Vooroorlogse autoriteiten geen nationale helden Letter voor letter met de hand geschreven C.B.T.B. wil eigen gezicht behouden Prof. dr. L. de Jong's levenswerk Eerste van negen delen in de boekhandel van standaardwerk „Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog99 UITPUTTEND BRONNEN ONDERZOEK Omzet Bruynzeel tol 320 miljoen Gulf leent in Europa Positief beeld en nuttige cijfers „ROOIE RAKKERS VITZIEKEN „ZO.... EXCELLENTIE!" NIEUW BEHANG VERGADERING TRAGISCH FALEN #/7V HET TIJDSBEELD Gedenkboek Gelderland C.B.T.B. TWEE EDITIES KOMENDE EN GAANDE VOORZITTER: EIGEN PLAATS NAVO EENSGEZIND OVER BERLIJN Pagina 9 DONDERDAG 13 FEBRUARI 1969 HISTORISCH DOCUMENT VAN GROTE WAARDE JHR. D. J. DE GEER ...met vakantie naar Duitsland... ste plaats aan levensvreugde, die land en volk voor de zo lang, zo star volgehouden aanpassingspolitiek had den moeten opbrengen." Dat is het oordeel over het werk van een man, die in zijn jonge jaren blij was met honderd gulden, en die na rijk te zijn geworden in de olie, als minister-presi dent door kortzichtige zelfverzekerdheid het mateloze leed Van miljoenen paupers nodeloos verergerde en verlengde. Natuurlijk dr. De Jong maakt het duidelijk treft Colijn niet alle blaam, want uiteindelijk regeerde hij bij de gratie van een meerderheid uit het Nederlandse volk, die hem politiek steunde. Zowel voor de confessionele, als voor de liberalen liberale verkiezingsleuze: Plaats meer liberalen naast Colijn A- was hij een soort nationale held. De protes tantse en rooms-katholieke werklozen gingen hem alleen maar méér bewonderen, toen zij hoorden, dat hij per dag meer aan sigaren verrookte dan een werk loze met kinderen aan steungeld ontving. De angst voor „de rooie rakkers", die confessionele politici en geestelijke leiders er bij de eenvoudige kerkganger hadden ingehamerd, leidden er toe, dat de confessionele kiezers ziende blind waren en telkens op nieuw hun stem op Colijn of op zijn bondgenoten uitbrachten. Zelfs nadat Colijn tijdens het dieptepunt van de crisis in het openbaar had verklaard dat hij: I Iet werk van dr. L. de Jong bevestigt het resultaat van het kritisch onderzoek in de afgelopen jaren: weinig autoriteiten uit de vooroorlogse jaren zullen als nationale helden het vaderlandse geschiedenisboek be reiken. Het historische vonnis treft in het eerste deel van het werk dr. De Jong vooral de twee politici Colijn en De Geer en de twee veldheren Reijnders en Van Voorst tot Voorst. De onbarmhartige feiten tonen aan, dat Colijn on danks het nu bijna onbegrijpelijke heldenaureool, dat hij lange tijd voor en kort na de oorlog bij vele Ne derlanders had in feite een staatsman is geweest, die over de hele linie heeft gefaald. Zijn enige doel in de crisisjaren, toen miljoenen Nederlanders verpauperden, was door bezuiniging en „aanpassing" hij zei eens: „Afbraak nu is zelfbe houd" de rijksbegroting sluitend te maken zodat de gulden niet behoefde te devalueren. Over welk deel van het regeringsbeleid het ook ging werkloosheids bestrijding of landsverdediging altijd klonk de re solute stem van Colijn als minister-president: „Geen geld". Het peilloze leed van miljoenen beschouwde hij we derom met zijn eigen woorden „een kwaad dat maar moest uitzieken." Dr. De Jong schrijft: „...dan wordt iets duidelijk van de immense prijs, waarlijk aan ma teriële goederen niet alleen, maar ook, maar in de eer- GENERAAL I. H. REYNDERS ...zuivere hiërarchieke verhoudingen... hij voorlopig maar in een gerenommeerd familiepen sion bij Arnhem zitten. Men kan zich de wanhoop van koningin Wilhelmina voorstellen, die zich in een gesprek met de minister van oorlog liet ontvallen: „Kunt u geen nieuw kabinet vormen?". Het is trouwens alsof bijna alle hoofdpersonen uit de vooroorlogse jaren hun uiterste best hebben gedaan om als operettefiguren de geschiedenis in te gaan. Vlak boven de generaal Van Voorst tot Voorst, die met veldplannen uit de tachtigjarige oorlog het Duitse leger van 1940 wilde verslaan, stond de arrogante ge neraal I. H. Reijnders die in feite slechts bezorgd was voor de zuivere hiërarchieke verhoudingen. Toen overste Dijkxhoorn zijn militaire mindere! minister van Oorlog en dus meerdere van de generaal was geworden, leek het de nieuwe minister niet takt- vol de generaal bij zich te ontbieden. Daarom ging Dijkxhoorn zijn opwachting bij Reijn ders maken. Reijnders ontvijig de minister „achter over in zijn stoel gezeten"; Dijkxhoorn van top tot teen bekijkend, had hij niet zonder spot „zo...excellentie" gezegd. In het Nederland van de jaren dertig trokken meer van dergelijke operettefiguren aan de touwtjes. Het boek van dr. De Jong laat weinig ruimte voor standbeelden. DR. H. COLIJN ..starre bezuinigingspolitiek.. „...het niet als ee/n taak van de overheid zag een snelle remedie tegen de economische crisis voor te schrijven". Het beeld van De Geer is in het werk van dr. De Jong iets milder, het roept bijna op tot vertedering: een oude, eenzame man, die zich koestert in intellectu ele zelfvoldaanheid, werd op het beslissende ogenblik toen het land aan de rand van de afgrond wankelde, tot leider geroepen: hij had zich nooit met de buiten landse politiek bemoeid en sprak geen enkele vreem de taal. „Een mummelende grijsaard", berichtte een Duitse ambtenaar wat geschrokken aan Berlijn, nadat De Geer minister-president- was geworden. Principieel pacifist was De Geer en van de toestand in augustus 1939 begreep hij niets. Toen hij enkele we ken voor het uitbreken van de oorlog zijn kabinet had gevormd, vertrok hij welgemoed met vakantie... naar Duitsland. Hij was niet weinig verbaasd toen het kabinet hem enkele weken later, toen de oorlog elk moment kon losbarsten, naar Den Hag terugriep. Lastig vond hij het wel, want zijn huis* in Den Haag kreeg juist een nieuw behangetje en om de wanorde te ontlopen bleef GENERAAL J. J. G. BARON VAN VOORST TOT VOORST ...tachtigjarige oorlog... De eerste steen, is gelegd voor een monument, dat naar verwachting in 1980 zal worden voltooid: dinsdag verscheen het eerste deel van Het Koninkrijk der Neder landen in de Tweede Wereldoorlog" een werk dat negen delen zal gaan omvatten en dat zal pogen een totaalbeeld te geven van het Nederlandse aandeel in het grote werelddrama. Het monumentale werk, dat door prof. dr. L. de Jong, directeur van het Rijks instituut voor Oorlogsdocumentatie, letter voor letter met de hand werd en zal worden geschreven, verraadt in het eerste deel een opzet, die bijna te zwaar voor één persoon moet worden geacht. Telkens verbaast men zich er over dat de schrijver de draden van zijn ver haal toch in handen weet te houden. Met zijn rustige stijl, die eerder spreek- dan schrijftaal is, verwijlt dr. De Jong doorlopend bij details, die telkens als zij te ver schijnen te voeren, blijken te passen in de grote tekening waarvan de schrijver de onmisbare hoofdlijnen nooit uit het oog verliest. Het nu verschenen eerste deel, dat de titel Voorspel kreeg, rechtvaardigt de verwachting dat de serie een naar volledigheid strevend historisch documentzal worden, waarin de belangrijkste feiten en personen uit die tijd, geplaatst in het beeld van die jaren, vor het nageslacht zijn vastgelegd. Dr. De Jong heeft toegang gehad tot bronnen onder meer de statuten van de ministerraad en het archief van het Kabinet van de Koningin die tot dan toe voor onderzoekers waren gesloten. Bovendien heeft hij in een voorberei dende studie van ongeveer 20 jaar een bronnenonderzoek kunnen verrichten, dat nog niet eerder in Nederland is on dernomen, zo zegt hij zelf: „Ik zal wel de enige Nederlander blijven die de 19 delen, de ruim 30.000 pagina's van het verslag van de Nederlandse Parlemen taire Enquêtecommissie volledig heeft gelezen'. Tenslotte heeft dr. De Jong vele hon derden vraaggesprekken gevoerd met personen, die voor en tijdens de oorlog op enigerlei wijze verantwoordelijkheid droegen. Hij werd tijdens zijn onderzoek drie maal ontvangen door wijlen koningin Wilhelmina „die zeer openhartig met mij over vele gebeurtenissen heeft ge sproken". Vooral deze vele persoonlijke gesprekken hebben het werk tot een levend document van menselijkheid ge maakt. Zo zal men tevergeefs in een officieel document het getuigenis van de politi cus Weiter zoeken over de geheime ver gadering, die koningin Wil-helmina op 24 juni 1939 met enkele invloedrij ke politici hield. De Koningin had ge weigerd een openbare stap te doen met de woorden; „De heren moeten het zelf maar uitvechten". Deze roemruchte vergadering, na de val van het vierde kabinet-Colijn aan de vooravond van de wereldoorlog, neemt dr. De Jong als basis voor het eerste deel van zijn werk. In dat eerste deel gaat hij terug naar In dat eerste deel gaat hij terug naar het einde van de Napoleontische tijd; hij schildert in rake trekken de econo mische en sociale krampen vanNeder- land in de negentiende eeuw; hij ver telt over de Eerste Wereldoorlog en de nooit-geen-oorlog-meer-tijd, die daarop volgde, over de opkomst van de poli tieke partijen in Nederland en over de crisis van de jaren dertig; hij plaatst de Nederlandse ontwikkelingen tegen die in het buitenland en hij noteert hoe Nederland reageerde op de buitenland se gebeurtenissen maar telkens keert hij na een soms zeer lange omweg terug naar die dramatische bijeenkomst op 't paleis Noordeinde. Wat aan het begin van het boek een pikante onthulling was, is aan het ein de het logische resultaat geworden van een groei die anderhalve eeuw had ge duurd. Om het te zeggen met de woor den waarmee de schrijver dit eerste deel besluit: iets van de hulpeloosheid van een volk dat, in zijn nijver aan pakken en in zijn verdraagzame ver scheidenheid, de onverbiddelijke hard heid van 's werelds loop uit het oog heeft verloren en uit zijn midden on voldoende leidslieden heeft voortge bracht om het tijdig te wijzen op het noodweer dat sinds '33 kwam opzet ten". Deze zin bewijst al dat dr. De Jong de feiten heeft gebruikt om tot een his torisch oordeel te komen. In de inlei ding schrijft hij dat hij „geen enkel ra- len met de mantel der liefde heeft wil len bedekken"-, maar in zijn boek geeft hij het menselijk falen wel een mense lijk karakter. Voor politici als Colijn en Dé Geer, voor officieren als generaal Reynders en Van Voorst tot Voorst, is in dit boek geen „historische onvergankelijkheid" te vinden, maar hoe onverbiddelijk de historieschrijver ook over hun daden en hun karakters oordeelt, dr. De Jong vraagt in zijn boek tevens begrip voor hun tragisch falen. Zo laat hij De Geer, die na een zeer eervolle politieke loop baan tijdens de oorlog zo beschamend faalde, in 1955 op 85-jarige leeftijd zeg gen: „Ik zie op mijn leven terug als op een ruïne" en hij voegt daar als schrij ver aan toe: „Staatkunde is een hard bedrijf". Bij het schrijven van zijn boek heeft dr. De Jong geen „heilig huisje" erkent. Zelfs koningin Wilhelmina, die hij dui delijk bewondert, houdt hij niet buiten zijn oordeel. Zo schrijft hij over de ge dachten van de commandant veldleger uit 1939, generaal Van Voorst tot Voorst, die een mogelijke Duitse aanval wilde keren met de strategie van de Tachtig jarige Oorlog. De generaal, een vertrouweling van de Koningin, bestookte haar met plan nen: met een viertal reservedivi- siën. op te rukken langs de as Utrecht Vianen - Zaltbommel 's-Hertogen- bosch (zie Prins Wilem III 1672/1673)..." De Koningin vond het een uitstekend plan en dr. De Jong schrijft niet zon der ironie: „Hij (de generaal) had er dus een strijdlustige bondgenote bijge- kregen". Hoewel de kritiek van de schrijver nergens verhullend is, is zij ook ner gens nodeloos afbrekend. Telkens haast hij zich om de personen, hun daden en hun gedachten in het tijdsbeeld te plaat sen. Dit maakt vooral dit eerste deel zo onthullend: in dit voorspel wordt duidelijk dat Nederland in 1939 werd bewoond door een totaal ander volk dan nu. Het Nederlandse volk van 1939 was veel duidelijker het nageslacht van Ne derland anno 1815, dan dat dit volk het voorgeslacht is van Nederland anno 1969. Dit dwingt tot eerlijkheid: wie zich nu tot oordelen over die tijd geroepen voelt, zal moeten terugkeren naar het levenspatroon van die tijd, toen een ver paper d volk te veel en te lang ont goocheld was geworden om tot werke lijke actie te komen; toen zelfs vooruit strevende politici, gemeten naar onze normen, irritante aartsvaders waren: toen een algemene politieke onvolwas senheid nog mensen tot helden en ZAANDAM De omzet van Bruyn zeel is vorig jaar met 10 procent geste gen tot f 330 miljoen. De resultaten van de groep gingen echter slechts weinig vooruit. Door de gespannen arbeidsmarkt kon de produktiecapaciteit in enkele bedrij ven niet ten volle worden gebruikt. De concurrentie uit binnen- en buitenland deed zich in versterkte mate voelen. LONDEN Gulf Oil gaat via haar Europese dochtermaatschappij Trans- ocean Gulf Oil een beroep doen op de Europese kapitaalmarkt van 30 miljoen dollar in twaalfjarige obligaties. De voorwaarden van de lening worden nog nader bekend gemaakt. Verwacht wordt dat het rentepercentage 7 zal bedragen. De obligaties zullen op de New Yorkse beurs worden genoteerd. De Gelderse CBTB heeft bij het vijf tigjarig bestaan, dat vandaag op stijl volle wijze in Arnhem wordt gevierd, onder de titel „50 jaar Gelderse Christe- lijke Boeren- en Tuindersbond" een gedenkboek uitgegeven, dat in tegen stelling tot vele van dergelijke werk- ken niet zozeer op het verleden, als wel op de toekomst is gericht. Met name aan de ontwikkeling van de land- en tuinbouw in al zijn facetten wordt grote aandacht besteed. Die komt dan voornamelijk aan de orde in de hoofdstukken over de Gelderse landbouw op weg naar 1980 en de Ne derlandse land- en tuinbouw in de EEG. Uiteraard wordt in het gedenkboek aandacht besteed aan de doelstelling van de jubilerende organisatie. Daar bij komt tot uiting dat een christelijke organisatie de prediking van de kerk gestalte moet trachten te geven in het leven van alledag. Het oplossen van principiële vraagstukken en het wer ken in een politieke sfeer pleiten voor een afzonderlijke christelijke organi satie, zo lezen wij in het gedenkboek je waarin ook de verbondenheid met de kerk tot uiting wordt gebracht. De Gelderse CBTB voelt zich ook nauw verwant aan andere confessionele or ganisaties buiten -de landbouw en geeft daarover in het jubileumboekje tal van getuigenissen. Het stichten en het in stand houden van christelijke scholen Voor de agra rische jeugd is altijd een belangrijke doelstelling van de CBTB geweest. Er is dan ook altijd gebouwd aan een net van goede scholen waar les wordt gegeven en vorming geschiedt over eenkomstig de christelijke levensover tuiging. We vinden dan ook de chris telijke landbouwscholen of landbouw- huishoudscholen over de gehele pro vincie verspreid. Namen als Zetten, Doelinchem, Putten, Ede en Aalten hebben, om er maar een paar te noe men, bekendheid gekregen tot buiten de kring van eigen geloofsgenoten. In het gedenkboek treffen we verder bijzonderheden aan over de uitbouw van de organisatie, de dienstverlening aan de leden in velerlei vorm waarbij het idee dat men zichzelf zoveel moge lijk moet zien te helpen sterk tot uiting komt. Met veel cijfermateriaal wordt voorts de ontwikkeling van de land en tuinbouw in het jubileumboekje ge schetst. Ook een voorzichtig gestelde visie op het EEG-beleid ontbreekt niet. Die luidt: Nederland heeft een aantal goede kansen, maar men moet wel bij de tijd blijven. Voor het organisatieleven is het boekje van belang omdat er een gro te rijkdom aan adressenmateriaal in is te vinden, van het bestuur en de af delingen, maar ook van tal van orga nisaties en instellingen waarbij het Gelderse CBTB betrokken is. Het ge heel moge dan geen statig gedenk boek zijn zoals men in vroeger tijden kreeg aangeboden, het is wel een werkje met veel nuttige gegevens en tal van positieve gedachten. „krachtfiguren" maakte, die in feite da gelijks hun onmacht bewezen. Het oordeel van de schrijver beperkt zich niet tot personen; ook feiten wor den door hem gewogen en soms van een nieuwe waardering voorzien. Verrassend is het oordeel van dr. De Jong over de Rijksdagbrand van februa ri 1933. Dat de jonge Nederlander Van der Lubbe slachtoffer zou zijn gewor den van een communistische of nazis tische samenzwering, wijst dr. De Jong van de hand. Zich vooral baserend op het onderzoek van Fritz Tobias, conclu deert dr. De Jong dat Van der Lubbe zonder enige hulp de dramatische brand heeft gesticht om daardoor de Duitse communisten tot actie tegen de nazi's te prikkelen. Met de discussie die door dit oordeel zéker zal komen, heeft de schrijvei re kening gehouden. Zich baserend op het woord van Fruin, zegt hij: „Geschiede nis is een gesprek zonder einde". Toch zijn de meningen in het boek zeer zorg vuldig gewogen, want dr. De Jong heeft zijn werk aan specialisten van allerlei orde voorgelegd en hij heeft in overleg met die specialisten ruim tweeduizend kritische opmerkingen alleen al over dit eerste deel gewogen en soms in zijn werk opgenomen voordat hij aan de minister toestemming tot publikatie vroeg. Deze werkmethode geeft het boek een grote autoriteit, niet alleen wat be treft de betrouwbaarheid van de feiten, maar ook wat het gezag van het oor deel aangaat. Geen enkele groep in Nederland politici, sociologen, gees telijke leiders, legerleiding kan zeg gen, dat het beeld van 1939 vertekend is, want zij allen hebben inspraak ge had. Het eerste deel vertelt de geschiede nis tot aan de oorlogsverklaring van Engeland en Frankrijk aan Duitsland in september 1939. Het is verschenen in twee vormen: een wetenschappelijke uitgave, voorzien van bronneninformatie en van een register, verzorgd door Mar- tinus Nijhoff in Den Haag in een op lage van vijfduizend (f 41) en een po pulaire editie met precies dezelfde tekst inhoud maar zonder bronvermelding en zonder register, verzorgd door de Staats uitgeverij in een oplage van vijftigdui zend (f 18,50). Het tweede deel van dit werk is thans persklaar; het zal in oktober van dit jaar verschijnen en het beschrijft de tijd van september 1939 tot 10 mei 1940. Het derde deel, dat de vijf oorlogsda gen zal behandelen, is nog niet geheel gereed. Dr. De Jong hoopt dat het over een jaar zal kunnen verschijnen, vlak voordat Nederland zijn 25-jarig bevrij dingsfeest zal vieren. Verder durft dr. De Jong op dit mo ment nog niet in de toekomst te kij ken. Hij zegt voor de andere delen nog vele jaren studie en bronnenonderzoek nodig te hebben, maar hij hoopt in 1980 het laatste deel te voltooien. De titel van het werk Het Konink rijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog doet na lezing van het eerste deel wat erg beperkt aan. Het se De nieuwe voorzitter van de Gelder- C.B.T.B., de heer L. J. de Regt, die het beleid van zyn voorganger, de heer C. Hey. voort wil zetten, heeft in een rede by de aanvang van ztyn nieuwe functie op de feestdag van z(jn organi satie verklaard niet zonder meer te gen het plan Mansholt te ztfn. H\j acht dat alleen niet verantwoord, om dat tegen zyn betekent: geen beleid voeren. En dat acht hy tegenover de leden, van wie velen een karig inko men genieten dat met moeite wordt verworven, onjuist. Tegen stemmen betekent, aldus de heer De Regt, een vonnis vellen over de komende generatie en bestendiging van de benarde positie van vele agra rische ondernemers. H ij acht het de taak van de organisatie om de zo noodzake lijk gebleken afvloeiing op de juiste manier sociaal te begeleiden. De heer De Regt wil echter ook tijdens de in grijpende verbouwing van de land bouwstructuur een zodanig markt- en prijsbeleid, dat mede de algemene kos tenstijging in het oog houdend, het in- komenspeil van de agrarische werkers niet verslechtert. De nieuwe voorzitter van de Gelderse C.B.T.B. wilde zich niet achter degenen scharen, die het plan-Manholt te duur vinden. Een goedkoper structuurbeleidhoudt het gevaar in van a-sociale elementen. Er is een actief beleid nodig om de agrarische bedrijfstak in de goede rich ting te sturen. Alle ondernemers die nen daar, aldus de heer De Regt, van te worden doordrongen. Het plan- Mansholt dient het pi an van alle boe ren en tuinders te worden, anders mis lukt het. Op één punt echter bleek de heer De Regt, die het in grote trekken met de nieuwe plannen eens is, wat huive rig tegenover de nieuwe visie te staan en dat was wel de tendens naar be drijf s vergroting. Hij zag daarin niet dé oplossing van de problemen. Integen deel, hij zou het meer in de bundeling van de afzet willen gaan zien. Met na druk stelde de heer De Regt vast dat de Gelderse C.B.T.B. een confessionele organisatie is en blijft, hetgeen onder meer tot uiting komt in de onderwijs politiek. Men wil op dit stuk de nieu we kansen en mogelijkheden van de Mammoetwet goed benutten en het agrarisch onderwijs tot een bredere opleiding uitbouwen, speciaal ook voor beroepen in de periferie van de land en tuinbouw. Ook op dit terrein blijft De Gelderse C.B.T.B. handelen over eenkomstig haar evangelische op dracht: het christen-zijn beleven en uit dragen. De wil tot behoud van een eigen plaats in het Nederlandse agrarische leven sluit overigens een vergaande samenwerking met andere organisaties niet uit. Daarvan getuigde de aftreden de voorzitter van de C.B.T.B in Gel derland, de heer C. Heij, bij het neer leggen van zijn functie. De samenwer king tussen de drie standsorganisaties is niet geheel nieuw, ook niet de ge dachte, dat die in de vorm van één bond gestalte zou moeten krijgen. De heer Heij achtte dat niet juist omdat daarbij wordt vergeten dat er al op breed terrein samenwerking is via het Landbouwschap. Bovendien heeft sa menwerking alleen zin waar de orga nisaties een zelfde doel nastreven. Een goede samenwerking heeft alleen zin bij het erkennen en respecteren van de verschillen die er nu eenmaal in ons volk bestaan, aldus de heer Heij, die toegaf dat de samenwerking van de organisaties in Gelderland op bepaal de punten echt nog wel verbeterd zou kunnen worden. De heer Heij, die ongeveer tien jaar lang het voorzitterschap van de CBTB in Gelderland heeft bekleed, nam geen afscheid zonder zijn medewer kers en de leden, die zovele jaren ver trouwen in hem hadden gehad, te dan ken voor de medewerking die men hem had verleend. Hij verklaarde het werk voor de organisatie met vreugde te hebben kunnen doen. eerste deel, althans, geeft meer: het te kent het beeld van een heel Nederlands tijdperk waarin een volk zonder al te grote schokken in anderhalve eeuw een ontwikkeling doormaakte die in 1940 abrupt werd afgebroken. Na 1945 zou er een totaal ander Ne derland komen, al zou dat pas vijftien jaar later duidelijk worden. Als dr. De Jong in staat is zijn serie te voltooien zoals hij haar is begonnen, dan geeft hij Nederland hiermee een historisch document van moeilijk te schatten waarde. PROF. DR. L. DE JONG J>rof. dr. Louis de Jong werd op 24 april 1914 in Amsterdam ge boren. Reeds tijdens zijn gymna nasiumtijd toonde hij duidelijke po litieke belangstelling, die progressief was gericht. Hij studeerde geschie denis aan de universiteit van Am sterdam. waar hij in 1937 doctoraal examen deed. Onmiddellijk daarna trad hy als redacteur-buitenland van de Groene Amsterdammer, in welke functie hy zich een felle te genstander toonde van het nationaal- socialisme. Omdat hij tevens Jood was en dus op de dubbele wraak van de nazi's kon rekenen, poogde hij in de mei dagen van 1940 te vluchten, hetgeen hem als een van de weinigen geluk te: op 14 mei wist hij in IJmuiden aan boord van een schip te komen, waarmee hij Engeland bereikte. Als enige Nederlander was hij van het begin tot het einde verbonden aan Radio-Oranje die vanuit Londen programma's voor bezet Nederland uitzond. Tevens schreef hij in Lon den elk jaar een overzicht van de berichten, die Londen vanuit bezet Nederland bereikten. Dit wat hij zelf noemt: gebrek kig historisch werk, bracht hem opnieuw in contact met zijn leer meester prof. N. W. Posthumus, die in Nederland tijden de bezetting de oprichting van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocuhentatie voorbereidde. Onmiddellijk na de bevrijding werd de heer De Jong met de leiding van dat instituut belast. In 1953 promoveerde hij met lof tot dpctor in de geschiedenis op het proefschrift. „De Duitse vijfde co lonne tijdens de Tweede Wereldoor log". Inmiddels was er al een stroom van publikaties over de Tweede We reldoorlog van zijn hand of onder zijn leiding verschenen. Bijzondere bekendheid kreeg hij in Nederland door zijn televisieserie De Bezetting 21 delen, die ook in boekvorm ver schenen. Vorig jaar werd hij benoemd tot hoogleraar in Rotterdam. Het schrij ven van de serie boeken, waarvan thans het eerste deel is verschenen, beschouwt hij als zijn levenswerk. Hoelang bent u er nu al aan be zig? „In feite al vanaf 1933, toen Hit- Ier aan de macht kwam. De officiële regeringsopdracht kwam in 1955. Sindsdien ben ik doorlopend bezig geweest met het nalezen van bron nen, het ondervragen van mensen en het afwegen van meningen." Bent u nooit bang geweest dat het werk te zwaar was voor één man? „Dat zal elke schrijver van een dergelijk werk wel overkomen. De opzet van het werk heb ik pas na heel lang nadenken gevonden. Al studerende en al schrijvende word je dan soms onzeker, voel je dat je vastloopt en vraag je je af of je het ooit zult kunnenvoltooien. Die vra gen blijven, want ik zal nog zeker tien jaar nodig hebben voordat ik met een diepe zucht van verlichting het laatste woord van het laatste deel zal schrijven. Natuurlijk kun je zo'n werk nooit alleen op eigen kracht schrijven. Niet alleen heb ik erg veel steun gehad van de medewerkers van het insti tuut en van de vele mensen, die ik heb geïnterviewd, maar tevens zijn tientallen specialisten bereid ge weest mijn werk voordat het werd gedrukt te bestuderen en van kriti sche kanttekeningen te voorzien." BRUSSEL De vijftien landen van de NAVO zijn eensgezind ten aanzien van de verkiezing van de Bondspresi dent in West-Berlijn. Dat is gisteren gebleken tijdens de wekelijkse zitting van de permanente raad van de Noordatlantische verdragsorganisatie. De leden van de raad constateerden dat de drie vorige malen dat de Bondspresident in West-Berlijn geko zen werd, dit niet tot slechter worden van de internationale situatie heeft ge leid. Dat de president thans opnieuw in Berlijn gekozen wordt kan niet gezien worden als een poging om verandering te brengen in de status van Berlijn.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 9