De Jood in zijn
vern
en
edering
hoogste
roem
H
Leven vanuit
uw toekomst...
HL
M,
D,
L
Schrijver van De Bijbel heeft toch gelijk
beschreef2000 jaar geleden Joods leven
I
V.
B
L
TER OVERDENKING
Dr. Werner Keller, de schrtfver van
En zU werden verstrooid onder alle
volken" (Uitg. la Rivière en Voorhoeve
f 27,50) begon zijn werk als schrijver In het
vooroorlogse Duitsland, na zijn rechten
studie. In 1939 werd hij bij Hitiers leger
ingelijfd, maar hij vond al spoedig aanslui
ting met andere anti-nazi's; samen met
sommigen van hen werkte hij tijdens de
oorlog in een verzetsgroep. Tegen het ein
de van de oorlog greep de Gestapo hem,
waarna hij, wegens het smeden van hoog-
verraderlljke complotten en hulp aan Jo
den, ter dood werd veroordeeld. De geal
lieerden waren echter sneller dan zijn beu
len en in 1945 werd dr. Keiler door de op
rukkende legers uit Torgau bevrijd.
Na de oorlog was Keilers bekendste werk
„De Bijbel heeft toch gelijk", dat alleen al
in Duitsland een oplaag van een miljoen
bereikte. Nu woont hij in Asconra aan het
Lago Maggiore.
et is een immens dik boek geworden van
meer dan vijfhonderd pagina's, maar de schrij
ver, dr. Werner Keller, blijft het een reportage
noemen - opdat bij voorbaat duidelijk zal zijn,
dat het boekEn zij werden verstrooid onder
alle volken" méér dan iets anders een indrin
gend levensverhaal is: de geschiedenis van het
Joodse volk in de tweeduizend jaar tussen de
verwoesting van de tempel en de stichting van
de Joodse staat Israël. Niet beschreven door
een historicus, die koel-wetenschappelijk af
stand moet bewaren. Niet door een belangstel
lende toeschouwer, die de afstand op emotio
nele gronden wil verkleinen. Wèl door een man,
die gewoon een deel van zijn leven in dienst
heeft gesteld van 't streven, er heel veel van te
weten en die daarvoor de halve wereld heeft
bereisd, die zijn studies heeft verricht op vele
plaatsen, waar de Joden hun bijdrage hebben
geleverd in het grote en kleine wereldgebeuren.
Dit is dan het ontzaglijk boeiende verhaal ge
worden van het volk, dat velen voor het groot
ste raadsel in de wereldgeschiedenis plaatst.
Het volk, dat meer dan enig ander volk heeft
beleefd in de draaistroom van die wereldge
schiedenis en dat zich tóch wist te handhaven.
Zodat we nu kunnen zeggen: de Joodse ge
schiedenis is er een van de diepste vernedering
en de hoogste roem. Het boek van Werner Kel
ler laat - naast vele andere verdiensten die het
heeft - iets vermoeden van de geweldige inner
lijke kracht, die het Jodendom in zijn lange bal
lingschap staande hield. En het is opgedragen,
aldus de schrijver, aan allen wie de waarheid
nauw aan het hart ligt.
wat dr. Keiler ervan in beeld brengt, blijft
on?f'gebroken boeien, van regel tot regel.
De ->odse oorlog tegen Rome, een klein
lanc. egen wereldoverheersers vier jaar
lang. Meer dan een miljoen Joden gedood,
bijna een miljoen als slaven weggevoerd.
Als laaggeprijsde koopwaar, omdat het aan
bod zo groot was. Verwoesting van Jeruza
lem en van 'de tempel. Zo trots was Rome
op de onderwerping van het kleine Judea,
dat het ter herdenking van de overwinning
nog tientallen jaren munten sloeg, tot aan
de tijd van Domitianus in de jaren 81 tot
96. Hierop werd het ongelukkige land afge
beeld als een gebukte en geboeide vrouwen
gedaante onder een palmboom. Treffende
symboliek voor de toekomst onder keizers
en kaliefen, onder nieuwe meesters in Eu
ropa, via de hel van de Middeleeuwen
naar de ghettoschemering en de catastro
fe in de jaren van 1933 tot 1945. Totdat het
oude vaderland weer kon wenken in een
nieuwe staat, voor eerstelingen en velen
die na hen zijn gekomen. Het boek van
Werner Keller, dat stap voor stap door al
die eeuwen gaat, laat zijn lezer daarbij
geen ogenblik meer los.
.et lot van de Joden op aarde
gedurende tweeduizend jaar bleef tot in on
ze tijd zelfs voor de ontwikkelde Europeaan
een niemandsland," zegt de schrijver.
„Daarom konden in dit vacuüm vooroorde
len en laster binnensluipen, konden haat
en vijandschap, maar ook onverschillig
heid. ongehinderd voortwoekeren. Eindelijk
moet dit bastion van onwetendheid en
vooroordelen, dat hoog in ons midden op
rijst, worden geslecht. De tijd hiervoor is
meer dan rijp!" Hij refereert daarbij aan
wat anderen voor hem over dit manco in
onze wereldbeschouwing hebben gezegd,
overigens zonder dat er veel veranderde
In 1913 getuigde Gustav Landauer: „Is het
niet ongehoord, dat de Joden temidden van
andere volken wonen, maar dat over hun
leven dat zich toch in het openbaar af
speelt en waarin niets wordt verborgen
slechts geruchten bestaan?" En prof. Karl
Thieme. „Wij dragen een eeuwenoude ka
rikatuur van het Jodendom met ons mee.
De schrijver vult aan: „Wat het verleden
heeft verzuimd, wat tweeduizend jaar gru
welen aan sporen achterlieten, zit te diep
en heeft te veel schade aangericht om van
vandaag op morgen hersteld te kunnen wor
den. Slechts door confrontatie met het
noodlottige wanbegrip kan worden ge
streefd naar een andere weg, die naar een
nieuwe toekomst voert. Dit streven zou
slechts een druppel op een gloeiende plaat
zijn, wanneer het beperkt tot het heden en
het nabije verleden. We moeten er het hele
gebied van de voorafgaande twintig eeu
wen in betrekken."
O iechts enkele gelukkige uren on
derbreken de tijden van het diepste leed en
het toneel van dat lot is de hele aarde:
van het Nabije Oosten, van Egypte en Afri
ka ging de weg van dat volk naar Europa,
Amerika, Indië en China. Zonder eigen
staat en eigen land, zonder bescherming,
macht en rechten, weerstond het élles, door
geen bedreiging met de dood van zijn ge
loof in God af te brengen. „In een diep
Goddelijk geheim gehuld, behoort het Jood
se volk tot de grote raadselen van de we
reldgeschiedenis," aldus dr. Keiler, „want
-aan dit volk heeft God zich geopenbaard.
Zijn huidig bestaan na lange tijden van de
gruwelijkste vervolgingen, is het grootste
van alle wonderen. In de verstrooiing die
tweeduizend jaar duurde ging het beeld
van een drieduizend jaar geleden uitgespro
ken bijbelse voorspelling op ontstellende
wijze letterlijk in vervulling.
Daaraan is Keilers boek gewijd. De om
vang van het onderwerp is ontzaglijk en er
kan in één bestek maar weinig van behan
deld worden. Maar wellicht is het al vol-
-* SF
O v-
-V
•*.- f.
'%:wM
Op deze kale zandheuvel aan de kust van de Middellandse Zee beleefde de Joodse
gemeenschap een hoogtepunt in het bestaan van het Joodse volk. Op deze „lente
heuvel" werd in 1909 Tel Aviv gesticht een moderne wereldstad nu omringd door
een groen land, dat eens woestijn was.
doende, een al lang naadzakelijke bezin
ning op een beperkt aantal belangrijke ge
beurtenissen te bewerkstelligen. In grote
lijnen een denkbeeld te geven van lot en lij
den op die grote zwerftocht, maar ook van
de betekenis, die het Joodse volk heeft ge
had sinds het „onder alle volkeren werd
verspreid."
_f\l bij de eerste Jodenvervolging
in Rome werd treffend geïllustreerd, waar
het ook bij vele latere vervolgingen om
ging: afgunst, onwetendheid, verspreiding
van kwade geruchten zetten hun medebur
gers tegen de Joden op. Het was vooral de
Grieken en de Egyptenaren eep doorn in
het oog, dat Caesar de Joden als gelijkbe
rechtigde burgers had erkend De concur
rentie van de begaafde en hardwerkende
vreemdelingen was hun bovendien onwelge
vallig: de harde strijd om het bestaan liet
afgunst en nijd bovenkomen. Schotschriften
en pamfletten werden met toenemende op
winding gelezen. Er kwamen „onthullin
gen" in voor als deze: de Joden zouden
ieder jaar een Griek overvallen, hem in de
tempel vetmesten en hem tenslotte naar
het bos slepen om hem daar na bijzondere
riten te doden. Rituele moord, waarvan het
gerucht tot ver na de Middeleeuwen levend
bleef. Vierduizend Joden werden nu vanuit
Rome naar Sardinië weggevoerd om de
daar opererende roversbenden op te rui
men. Al spoedig daarna dreigden de vervol
gingen geheel Italië te treffen. Joodse sol
daten werden gedwongen op sabbath dienst
te doen en kregen de strengste straffen, zo
dra zij weigerden. Uit de synagoge van Ro
me werden voorwerpen van de eredienst
verwijderd. De eerste Joden-vervolging in
Europa was begonnen, in de tijd van keizer
Tiberius, de door Augustus aangewezen
troonopvolger.
Laar het boek is niet alleen een
onthulling van de Joodse lijdensweg, het
laat ook zien welke grote rol dit volk heeft
gespeeld op vrijwel alle levensterreinen.
Reeds in de Oudheid waren er wijsgeren
van naam onder hen en toen in Europa de
geneeskunde nog een onbeschreven blad
was, waren er talloze Joodse artsen van
grote faam. Bijna overal vormden zij de
ruggegraat van een gezond bankwezen en
hun verdrijving luidde veelal een periode
van economische achteruitgang in. Men zou
lange kolommen kunnen vullen met namen
van Joodse beroemdheden op elk gebied.
Auteurs als Vicki Baum en Boris Paster
nak. De psychologische scholen van Sig-
mund Freud en Alfred Adler zijn van grote
betekenis. Wij hebben de muziek van Felix
Mendelssohn-Bartholdy, Giacomo Meyer
beer en Jacques Offenbach. Dan zijn daar
Richard Tauber en de dirigent Bruno Wal
ter, geniale natuurkundigen als Niels Bohr
en Albert Einstein. De Joden brachten niet
minder dan 1 procent van de wereldbevol
king, meer dan 10 procent van de Nobel
prijswinnaars voort!
Een veelzijdig beeld heeft Keiler willen
geven en hoezeer hij daarin geslaagd is,
daarvan getuigen gezaghebbende stemmen
uit de eigen Joodse kring: „Met de grote
zorgvuldigheid die een wetenschapsman
kenmerkt, heeft hij de bouwstenen verza
meld voor de geschiedenis van het Joodse
volk na de bijbelse tijden en die samenge
voegd tot een machtig geheel. Dit voor
treffelijk boek hoort in handen van middel
bare scholieren en studenten, trouwens van
de jeugd in het algemeen. Het komt tege
moet aan hun eis, naar waarheid te wor
den ingelicht zonder dat men met allerlei
vooroordelen rekening houdt. Maar ook
voor oudere generaties is dit geschiedenis
boek een middel om af te rekenen met va
ge voorstellingen en vooroordelen..."
an daaruit wordt de rode draad
verder door de geschiedenis getrokken en
Lnteressant is ook het hoofdstuk
over de Joden in Nederland, aan het boek
toegevoegd door dr. Henriëtte Boas. Een
tijdsbeeld uit de achttiende eeuw: „Terwijl
de overheid- in 't algemeen welwillend
stond tegenover de Joden, was de Calvinis
tische kerk vrij vijandig en zag hen als
Talloos zijn de dieptepunten in de geschiedenis van
het Jodendom. In zijn boek van meer dan 500 blad
zijden kan Werner Keller ze maar even aanstippen. Toch
is het hoofdthema van het boek niet de verstrooiing en
vervolging gedurende tweeduizend jaren, maar het
wat Keiler zelf noenu „verbazingwekkende verschijn
sel dat het beeld van een drieduizend jaar geleden in
Deuteronomium uitgesproken bijbelse voorspelling op
werkelijk ontstellende wijze letterlijk in vervulling is ge
gaan."
Deze beelden zijn van recente datum: Joden in de
twintigste eeuw. Miljoenen gingen deze weg het laatste
transport. Slechts enkelen die onderdoken (zoals op de
verworpen volk, dan wel als object voor
bekering. Synoden en kerkeraden drongen,
meestal tevergeefs overigens, meer dan
eens bij de overheid aan op straffere maat
regelen tegen de Joden. De gewone man
zag de Jood vaak slechts als de „smous",
zoals blijkt uit een hele reeks populaire
schotschriften, die veel aftrek vonden. Wat
de intellectuelen aangaat: enerzijds was er
een Justus van Effen, die in zijn Spectato
riale Geschriften grote verdraagzaamheid
bepleitte, maar anderzijds sloot zowel de
progressieve literair-wetenschappelijke so
ciëteit Felix Meritas te Amsterdam als de
eveneens progressieve Maatschappij tot
Nut van het Algemeen de Joden officieel
uit van het lidmaatschap.
De historicus, prof. dr. H. Brugmans
zegt dan ook: „In die dagen van de Repu
bliek was de houding van de overheid je
gens de Joden welwillend en verdraag
zaam, die van de kerk afkeurend en onver
draagzaam, die van de bevolking gematigd
en onverschillig." Niettemin was Amster
dam in de gehele Joodse wereld bekend als
Hamehoellohloh (het Geprezene) en als een
Moeder in Israël (naar II Samuel 20 19).
Nadat in 1813 een einde aan de Franse
heerschappij was gekomen, werd in het
nieuwe Koninkrijk der Nederlanden de in
middels verkregen burgerlijke gelijkstelling
van de Joden niet herroepen dit in te
genstelling tot andere van de Fransen be-
vrije gebieden. De heer J. D. Meyer werd
zelfs benoemd tot secretaris van de com
missie voor het ontwerpen van de Grond
wet.
'etrouwbare gegevens over het
aantal Joden in Nederland bestaan pas se
dert de eerste volkstelling (van 1830), toen
46.397 mensen zich als Joods opgaven. Dit
getal steeg vervolgens snel iets sneller
zelfs dan de totale bevolking, en dat meer
door de lage kindersterfte dan door immi
gratie. In 1899 bedroeg het aantal Joden in
ons land bijna 104.000 of 2,04 pet. van de
bevolking. Hoewel het absolute aantal daar
na nog steeg, nam het percentage ten op
zichte van de totale bevolking af. Oorzaken
daarvan waren onder meer het gemiddeld
lagere geboortecijfer bij de Joden en het
feit, dat een toenemend aantal uit Joodse
ouders geboren personen bij volkstellingen
verklaarden, niet (langer) tot een Joods
kerkgenootschap te behoren.
Na 1933 kwamen de vluchtelingen in
Duitsland, maar die werden in het alge
meen slechts toegelaten als zij niet ten las
te van de schatkist zouden komen. Ander
zijds kregen zij, mede gezien de bestaande
werkloosheid, doorgaans geen werkvergun
ning. Hoogstens maakte men een uitzonde
ring voor bedrijfstakken, waarin de Duitse
Joden iets nieuws te bieden hadden. De
bezwaren tegen de immigratie namen
voortdurend toe, zowel met het oog op de
werkloosheid als ook om Duitsland niet te
zeer voor het hoofd te stoten en na de
„Kristallnacht" in 1938 werd de Nederland
se grens vrijwel hermetisch gesloten voor
de Duitse Joden.
Ln totaal zijn tussen 1933 en 1940
naar schatting ongeveer 30.000 Joden of
personen van gedeeltelijk Joods afkomst
vanuit Duitsland naar Nederland gekomen,
van wie echter tegen 1940 de helft ons land
weer hadden verlaten. Na november 1938
werden de meeste vluchtelingen door de re
gering in kampen ondergebracht, met als
centraal kamp Westerbork. Drie jaar later
zou het door de Duitsers worden ingericht
als doorgangskamp voor de Joden op weg
naar de vernietigingskampen in Oost-Euro
pa.
Intussen hadden de vluchtelingen, die
voor 1938 ons land waren binnengekomen,
niet minder dan 300 industriële bedrijven
opgericht met werkgelegenheid voor 10.000
personen. Zij werkten hoofdzakelijk in de
damesconfectie, waardoor Nederland en
vooral Amsterdam ook na de oorlog een
belangrijke plaats in de wereld kregen op
dit terrein. Ook enkele wetenschappelijke
antiquariaten dateren uit die tijd. Ondanks
het grote aantal academici onder hen, von
den slechts weinig Joodse vluchtelingen
hier de mogelijkheid tot het verrichten van
academische of intellectuele arbeid dit
in tegenstelling tot hun lotgenoten in som
mige andere landen. Met waardering wor
den in het boek tussen al deze nuchtere,
maar sterk aansprekende feiten de uitge
vers E. Querido en Albert de Lange ge
noemd, die het werk uitgaven van vele
Duitse emigranten-schrijvers in en buiten
Nederland.
Bij de in 1941 door de Duitsers bevolen
telling, bleken nu in Nederland 140.552 Jo
den te wonen, 30.000 meer dan in 1930. Zo
als gezegd, waren 15.000 van hen vluchte
lingen uit Duitsland.
joto tussen de fundamenten van een huis) overleefden de
catastrofe en zagen het woord van Ezechiël 37 in ver
vulling gaan:Zo zegt de Here, Here: zie, Ik haal de
Israëlieten weg uit de volken naar wier gebied zij gegaan
zijn; Ik zal hen van alle kanten bijeen verzamelen en hen
naar hun land brengen. En Ik zal hen tot één volk maken
in het land, op de bergen Israëls
Als je tegenwoordig naar de nieuwsbe
richten op de radio luistert of het jour
naal op de tv bekijkt, dan is er meestal
weinig, echt opwekkend nieuws bij. Een
hoop nare dingen uit alle delen van de
wereld. Veel narigheid vaak ook in ons
eigen kleine wereldje. Je zou er pessimis
tisch van worden. Trouwens, de hele
tijdgeest is nogal pessimistisch. We vin
den het in de moderne literatuur, de gro
te denkers van onze tijd schrijven er over.
Het kan ook bijna niet anders. Er is zo
veel (oorlog, hongersnood, ellende, ram
pen. ziekten, zondigheid) wat ons be
nauwt en angstig maakt, dat je gemakke
lijker praat over de onzin, dan over do
zin van het bestaan.
De dichter van psalm 73 heeft er ook
last van gehad. „Ja, God is wel goed
voor ons, voor een mens, die is gelou
terd" (vert. Huub Oosterhuis e.a.), maar
bijna was hij uitgegleden. Dat kon ook
haast niet anders. Hij zag hoe het de god-
delozen om hem heen goed ging en hij
maar tobben, hij kwam niets verder, het
ging hem slecht. Dan moet je toch wel
gek zijn om je nog aan God en gebod to
storen. Wat kan het je dan nog schelen,
dan leef je er toch zeker maar op los:
„Totdat ik rust vond in uw mysterie en
leerde zien vanuit Uw toekomst Gij
houdt mij vast, uw hand in mijn hand.
Alles zult Gij ten goede leiden."
Mooi gezegd, inderdaad. Maar intussen
zit je maar met de narigheid en je hoort
er alle dagen van. Wie zou daar niet pes
simistisch van worden. Dan ga je vanzelf
de toekomst wel somber inzien. Toch zou
den wij als christenen de toekomst met
meer vertrouwen tegemoet moeten zien.
De Heer is toch bij ons. Hij laat ons niet
aan ons lot over. „Ik ben met u tot het
einde der tijden", zegt Jezus. Vanuit die
zekerheid moeten we leven.
Of zijn we maar „kleingelovigen"? Theo
retisch weten we het natuurlijk wel: dat
God bij ons is, dat Hij het 'm uiteinde
lijk doen moet, dat Hij degene is, die
wasdom geeft. Maar vaak gedragen wij
ons alsof we alleen staan, alsof we het al
leen moeten opknappen. Als de nood aan
de man komt en in onze tijd ervaren
we dat maar al te vaak dan blijken
we inderdaad vaak kleingelovigen te zijn,
dan worden we bang en angstig en zien
de toekomst donker in.
„Wat maakt ge u toch bezorgd over
de dag van morgen ziet naar de vogelen
des hemels... en naar de leliën des velds."
Als christenen zouden we geweldige op
timisten moeten zijn. Leven vanuit de
toekomst, vanuit de toekomst, die de Heer
is. Want Hij is er altijd bij en vanuit dat
geloof moeten we zeker weten dat alles
goed zal komen, hoe dan ook. Zoals Hij
in het verleden zorg droeg voor Zijn volk,
zo doet Hij het ook vandaag en zo zal Hij
het ook morgen doen. Zeker weten dat de
genade het zal winnen van de zonde, dat
de vrede het zal winnen van de oorlog,
dat het leven het zal winnen van de dood,
dat de liefde sterker is dan de haat.
De oude Simeon in de tempel had er
iets van. Hij, de man die geen toekomst
meer had, hij pakte met graagte fen met
beide handen De Toekomst vast, het kind
dat in zijn armen werd gelegd. Hij ge
loofde er werkelijk in. Al het andere was
voor hem onbelangrijk geworden, nu kon
hij rustig sterven, het Leven is tot hem
gekomen.
Maar rustig afwachten tot ons ook iets
dergelijks overkomt? Natuurlijk niet! Van
zelf komt er geen einde aan oorlog, aan
hongersnood, aan zondigheid. Geloven in
de toekomst, leven vanuit de toekomst,
die de Heer is, zal ons doen werken aan
die toekomst, omdat we zeker weten dat
alles goed zal komen. God heeft daarvoor
onze ogen en oren nodig, die de nood van
medemensen weten te verstaan, onze mond
die woorden van troost en goedheid weet
te spreken, onze handen, die goede ga
ven weten te schenken aan wie ze nodig
heeft, onze voeten, die voeten van vrede
brengers zijn. Zo leven vanuit de toekomst:
„Al wordt mijn lichaam ook afgebroken,
al sterft mijn hart, Gij zijt mijn Rots,
mijn God, de toekomst die op mij wacht."
Veenendaal,
Th. B. M. Escher
kapelaan
eigenlijke ondergang is dan ook geen spra
ke geweest," aldus dr. Henriëtte Boas in dit
bijvoegsel van het boek „...En zij werden
verstrooid onder alle volken".
'e andere, eigenlijk niet in kille
cijfers uit te drukken getallen die, daarop
volgen, zijn bekend. Zij horen thuis in dit
boek en zij horen opnieuw te worden gele-
/.en: van de 110.000 gedeporteerden bleven
6000 in leven, terwijl rond 10.000 Joden de
oorlog overleefden in eigen land en nog an
deren tijdig naar het buitenland waren ge
vlucht.
Een nieuw hoofdstuk begon: het weer op
bouwen van de Joodse gemeenschap in Ne
derland maar velen en dan vooal jonge
ren vertrokken nog voor de officiële pro
clamatie van de staat Israël naar het oude,
nieuwe vaderland. Daar wonen nu 6000 Is
raëli's uit Nederland en in ons land zelf
bedraagt het aantal Joden weer ruim
22.000. Wat de Joodse gemeenschap aan
gaat, zij heeft de instellingen die zij nodig
heeft, al lang weer opgebouwd. „Van een
n dat oude vaderland tenslotte
is na tweeduizend jaar de kring gesloten:
op de berg Zion in Jeruzalem staat het
schild van David. De verstrooiden van
overal ter wereld wonnen hun vaderland
terug. In zijn voorwoord bij het boek zegt
dr. Daniël Lewin, ambassadeur van Israël
in Nederland, daarvan: „De historie heeft
het de schrijver mogelijk gemaakt zijn
boek te besluiten met de wederopstanding
van de Joodse staat Israël. Het is niet al
leen een passend slot van dit boek, het is
ook de onontkoombare consequentie, die
uit ieder hoofdstuk van het boek naar vo
ren springt: alleen een eigen staat kan een
einde maken aan het onrecht en de weer
loosheid, aan het steeds maar weer op
nieuw vluchten in een altijd weer onzekere
ballingschap. Met de nieuwe staat Israël
is een einde gekomen aan de „verstrooiing
onder alle volken."