Verhalen over onderaardse gangen berusten op legende In 't oude Veenendaal heeft vroeger nooit een klooster gestaan WAT WAS „CHALET" lm VEILING SEPTER TIEL door Adriaan P. de Kleuver Eretitel De Vlasch Jr o o u o öono*r oe Boompje UJ t a LQ Ondergronds Verblijf De Veerkijk Spotkoopje Kaartavond voor bejaardenkas Gelijke kansen bij onderwijs weer voorzitter RECONSTRUCTIE VAN HET VOORMALIGE „Cmalet" TE VEENENDAAL. ACHTERKERKSTRAAT SITU ATI EbCHETfc VAN OE OORSPRONKgLUKÊ L16&IN6 VAN HET CHALET. D.O.T.O. krijgt DINSDAG II FEBRUARI 1969 9 Al héél wat keren heeft men gevraagd: „Wanneer komt nu dat beloofde vervolg op die oudekaart-geschiedenis van 't Veen". Dat was toen ik dat merkwaardige en zo duistere straatje uit het zeventiende-eeuwse Veenendaal, genaamd 't Steegje, onder de loep nam. De volksnaam er voor was ,,'t plaajer püggie", volgens oude Jan Middelhoven het Tuinstraatje van „vrögger", want zo zei hij steeds: „Ze vrééje d'r dat de spaane d'r af vloge". En, dan gaan we maar weer verder met het maken van vergelijkingen tussen toen en nu. Daartussen liggen notabene drie eeuwen! Wij zitten meteen midden in de historie van ons valleidorp. Zo'n kaart leent zich er als geen ander toe om de dorpsgroei en vooral ook de ontwikkeling van wat wij aanduiden als „de geest van Veenendaal" onder de loep te nemen. Schrijft men over een dorp, dan ontloop je de mensen die het maakten nu eenmaal niet. De vorige maal beëindigden wij ons bezoek aan oud-Veenendaal bij de kerk op de Markt. Dan beginnen wij nu met de Oude of Sint-Salvatorkerk, die op 1 mei 1566 door de wijbesschop Johan nes Knijff uit Groningen namens aarts bisschop Frederik Schenk van Touten- berg uit Utrecht in gebruik gesteld werd van de nieuw gestichte parochie Veenendaal. Het is in de wijdingsoor konde dat de naam Veenendaal voor het eerst voorkomt. In de oorkonde be treffende de wenselijkheid tot kerk stichting te komen uit 1549 heet het vlek nog Venloo. De „principael funda- toir" van deze kerk was niemand min der dan Keizer Karei V. Dat Emmik- huizen al sinds 1535 een eigen kapel had deerde de vorst niet. Toen hij „heer" van „den Gestichte tot Utrecht" geworden was (1528) gingen de „bis schoppelijke" venen ook aan hem over. Het „bruine goud" was een gewild ar tikel; er was niet anders dan turf en» hout. Voor de pachters van de kloos- tergronden rond de Emmikhuizerberg had de Utrechtse prior Petrus Sas een kapelletje te Emmikhuizen laten bou wen. Op de kaart van de Slaperdijk staat het hélemaal bij de aanzet van d dijk in het Prattenburgse getekend. In de Rhenense Venen huisde rauw volk. Moord en doodslag was aan de orde van de dag. De keizer wilde naast de wilde dieren (er huisden nog wolven en beren!) in deze streek, die in de ooikoude van 1549 nog aangeduid werd als „int wilde velt gelegen" te zijn, geen hele- of halfwilde mensen. Het is opvallend dat zo weinig bekend is van bisschop Johan Gerritszoon Knijff, door Granvelle in 1563 tot bis schop van Groningen gecondaceerd. Na de kerkelijke indeling van 1559 (in stelling aartsbisdom Utrecht) kon hij evenwel eerst 5 jaar later zijn bisdom in ontvangst nemen en trof daar een verschrikkelijke Janboel aan als, ge volg van hel wanbeheer van de Duitse vorst-bisdommen Munster en Osna- brück die over Groningen geheerst had den. In die vijf jaren leidde hij als wijbisschop van de aartsbisschop van Utrecht een nogal zwervend bestaan. Die deftige, gierige en door pastorale ijver totdal niet uitblinkende Frederik Schenck van Toutenburg, had een bes te knecht aan die omstreeks 1513 te Utrecht uit patriciërs-ouders geboren Minderbroeder, die theologie te Leuven gestudeerd had en blaakte van ijver voor de wederopbouw van de steeds meer verwaterende roomse kerk. Deze krachtfiguur moest nog wachten op de overwinning van de Spaanse hertog Al- va bij Jenningen in 1568 om zijn glo rieuze intrede als bisschop in de Mar tinikerk van Groningen te kunnen hou den. Als getrouw dienaar begon hij aan èeède doorvoering van de hem door kon Philips II opgelegde taak en kondigde onverwijld de Treutse decreten af, die reeds in 1564 bekrachtigd waren. In hetzelfde jaar waarin paus Pius V de Catechismus Romanus (1566) uitgaf, wijdde de strenge bisschop Johan Ger- ristzoon Knijff het Veenendaalse kerk je. Het behoeft, na het voorgaande góéd in zich te hebben opgenomen, geen verwondering meer te wekken, dat met zulk een voorbeeldig en plichtsgetrouw rooms-katholiek als consecrator van het aan de Heilige Verlosser zélf (Sint- Salvator!) gewijde altaar in het koor van het oude kerkje tot voorbeeld, zó lang de Moederkerk in Veenendaal nog stand kon houden! In zijn eigen bisdom schreed de reformatie voort, een toe stand van chaos om zich verspreiden de en bovendien in een tijd waarin stad en land door de pest geteisterd werden. Ontijdig werd hij het slachtoffer van de pest en stierf daaraan te Groningen op 1 oktober 1576. Er is nog iets opmerkelijks. Terwijl in Culemborg op een gastmaal ten hui ze van graaf Floris van Pallandt de naam geus (is bedelaar) tot eretitel verheven werd en het catacomben-cal- vinisme tot openabre hagespreken kwam. de beeldenstorm aanving en ontaardde in een opgezweepte razernij waarbij het het gespuis slechts begon nen was om de kostbaarheden uit de kerken, in dit oproerige jaar gingen op de „merktheuvel" van de spikplinter- nieuwe parochie Veenendaal de veen- meijers en grevers voor het eerst naar de mis in de eigen kerspelkerk. Maar wat wil men! De eigen broodheer was in feite keizer Karei V en de kerk een geschenk van hem. Enerzijds waren die Veenendalers bevoordeelden en an derzijds slaven. Die geest van onder danigheid is de oude stam van Veenen daal nooit kwijtgeraakt. Alles wat tot stand kwam, gebeurde onder dwang. Tot de reformatie toe. Uit alles blijkt dat van oudsher het dorp Veenendaal volkomen gesoleerd In dat „wilde velt" lag. Ja, toen de stad Rhenen in 1580 definitief de Cune- raverering uitstootte en de kerk ging reformeren, bleef Veenendaal het tot 1590 nog „bij 't auwe doen". Twee jaar lang liep men zich het vuur uit de slof fen om een pastoor, maar wie durfde zo iets aan in het zich zo fél calvinis tisch gedragende Rhenen? Veenendaal werd vanzelf gecontroleerd door de schout van Rhenen. Zo haalde men ten einde raad maar een dominee naar Vee nendaal: Theodorus Siliginius, predi kant te Leerdam. Achter de Oude Kerk staan op een pleintje einige eikebomen, waarachter de gerestaureerde gevel van een oud? herberg-boerderij schuil gaat. Nu is daar het expeditiebedrijf van de Gebr. Van Veldhuizen gevestigd. Naar die bo men noemde men die herberg „Onder de boompjes"! Héél toepasselijk. Ber lijn heeft zo zijn „Unter den Linden". Voor zover bekend is, was de laatste herbergier een zekere Davelaar. Lan ge tijd woonde er veldwachter Van de Fliert en een timmerman. Wat naar beneden lag het Duivenweitje, genoemd naar een duiventoren die op de teke ning van Jan de Beijer uit 1750 voor komt, een wat raadselachtig geval, want wie in Veenendaal kon het duif- recht, dat slechts voorbehouden was aan de landadel, genoten hebben? Een vraag dus, die wel onbeantwoord zal blijven. Rond „Onder de boompjes" speelde destijds een legende, maar die kan wel met het badwater overboord gesmeten worden. Er was nogal wat krakeel over, zo'n jaar of tien geleden, maar archieven zelfs voor op de kop zou zet- hoe men het ook wendt of keert, er de ten, er is voor die legende geen enkel bewijs aan te voeren. Dat oude gebouw zou namelijk volgens de legende een klooster geweest zijn. Bij alle haren die mijn hoofd telt, verzeker ik met klem, dat er in Veenendaal nooit een klooster geweest is, noch een proosdij, nog een uithof of wat dan ook voor een neven stichting. Er is gelegenheid te over ge weest bij de restauratie te speuren naar stede en zo staat ze ook op de kaart. Met een boog ligt de „Achterkerkse grift" om het heuvelcomplex heen, met een merkwaardige onderbreking. Er loop naar links een enkel lijntje en dat zou de aanduiding voor het verdere verloop van de wijk door het Koste Ver loren kunnen zijn. Men wilde de Veen- grift langs Het Sant en Het Pannenhuys verbinden met het Kesselveen aan de andere zijde. Dit plan is nooit doorge gaan en de grond langs dit wijkje noemde men laconiek Kost Verlooren omdat er geen baten uit kwamen. Punt van belang is evenwel dat de „streep" grond achter de hofstede „Onder de boompjes" tot aan de verlengde Cune- raweg toe altijd bij deze hooggelegen boerderij annex herberg behoorde. De recente Beukenlaan zal nog de schei ding er van uitmaken. Ook de grond voor de hofstede „het Boerseland" ge noemd, behoort tot aan de Veengrift tot dit .landgoed". Later is dat geheel ver kaveld. Er is in 1953 nogal getwist over het al of niet voorkomen van een kloos ter in het Achterkerk en ik verwijs naar de heldere en onweerlegbare bewmzen door wijlen D. Philips gepubliceera die geheel in de geest gesteld waren in de publikaties die door schrijver gelijktij dig gedaan werden inzake het Chelet of Chalet. Een journalist haalde twee verschillende gebouwen door elkaar. De bijgevoegde reconstructietekening geeft de juiste toestand weer. Het waren de in 1857 geboren Jan Middelhoven, de in 1871 in die buurt geboren mevrouw Schouten en niet in het minst de heer Willem Brouwer, gepensioneerd bijrij der van Expeditie Gebr. Van Veldhui zen die het mogelijk maakten alles vrij nauwkeurig te reconstrueren. Over de herberg, „Onder de boom pjes" zou een hele boom op te zetten zijn. Op de dinsdagmarkt was het er druk. Vooral wanneer de „keujemart" slecht liep. In het achterkaórk woon den heel wat varkenskopers. Was de markt „willig" geweest, dan ging het regelrecht naar moeder de vrouw. Dan waren ze als lammetjes, zei Willem Brouwer. Maar o wee, indien de han del slecht liep. Dan stevenden ze naar „Onder de boompjes" en was het groot feest bij Veldhuizen. Dat is een keer zo erg geweest, dat op last van de burgemeester de her berg veertien dagen dicht moest. De burgervader kwam zelf om het plaatje „vergunning" er af te halen. Maar toen was het „handen thuis, beste man"! Dat kon Veldhuizen zelf ook.... Juist achter de kerk was een touw slagen j. De naastgelegen werkplaats heette „de Vlasch" een wel zeer toe- mmmm T065TANO VOO* 1355 Duiv£Nwet vei.DHui25A( O O Q 0°0 °0° O O 2 I $Ê£NHU!1&\ MARK <3 ui Ui JC X IROTTÊRy VAN H»3U.EfcAP^P HE.T CHALtT iKElDtft: WOONHUI* 3H—1—Ifr» 19S5 meenschap de kern van Veenendalers „van oude stam", die mede het Veenen- daler-zijn bepaalden. Door mijn werk voor de Centrale Commissie voor het Onderzoek van het Nederlands Volks eigen en voor 't Neder-Saksisch Insti tuut van de Rijks-Universiteit te Gro ningen heb ik nog oud-Veenendalers kunnen ondervragen (en met hun hulp de vragenlijsten kunnen invullen) die geboren waren tussen 1845 en 1860! Een karakterschets van de Veenendaalse volksgeest rond 1850 volgt dus nog. Nu dus meer over een paar merkwaardi ge gebouwen in de Achterkerkstraat. En als eerste dan dat Chelet of Cha let. 't Ja wat was dan nou precies? Men zag er een oud klooster in en al fantaserende kwamen «n* ondergrondse gangen bij te pas, waardoor de monni ken naar de oude Sint-Salvator op de Markt gingen. Dit zou dan een onder grondse „tocht" van een dikke 150 me ter hebben betekend. Dit nu is een wel zo rare voorstelling van het leven in een geestelijke orde uit het midden van de zestiende eeuw, dat dit alles al zonder gedegen onderzoek naar het rijk van de legenden kan worden verwezen. Zoals gezegd: er ontstond strijd over dat Chalet. Men praatte langs elkaar De oude kerk op de markt in Vee- nendaal was in vroeger jaren het middelpunt op het sfeervolle plein. dat latent in de volksgeest sluimerende idee dat tussen de Oude Kerk en „On der de Boompjes" een onderaardse gang voor de nonnetjes of monniken geweest zou zijn. Er is geen dorp of je hebt verhalen over onderaardse gan gen. Leefden de mensen vroeger zo'n beetje als mollen onder de grond. In Rhenen gingen de nonnetjes van het Agnieten-convent wél „ondergronds" naar de voor de leken zichtbare balus trade, waar de zustertjes achter gor dijntjes verscholen de dienst meemaak ten. Er is in de kelders van de oude herberg al jaar en dag op de muren geklopt om de „holklinkende" plek te vinden. Maar ook dóór geen spoor. Om de doodeenvoudige rede dat het niet waar is en ook niet kón. Voor 1566 had Veenendaal geen gees telijk verblijf. De oude Kerk werd tóén pas gebouwd. Als er een kloosterka pel geweest was, dan had Karei V zich zich niet zo bezorgd behoeven te ma ken. Op de heuvel zou dan tussen 1566 en 1590 een kloosterstichting moeten hebben plaatsgevonden. De eigenaren van de gronden zijn bekend en buiten de weduwe Elizabeth van Sredevelt- van Schaik, die de grond waarop de kerk staat verkocht, is er nimmer van een transactie met wat voor geestelij ke orde dan ook over grondverkoop ge weest. Het is een oorspronkelijke hof- passelijke naam dus. Deze was ge sticht door Isaak van Schoonhoven. La ter werd ze overgeplaatst naar de Klomp. Van Schoonhoven stierf in 1867; rijk en eenzaam als vrijgezel. Bij ope ning van zijn testament bleek zijn he le vermogen aan de Hervormde Ge- meeiite vermaakt te zijn. De rente van dit kapitaal moest evenwel uitgekeerd worden aan nichten en neven die dat zelfde jaar in het huwelijksbootje stap ten. En trouwde in een bepaald jaar niemand uit de familie, dan kwam twee-derde aan de diaconie en eender de aan de kerkvoogdij. Deze familie- koek is nu op. De laatste die deze hu welijksgift ontving was Hendrik van Burken. In „de Vlasch" was inmiddels veld wachter Jansen komen wonen, een mi litante figuur met een prachtige baard. Hij wandelde rond met een stok in de hand. Oh, die stok! Wat heeft menige kwajongen er kennis mee gemaakt. Hij wist goed raad met landlopers en dron ken lieden. Die bracht hij netjes naar de cel, die ook al aan de Vlasch was toegevoegd. Daarnaast was de werk plaats van gemeentewerken gemaakt. Ook stond daar de brandspuit. De Vlasch stond eigenlijk op het kerk hof rond de oude kerk. Toen het ge bouw werd gesloopt en „achter" de kerk een flink plein ontstond, kwamen stapels schedels en andere skeletdelen op dat plein te liggen. In het vervolg op dit deel van de 17e- eeuwse kaart zullen wij wat meer aan dacht besteden aan de volkstypen uit wat ik zou wilen noemen de voormalige „benedenstad" van Veenendaal. Daar juist groeide uit een hechte volksge- heen, terwijl niemand ongelijk wilde hebben. Dit nu had tot gevolg dat de zaak „doofpotwaarts" werd gediri geerd. Het raadsel Chalet bleef be staan. Zaak was nu iemand te vinden, die er in of er dicht bij had gewoond en oud genoeg was om zich 'n duidelijk beeld voor de geest te halen. Die werd gevonden in een 85-jarige, vriendelijke dame. Op haar aanwijzingen werden schet sen gemaakt en zij mocht het genoegen smaken kort voor haar overlijden het resultaat te kunnen controleren. De in woners van Veenendaal zullen de oor spronkelijke ligging duidelijk herken nen. Men dacht aan een klooster en mijn vader had het over een kerkje. Beide kunnen niet het geval zijn. Veenendaal heeft nimmer een klooster gehad en dat het de voormalige Doopsgezinde kerk geweest is, is even onmogelijk. Die blijkt in het lage gedeelte van Vee nendaal gestaan te hebben, getuige een brief van Veenendaals doopsgezinde predikant Petrus van Loon over de wa tersnoodramp van 1711, waarin melding gemaakt wordt van ernstige water schade aan die kerk. En zó hoog als het stratencomplex hier is kwam het vloedwater nooit. Met dat al weten wij nog steeds niet wat het wél was. De aandachtige be schouwer zal er onmiddellijk iets van een eenvoudige werkplaats in herken nen. In dit verband stemt het overeen met de beschrijving van de oudste Vee nendaalse inwoner, Jan Middelhoven, waarvan de conclusie is: een oud, groot herenhuis met aangebouwde, zeer lan ge schuur. In 1843 stelde het gemeente bestuur van Veenendaal een arbeids- en produktielijst samen van de gevestig de industrieën. Daarop komt een firma Zeewoldt en Co. voor, een katoenspin nerij, met een accommodatie van 30 volwassen arbeiders en 28 kinderen, 10 spinmachines en een opbrengst van 15.000 pond garen per jaar. Niemand in Veenendaal had ooit gehoord van de ze katoenspinnerij, die toch in haar da gen geen kleintje was. Waar stond de ze spinnerij? Was het veelbesproken Chalet" soms de fabriek geweest? Na 1843 wordt deze spinnerij niet meer ge noemd. Vermoedelijk leverde Zeewoldt zijn garens af aan burgemeester jhr. Hendrik van de Poll. Beide bedrijven vormen a.h.w. de voorlopers van de in nerij en Weverij (VSW). 1862 gestichte Veenendaalse Stoomspin- In een kleine honderd jaar was het industriële gelaat van Veenendaal to taal veranderd. De dure wol maakte plaats voor het goedkopere katoentje. De oersterke vijfschacht van D. S. van Schuppen moest het veld ruimen voor het katoenen weefsel, dat meer moge lijkheden bood. Was in 1748 nog 46,8 pet. wolnijverheid en in 1808 zelfs 69.6 pet., in 1843 reeds werkte 36,7 pet. van de arbeiders in de katoenindustrie. In 1748 telde Stichts-Veenendaal 1684 in woners, welk zielental in 1808 gestegen was tot 1818 en in 1842 gestegen was tot 3086 zielen. Twee jaar nadien, in 1845 werd de spoorweg Utrecht - Arnhem, de Rijnspoorweg over De Klomp ge legd. Nooit zal men toen hebben ver moed dat het onaanzienlijke dorpje eens uit zou groeien tot het „Stictitse Eindhoven". Indien men zulks gewe ten had zou men die spoorweg ongetwij feld pal langs Veenendaal gelegd heb ben! Het Chalet lag naast de weverij van burgemeester Van de Poll en vóór de rotterij van Hollekamp. Ten onrechte meende men dat de fraai gerestaureer de oude herberg „Onder de Boompjes" (vroeger annex boerderij) als Chalet bekend stond. Uit het ingestelde onder zoek kwam vast te staan dat het op de plaats van de situatieschets gestaan heeft. Na de watersnood van 1855 was er zulk een woningnood ontstaan dat men 'het Chalet „verbouwde" tot een troosteloos „armenblok". Over de ge hele lengte werd het in tweeën ver deeld door een muur, die verder aan weerszijden zijmuurtjes kreeg, zodat twintig kamertjes ontstonden, ieder be woond door één gezin. Op de enorme zolder sliep men bij elkaar. Na de grote watersnood van 1855 was in Veenendaal een groot tekort aan wo ningen ontstaan. Het Chalet werd om gebouwd tot woongelegenheid voor ca. tien gezinnen. In de kelder woonde Klaas Verhoef, in de wandeling „lijmen en krammen" genoemd. Op 18 maart van het rampjaar 1855 toog Klaas al weer van de Geertekerk te Utrecht naar de kelderwoning „om te gaan kram men", dat is gebroken aardewerk her stellen. Het aangebouwde herenhuis werd, op gelijke manier bewoond. In deze Vee nendaalse „kibboets" leefden naar schatting een dikke honderd mensen on der de vreselijkste omstandigheden. La ter werden na afbraak van de rotterij en de weverij van Van de Poll, de troos teloze huizenblokken van de „beneden stad" van Veenendaal gebouwd. Tegenover de Van de Pollstraat stond een tweede hoog gebouw. Het heette de Veerkijk en werd bewoond door Melis van Leeuwen, die er een wolkammerij- tje dreef en ook in schapevellén han delde. Oorspronkelijk woonde hij bij de Molenbrug. Nog een Van Leeuwen woonde in de „brééje gaang", Hendrik, van beroep wolkammer. Zijn zoon Jacob is in Vee nendaal een bekende figuur geworden en werd medefirmant van de zo beken de Wolindustrie Hollandia aan het Ver laat. Maar zover was het in 1855 nog lang niet. Bij raadpleging van de pre sentielijst uit de Geertekerk te Utrecht treffen wij dezelfde Jacob van Leeuwen als zuigeling. Vader Hendrik vertrok op 25 maart naar de Klomp om te gaan werken aan het herstel van de zwaar beschadigde spoorlijn. Moeder Geertrui zat ook niet stil en staat vermeld als spinster. Een aquarel uit die tijd toont ons spinnende vrouwen in de Geerte kerk. In die dagen waren de Van Leeuwens dus lang niet rijk, ja, behoorden zelfs tot de aller-allerarmsten. Anderen situeerden „de Veerkijk" als staande aan de Van de Pollstraat. Rond de top van de heuvel Venlo klopte het industriële hart van Veenen daal. Wij maakten al kennis met de touwslagerij (lijnbaan) „de Vlasch'. Ver der is bekend, dat in de Van de Poll straat een katoenweverij stond. Jhr. Hendrik van de Poll was er eigenaar directeur van. Al in 1842 bestond deze fabriek. Een officiële telling van de „grote" industrieën van Veenendaal uit dat jaar vermeldde, dat er toen dertig weefgetouwen in stonden, bediend door dertig arbeiders van vijftien tot twintig jaar. De opbrengst was toen 84.375 el len katoen. Jhr. Van de Poll verstond de kunst industrieel en ambtenaar te gelijk te zijn, want in 1844 werd hij tot burgemeester van Veenendaal benoemd. Om welke redenen hij deze eervolle betrekking aangeboden kreeg is niet bekend. En om welke duistere, redenen hij direct na de watersnood van 1855 van deze post werd ontheven is even min bekend. Hij werd opgevolgd door burgemeester Van der Poel. Op het af gedrukte kaartje staat een groot huis afgebeeld dat hij liet bouwen en hem als woning diende, 't Is hetzelfde, dat nu nog voor de Gemeentelijke Eierhal staat. Door vriendelijke medewerking van wijlen de heer Bottenheim Sr., in 1962 nog directeur van de nu Kon. VSW te Veenendaal kreeg ik inzage van het privé archief en daardoor werd een goed bééld verkregen van de vroegere eigenaar zowel als van de fabriek. Erg best komt de ex-burgemeester er niet af. Op zijn minst gezegd was deze man een scrupuleus mens. Uit het proces- verbèal van de Algemeene Vergadering van 10 maart 1879 bleek mij dat „die fabriek, die meermalen voor inferieur fabrikaat, tot onze schade onze merken namaakte". Dat is weinig vleiend voor Hendrik van de Poll. Hoe de Van de Pollstraat aan haar naam komt is wel duidelijk. Na de watersnood van 1855 deed de fabriek weer van zich spreken. Ze stond daar hoog en droog. Direct na de ramp al bleek Van de Poll niet bij de pakken te zijn gaan neerzitten. Op 5 maart was de Grebbedijk door gebroken en het dorp lag nog temidden van één onafzienbare zee. Reeds drie weken later vertrokken 15 jongeman nen uit de Geertekerk te Utrecht naar Veenendaal „om bij de burgemeester te gaan werken". Met twee gulden reis geld! Op 2 april 1855 draaide de fabriek al weer volop. Uit de schadelijst, in het gemeentearchief aanwezig blijkt dat de fabriek toch nog f 600 schade had op gelopen. Deze schade bestond in hoofd zaak uit derving van winst!! Het tekent nogmaals de mentaliteit van Van de Poll dat hij alléén maar jongelui in dienst nam. Deze arbeids krachten waren het goedkoopst. Om een voorbeeld te geven van het verdiende loon het volgende. Als wever of wol kammer verdiende men f 2.50 tot f 3,50 per week bij een dagtaak van 5 uur 's morgens tot 10 uur 's avonds. Op vrijdag moesten op de koop toe de vrije" ossenmarkt (lees kermis) dagen worden ingehaald tot 12 uur 's avonds. Een jongen van ca. 14 jaar verdiende l 1,50 per week bij gelijke werktijd. Een kind van 7 a 8 jaar verdiende niets, werd als leerling beschouwd. In 1874 moesten alle kinderen van de fabrieken af en naar school. Slechts een twintigtal jaren hield de fabriek van Van de Poll het na 1855 nog vol. Toen kwam het einde voor hem. Wijlen Jan Middelhoven vertelde mij dat zekere Bennik in 1877 de fa briek overnam. Bedoelde hij Bonnike? In ieder geval werd de fabriek in 1878 overgenomen door de VSW voor de prijs van f 19.000. Een spotkoopje. Bij de weverij stonden toen een directeurswoning, 5 arbeiderswonin gen en een pakhuis. De Eerste Vee nendaalse Stoomweverij had de vol gende inventaris: 190 complete po- werlooms (weefgetouwen), 1 winding machine van 300 spindles, 4 warping, 1 sterk, 1 boom, 1 meetmachine, 1 hydraulische pers, -2 stoommachines van resp. 20 en 6 nominale paarde- krachten en twee stoomketels. Alles met toebehoren compleet en in vol maakte staat. Het bleek mij dat in 1878 de fabriek reeds geruime tijd had stilgestaan en dat het bedrijf al De oudere inwoners van Veenen daal zullen de plaats van het mys terieuze „Chalet" direct herkennen. De achterzijde had oorspronkelijk geen ramen! enige malen in andere handen was overgegaan. Nadat de nodige herstellin gen waren aangebracht, werd in 1879 de fabriek weer in bedrijf geno men. Middelhoven deelde mede dat kort daarop de fabriek opgeheven en met de grond gelijk werd gemaakt. Op de plaats waar eens de weefgetouwen klepperden werden blokjes huizen ge bouwd. Nog een Arnhems bedrijfje kwam naar Veenendaal en vestigde zich in dezelfde buurt. Het was de „rotterij" van Hollekamp, een vlasverwerkende industrie dus. Het voormalige Rotte- pad nu de 2e Achterkerkdwarsstraat ontleende er zijn naam aan. Na het opheffen van dit bedrijf bleef de familie Hollekamp in de latere Van de Pollstraat wonen. Daar het niet onmo gelijk geacht moet worden dat in de weverij ook linnendoek werd vervaar digd, kan het produkt van Hollekamp zijn weg naar deze fabriek gevonden hebben. Hollekamp ging later als wol kammer bij Mozes van Crefeld, ma- nufacturenhandel annex huidenzoute- rij en leerlooierij aan de Hoogstraat werken. Wij weten nauwkeurig waar dat was, de oude zaak van „Erven De Ruiter", waar nu woninginrichting Matser gevestigd is. Een volgende maal dan een karak terschets over de bevolkingsgroep van dit oudste deel van Veenendaal en verdere wetenswaardigheden over „Veenendaal-hoog". Dan ook de ge schiedenis van de Oude Molen. Adriaan P. de Kleuver. SCHERPENZEEL Op dinsdag 18 februari is er weer een kaart en bil jartavond voor de bejaarden in hotel de Prins. Er zijn zoals altijd weer zeer fraaie prijzen te winnen en men kan zich opgeven bij de bekende adres sen. De leiding is zoals altijd weer in handen van E. v.d. Wetering. SCHERPENZEEL Op vrijdag 14 februari belegt de bestuurdersbond van het NVV in hotel Boszicht te Scherpen- zeel een ontwikkelingsbijeenkomst. Ge sproken wordt over het onderwerp „ge lijke kansen bij het onderwijs". SCHERPENZEEL Scherpenzeels grootste sportvereniging, de gymnastiek vereniging DOTO,'' zal spoedig weer 'n nieuwe voorzitter hebben. De heer Veenhof die deze functie 9 jaar heeft bekleed, moést echter wegens drukke werkzaamheden er voor bedanken. De eerste indruk was dat er zeer moeilijk een opvolger voor hem te vinden zou zijn. Gelukkig is dit erg meegevallen. De heer J. Vermeer is bereid met in gang van mei deze functie op zich te nemen. Om studieredenen kan hij zich niet eerder vrij maken. Zolang zal het voorzitterschap echter worden waarge nomen door de heer Berkhof. Opgave na klasse mm maat. Appelen 75/opw 70/75 65/70 60/65 55/60 1 2 Benderzoet 2848 1432 Dijkmanszoet 3858 2430 Golden Delicious k.l 5961 x Golden Delicious k.2 5254 4749 3336 2528 x Goudreinette k.2 65—77 64—72 59—66 52—71 Jonathan k.2 40—43 37—39 31—33 23—25 12—32 Laxtpns Superbe k.2 46—67 43—56 3843 21—24 18—41 Lombarts Calville k.2 4649 4448 4143 1644 Winston k.2 60—70 45—57 43—46 Kroet per 100 kg zuur f 8,30, rood f 8,10 Fabrieksfruit per 100 kg blank f 8,20—8,30, rood f 8,10 Stip en stek per 100 kg f 6,30 Peren: Conference k.l 3234 Conference k.2 32—34 30—32 25—27 Doyenne du Com. k.2 61—63 68—71 60—62 36—61 Brederode 1634 815 Winter jan 1935 615 St. Remy 14—17 8—12 Gieser Wildeman 3630 Perenkroet per 100 kg f 3,20 Groenten: Knolselderij per stuk 3342; Spruiten 8688; Uien 1838, 912; Prei 4291, 32—55; Witlof 84—86; Wortelen 38—40. x is hoofdaanvoer. Alles in centen per kg tenzij anders vermeld.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 5