met zich brengt namelijk als China het zou saboteren, maar hij acht de risico's van een eventueel uit dit conflict voortkomende oorlog veel en veel gro ter. En terecht!

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 10