Vooroorlogse autoriteiten
geen nationale helden
Letter voor letter met
de hand geschreven
C.B.T.B. wil eigen
gezicht behouden
Prof. dr.
L. de Jong's
levenswerk
Eerste van negen delen in de boekhandel van standaardwerk
„Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog99
UITPUTTEND
BRONNEN
ONDERZOEK
Omzet Bruynzeel
tol 320 miljoen
Gulf leent in
Europa
Positief beeld en
nuttige cijfers
„ROOIE RAKKERS
VITZIEKEN
„ZO.... EXCELLENTIE!"
NIEUW BEHANG
VERGADERING
TRAGISCH FALEN
#/7V HET TIJDSBEELD
Gedenkboek Gelderland
C.B.T.B.
TWEE EDITIES
KOMENDE EN GAANDE VOORZITTER:
EIGEN PLAATS
NAVO EENSGEZIND
OVER BERLIJN
Pagina 9
DONDERDAG 13 FEBRUARI 1969
HISTORISCH DOCUMENT VAN GROTE WAARDE
JHR. D. J. DE GEER
...met vakantie naar Duitsland...
ste plaats aan levensvreugde, die land en volk voor de
zo lang, zo star volgehouden aanpassingspolitiek had
den moeten opbrengen."
Dat is het oordeel over het werk van een man, die
in zijn jonge jaren blij was met honderd gulden, en die
na rijk te zijn geworden in de olie, als minister-presi
dent door kortzichtige zelfverzekerdheid het mateloze
leed Van miljoenen paupers nodeloos verergerde en
verlengde.
Natuurlijk dr. De Jong maakt het duidelijk treft
Colijn niet alle blaam, want uiteindelijk regeerde hij
bij de gratie van een meerderheid uit het Nederlandse
volk, die hem politiek steunde.
Zowel voor de confessionele, als voor de liberalen
liberale verkiezingsleuze: Plaats meer liberalen naast
Colijn A- was hij een soort nationale held. De protes
tantse en rooms-katholieke werklozen gingen hem
alleen maar méér bewonderen, toen zij hoorden, dat
hij per dag meer aan sigaren verrookte dan een werk
loze met kinderen aan steungeld ontving.
De angst voor „de rooie rakkers", die confessionele
politici en geestelijke leiders er bij de eenvoudige
kerkganger hadden ingehamerd, leidden er toe, dat de
confessionele kiezers ziende blind waren en telkens op
nieuw hun stem op Colijn of op zijn bondgenoten
uitbrachten. Zelfs nadat Colijn tijdens het dieptepunt
van de crisis in het openbaar had verklaard dat hij:
I Iet werk van dr. L. de Jong bevestigt het resultaat
van het kritisch onderzoek in de afgelopen jaren:
weinig autoriteiten uit de vooroorlogse jaren zullen als
nationale helden het vaderlandse geschiedenisboek be
reiken. Het historische vonnis treft in het eerste deel
van het werk dr. De Jong vooral de twee politici Colijn
en De Geer en de twee veldheren Reijnders en Van
Voorst tot Voorst.
De onbarmhartige feiten tonen aan, dat Colijn on
danks het nu bijna onbegrijpelijke heldenaureool, dat
hij lange tijd voor en kort na de oorlog bij vele Ne
derlanders had in feite een staatsman is geweest,
die over de hele linie heeft gefaald.
Zijn enige doel in de crisisjaren, toen miljoenen
Nederlanders verpauperden, was door bezuiniging en
„aanpassing" hij zei eens: „Afbraak nu is zelfbe
houd" de rijksbegroting sluitend te maken zodat de
gulden niet behoefde te devalueren. Over welk deel
van het regeringsbeleid het ook ging werkloosheids
bestrijding of landsverdediging altijd klonk de re
solute stem van Colijn als minister-president: „Geen
geld".
Het peilloze leed van miljoenen beschouwde hij we
derom met zijn eigen woorden „een kwaad dat maar
moest uitzieken." Dr. De Jong schrijft: „...dan wordt
iets duidelijk van de immense prijs, waarlijk aan ma
teriële goederen niet alleen, maar ook, maar in de eer-
GENERAAL I. H. REYNDERS
...zuivere hiërarchieke verhoudingen...
hij voorlopig maar in een gerenommeerd familiepen
sion bij Arnhem zitten.
Men kan zich de wanhoop van koningin Wilhelmina
voorstellen, die zich in een gesprek met de minister
van oorlog liet ontvallen: „Kunt u geen nieuw kabinet
vormen?".
Het is trouwens alsof bijna alle hoofdpersonen uit de
vooroorlogse jaren hun uiterste best hebben gedaan
om als operettefiguren de geschiedenis in te gaan.
Vlak boven de generaal Van Voorst tot Voorst, die
met veldplannen uit de tachtigjarige oorlog het Duitse
leger van 1940 wilde verslaan, stond de arrogante ge
neraal I. H. Reijnders die in feite slechts bezorgd was
voor de zuivere hiërarchieke verhoudingen.
Toen overste Dijkxhoorn zijn militaire mindere!
minister van Oorlog en dus meerdere van de generaal
was geworden, leek het de nieuwe minister niet takt-
vol de generaal bij zich te ontbieden.
Daarom ging Dijkxhoorn zijn opwachting bij Reijn
ders maken. Reijnders ontvijig de minister „achter
over in zijn stoel gezeten"; Dijkxhoorn van top tot teen
bekijkend, had hij niet zonder spot „zo...excellentie"
gezegd.
In het Nederland van de jaren dertig trokken meer
van dergelijke operettefiguren aan de touwtjes.
Het boek van dr. De Jong laat weinig ruimte voor
standbeelden.
DR. H. COLIJN
..starre bezuinigingspolitiek..
„...het niet als ee/n taak van de overheid zag een
snelle remedie tegen de economische crisis voor te
schrijven".
Het beeld van De Geer is in het werk van dr. De
Jong iets milder, het roept bijna op tot vertedering:
een oude, eenzame man, die zich koestert in intellectu
ele zelfvoldaanheid, werd op het beslissende ogenblik
toen het land aan de rand van de afgrond wankelde,
tot leider geroepen: hij had zich nooit met de buiten
landse politiek bemoeid en sprak geen enkele vreem
de taal.
„Een mummelende grijsaard", berichtte een Duitse
ambtenaar wat geschrokken aan Berlijn, nadat De
Geer minister-president- was geworden.
Principieel pacifist was De Geer en van de toestand
in augustus 1939 begreep hij niets. Toen hij enkele we
ken voor het uitbreken van de oorlog zijn kabinet had
gevormd, vertrok hij welgemoed met vakantie... naar
Duitsland.
Hij was niet weinig verbaasd toen het kabinet hem
enkele weken later, toen de oorlog elk moment kon
losbarsten, naar Den Hag terugriep. Lastig vond hij
het wel, want zijn huis* in Den Haag kreeg juist een
nieuw behangetje en om de wanorde te ontlopen bleef
GENERAAL J. J. G. BARON VAN
VOORST TOT VOORST
...tachtigjarige oorlog...
De eerste steen, is gelegd voor een monument, dat naar
verwachting in 1980 zal worden voltooid: dinsdag
verscheen het eerste deel van Het Koninkrijk der Neder
landen in de Tweede Wereldoorlog" een werk dat
negen delen zal gaan omvatten en dat zal pogen een
totaalbeeld te geven van het Nederlandse aandeel in het
grote werelddrama.
Het monumentale werk, dat door prof. dr. L. de Jong, directeur van het Rijks
instituut voor Oorlogsdocumentatie, letter voor letter met de hand werd en
zal worden geschreven, verraadt in het eerste deel een opzet, die bijna te
zwaar voor één persoon moet worden geacht.
Telkens verbaast men zich er over dat de schrijver de draden van zijn ver
haal toch in handen weet te houden. Met zijn rustige stijl, die eerder spreek-
dan schrijftaal is, verwijlt dr. De Jong doorlopend bij details, die telkens als
zij te ver schijnen te voeren, blijken te passen in de grote tekening waarvan
de schrijver de onmisbare hoofdlijnen nooit uit het oog verliest.
Het nu verschenen eerste deel, dat de titel Voorspel
kreeg, rechtvaardigt de verwachting dat de serie een naar
volledigheid strevend historisch documentzal worden,
waarin de belangrijkste feiten en personen uit die tijd,
geplaatst in het beeld van die jaren, vor het nageslacht
zijn vastgelegd.
Dr. De Jong heeft toegang gehad tot
bronnen onder meer de statuten van
de ministerraad en het archief van het
Kabinet van de Koningin die tot dan
toe voor onderzoekers waren gesloten.
Bovendien heeft hij in een voorberei
dende studie van ongeveer 20 jaar een
bronnenonderzoek kunnen verrichten,
dat nog niet eerder in Nederland is on
dernomen, zo zegt hij zelf: „Ik zal wel
de enige Nederlander blijven die de 19
delen, de ruim 30.000 pagina's van het
verslag van de Nederlandse Parlemen
taire Enquêtecommissie volledig heeft
gelezen'.
Tenslotte heeft dr. De Jong vele hon
derden vraaggesprekken gevoerd met
personen, die voor en tijdens de oorlog
op enigerlei wijze verantwoordelijkheid
droegen.
Hij werd tijdens zijn onderzoek drie
maal ontvangen door wijlen koningin
Wilhelmina „die zeer openhartig met
mij over vele gebeurtenissen heeft ge
sproken". Vooral deze vele persoonlijke
gesprekken hebben het werk tot een
levend document van menselijkheid ge
maakt.
Zo zal men tevergeefs in een officieel
document het getuigenis van de politi
cus Weiter zoeken over de geheime ver
gadering, die koningin Wil-helmina op
24 juni 1939 met enkele invloedrij
ke politici hield. De Koningin had ge
weigerd een openbare stap te doen met
de woorden; „De heren moeten het zelf
maar uitvechten".
Deze roemruchte vergadering, na de
val van het vierde kabinet-Colijn aan
de vooravond van de wereldoorlog,
neemt dr. De Jong als basis voor het
eerste deel van zijn werk.
In dat eerste deel gaat hij terug naar
In dat eerste deel gaat hij terug naar
het einde van de Napoleontische tijd;
hij schildert in rake trekken de econo
mische en sociale krampen vanNeder-
land in de negentiende eeuw; hij ver
telt over de Eerste Wereldoorlog en de
nooit-geen-oorlog-meer-tijd, die daarop
volgde, over de opkomst van de poli
tieke partijen in Nederland en over de
crisis van de jaren dertig; hij plaatst
de Nederlandse ontwikkelingen tegen
die in het buitenland en hij noteert hoe
Nederland reageerde op de buitenland
se gebeurtenissen maar telkens keert
hij na een soms zeer lange omweg terug
naar die dramatische bijeenkomst op 't
paleis Noordeinde.
Wat aan het begin van het boek een
pikante onthulling was, is aan het ein
de het logische resultaat geworden van
een groei die anderhalve eeuw had ge
duurd. Om het te zeggen met de woor
den waarmee de schrijver dit eerste deel
besluit: iets van de hulpeloosheid
van een volk dat, in zijn nijver aan
pakken en in zijn verdraagzame ver
scheidenheid, de onverbiddelijke hard
heid van 's werelds loop uit het oog
heeft verloren en uit zijn midden on
voldoende leidslieden heeft voortge
bracht om het tijdig te wijzen op het
noodweer dat sinds '33 kwam opzet
ten".
Deze zin bewijst al dat dr. De Jong
de feiten heeft gebruikt om tot een his
torisch oordeel te komen. In de inlei
ding schrijft hij dat hij „geen enkel ra-
len met de mantel der liefde heeft wil
len bedekken"-, maar in zijn boek geeft
hij het menselijk falen wel een mense
lijk karakter.
Voor politici als Colijn en Dé Geer,
voor officieren als generaal Reynders en
Van Voorst tot Voorst, is in dit boek
geen „historische onvergankelijkheid"
te vinden, maar hoe onverbiddelijk de
historieschrijver ook over hun daden
en hun karakters oordeelt, dr. De Jong
vraagt in zijn boek tevens begrip voor
hun tragisch falen. Zo laat hij De Geer,
die na een zeer eervolle politieke loop
baan tijdens de oorlog zo beschamend
faalde, in 1955 op 85-jarige leeftijd zeg
gen: „Ik zie op mijn leven terug als op
een ruïne" en hij voegt daar als schrij
ver aan toe: „Staatkunde is een hard
bedrijf".
Bij het schrijven van zijn boek heeft
dr. De Jong geen „heilig huisje" erkent.
Zelfs koningin Wilhelmina, die hij dui
delijk bewondert, houdt hij niet buiten
zijn oordeel. Zo schrijft hij over de ge
dachten van de commandant veldleger
uit 1939, generaal Van Voorst tot Voorst,
die een mogelijke Duitse aanval wilde
keren met de strategie van de Tachtig
jarige Oorlog.
De generaal, een vertrouweling van
de Koningin, bestookte haar met plan
nen: met een viertal reservedivi-
siën. op te rukken langs de as Utrecht
Vianen - Zaltbommel 's-Hertogen-
bosch (zie Prins Wilem III 1672/1673)..."
De Koningin vond het een uitstekend
plan en dr. De Jong schrijft niet zon
der ironie: „Hij (de generaal) had er
dus een strijdlustige bondgenote bijge-
kregen".
Hoewel de kritiek van de schrijver
nergens verhullend is, is zij ook ner
gens nodeloos afbrekend. Telkens haast
hij zich om de personen, hun daden en
hun gedachten in het tijdsbeeld te plaat
sen. Dit maakt vooral dit eerste deel
zo onthullend: in dit voorspel wordt
duidelijk dat Nederland in 1939 werd
bewoond door een totaal ander volk dan
nu. Het Nederlandse volk van 1939 was
veel duidelijker het nageslacht van Ne
derland anno 1815, dan dat dit volk het
voorgeslacht is van Nederland anno
1969.
Dit dwingt tot eerlijkheid: wie zich
nu tot oordelen over die tijd geroepen
voelt, zal moeten terugkeren naar het
levenspatroon van die tijd, toen een ver
paper d volk te veel en te lang ont
goocheld was geworden om tot werke
lijke actie te komen; toen zelfs vooruit
strevende politici, gemeten naar onze
normen, irritante aartsvaders waren:
toen een algemene politieke onvolwas
senheid nog mensen tot helden en
ZAANDAM De omzet van Bruyn
zeel is vorig jaar met 10 procent geste
gen tot f 330 miljoen. De resultaten van
de groep gingen echter slechts weinig
vooruit.
Door de gespannen arbeidsmarkt kon
de produktiecapaciteit in enkele bedrij
ven niet ten volle worden gebruikt. De
concurrentie uit binnen- en buitenland
deed zich in versterkte mate voelen.
LONDEN Gulf Oil gaat via haar
Europese dochtermaatschappij Trans-
ocean Gulf Oil een beroep doen op de
Europese kapitaalmarkt van 30 miljoen
dollar in twaalfjarige obligaties. De
voorwaarden van de lening worden nog
nader bekend gemaakt. Verwacht wordt
dat het rentepercentage 7 zal bedragen.
De obligaties zullen op de New Yorkse
beurs worden genoteerd.
De Gelderse CBTB heeft bij het vijf
tigjarig bestaan, dat vandaag op stijl
volle wijze in Arnhem wordt gevierd,
onder de titel „50 jaar Gelderse Christe-
lijke Boeren- en Tuindersbond" een
gedenkboek uitgegeven, dat in tegen
stelling tot vele van dergelijke werk-
ken niet zozeer op het verleden, als
wel op de toekomst is gericht. Met
name aan de ontwikkeling van de
land- en tuinbouw in al zijn facetten
wordt grote aandacht besteed. Die
komt dan voornamelijk aan de orde
in de hoofdstukken over de Gelderse
landbouw op weg naar 1980 en de Ne
derlandse land- en tuinbouw in de
EEG.
Uiteraard wordt in het gedenkboek
aandacht besteed aan de doelstelling
van de jubilerende organisatie. Daar
bij komt tot uiting dat een christelijke
organisatie de prediking van de kerk
gestalte moet trachten te geven in het
leven van alledag. Het oplossen van
principiële vraagstukken en het wer
ken in een politieke sfeer pleiten voor
een afzonderlijke christelijke organi
satie, zo lezen wij in het gedenkboek
je waarin ook de verbondenheid met
de kerk tot uiting wordt gebracht. De
Gelderse CBTB voelt zich ook nauw
verwant aan andere confessionele or
ganisaties buiten -de landbouw en geeft
daarover in het jubileumboekje tal
van getuigenissen.
Het stichten en het in stand houden
van christelijke scholen Voor de agra
rische jeugd is altijd een belangrijke
doelstelling van de CBTB geweest. Er
is dan ook altijd gebouwd aan een
net van goede scholen waar les wordt
gegeven en vorming geschiedt over
eenkomstig de christelijke levensover
tuiging. We vinden dan ook de chris
telijke landbouwscholen of landbouw-
huishoudscholen over de gehele pro
vincie verspreid. Namen als Zetten,
Doelinchem, Putten, Ede en Aalten
hebben, om er maar een paar te noe
men, bekendheid gekregen tot buiten
de kring van eigen geloofsgenoten.
In het gedenkboek treffen we verder
bijzonderheden aan over de uitbouw
van de organisatie, de dienstverlening
aan de leden in velerlei vorm waarbij
het idee dat men zichzelf zoveel moge
lijk moet zien te helpen sterk tot
uiting komt.
Met veel cijfermateriaal wordt
voorts de ontwikkeling van de land
en tuinbouw in het jubileumboekje ge
schetst. Ook een voorzichtig gestelde
visie op het EEG-beleid ontbreekt niet.
Die luidt: Nederland heeft een aantal
goede kansen, maar men moet wel
bij de tijd blijven.
Voor het organisatieleven is het
boekje van belang omdat er een gro
te rijkdom aan adressenmateriaal in
is te vinden, van het bestuur en de af
delingen, maar ook van tal van orga
nisaties en instellingen waarbij het
Gelderse CBTB betrokken is. Het ge
heel moge dan geen statig gedenk
boek zijn zoals men in vroeger tijden
kreeg aangeboden, het is wel een
werkje met veel nuttige gegevens en
tal van positieve gedachten.
„krachtfiguren" maakte, die in feite da
gelijks hun onmacht bewezen.
Het oordeel van de schrijver beperkt
zich niet tot personen; ook feiten wor
den door hem gewogen en soms van
een nieuwe waardering voorzien.
Verrassend is het oordeel van dr. De
Jong over de Rijksdagbrand van februa
ri 1933. Dat de jonge Nederlander Van
der Lubbe slachtoffer zou zijn gewor
den van een communistische of nazis
tische samenzwering, wijst dr. De Jong
van de hand. Zich vooral baserend op
het onderzoek van Fritz Tobias, conclu
deert dr. De Jong dat Van der Lubbe
zonder enige hulp de dramatische brand
heeft gesticht om daardoor de Duitse
communisten tot actie tegen de nazi's
te prikkelen.
Met de discussie die door dit oordeel
zéker zal komen, heeft de schrijvei re
kening gehouden. Zich baserend op het
woord van Fruin, zegt hij: „Geschiede
nis is een gesprek zonder einde". Toch
zijn de meningen in het boek zeer zorg
vuldig gewogen, want dr. De Jong heeft
zijn werk aan specialisten van allerlei
orde voorgelegd en hij heeft in overleg
met die specialisten ruim tweeduizend
kritische opmerkingen alleen al over dit
eerste deel gewogen en soms in zijn
werk opgenomen voordat hij aan de
minister toestemming tot publikatie
vroeg.
Deze werkmethode geeft het boek
een grote autoriteit, niet alleen wat be
treft de betrouwbaarheid van de feiten,
maar ook wat het gezag van het oor
deel aangaat. Geen enkele groep in
Nederland politici, sociologen, gees
telijke leiders, legerleiding kan zeg
gen, dat het beeld van 1939 vertekend
is, want zij allen hebben inspraak ge
had.
Het eerste deel vertelt de geschiede
nis tot aan de oorlogsverklaring van
Engeland en Frankrijk aan Duitsland
in september 1939. Het is verschenen in
twee vormen: een wetenschappelijke
uitgave, voorzien van bronneninformatie
en van een register, verzorgd door Mar-
tinus Nijhoff in Den Haag in een op
lage van vijfduizend (f 41) en een po
pulaire editie met precies dezelfde tekst
inhoud maar zonder bronvermelding en
zonder register, verzorgd door de Staats
uitgeverij in een oplage van vijftigdui
zend (f 18,50).
Het tweede deel van dit werk is thans
persklaar; het zal in oktober van dit
jaar verschijnen en het beschrijft de
tijd van september 1939 tot 10 mei 1940.
Het derde deel, dat de vijf oorlogsda
gen zal behandelen, is nog niet geheel
gereed. Dr. De Jong hoopt dat het over
een jaar zal kunnen verschijnen, vlak
voordat Nederland zijn 25-jarig bevrij
dingsfeest zal vieren.
Verder durft dr. De Jong op dit mo
ment nog niet in de toekomst te kij
ken. Hij zegt voor de andere delen nog
vele jaren studie en bronnenonderzoek
nodig te hebben, maar hij hoopt in
1980 het laatste deel te voltooien.
De titel van het werk Het Konink
rijk der Nederlanden in de Tweede
Wereldoorlog doet na lezing van het
eerste deel wat erg beperkt aan. Het
se
De nieuwe voorzitter van de Gelder-
C.B.T.B., de heer L. J. de Regt, die
het beleid van zyn voorganger, de heer
C. Hey. voort wil zetten, heeft in een
rede by de aanvang van ztyn nieuwe
functie op de feestdag van z(jn organi
satie verklaard niet zonder meer te
gen het plan Mansholt te ztfn. H\j
acht dat alleen niet verantwoord, om
dat tegen zyn betekent: geen beleid
voeren. En dat acht hy tegenover de
leden, van wie velen een karig inko
men genieten dat met moeite wordt
verworven, onjuist.
Tegen stemmen betekent, aldus de
heer De Regt, een vonnis vellen over
de komende generatie en bestendiging
van de benarde positie van vele agra
rische ondernemers. H ij acht het de taak
van de organisatie om de zo noodzake
lijk gebleken afvloeiing op de juiste
manier sociaal te begeleiden. De heer
De Regt wil echter ook tijdens de in
grijpende verbouwing van de land
bouwstructuur een zodanig markt- en
prijsbeleid, dat mede de algemene kos
tenstijging in het oog houdend, het in-
komenspeil van de agrarische werkers
niet verslechtert. De nieuwe voorzitter
van de Gelderse C.B.T.B. wilde zich
niet achter degenen scharen, die het
plan-Manholt te duur vinden. Een
goedkoper structuurbeleidhoudt het
gevaar in van a-sociale elementen.
Er is een actief beleid nodig om de
agrarische bedrijfstak in de goede rich
ting te sturen. Alle ondernemers die
nen daar, aldus de heer De Regt, van
te worden doordrongen. Het plan-
Mansholt dient het pi an van alle boe
ren en tuinders te worden, anders mis
lukt het.
Op één punt echter bleek de heer
De Regt, die het in grote trekken met
de nieuwe plannen eens is, wat huive
rig tegenover de nieuwe visie te staan
en dat was wel de tendens naar be
drijf s vergroting. Hij zag daarin niet dé
oplossing van de problemen. Integen
deel, hij zou het meer in de bundeling
van de afzet willen gaan zien. Met na
druk stelde de heer De Regt vast dat
de Gelderse C.B.T.B. een confessionele
organisatie is en blijft, hetgeen onder
meer tot uiting komt in de onderwijs
politiek. Men wil op dit stuk de nieu
we kansen en mogelijkheden van de
Mammoetwet goed benutten en het
agrarisch onderwijs tot een bredere
opleiding uitbouwen, speciaal ook voor
beroepen in de periferie van de land
en tuinbouw. Ook op dit terrein blijft
De Gelderse C.B.T.B. handelen over
eenkomstig haar evangelische op
dracht: het christen-zijn beleven en uit
dragen.
De wil tot behoud van een eigen
plaats in het Nederlandse agrarische
leven sluit overigens een vergaande
samenwerking met andere organisaties
niet uit. Daarvan getuigde de aftreden
de voorzitter van de C.B.T.B in Gel
derland, de heer C. Heij, bij het neer
leggen van zijn functie. De samenwer
king tussen de drie standsorganisaties
is niet geheel nieuw, ook niet de ge
dachte, dat die in de vorm van één
bond gestalte zou moeten krijgen. De
heer Heij achtte dat niet juist omdat
daarbij wordt vergeten dat er al op
breed terrein samenwerking is via het
Landbouwschap. Bovendien heeft sa
menwerking alleen zin waar de orga
nisaties een zelfde doel nastreven. Een
goede samenwerking heeft alleen zin
bij het erkennen en respecteren van de
verschillen die er nu eenmaal in ons
volk bestaan, aldus de heer Heij, die
toegaf dat de samenwerking van de
organisaties in Gelderland op bepaal
de punten echt nog wel verbeterd zou
kunnen worden.
De heer Heij, die ongeveer tien jaar
lang het voorzitterschap van de CBTB
in Gelderland heeft bekleed, nam
geen afscheid zonder zijn medewer
kers en de leden, die zovele jaren ver
trouwen in hem hadden gehad, te dan
ken voor de medewerking die men hem
had verleend. Hij verklaarde het werk
voor de organisatie met vreugde te
hebben kunnen doen.
eerste deel, althans, geeft meer: het te
kent het beeld van een heel Nederlands
tijdperk waarin een volk zonder al te
grote schokken in anderhalve eeuw een
ontwikkeling doormaakte die in 1940
abrupt werd afgebroken.
Na 1945 zou er een totaal ander Ne
derland komen, al zou dat pas vijftien
jaar later duidelijk worden.
Als dr. De Jong in staat is zijn serie
te voltooien zoals hij haar is begonnen,
dan geeft hij Nederland hiermee een
historisch document van moeilijk te
schatten waarde.
PROF. DR. L. DE JONG
J>rof. dr. Louis de Jong werd op
24 april 1914 in Amsterdam ge
boren. Reeds tijdens zijn gymna
nasiumtijd toonde hij duidelijke po
litieke belangstelling, die progressief
was gericht. Hij studeerde geschie
denis aan de universiteit van Am
sterdam. waar hij in 1937 doctoraal
examen deed. Onmiddellijk daarna
trad hy als redacteur-buitenland
van de Groene Amsterdammer, in
welke functie hy zich een felle te
genstander toonde van het nationaal-
socialisme.
Omdat hij tevens Jood was en dus
op de dubbele wraak van de nazi's
kon rekenen, poogde hij in de mei
dagen van 1940 te vluchten, hetgeen
hem als een van de weinigen geluk
te: op 14 mei wist hij in IJmuiden
aan boord van een schip te komen,
waarmee hij Engeland bereikte.
Als enige Nederlander was hij van
het begin tot het einde verbonden
aan Radio-Oranje die vanuit Londen
programma's voor bezet Nederland
uitzond. Tevens schreef hij in Lon
den elk jaar een overzicht van de
berichten, die Londen vanuit bezet
Nederland bereikten.
Dit wat hij zelf noemt: gebrek
kig historisch werk, bracht hem
opnieuw in contact met zijn leer
meester prof. N. W. Posthumus, die
in Nederland tijden de bezetting de
oprichting van het Rijksinstituut voor
Oorlogsdocuhentatie voorbereidde.
Onmiddellijk na de bevrijding werd
de heer De Jong met de leiding van
dat instituut belast.
In 1953 promoveerde hij met lof
tot dpctor in de geschiedenis op het
proefschrift. „De Duitse vijfde co
lonne tijdens de Tweede Wereldoor
log". Inmiddels was er al een stroom
van publikaties over de Tweede We
reldoorlog van zijn hand of onder
zijn leiding verschenen. Bijzondere
bekendheid kreeg hij in Nederland
door zijn televisieserie De Bezetting
21 delen, die ook in boekvorm ver
schenen.
Vorig jaar werd hij benoemd tot
hoogleraar in Rotterdam. Het schrij
ven van de serie boeken, waarvan
thans het eerste deel is verschenen,
beschouwt hij als zijn levenswerk.
Hoelang bent u er nu al aan be
zig?
„In feite al vanaf 1933, toen Hit-
Ier aan de macht kwam. De officiële
regeringsopdracht kwam in 1955.
Sindsdien ben ik doorlopend bezig
geweest met het nalezen van bron
nen, het ondervragen van mensen en
het afwegen van meningen."
Bent u nooit bang geweest dat het
werk te zwaar was voor één man?
„Dat zal elke schrijver van een
dergelijk werk wel overkomen. De
opzet van het werk heb ik pas na
heel lang nadenken gevonden. Al
studerende en al schrijvende word
je dan soms onzeker, voel je dat je
vastloopt en vraag je je af of je het
ooit zult kunnenvoltooien. Die vra
gen blijven, want ik zal nog zeker
tien jaar nodig hebben voordat ik
met een diepe zucht van verlichting
het laatste woord van het laatste
deel zal schrijven.
Natuurlijk kun je zo'n werk nooit
alleen op eigen kracht schrijven. Niet
alleen heb ik erg veel steun gehad
van de medewerkers van het insti
tuut en van de vele mensen, die ik
heb geïnterviewd, maar tevens zijn
tientallen specialisten bereid ge
weest mijn werk voordat het werd
gedrukt te bestuderen en van kriti
sche kanttekeningen te voorzien."
BRUSSEL De vijftien landen van
de NAVO zijn eensgezind ten aanzien
van de verkiezing van de Bondspresi
dent in West-Berlijn. Dat is gisteren
gebleken tijdens de wekelijkse zitting
van de permanente raad van de
Noordatlantische verdragsorganisatie.
De leden van de raad constateerden
dat de drie vorige malen dat de
Bondspresident in West-Berlijn geko
zen werd, dit niet tot slechter worden
van de internationale situatie heeft ge
leid.
Dat de president thans opnieuw in
Berlijn gekozen wordt kan niet gezien
worden als een poging om verandering
te brengen in de status van Berlijn.