Verhalen over onderaardse
gangen berusten op legende
In 't oude Veenendaal
heeft vroeger nooit
een klooster gestaan
WAT WAS „CHALET"
lm
VEILING SEPTER TIEL
door
Adriaan P.
de Kleuver
Eretitel
De Vlasch
Jr o o u o
öono*r oe Boompje
UJ
t
a
LQ
Ondergronds
Verblijf
De Veerkijk
Spotkoopje
Kaartavond voor
bejaardenkas
Gelijke kansen
bij onderwijs
weer voorzitter
RECONSTRUCTIE
VAN HET VOORMALIGE
„Cmalet"
TE VEENENDAAL.
ACHTERKERKSTRAAT
SITU ATI EbCHETfc VAN OE OORSPRONKgLUKÊ L16&IN6 VAN HET CHALET.
D.O.T.O. krijgt
DINSDAG II FEBRUARI 1969
9
Al héél wat keren heeft men gevraagd: „Wanneer komt nu dat beloofde
vervolg op die oudekaart-geschiedenis van 't Veen". Dat was toen ik dat
merkwaardige en zo duistere straatje uit het zeventiende-eeuwse Veenendaal,
genaamd 't Steegje, onder de loep nam. De volksnaam er voor was ,,'t plaajer
püggie", volgens oude Jan Middelhoven het Tuinstraatje van „vrögger", want
zo zei hij steeds: „Ze vrééje d'r dat de spaane d'r af vloge". En, dan gaan
we maar weer verder met het maken van vergelijkingen tussen toen en nu.
Daartussen liggen notabene drie eeuwen! Wij zitten meteen midden in de
historie van ons valleidorp. Zo'n kaart leent zich er als geen ander toe om
de dorpsgroei en vooral ook de ontwikkeling van wat wij aanduiden als „de
geest van Veenendaal" onder de loep te nemen. Schrijft men over een dorp,
dan ontloop je de mensen die het maakten nu eenmaal niet.
De vorige maal beëindigden wij ons
bezoek aan oud-Veenendaal bij de kerk
op de Markt. Dan beginnen wij nu met
de Oude of Sint-Salvatorkerk, die op
1 mei 1566 door de wijbesschop Johan
nes Knijff uit Groningen namens aarts
bisschop Frederik Schenk van Touten-
berg uit Utrecht in gebruik gesteld
werd van de nieuw gestichte parochie
Veenendaal. Het is in de wijdingsoor
konde dat de naam Veenendaal voor
het eerst voorkomt. In de oorkonde be
treffende de wenselijkheid tot kerk
stichting te komen uit 1549 heet het
vlek nog Venloo. De „principael funda-
toir" van deze kerk was niemand min
der dan Keizer Karei V. Dat Emmik-
huizen al sinds 1535 een eigen kapel
had deerde de vorst niet. Toen hij
„heer" van „den Gestichte tot Utrecht"
geworden was (1528) gingen de „bis
schoppelijke" venen ook aan hem over.
Het „bruine goud" was een gewild ar
tikel; er was niet anders dan turf en»
hout. Voor de pachters van de kloos-
tergronden rond de Emmikhuizerberg
had de Utrechtse prior Petrus Sas een
kapelletje te Emmikhuizen laten bou
wen. Op de kaart van de Slaperdijk
staat het hélemaal bij de aanzet van d
dijk in het Prattenburgse getekend. In
de Rhenense Venen huisde rauw volk.
Moord en doodslag was aan de orde
van de dag. De keizer wilde naast de
wilde dieren (er huisden nog wolven
en beren!) in deze streek, die in de
ooikoude van 1549 nog aangeduid werd
als „int wilde velt gelegen" te zijn,
geen hele- of halfwilde mensen.
Het is opvallend dat zo weinig bekend
is van bisschop Johan Gerritszoon
Knijff, door Granvelle in 1563 tot bis
schop van Groningen gecondaceerd.
Na de kerkelijke indeling van 1559 (in
stelling aartsbisdom Utrecht) kon hij
evenwel eerst 5 jaar later zijn bisdom
in ontvangst nemen en trof daar een
verschrikkelijke Janboel aan als, ge
volg van hel wanbeheer van de Duitse
vorst-bisdommen Munster en Osna-
brück die over Groningen geheerst had
den. In die vijf jaren leidde hij als
wijbisschop van de aartsbisschop van
Utrecht een nogal zwervend bestaan.
Die deftige, gierige en door pastorale
ijver totdal niet uitblinkende Frederik
Schenck van Toutenburg, had een bes
te knecht aan die omstreeks 1513 te
Utrecht uit patriciërs-ouders geboren
Minderbroeder, die theologie te Leuven
gestudeerd had en blaakte van ijver
voor de wederopbouw van de steeds
meer verwaterende roomse kerk. Deze
krachtfiguur moest nog wachten op de
overwinning van de Spaanse hertog Al-
va bij Jenningen in 1568 om zijn glo
rieuze intrede als bisschop in de Mar
tinikerk van Groningen te kunnen hou
den. Als getrouw dienaar begon hij aan
èeède doorvoering van de hem door kon
Philips II opgelegde taak en kondigde
onverwijld de Treutse decreten af, die
reeds in 1564 bekrachtigd waren.
In hetzelfde jaar waarin paus Pius V
de Catechismus Romanus (1566) uitgaf,
wijdde de strenge bisschop Johan Ger-
ristzoon Knijff het Veenendaalse kerk
je. Het behoeft, na het voorgaande
góéd in zich te hebben opgenomen, geen
verwondering meer te wekken, dat met
zulk een voorbeeldig en plichtsgetrouw
rooms-katholiek als consecrator van
het aan de Heilige Verlosser zélf (Sint-
Salvator!) gewijde altaar in het koor
van het oude kerkje tot voorbeeld, zó
lang de Moederkerk in Veenendaal nog
stand kon houden! In zijn eigen bisdom
schreed de reformatie voort, een toe
stand van chaos om zich verspreiden
de en bovendien in een tijd waarin stad
en land door de pest geteisterd werden.
Ontijdig werd hij het slachtoffer van
de pest en stierf daaraan te Groningen
op 1 oktober 1576.
Er is nog iets opmerkelijks. Terwijl
in Culemborg op een gastmaal ten hui
ze van graaf Floris van Pallandt de
naam geus (is bedelaar) tot eretitel
verheven werd en het catacomben-cal-
vinisme tot openabre hagespreken
kwam. de beeldenstorm aanving en
ontaardde in een opgezweepte razernij
waarbij het het gespuis slechts begon
nen was om de kostbaarheden uit de
kerken, in dit oproerige jaar gingen op
de „merktheuvel" van de spikplinter-
nieuwe parochie Veenendaal de veen-
meijers en grevers voor het eerst naar
de mis in de eigen kerspelkerk. Maar
wat wil men! De eigen broodheer was
in feite keizer Karei V en de kerk een
geschenk van hem. Enerzijds waren
die Veenendalers bevoordeelden en an
derzijds slaven. Die geest van onder
danigheid is de oude stam van Veenen
daal nooit kwijtgeraakt. Alles wat tot
stand kwam, gebeurde onder dwang.
Tot de reformatie toe.
Uit alles blijkt dat van oudsher het
dorp Veenendaal volkomen gesoleerd
In dat „wilde velt" lag. Ja, toen de
stad Rhenen in 1580 definitief de Cune-
raverering uitstootte en de kerk ging
reformeren, bleef Veenendaal het tot
1590 nog „bij 't auwe doen". Twee jaar
lang liep men zich het vuur uit de slof
fen om een pastoor, maar wie durfde
zo iets aan in het zich zo fél calvinis
tisch gedragende Rhenen? Veenendaal
werd vanzelf gecontroleerd door de
schout van Rhenen. Zo haalde men ten
einde raad maar een dominee naar Vee
nendaal: Theodorus Siliginius, predi
kant te Leerdam.
Achter de Oude Kerk staan op een
pleintje einige eikebomen, waarachter
de gerestaureerde gevel van een oud?
herberg-boerderij schuil gaat. Nu is
daar het expeditiebedrijf van de Gebr.
Van Veldhuizen gevestigd. Naar die bo
men noemde men die herberg „Onder
de boompjes"! Héél toepasselijk. Ber
lijn heeft zo zijn „Unter den Linden".
Voor zover bekend is, was de laatste
herbergier een zekere Davelaar. Lan
ge tijd woonde er veldwachter Van de
Fliert en een timmerman. Wat naar
beneden lag het Duivenweitje, genoemd
naar een duiventoren die op de teke
ning van Jan de Beijer uit 1750 voor
komt, een wat raadselachtig geval,
want wie in Veenendaal kon het duif-
recht, dat slechts voorbehouden was
aan de landadel, genoten hebben? Een
vraag dus, die wel onbeantwoord zal
blijven.
Rond „Onder de boompjes" speelde
destijds een legende, maar die kan wel
met het badwater overboord gesmeten
worden. Er was nogal wat krakeel
over, zo'n jaar of tien geleden, maar
archieven zelfs voor op de kop zou zet-
hoe men het ook wendt of keert, er de
ten, er is voor die legende geen enkel
bewijs aan te voeren. Dat oude gebouw
zou namelijk volgens de legende een
klooster geweest zijn. Bij alle haren die
mijn hoofd telt, verzeker ik met klem,
dat er in Veenendaal nooit een klooster
geweest is, noch een proosdij, nog een
uithof of wat dan ook voor een neven
stichting. Er is gelegenheid te over ge
weest bij de restauratie te speuren naar
stede en zo staat ze ook op de kaart.
Met een boog ligt de „Achterkerkse
grift" om het heuvelcomplex heen, met
een merkwaardige onderbreking. Er
loop naar links een enkel lijntje en dat
zou de aanduiding voor het verdere
verloop van de wijk door het Koste Ver
loren kunnen zijn. Men wilde de Veen-
grift langs Het Sant en Het Pannenhuys
verbinden met het Kesselveen aan de
andere zijde. Dit plan is nooit doorge
gaan en de grond langs dit wijkje
noemde men laconiek Kost Verlooren
omdat er geen baten uit kwamen. Punt
van belang is evenwel dat de „streep"
grond achter de hofstede „Onder de
boompjes" tot aan de verlengde Cune-
raweg toe altijd bij deze hooggelegen
boerderij annex herberg behoorde. De
recente Beukenlaan zal nog de schei
ding er van uitmaken. Ook de grond
voor de hofstede „het Boerseland" ge
noemd, behoort tot aan de Veengrift tot
dit .landgoed". Later is dat geheel ver
kaveld. Er is in 1953 nogal getwist over
het al of niet voorkomen van een kloos
ter in het Achterkerk en ik verwijs naar
de heldere en onweerlegbare bewmzen
door wijlen D. Philips gepubliceera die
geheel in de geest gesteld waren in de
publikaties die door schrijver gelijktij
dig gedaan werden inzake het Chelet
of Chalet. Een journalist haalde twee
verschillende gebouwen door elkaar. De
bijgevoegde reconstructietekening geeft
de juiste toestand weer. Het waren de
in 1857 geboren Jan Middelhoven, de in
1871 in die buurt geboren mevrouw
Schouten en niet in het minst de heer
Willem Brouwer, gepensioneerd bijrij
der van Expeditie Gebr. Van Veldhui
zen die het mogelijk maakten alles vrij
nauwkeurig te reconstrueren.
Over de herberg, „Onder de boom
pjes" zou een hele boom op te zetten
zijn. Op de dinsdagmarkt was het er
druk. Vooral wanneer de „keujemart"
slecht liep. In het achterkaórk woon
den heel wat varkenskopers. Was de
markt „willig" geweest, dan ging het
regelrecht naar moeder de vrouw. Dan
waren ze als lammetjes, zei Willem
Brouwer. Maar o wee, indien de han
del slecht liep. Dan stevenden ze naar
„Onder de boompjes" en was het groot
feest bij Veldhuizen.
Dat is een keer zo erg geweest, dat
op last van de burgemeester de her
berg veertien dagen dicht moest. De
burgervader kwam zelf om het plaatje
„vergunning" er af te halen. Maar toen
was het „handen thuis, beste man"!
Dat kon Veldhuizen zelf ook....
Juist achter de kerk was een touw
slagen j. De naastgelegen werkplaats
heette „de Vlasch" een wel zeer toe-
mmmm
T065TANO VOO* 1355
Duiv£Nwet
vei.DHui25A(
O O Q
0°0
°0°
O
O
2
I
$Ê£NHU!1&\
MARK
<3
ui
Ui
JC
X
IROTTÊRy VAN H»3U.EfcAP^P
HE.T CHALtT
iKElDtft:
WOONHUI*
3H—1—Ifr»
19S5
meenschap de kern van Veenendalers
„van oude stam", die mede het Veenen-
daler-zijn bepaalden. Door mijn werk
voor de Centrale Commissie voor het
Onderzoek van het Nederlands Volks
eigen en voor 't Neder-Saksisch Insti
tuut van de Rijks-Universiteit te Gro
ningen heb ik nog oud-Veenendalers
kunnen ondervragen (en met hun hulp
de vragenlijsten kunnen invullen) die
geboren waren tussen 1845 en 1860! Een
karakterschets van de Veenendaalse
volksgeest rond 1850 volgt dus nog. Nu
dus meer over een paar merkwaardi
ge gebouwen in de Achterkerkstraat.
En als eerste dan dat Chelet of Cha
let. 't Ja wat was dan nou precies?
Men zag er een oud klooster in en al
fantaserende kwamen «n* ondergrondse
gangen bij te pas, waardoor de monni
ken naar de oude Sint-Salvator op de
Markt gingen. Dit zou dan een onder
grondse „tocht" van een dikke 150 me
ter hebben betekend. Dit nu is een wel
zo rare voorstelling van het leven in een
geestelijke orde uit het midden van de
zestiende eeuw, dat dit alles al zonder
gedegen onderzoek naar het rijk van
de legenden kan worden verwezen.
Zoals gezegd: er ontstond strijd over
dat Chalet. Men praatte langs elkaar
De oude kerk op de markt in Vee-
nendaal was in vroeger jaren het
middelpunt op het sfeervolle plein.
dat latent in de volksgeest sluimerende
idee dat tussen de Oude Kerk en „On
der de Boompjes" een onderaardse
gang voor de nonnetjes of monniken
geweest zou zijn. Er is geen dorp of
je hebt verhalen over onderaardse gan
gen. Leefden de mensen vroeger zo'n
beetje als mollen onder de grond. In
Rhenen gingen de nonnetjes van het
Agnieten-convent wél „ondergronds"
naar de voor de leken zichtbare balus
trade, waar de zustertjes achter gor
dijntjes verscholen de dienst meemaak
ten. Er is in de kelders van de oude
herberg al jaar en dag op de muren
geklopt om de „holklinkende" plek te
vinden. Maar ook dóór geen spoor. Om
de doodeenvoudige rede dat het niet
waar is en ook niet kón.
Voor 1566 had Veenendaal geen gees
telijk verblijf. De oude Kerk werd tóén
pas gebouwd. Als er een kloosterka
pel geweest was, dan had Karei V zich
zich niet zo bezorgd behoeven te ma
ken. Op de heuvel zou dan tussen 1566
en 1590 een kloosterstichting moeten
hebben plaatsgevonden. De eigenaren
van de gronden zijn bekend en buiten
de weduwe Elizabeth van Sredevelt-
van Schaik, die de grond waarop de
kerk staat verkocht, is er nimmer van
een transactie met wat voor geestelij
ke orde dan ook over grondverkoop ge
weest. Het is een oorspronkelijke hof-
passelijke naam dus. Deze was ge
sticht door Isaak van Schoonhoven. La
ter werd ze overgeplaatst naar de
Klomp. Van Schoonhoven stierf in 1867;
rijk en eenzaam als vrijgezel. Bij ope
ning van zijn testament bleek zijn he
le vermogen aan de Hervormde Ge-
meeiite vermaakt te zijn. De rente van
dit kapitaal moest evenwel uitgekeerd
worden aan nichten en neven die dat
zelfde jaar in het huwelijksbootje stap
ten. En trouwde in een bepaald jaar
niemand uit de familie, dan kwam
twee-derde aan de diaconie en eender
de aan de kerkvoogdij. Deze familie-
koek is nu op. De laatste die deze hu
welijksgift ontving was Hendrik van
Burken.
In „de Vlasch" was inmiddels veld
wachter Jansen komen wonen, een mi
litante figuur met een prachtige baard.
Hij wandelde rond met een stok in de
hand. Oh, die stok! Wat heeft menige
kwajongen er kennis mee gemaakt. Hij
wist goed raad met landlopers en dron
ken lieden. Die bracht hij netjes naar
de cel, die ook al aan de Vlasch was
toegevoegd. Daarnaast was de werk
plaats van gemeentewerken gemaakt.
Ook stond daar de brandspuit.
De Vlasch stond eigenlijk op het kerk
hof rond de oude kerk. Toen het ge
bouw werd gesloopt en „achter" de
kerk een flink plein ontstond, kwamen
stapels schedels en andere skeletdelen
op dat plein te liggen.
In het vervolg op dit deel van de 17e-
eeuwse kaart zullen wij wat meer aan
dacht besteden aan de volkstypen uit
wat ik zou wilen noemen de voormalige
„benedenstad" van Veenendaal. Daar
juist groeide uit een hechte volksge-
heen, terwijl niemand ongelijk wilde
hebben. Dit nu had tot gevolg dat de
zaak „doofpotwaarts" werd gediri
geerd. Het raadsel Chalet bleef be
staan. Zaak was nu iemand te vinden,
die er in of er dicht bij had gewoond
en oud genoeg was om zich 'n duidelijk
beeld voor de geest te halen. Die werd
gevonden in een 85-jarige, vriendelijke
dame.
Op haar aanwijzingen werden schet
sen gemaakt en zij mocht het genoegen
smaken kort voor haar overlijden het
resultaat te kunnen controleren. De in
woners van Veenendaal zullen de oor
spronkelijke ligging duidelijk herken
nen.
Men dacht aan een klooster en mijn
vader had het over een kerkje. Beide
kunnen niet het geval zijn. Veenendaal
heeft nimmer een klooster gehad en
dat het de voormalige Doopsgezinde
kerk geweest is, is even onmogelijk.
Die blijkt in het lage gedeelte van Vee
nendaal gestaan te hebben, getuige een
brief van Veenendaals doopsgezinde
predikant Petrus van Loon over de wa
tersnoodramp van 1711, waarin melding
gemaakt wordt van ernstige water
schade aan die kerk. En zó hoog als
het stratencomplex hier is kwam het
vloedwater nooit.
Met dat al weten wij nog steeds niet
wat het wél was. De aandachtige be
schouwer zal er onmiddellijk iets van
een eenvoudige werkplaats in herken
nen. In dit verband stemt het overeen
met de beschrijving van de oudste Vee
nendaalse inwoner, Jan Middelhoven,
waarvan de conclusie is: een oud, groot
herenhuis met aangebouwde, zeer lan
ge schuur. In 1843 stelde het gemeente
bestuur van Veenendaal een arbeids-
en produktielijst samen van de gevestig
de industrieën. Daarop komt een firma
Zeewoldt en Co. voor, een katoenspin
nerij, met een accommodatie van 30
volwassen arbeiders en 28 kinderen, 10
spinmachines en een opbrengst van
15.000 pond garen per jaar. Niemand
in Veenendaal had ooit gehoord van de
ze katoenspinnerij, die toch in haar da
gen geen kleintje was. Waar stond de
ze spinnerij? Was het veelbesproken
Chalet" soms de fabriek geweest? Na
1843 wordt deze spinnerij niet meer ge
noemd. Vermoedelijk leverde Zeewoldt
zijn garens af aan burgemeester jhr.
Hendrik van de Poll. Beide bedrijven
vormen a.h.w. de voorlopers van de in
nerij en Weverij (VSW).
1862 gestichte Veenendaalse Stoomspin-
In een kleine honderd jaar was het
industriële gelaat van Veenendaal to
taal veranderd. De dure wol maakte
plaats voor het goedkopere katoentje.
De oersterke vijfschacht van D. S. van
Schuppen moest het veld ruimen voor
het katoenen weefsel, dat meer moge
lijkheden bood. Was in 1748 nog 46,8
pet. wolnijverheid en in 1808 zelfs 69.6
pet., in 1843 reeds werkte 36,7 pet. van
de arbeiders in de katoenindustrie. In
1748 telde Stichts-Veenendaal 1684 in
woners, welk zielental in 1808 gestegen
was tot 1818 en in 1842 gestegen was tot
3086 zielen. Twee jaar nadien, in 1845
werd de spoorweg Utrecht - Arnhem,
de Rijnspoorweg over De Klomp ge
legd. Nooit zal men toen hebben ver
moed dat het onaanzienlijke dorpje
eens uit zou groeien tot het „Stictitse
Eindhoven". Indien men zulks gewe
ten had zou men die spoorweg ongetwij
feld pal langs Veenendaal gelegd heb
ben!
Het Chalet lag naast de weverij van
burgemeester Van de Poll en vóór de
rotterij van Hollekamp. Ten onrechte
meende men dat de fraai gerestaureer
de oude herberg „Onder de Boompjes"
(vroeger annex boerderij) als Chalet
bekend stond. Uit het ingestelde onder
zoek kwam vast te staan dat het op de
plaats van de situatieschets gestaan
heeft. Na de watersnood van 1855 was
er zulk een woningnood ontstaan dat
men 'het Chalet „verbouwde" tot een
troosteloos „armenblok". Over de ge
hele lengte werd het in tweeën ver
deeld door een muur, die verder aan
weerszijden zijmuurtjes kreeg, zodat
twintig kamertjes ontstonden, ieder be
woond door één gezin. Op de enorme
zolder sliep men bij elkaar.
Na de grote watersnood van 1855 was
in Veenendaal een groot tekort aan wo
ningen ontstaan. Het Chalet werd om
gebouwd tot woongelegenheid voor ca.
tien gezinnen. In de kelder woonde
Klaas Verhoef, in de wandeling „lijmen
en krammen" genoemd. Op 18 maart
van het rampjaar 1855 toog Klaas al
weer van de Geertekerk te Utrecht naar
de kelderwoning „om te gaan kram
men", dat is gebroken aardewerk her
stellen.
Het aangebouwde herenhuis werd, op
gelijke manier bewoond. In deze Vee
nendaalse „kibboets" leefden naar
schatting een dikke honderd mensen on
der de vreselijkste omstandigheden. La
ter werden na afbraak van de rotterij
en de weverij van Van de Poll, de troos
teloze huizenblokken van de „beneden
stad" van Veenendaal gebouwd.
Tegenover de Van de Pollstraat stond
een tweede hoog gebouw. Het heette de
Veerkijk en werd bewoond door Melis
van Leeuwen, die er een wolkammerij-
tje dreef en ook in schapevellén han
delde. Oorspronkelijk woonde hij bij de
Molenbrug.
Nog een Van Leeuwen woonde in de
„brééje gaang", Hendrik, van beroep
wolkammer. Zijn zoon Jacob is in Vee
nendaal een bekende figuur geworden
en werd medefirmant van de zo beken
de Wolindustrie Hollandia aan het Ver
laat. Maar zover was het in 1855 nog
lang niet. Bij raadpleging van de pre
sentielijst uit de Geertekerk te Utrecht
treffen wij dezelfde Jacob van Leeuwen
als zuigeling. Vader Hendrik vertrok
op 25 maart naar de Klomp om te gaan
werken aan het herstel van de zwaar
beschadigde spoorlijn. Moeder Geertrui
zat ook niet stil en staat vermeld als
spinster. Een aquarel uit die tijd toont
ons spinnende vrouwen in de Geerte
kerk.
In die dagen waren de Van Leeuwens
dus lang niet rijk, ja, behoorden zelfs
tot de aller-allerarmsten.
Anderen situeerden „de Veerkijk"
als staande aan de Van de Pollstraat.
Rond de top van de heuvel Venlo
klopte het industriële hart van Veenen
daal. Wij maakten al kennis met de
touwslagerij (lijnbaan) „de Vlasch'. Ver
der is bekend, dat in de Van de Poll
straat een katoenweverij stond. Jhr.
Hendrik van de Poll was er eigenaar
directeur van. Al in 1842 bestond deze
fabriek. Een officiële telling van de
„grote" industrieën van Veenendaal uit
dat jaar vermeldde, dat er toen dertig
weefgetouwen in stonden, bediend door
dertig arbeiders van vijftien tot twintig
jaar. De opbrengst was toen 84.375 el
len katoen. Jhr. Van de Poll verstond
de kunst industrieel en ambtenaar te
gelijk te zijn, want in 1844 werd hij tot
burgemeester van Veenendaal benoemd.
Om welke redenen hij deze eervolle
betrekking aangeboden kreeg is niet
bekend. En om welke duistere, redenen
hij direct na de watersnood van 1855
van deze post werd ontheven is even
min bekend. Hij werd opgevolgd door
burgemeester Van der Poel. Op het af
gedrukte kaartje staat een groot huis
afgebeeld dat hij liet bouwen en hem
als woning diende, 't Is hetzelfde, dat
nu nog voor de Gemeentelijke Eierhal
staat.
Door vriendelijke medewerking van
wijlen de heer Bottenheim Sr., in 1962
nog directeur van de nu Kon. VSW te
Veenendaal kreeg ik inzage van het
privé archief en daardoor werd een
goed bééld verkregen van de vroegere
eigenaar zowel als van de fabriek. Erg
best komt de ex-burgemeester er niet
af. Op zijn minst gezegd was deze man
een scrupuleus mens. Uit het proces-
verbèal van de Algemeene Vergadering
van 10 maart 1879 bleek mij dat „die
fabriek, die meermalen voor inferieur
fabrikaat, tot onze schade onze merken
namaakte". Dat is weinig vleiend voor
Hendrik van de Poll.
Hoe de Van de Pollstraat aan haar
naam komt is wel duidelijk. Na de
watersnood van 1855 deed de fabriek
weer van zich spreken. Ze stond daar
hoog en droog. Direct na de ramp al
bleek Van de Poll niet bij de pakken
te zijn gaan neerzitten.
Op 5 maart was de Grebbedijk door
gebroken en het dorp lag nog temidden
van één onafzienbare zee. Reeds drie
weken later vertrokken 15 jongeman
nen uit de Geertekerk te Utrecht naar
Veenendaal „om bij de burgemeester
te gaan werken". Met twee gulden reis
geld! Op 2 april 1855 draaide de fabriek
al weer volop. Uit de schadelijst, in het
gemeentearchief aanwezig blijkt dat de
fabriek toch nog f 600 schade had op
gelopen. Deze schade bestond in hoofd
zaak uit derving van winst!!
Het tekent nogmaals de mentaliteit
van Van de Poll dat hij alléén maar
jongelui in dienst nam. Deze arbeids
krachten waren het goedkoopst. Om een
voorbeeld te geven van het verdiende
loon het volgende. Als wever of wol
kammer verdiende men f 2.50 tot f 3,50
per week bij een dagtaak van 5 uur
's morgens tot 10 uur 's avonds. Op
vrijdag moesten op de koop toe de
vrije" ossenmarkt (lees kermis) dagen
worden ingehaald tot 12 uur 's avonds.
Een jongen van ca. 14 jaar verdiende
l 1,50 per week bij gelijke werktijd.
Een kind van 7 a 8 jaar verdiende niets,
werd als leerling beschouwd. In 1874
moesten alle kinderen van de fabrieken
af en naar school.
Slechts een twintigtal jaren hield de
fabriek van Van de Poll het na 1855
nog vol. Toen kwam het einde voor
hem. Wijlen Jan Middelhoven vertelde
mij dat zekere Bennik in 1877 de fa
briek overnam. Bedoelde hij Bonnike?
In ieder geval werd de fabriek in 1878
overgenomen door de VSW voor de prijs
van f 19.000. Een spotkoopje.
Bij de weverij stonden toen een
directeurswoning, 5 arbeiderswonin
gen en een pakhuis. De Eerste Vee
nendaalse Stoomweverij had de vol
gende inventaris: 190 complete po-
werlooms (weefgetouwen), 1 winding
machine van 300 spindles, 4 warping,
1 sterk, 1 boom, 1 meetmachine,
1 hydraulische pers, -2 stoommachines
van resp. 20 en 6 nominale paarde-
krachten en twee stoomketels. Alles
met toebehoren compleet en in vol
maakte staat. Het bleek mij dat in
1878 de fabriek reeds geruime tijd
had stilgestaan en dat het bedrijf al
De oudere inwoners van Veenen
daal zullen de plaats van het mys
terieuze „Chalet" direct herkennen. De
achterzijde had oorspronkelijk geen
ramen!
enige malen in andere handen was
overgegaan. Nadat de nodige herstellin
gen waren aangebracht, werd in
1879 de fabriek weer in bedrijf geno
men. Middelhoven deelde mede dat
kort daarop de fabriek opgeheven en
met de grond gelijk werd gemaakt. Op
de plaats waar eens de weefgetouwen
klepperden werden blokjes huizen ge
bouwd.
Nog een Arnhems bedrijfje kwam
naar Veenendaal en vestigde zich in
dezelfde buurt. Het was de „rotterij"
van Hollekamp, een vlasverwerkende
industrie dus. Het voormalige Rotte-
pad nu de 2e Achterkerkdwarsstraat
ontleende er zijn naam aan. Na
het opheffen van dit bedrijf bleef de
familie Hollekamp in de latere Van de
Pollstraat wonen. Daar het niet onmo
gelijk geacht moet worden dat in de
weverij ook linnendoek werd vervaar
digd, kan het produkt van Hollekamp
zijn weg naar deze fabriek gevonden
hebben. Hollekamp ging later als wol
kammer bij Mozes van Crefeld, ma-
nufacturenhandel annex huidenzoute-
rij en leerlooierij aan de Hoogstraat
werken. Wij weten nauwkeurig waar
dat was, de oude zaak van „Erven De
Ruiter", waar nu woninginrichting
Matser gevestigd is.
Een volgende maal dan een karak
terschets over de bevolkingsgroep van
dit oudste deel van Veenendaal en
verdere wetenswaardigheden over
„Veenendaal-hoog". Dan ook de ge
schiedenis van de Oude Molen.
Adriaan P. de Kleuver.
SCHERPENZEEL Op dinsdag 18
februari is er weer een kaart en bil
jartavond voor de bejaarden in hotel
de Prins. Er zijn zoals altijd weer
zeer fraaie prijzen te winnen en men
kan zich opgeven bij de bekende adres
sen. De leiding is zoals altijd weer in
handen van E. v.d. Wetering.
SCHERPENZEEL Op vrijdag 14
februari belegt de bestuurdersbond van
het NVV in hotel Boszicht te Scherpen-
zeel een ontwikkelingsbijeenkomst. Ge
sproken wordt over het onderwerp „ge
lijke kansen bij het onderwijs".
SCHERPENZEEL Scherpenzeels
grootste sportvereniging, de gymnastiek
vereniging DOTO,'' zal spoedig weer 'n
nieuwe voorzitter hebben. De heer
Veenhof die deze functie 9 jaar heeft
bekleed, moést echter wegens drukke
werkzaamheden er voor bedanken. De
eerste indruk was dat er zeer moeilijk
een opvolger voor hem te vinden zou
zijn. Gelukkig is dit erg meegevallen.
De heer J. Vermeer is bereid met in
gang van mei deze functie op zich te
nemen. Om studieredenen kan hij zich
niet eerder vrij maken. Zolang zal het
voorzitterschap echter worden waarge
nomen door de heer Berkhof.
Opgave na klasse mm maat.
Appelen 75/opw 70/75 65/70 60/65 55/60 1 2
Benderzoet 2848 1432
Dijkmanszoet 3858 2430
Golden Delicious k.l 5961
x Golden Delicious k.2 5254 4749 3336 2528
x Goudreinette k.2 65—77 64—72 59—66 52—71
Jonathan k.2 40—43 37—39 31—33 23—25 12—32
Laxtpns Superbe k.2 46—67 43—56 3843 21—24 18—41
Lombarts Calville k.2 4649 4448 4143 1644
Winston k.2 60—70 45—57 43—46
Kroet per 100 kg zuur f 8,30, rood f 8,10
Fabrieksfruit per 100 kg blank f 8,20—8,30, rood f 8,10
Stip en stek per 100 kg f 6,30
Peren:
Conference k.l 3234
Conference k.2 32—34 30—32 25—27
Doyenne du Com. k.2 61—63 68—71 60—62 36—61
Brederode 1634 815
Winter jan 1935 615
St. Remy 14—17 8—12
Gieser Wildeman 3630
Perenkroet per 100 kg f 3,20
Groenten:
Knolselderij per stuk 3342; Spruiten 8688; Uien 1838, 912; Prei 4291,
32—55; Witlof 84—86; Wortelen 38—40.
x is hoofdaanvoer.
Alles in centen per kg tenzij anders vermeld.