Paus wil graag dialoog
met de Nederlanders
Het ultimatum der drie
studenten -pastores
Op de bres voor een
juiste zondagviering
IN DEN B OSCH IS EEN FR A TER
WERKZAAM BIJ DE DOMINEE
Vereniging groeide met 1100 leden
ROME EN
NEDERLAND
NEDERLAND
EN ROME
illllF
Rome en
reformatie
Over een
jeugdherinnering
en nog wat...
Voorstanders
Als Sjaloom
Weer heeft een medewerker van de N.T.S., dit
maal dr. Marcel Vanhengel, de kans gekregen
om met het televisie-oog binnen de muren van
het Vaticaan door te dringen. De eerste keer
het gesprek met de geduchte kardinaal Otta-
viani was 't bijna een openbaring: heel wat
misverstanden over de beruchte Curie zijn er
door uit de weg geruimd. En ook ditmaal, toen
dinsdagavond in de rubriek „Denkbeeld" mon
seigneur Casaroli, onderstaatssecretaris van het
Vaticaan, op het scherm verscheen, is er veel
gezegd dat de verstandhouding tussen Rome en
de Nederlandse kerkprovincie ten goede kan
komen.
Aanleiding tot dit gesprek waren enkele ar
tikelen die onlangs zijn verschenen in de Os-
servatore Romano, het blad van het Vaticaan,
over de situatie in rooms-katholiek Nederland.
Na het pastoraal concilie in Noordwijkerhout
had de Italiaanse pers weinig vleiende dingen
over Nederland geschreven maar de Osser-
vatore had geen enkel commentaar gegeven.
Totdat plotseling het stilzwijgen verbroken werd
met een artikel onder de intrigerende kop: „Ka
tholieken in Nederland: een levendig geloof".
Het was geschreven door de adjunct-hoofdre
dacteur, prof. Frederico Alessandrini, die er in
middels nog twee artikelen op heeft laten vol
gen. En alle tonen ze op een verrassende manier
begrip voor de ontwikkelingen in het Nederland
se katholieke leven.
Waren deze artikelen geïnspireerd door het
Vaticaanse staatssecretariaat? Dr. Vanhengel
vroeg en kreeg toestemming om deze vraag voor
te leggen aan mgr. Casaroli. Het antwoord was
diplomatiek: „De artikelen van prof. Alessandri
ni zijn natuurlijk door hem geschreven maar
wel kan ik u de verzekering geven dat de be
doeling, de toon, de poging tot objectiviteit en
begrip en dit alles vergezeld van een belang
stelling voortkomend uit grote sympathie een
getrouwe weergave zijn van een houding zoals
die door de Heilige Stoel en ook persoonlijk
door de Heilige Vader wordt ingenomen ten
aanzien van het katholicisme in Nederland".
In het vervolg van het interview vertelde mgr.
Casaroli, dat hij persoonlijk met de Paus over
de artikelen gesproken had. En daarop liet hij
deze uitspraak volgen: „Ik kan er nog aan toe
voegen, dat niemand meer verdrietig is dan de
Paus, wanneer hij merkt dat men het katholicis
me in Nederland oppervlakkig behandelt en be-
MGR. CASAROLI
.smartelijk gewenst...
oordeelt. Ik geloof werkelijk dat er van de kant
van de Heilige Vader en gezien zijn richtlij
nen ook van de kant van de Heilige Stoel
niets is dat een open en eerlijke dialoog met
het katholicisme in Nederland in de weg staat.
Dat vraagt natuurlijk een groot wederzijds ver
trouwen, zoals tussen leden van eenzelfde fami
lie, gedreven door eenzelfde ideaal en door een
gemeenschappelijk besef van broederlijke soli
dariteit, of naar gelang het geval van een soli
dariteit als tussen vader en zoon. Wij mogen ook
de verantwoordelijkheid en de plichten van Paus
en Vaticaan niet vergeten, niet alleen wat be
treft de zuiverheid van het geloof en de grond
slagen van het kerkelijk leven, maar ook ten
aanzien van de gelovigen in de hele wereld en
van de verschillende zienswijzen die binnen de
schoot van de kerk gerechtvaardigd zijn. Dit
alles zal naar mijn mening beslist veel nuances
aanbrengen in het oordeel over de Heilige Stoel
en dieper inzicht geven in haar optreden. Dit
zal ertoe bijdragen dat een sfeer van vertrou
wen wordt geschapen, die vurig ik durf haast
wel te zeggen: smartelijk door de Paus wordt
gewenst".
Het is misschien allemaal wat Romeins-pathe
tisch gezegd maar kardinaal Alfrink heeft er
in dezelfde uitzending onmiddellijk op gere
ageerd door te stellen dat naar zijn mening Ne
derland het aanbod tot een werkelijk positieve
dialoog met beide handen moet aangrijpen. Zo
dat er nog belangrijke gesprekken op komst
zijn.
„Wij konden niet anders dan ons steeds verder
verwijderen van de vormen van de kerk, haar
woorden en dat hele kerkelijke klimaat; van
deze kerk die zegt dat zij de enige ware is, die
de pretentie van opperste deskundigheid voert
öp alle terreinen van het menselijk leven; die
een wereldepiscopaat heeft, waarvan talloze le
den zich telkens weer compromitteren met poli
tieke dictaturen, die onleefbare sociale verhou
dingen in stand houden; die macht wil uitoefe
nen over gewetens en absolute gehoorzaamheid
eist en die nooit kan zeggen dat zij zich vergist
heeft". Dat waren harde woorden, die zondag
morgen jl. uit de mond van studentenpastoor
Huub Oosterhuis in de volle studentenkapel in
Amsterdam een aandachtig en misschien ook
wel begrijpend gehoor vonden, maar die zon
dagavond voor de televisie, toen een groot deel
van deze preek werd uitgezonden, bij vele Ne
derlanders toch ook een schokeffect teweeg
hebben gebracht.
Katholiek Nederland schrok, misschien niet in
de eerste plaats de leiders van deze kerkprovin
cie, die zowel met pastoor Oosterhuis als met zijn
confrères Van Kilsdonk en v.d. Stap mede na
mens wie pater Oosterhuis jl. zondag zijn verkla
ring aflegde al heel wat gesprekken hebben
gevoerd en correspondentie gewisseld. De kerke
lijke leiders konden weten dat er mogelijk bin
nenkort 'n uitbarsting zou komen in 't al jaren
de wereld-bisschoppen-conferentie die dit na
jaar begint en op de invloed die te verwachten
uitspraken van de Paus hierop zullen uitoefe
nen.
Natuurlijk zijn er in ons land priesters en
gelovigen, die van deze bisschoppenconferentie
weinig positiefs op dit gebied verwachten en ook
wij geloven niet dat de rooms-katholieke kerk
al binnen een jaar een ontkoppeling van ambt
en celibaat zal hebben aanvaard, maar wel ge
loven wij waarin ook pater Dresen, een colle
ga van Oosterhuis, Van Kilsdonk en Van der
Stap, die zich van de verklaring van jl. zon
dagmorgen distantieerde, geloven „dat er bin
nen de kerk een weg te vinden moet zijn die
leidt tot structuurdoorbraken en vernieuwingen
in eeuwenlang als onveranderlijk aanvaarde be
grippen".
slepende conflict over de studenten-pastoor Jos
Vrijburg uit Utrecht van wie zijn mede-pasto
res eisen dat hij ook na zijn huwelijk in de
prediking zal mogen blijven voorgaan. En zij
konden zien aankomen dat de studenten-pasto
res met een groot deel van hun parochianen
achter zich „deze kerk als instituut misschien
wel eens ooit zouden afwijzen". Maar voor een
goed deel van de vaderlandse katholieken kwam
deze verklaring gekoppeld aan een ultimatum
dat op 1 maart a.s. afloopt totaal onverwacht
en ook voor allen die in het kerkelijk leven
van Nederland zijn geïnteresseerd had deze ver
klaring het effect van een schok, waarbij men
zich afvroeg of „deze afwijzing van een kerk
als instituut" de weg naar vernieuwing in de
kerk zou moeten zijn.
De KRO en ook Mgr. Zwartkruis, de bisschop
van Haarlem, legden zondagavond na de uitzen
ding van de preek van pater Oosterhuis een
verklaring af, waarin beiden zich openlijk voor
standers verklaarden van de intrede van de ge
huwde priester in de katholieke kerk, maar
waarin zij eveneens de beslissing van de drie
studenten-pastores afwezen, als gevaarlijk voor
een vruchteloze scheuring, die ook al wil zij
dan geen kerk zijn en ook al hebben Ooster
huis en de zijnen in hun verklaring dan ook
de hele structuur van de kerk afgewezen, toch
ongewild zou leiden tot de vorming van weer
een nieuwe kerk, de zoveelste in ons land, die
wil zij functioneren en aansluiting met de we
reldkerk wil vinden, toch weer zal moeten
zoeken naar een eigen structuur.
De studenten-pastores willen deze hele maand
nog benutten voor discussies met iedereen, die
met hen wil praten, maar wij willen besluiten
met de woorden van een lang niet conservatief
katholiek, die zondagavond na de verklaring van
pater Oosterhuis zei: „Als ik jou (dus Ooster
huis) zou bellen voor een gesprek zou ik toch
alleen maar zeggen: ik zal deze hele maand voor
jullie bidden".
Het is gebeurd in Nieuw-Beijerland,
een van de dorpen onder de rook van
Rotterdam, waar de kerk nog sterk is
maar waar de import dikwijls andere
ideeën heeft over wat wel en wat niet
door de beugel kan dan de oude kern.
Op een dag in december kregen alle
nieuwe bewoners een stencil in de bus
van de gezamenlijke gereformeerde
modaliteiten waarop onder meer dit te
lezen stond:
„Zoals u wellicht vernomen of ge
merkt zult hebben bestaat er in ons
dorp gelukkig nog steeds een goede
gewoonte wat betreft de zondags
rust. Nu is het ons al meerma
len opgevallen, dat velen die in ons
dorp komen wonen, juist op zondag,
de Dag des Heren, hun huis inrich
ten, hun tuintje bewerken enz. en
daarmee Gods dag ontheiligen. Deze
gang van zaken betreuren wij zeer.
Zoals u weet gaat dit tegen het ge
bod van God in, alsmede tegen het
gevoelen van velen van uw dorpsge
noten die overeenkomstig het god
delijk gebod willen leven". Het ver
volg komt er op neer dat de nieu
welingen dringend verzocht wordt
met bovenstaande ernstig rekening
te houden, „temeer daar ook u een
maal van deze dingen rekenschap
moet afleggen".
Het stencil heeft niet de gewenste uit
werking gehad. Integendeel: de nieuw
komers hebben zich nogal boos ge
maakt, omdat zij zich in hun privé-
sfeer voelden aangetast. En zo heerst
in Nieuw-Beijerland nu niet bepaald
een sfeer van christelijke naastenliefde.
Is wat de gereformeerde gezindte
daar deed de juiste manier van wer
ken? Er bestaat, n" al meer dan der
tien jaar, een Nederlandse Vereniging
tot bevordering van de Zondagsrust
en de Zondagsheiliging, gevestigd te
Ede en goedgekeurd bij Koninklijk Be
sluit van 28 september 1955. We heb
ben de vraag voorgelegd aan secreta
ris G. J. H. ter Weel ook hij blijkt
niet zo erg gelukkig te zijn met het
Ni eu w-Bei jerlandse initiatief. „Wij
treden niet dwingend op", zegt hij. „Al
leen informerend en adviserend. Wat
ieder particulier wil doen moet hij
zelf weten. Wel menen we dat we
overheden en grote bedrijven er op
moeten wijzen dat zij onder de godde
lijke wetgeving vallen en niet in strijd
met Gods Woord mogen handelen".
Op dat punt is het een actieve ver
eniging we hebben er al eerder
over verteld en ook het jaarverslag
over 1968 getuigt daarvan. In het af
gelopen jaar is geprotesteerd tegen
het openstellen op zondag van de voor-
en najaarsbeurzen, de RAl-tentoon
stelling van bedrijfsautomobielen, de
RAI-tweewielertentoonstelling. de His-
wa-tentoonstelling, de internationale
Huishoudbeurs en zo nog het een en
ander meer. Protest is verder aange
tekend tegen de volledige continu
dienst bij de Nederlandse Export Pa
pierfabriek in Nijmegen en ook tegen
het felicitatietelegram dat de CHU
toezond aan Jan Janssen toen hij op
zondag de Tour de France won.
Ook een bloeiende vereniging trou
wens: op 31 december telde zij 8870
leden liefst 1100 meer dan het jaar
daarvoor. De heer Ter Weel zegt er
van: „Er zijn nog een heleboel ortho
doxe mensen die hier him steun aan
willen geven, een groot deel van de
kerkbevolking van de oud-gerefor
meerde gemeente tot de Nederlandse
Hervormde Kerk toe". Dat er in de
kerken toch wel heel verschillend over
zondagsrust en vooral over zondags
heiliging gedacht wordt de heer Ter
Weel (oud-belastingontvanger) is rea
list genoeg om dat te erkennen. Vol
gens de vereniging bestaat een zon
dag uit het tweemaal naar de kerk
gaan, het praten in gezinsverband, het
lezen van stichtelijke lectuur en even
tueel een wandeling.
„Daarmee is lang niet iedereen het
eens,, erkent hij „misschien maar
tien procent. Wij zijn een zeer conser
vatieve richting toegedaan maar wij
menen dat wij ons aan de Tien Gebo
den moeten houden, letterlijk zoals
het er staat. Ze gelden ook voor onze
tijd als je er iets uit schrapt kun je
alles wel schrappen".
Gelooft hij dat dip zes dagen van de
schepping dus ook die zevende, die
rustdag, letterlijk moeten worden op
gevat? Kan dat niet symbolisch be
doeld zijn daar immers vele geleer
den het er over eens zijn dat de aarde
miljoenen jaren nodig heeft gehad om
te ontstaan? Zijn antwoord: „Als God
wonderen kan doen, Lazarus N uit de
dood kan opwekken bijvoorbeeld,
waarom dan niet de wereld in zes da
gen scheppen? Het is een beetje cru
gezegd maar de wetenschap is de
grootste vijand van de godsdienst. De
tegenstand die we ondervinden kun je
dan ook wetenschappelijk gekweekt
noemen door de wetenschap is het
geloof gaan wankelen!"
Een zelfde geluid komt van voorzit
ter ds. J. van Prooyen in het jaar
overzicht over 1968. Het groeiend le
dental heeft hem niet het idee gege
ven dat nu ook meer mensen zich
aan de zondagsheiliging houden.
„Deze dag moest ons boven alles
dierbaar zijn", zo schrijft hij. „Maar
het zal de nauwlettende toeschouwer
duidelijk zijn dat ook in ons land
deze dag in toenemende mate wordt
verlaagd tot een werkdag, een sport
dag, een uitgaansdag. In dit op
zicht vervagen ook de grenzen tus
sen kerk en wereld steeds meer".
En verder: „Het is een zeer betreu
renswaardig verschijnsel dat de rust
dag als scheppingsordinatie Gods
meey en meer wordt miskend.
Naar mate de vreze des heren af
neemt, neemt de ontheiliging van de
dag des Heren toe. De vrees is niet
ongegrond dat het aantal dergenen
die Gods dag oprecht beminnen,
steeds kleiner wordt".
Een ernstig woord in dat jaarver
slag dat is ook de reden waarom het
in 12.000 exemplaren wordt gedrukt
en verspreid. Behalve het protesteren
bij overheden en bedrijven is dit jaar
verslag immers het middel waarmee
men wil bereiken dat er tenminste
over de zondag en over zondagsrust en
zondagsheiliging wordt nagedacht Of
men ooit het doel zal bereiken? De
vereniging zou niets liever zien dan
dat zij haar activiteiten kon staken
omdat het niet meer nodig zou zijn.
Eerder echter lijkt het tegendeel het
geval waarbij men zich wel moet
afvragen of dat ook niet aan de ver
eniging zelf ligt. Of men niet, door
zich enigszin naast het leven-van-nu
op te stellen, het op zichzelf juiste
ideaal: rust op en heiliging van de
*ondag als een aan God gewijde dag,
laat verstarren. Er zijn anderen, men
sen die niet minder ernst maken met
het leven als christen, die er anders
over denken. Die met niet minder
ernst zoeken naar een beleven van
dit goddelijk gebod ook. in deze tijd.
Waarom niet samen met hen gezocht?
Waarom alleen maar de protesten-per-
brief en die jaarverslag-monologen?
Waarom dat ontwijken van een con
frontatie met andere meningen? Is
men bang iets van het eigene te ver
liezen dat is toch een zwak stand
punt! Vele christenen hebben moeite
met de zondag dat blijkt steeds
weer. Moeite met de zondagsrust en
moeite met de zondagsheiliging. Het
lezen van stichtelijke lectuur en alles
wat vroeger het karakter van de zon
dag bepaalde geeft geen rust, geen
ontspanning meer rust-nu betekent
wat anders. Recreatie? Misschien,
maar dan komt wel de vraag naar de
aard van de recreatie boven. Ook zon
der dat men het wezen van het godde
lijk gebod aantast kan hierover ge
praat worden de Vereniging tot be
vordering van de zondagsrust en de
zondagsheiliging zou goed werk kun
nen doen als zij over dit alles wilde
meedenken. Alleen: dan zal er van
staken van de activiteiten wel nooit
iets. komen. Want iedere tijd heeft met
dit gebod zijn eigen zorgen.
Pastoor Oosterhuis heeft in zijn verklaring
van jl. zondag, waarin hij aankondigt dat, wan
neer Jos Vrijburg niet met toestemming van het
episcopaat na zijn huwelijk in de prediking ge-
thandhaafd blijft, zij na 1 ma»1* toch als ziel
zorgers in de studentenwereld werkzaam willen
blijven in de geest van de Sjaloom-groepen, dui
delijk gezegd, dat deze stap van hem en zijn
twee confrères niet een oorzaak vindt in de
kwestie-Vrijburg. Die is slechts aanleiding de
diepere oorzaak van zijn verklaring ligt in het
feit, dat hij de kerk niet meer in staat acht
om „creatief te reageren in situaties waarin dit
voor haar volgelingen nodig zou zijn, maar waar
in het huidige kerkelijke recht niet voorziet".
Kennelijk doelde pater Oosterhuis hiermee op
de uitspraken over de geboorteregeling in de
encycliek Humanae Vitae en op de uitspraak,
die kardinaal Alfrink vorige week zondag in de
studentenparochie te Utrecht heeft afgelegd over
de ontkoppeling van ambt en celibaat, waarin
de kardinaal verklaarde voor dit probleem geen
andere weg te zien „dan de lange weg binnen
de kerkelijke hiërarchie".
In kerkelijk recht bezien hééft het Neder
lands episcopaat ook nooit de mogelijkheid om
in het celibaat voor de priester, die door de
rooms-katholieke. kerk als essentiële eis voor haar
dienaren is gesteld, eigenmachtig een eigen
weg te gaan. Nederland zal moeten wachten op
..Natuurlijk zijn er verschillen
ik wil dat niet ontkennen", zegt ds.
R. F. Snow, hervormd predikant
te 's-Hertogenbosch. „Maar hier
in het zuiden van Nederland is de
situatie wel anders dan in de rest
van ons land. Vergeet niet: we wo
nen in het bisdom van wijlen mon
seigneur Beckers. De oecumeni
sche ontwikkeling is hier enorm
snel gegaan. Er is heel veel sa
menwerking en zo zijn we ook
mentaal naar elkaar toe gaan
groeien". Voor dat laatste levert
ds. Snow zelf het bewijs: sinds
enige tijd loopt bij hem een frater
stage, de heer H. Hessing, van de
missionarissen van het Heilig
Hart. De heer Hessing studeert
aan de Theologische Hogeschool
te Tilburg drie dagen per week
is hij echter te vinden in Brabants
hoofdstad om zijn werk te doen in
de hervormde wijkgemeente van
ds. Snow.
Vreemd? In Den Bosch vindt
men het helemaal niet zo vreemd,
noch de rooms-katholieken noch
de protestanten.. Tussen beide ker
ken zijn de laatste jaren zowel in
Brabant als in Limburg nu een
maal veel contacten gegroeid. Er
zijn vele gesprekskringen en collo
quia. Ter gelegenheid van de in
ternationale gebedsweek voor de
eenheid van de kerk heeft onlangs
in Eindhoven een priester in de
hervormde en in de gereformeerde
kerkdienst gepreekt. De betrokken
gereformeerde wijkraad had in een
gemeentevergadering de zaak voor
gelegd aan de gemeenteleden en
dezen vonden dat een dergelijke
vorm van samenwerking verant
woord was. En dergelijke vormen
van kanselruil komen meer voor.
In dit licht moet men ook zien
he+ verzoek dat frater Hessing
richtte tot dominee Snow om bij
hem stage te mogen lopen. Waar
om hij dat zo wilde? „Natuurlijk
had ik ook mijn studieopdracht
kunnen uitvoeren in een rooms-
katholieke kring. Maar ik vond het
na eens leuk praktijk op te doen
in een reformatorische kring. Het
initiatief is geheel van mij uitge
gaan en niemand vond het vreemd.
Ik wilde de hervormde kerk van
binnen uit leren kennen en ik wil
de wel eens weten hoe men in de
ze kerk het kringwerk opzet waar
in ik geïnteresseerd ben."
Frater Hessing houdt zich in
's-Hertogenbosch namelijk bezig
met het kring-, opbouw- en vor
mingswerk geen pastorale ar
beid dus, dat stelt ds. Snow met
nadruk. 's-Hertogenbosch kent de
zogenaamde contactkringen: de ge
meente is verdeeld in 45 kleine sec
ties met contactpersonen, de wijk-
werkers. Een wijkwerker organi
seert een contactkring, waarin van
gedachten wordt gewisseld over al-
lerlei onderwerpen. Zo heeft men
de laatste maanden gesproken over
de zaken die in Uppsala, tijdens de
vergadering van de Wereldraad
van Kerken, aan de orde zijn ge
feest.
„Wat is in deze organisatie uw
werk?" vragen we aar. de heer
Hessing. Zijn antwoord: „Ik ga na
hoe deze kringen lopen. Als er er
gens een kring ontbreekt waar er
toch nodig een zou moeten zijn,
dan doe ik daar pogingen toe. Dik
wijls ook krijg ik een uitnodiging
om de vergaderingen bij te wonen
dan leer ik zo'n kring ook van
dichterbij kennen. Onlangs heb ik
ook een vormingsweekend meege
maakt, belegd voor de ouderlingen
met de bedoeling zich dieper te
bezinnen op de liturgie en op de
interne organisatie van een ge
meente. Daarnaast doe ik dan ook
het administratieve werk: het in
kaart brengen van het kringwerk
bij voorbeeld."
Omgekeerd heeft ook ds. Snow
voordeel van het werk van zijn
„fratervicaris": „Hij verricht een
hoeveelheid studiewerk die voor
ons zeer zinvol is". Men moet daar
bij bedenken dat stage lopen niet
zomaar een bezigheid is: het is
onderdeel van een studie. Gemeen
teopbouw is een van de hoofdvak
ken in de studie van frater Hes
sing dat hij het resultaat van
zijn studie ook ter beschikking
stelt aan zijn „werkgever" spreekt
vanzelf. Bestaat het gevaar dat hij
mistrst omdat hij als rooms-katho
liek de hervormde sfeer toch niet
voldoende kan aanvoelen? Ds.
Snow heeft er tot dusverre nog
niets van gemerkt. „Er komen bij
ons al zoveel vormen van gesprek
tussen rooms-katholieken en pro
testanten voor, dat de wederzijd
se sfeer ons niet vreemd is", zegt
hij. Een vraag die we niet gesteld
hebben maar die ongetwijfeld te
zijner tijd aan de orde zal komen:
„Beinvloed men elkaar ook, ge
geven deze wederzijdse, soms nau
we contacten?" Want di+ mag men
toch aannemen: dat er onder de
vele redenen die zijn aan te voe
ren als antwoord op de vraag
waarom het rooms-katholicisme
in Nederland zo'n eigen gezicht
heeft, ook deze reden schuilt dat
het protestantisme in Nederland
zo sterk is. Rome en reformatie
beïnvloeden elkaar, dat is buiten
kijf. Maar in welke mate en hoe?
Voor het Vaticaan dat op het ogen
blik zoveel belangstelling heeft
voor (en zoveel moeite heeft met)
de Nederlandse kerkprovincie zou
het nuttig kunnen zijn dit te be
studeren. Misschien zou blijken
hoezeer een stage als nu in Den
Bosch de oecumene ten goede
komt.
Als kind is me t voorrecht te beurt
gevallen een bovenstebeste bovenmees
ter van de bovenste plank te hebben
gehad. Zijn naam in verband met
wat volgt noem ik nu maar niet;
er zullen trouwens nog wel oude
Veenendalers in leven zijn die hem
hebben gekend want hij heeft ook „in
't Veen" nog voor de klas gestaan. Die
bovenmeester van me was een uit
zonderlijk begaafd mens met een zeer
oorspronkelijke geest, vol humor, een
groot pedagoog. Een rede van hem
was een attractie apart. Daar kwa
men de mensen op af. En zo was het
dan een keer dat hij op een avond
sprak voor ik weet niet meer wat over
ik weet niet meer waarover. Hoe 't zij,
die avond kwam hij al orerende ook te
spreken over het feit dat in *t gere
formeerde leven de Christelijke levens
praktijk toch eigenlijk maar een ver
drietig stiefkind was: de leer, de zui
vere leer, was alles bij die gerefor
meerden en naar het leven moest je
maar niet vragen. (Hij was een ty
pische nabloeier van het Reveil). Dat
het in de praktijk met die gerefor
meerde zede maar zó zó was, stond
volgens hem niet los van de manier
waarop 's zondags in de kerk de wet
gelezen werd.
Nu moet ik er bij vertellen dat we
een voorlezer hadden die, gehoord de
intonatie waarmee hij placht te lezen,
met recht de naam voorzanger nog
wel dragen mocht. M'n bovenmeester:
„Moet je horen hoe 's zondags de wet
gelezen wordt". Volgde een kostelijke
imitatie van onze arme voorlezer-voor
zanger. Om meelij mee te krijgen.
Grote hilariteit bij het gehoor. „Maar"
zo ging m'n bovenmeester verder
„zó staat hét ér niet!!!"
„Wat er dan wél staat?" En toen
kwam het. Als even zoveel pistool
schoten werd het op het gehoor afge
vuurd: „Gij zult niet doodslaan, gij
zult niet echtbreken, Gij zult niet ste
len enz. Gij zult! Gij zult! Gij zult!"
De schare was diep onder de indruk.
Ja, dat was wel heel wat anders, ja,
dat moest het wel zijn, ja, dat was het
ware. Zó werd het tenminste de Wet.
Alleen zo kon het wat uithalen. Onder
het gehoor bevond zich ook onze arme
voorlezer-voorzanger. En wat je ook
op de man mocht aan te merken heb
ben, maar.... eigenwijs was hij niet en
dat is iets wat je bepaald niet van
iedereen zeggen kunt.
Zondagmorgen. M'n vader zit in z'n
preekstoel in afwachting van de ver
trouwde melodieën van achter het
voorlezersbordje. Z'n verbazing moet
wel heel groot geweest zijn toen hij
in plaats van het gebruikelijke gezing-
zang onverhoeds het salvo van tien
pistoolschoten op de gemeente hoorde
afvuren. Nu was 't niets voor mijn va
der daar ineens bovenop te springen.
Dat zou ook weer onbarmhartig ge
weest zijn. Echter, zo'n misverstand
rustig laten voortwoekeren zou niet
minder onbarmhartig zijn geweest je
gens de gemeente. Maar hij was ie
mand die een normale gereformeerde
preek hield en daarin staat de wet al
tijd op de juiste plaats en dus was.het
helemaal niet zo moeilijk om tijdens
de preek en ongezocht en zonder de
voorlezer te kwetsen er de gemeente
even aan te herinneren dat het evan
gelie van de verlossing en uitleiding
uit het diensthuis boven de wet ge
schreven staat en dat daarmee bedoe
ling, klimaat en toon van de wet als
vanzelf gegeven zijn. Het is de prak
tische, concrete leefvorm voor het
evangelie van de verlossing.
Natuurlijk wil dat niet zeggen dat
het er allemaal nu niet zo zeer meer
op aankomt. Een mens kan, willens
en wetens samen met alle „godde
loze en zorgeloze mensen" er de
hand mee gaan lichten; maar dat
kpmt neer op een aanslag op het
evangelie zelf, het is de weg omkeren
en terugkeren en het diensthuis van
de goedgeprate en aanvaarde zonde.
Maar terug naar het diensthuis is het
ook wanneer we Gods wet onthoofden,
verminken, onder zijn opschrift weg
halen. Wat we dan overhouden? Tien
pistoolschoten, tien klappen met de
knoet, tien ampullen met dodelijk ver
gif. Wat dat oplevert? De trieste aan
blik van ook een „schare die niemand
tellen kan" van mensen wien het licht
van Gods bevrijding onthouden is, wien
de blijdschap geroofd is, die met wal
ging denken en spreken over al wat
„Christelijk" is terwijl ze de blijde
boodschap eigenlijk nooit hebben leren
kennen. Nooit te zien kregen. Waar ze
zich tegen afzetten? Tegen de verval
singen en ze hebben, tot op zekere
hoogte, nog gelijk ook. Maar het re
sultaat is verschrikkelijk. Wat het
vervalste evangelie oplevert? Vloek-
beesten! Verwildering en ontworteling
van een losgeslagen generatie die me
nende de vrijheid te grijpen 't slachtof
fer wordt van steeds nieuwe vormen
van slavernij. Onbeschrijfelijk is de
schade in duizenden en nog eens duizen
den gezinnen aangericht. Als er iets is
dat ons ook hier onze naaste omge
ving met zorg vervullen moet, dan
is dat wel deze geraffineerde truc van
hem die de vermoording van het evan
gelie der bevrijding als enig punt op
zijn programma heeft: de duivel. Hoe
gemakkelijk en goedkoop 't vraagt
geen offer, zeker niet dat van u zelf!
hoe leeg en vals is die kanonnade van
honderden en duizenden keren met je
vuist op tafel: „God wil dit en God wil
dat!!!" Het is leugen. God wil maar
één ding. Hij die liefde gaf en geeft,
vraagt alleen het antwoord van 't ge
loof. En als het op daden aankomt
heet dat geloof plotseling: liefde en
zelfverloochening. Duizend klappen
zogenaamd in Gods Naam op de ta
fel en u raakt in uw gezin elkaar wel
kwijt. Eén keer in dankbaarheid, in
liefde, eerbied en zuiverheid Jezus'
naam genoemd, het is het behoud van
uw gezin, en van elkaar en merkwaar
dig, je ziet alle dingen, ook de wet,
maar zo op hun plaats komen.
Misschien is het hier en daar nog
niet te laat om de naam van de Hei
land te belijden in uw gezin en daar
mee een volmaakt nieuw klimaat op te
zoeken; het kwade te overwinnen niet
door een nieuwe vorm van het oude
kwaad, maar door het kwade te over
winnen door het goede, het offer van
de liefde, waarin de harten der vade
ren zich keren tot de kinderen. Heus,
daar komt de wet op z'n plaats. Maar
daar dan ook alleen! Daar komt iets
van wat het evangelie noemt „de ge
zindheid der rechtvaardigen" en het
„den Here bereiden van een wel toe
gerust volk".
Renswoude,
ds. J. C. Jonkers.