Israël liefhebben is christenplicht Evangeliste van tachtig jaar is nog altijd actief Brieven aan Israëls ambassadeur liegen er niet om Amerikaanse zangers op tournee in Nederland Wie ooit in Kampen kwam kent mej. Z. A. Hendriks DOMINEE INJER UZA LEM, GEHUWD MET ARAK TSCHE WEKT NEDERLAND OP ONDUBBELZINNIG PARTIJ TE KIEZEN Ook Mussert Alleen Liefdeloos Vredeswil Horen èn doen' Ds. J. W. van der Hoeven Het blijkt: Nederland staat achter Israël! Ter ondersteuning van Handelingen 69, de Baptistische evangelisatie campagne Ook Mussert en de Duitsers kregen het door haar aangezegd De landelijke evangelisatiecam pagne van de Unie van Baptisten Gemeenten in Nederland, Hande lingen 69, vorig najaar gestart met een grote landelijke bijeenkomst in Epe, gaat in maart een aantal hoogtepunten tegemoet. Dan komt het Houston Baptist Choir, een Amerikaanse vokale groep van 12 zangers en zangeressen, naar Ne derland en dan komt ook miss Ire ne Jordan, op het ogenblik een der beroemdste operazangeressen van Amerika, voor een tournee van een week naar ons land. Niet om dure concerten te geven voor een gala- publiek de zanggroep treedt op binnen het kader van de evangeli satieactie, in de meeste gevallen zullen de bijeenkomsten dus gehou den worden in een kerk en vrij toe gankelijk zijn voor ieder die komen wil. Ook de concerten die miss Jor dan zal geven zijn vrij toeganke lijk, al zal men zich wel van tevo ren van plaatskaarten moeten voor zien. Voor haar is er ook inder daad het concertpodiumin De Doe len in Rotterdam op 2 maart, in de Stadhuishal in Hengelo (O.) op 4 maart, op 6 maart in De Harmonie in Leeuwarden, op 8 maart in de Groningse Harmonie, waarna op 9 maart het Amsterdamse publiek gelegenheid zal krijgen met deze grote zangeres kennis te maken in het Concertgebouw Miss Irene Jordan, verbonden aan de Metropolitan Opera te New York, is een van de meest vooraan staande uitvoerende kunstenaars in Amerika. Enkele jaren geleden wees de Ford Foundation haar aan als een van de tien meest begaafde Amerikaanse artiesten. Toen op 10 december van het vorig jaar de Verenigde Naties de 20e gedenk dag van de verklaring van de rech ten van de mens vierden, zong zij in het concert dat ter ere daarvan gegeven werd en dat door het na tionale televisienet werd uitgezon den over heel de Ver. Staten. De New York Times noemde haar ,.een van de grootste koninginnen, die de Metropolitan sinds lAng heef gehad." Bij haar optreden in Ne derland zal ze worden begeleid door haar eigen pianist Max Wal- mer. Op haar programma staan o.a. liederen vah Handel, Mozart en Hindemith en ook enkele negro spirituals. Deze vindt men ook op het programma van het Houston Baptist Choir. Daarmaasthymns, gospelsongs en „bell-ringing" klokkenspelHet koor treedt op 20 maart op in de Sionskerk te Arnhem. De NCRV zal daar tele visie-opnamen maken. TVTet twee woorden zijn de gevoelens van ds. Jan Willem van der Hoeven, predikant van het Interkerkelijk Brits Genootschap in het oude Jeruzalem, te kenschetsen: bewogenheid en bezorgdheid. Zijn bezorgdheid geldt Israël, geldt de moeilijke positie waarin de Israëlische staat gemanoeuvreerd wordt. Zijn bewogenheid wordt veroorzaakt door de christenen en door de Arabieren. Want zij zijn het zo is zijn vaste overtuiging die schuld hebben aan die moeilijke positie. En in beide gevallen zit hem dat hoog. Ds. Van der Hoeven kent het Midden-Oosten. Sinds hij in 1962 aan de Universiteit van Lon den zijn graad in de theologie behaalde, woont en werkt hij daar. Uitgezonden door enkele pro testantse kerken heeft hij vooral de Arabische wereld leren kennen en is hij van de Arabieren gaan houden. Het komt onder meer hierin tot uiting dat hij een Arabische echtgenote heeft ge kozen. Spreekt men met hem dan blijkt het ook uit zijn woorden: hij zegt het niet zo, maar men voelt wel aan dat hij de Arabieren symphatie- ker vindt dan de Joden. Vooral in Israël zeggen die meestal ronduit wat ze van een ander denken en dikwijls is dat niet vleiend - de Arabieren daar entegen hebben meer tact, zijn hoffelijker, zijn betere charmeurs ook. Maar die menselijke voor keur heeft hem er niet van weerhouden Israëls zijde te kiezen. Niet dat hij daarbij de Arabie ren in de steek laat hij leeft immers tussen hen in de Kerk van de Graftuin in Jeruzalem. Maar hij pleit voor het recht van Israël. Om dat hij christen is. Er kan geen twijfel over bestaan: wie in de laatste halve eeuw van tijd tot tijd Kampen bezocht kent mejuffrouw Z. A. Hendriks. In elk geval heeft u haar dan gezien en misschien ook gesproken of in ieder geval heeft zij met u gesproken. Want aan iedereen, op het station of aan het wijde water van Kampens kaden, brengt ze het evangelie. Vroeger trok ze er zelfs op uit. Op de fiets zag men haar in Apeldoorn of nog verder weg de Ve- luwe op. Was er in Kampen een begrafe nis, zij was er bij. de café's kende ze even goed van binnen als de gebouwen van de beide theologische hogescholen die Kam pen telt. Overal heeft ze met grote vrij moedigheid de mensen aangesproken. Di rect, met indringende vragen. „Jongeman, jongedochter. geef uw hart aan de Heer!" Want maar één doel heeft ze: de mensen brengen tot het geloof in Christus. Haar woord reikt trouwens verder dan de plaatsen in en rond Kampen, want in 1962 is er over haar en haar werk een pocket verschenen onder de titel: „Veer tig jaar evangeliste". Daarin is haar le vensgeschiedenis neergeschreven door naar zuster, mejuffrouw K. Hendriks. Het boekje heeft evenveel aandacht getrokken als mej. Hendriks zelf. Hét is uitverkocht en dezer dagen is er een nieuwe druk ver schenen - reden voor ons om nog eens met haar te gaan praten in het kleine huisje dat bij het Hervormde Rusthuis in de 3e Ebbingestraat in Kampen behoort Eigenlijk had ze op het moment dat we kwamen geen tijd voor ons: ze moest aan het werk. Er werd in Kampen iemand be graven die niet tot een kerk had behoord. Geen dominee dus op de begrafenis en derhalve ging mej. Hendriks daar het evangelie brengen. Later op de dag zijn we teruggekomen en toen heeft ze ons over haar merkwaardige loopbaan en over haar werk verteld. Een .oopbaan waarin ze nog steeds actief is, hoewel ze vorig jaar au gustus haar tachtigste verjaardag heeft gevierd. Ze is weer helemaal hersteld van haar ziekte die ze waarschijnlijk ook heeft opgelopen door haar activiteiten: een galblaasontsteking, vermoedelijk als gevolg van de kou die ze vaak moet trot seren als ze op straat haar boodschap uit draagt. hem aanknoopte bleek dat hij zelfmoord plannen had. Ik heb hem ervan kunnen weerhouden!" Het is achtenveertig jaar geleden dat ze met dit werk begon. Toen werd ze ineens bekeerd. In het boekje vertelt haar zuster ervan. Van de bange" geloofsworsteling die mej. Hendriks heeft doorgemaakt tot het moment dat het licht doorbrak en zij uit riep: „Nu is mijn ziel gered. Al mijn zon den heeft Zijn zoenoffer weggedaan. Ik ben een kind van God geworden, nu ben ik gelukkig!" Van dat ogenblik af heeft ze de boodschap, die haar eigen leven zou beheersen, aan anderen doorgegeven. Ze heeft het geheel alleen gedaan - achter haar werk staat geen enkele organisatie, want ze is ervan overtuigd dat zij het evan gelie alléén moet brengen. Aanvankelijk heeft zij zich wel willen aansluiten bij het Leger des Heils en later ontving zij zowel van de Hervormde als van de Gerefor meerde evangelisatie het verzoek om mee te werken. „Maar", zegt ze, .,dat mocht niet van de Here!" „Hoe weet u dat?" was onze wedervraag. „Als ik voor zo'n keus kom te staan ga ik bidden en de Here antwoordt mij". Mej. Hendriks beweert niet dat ze dan een visioen of een gezicht krijgt. Ze leest na haar gebed de bijbel en vindt daar dan het antwoord. Ze heeft dus een sterk roepingsbesef. „Df opdracht die Filippus heeft gekregen toen hij naar de plaats werd gestuurd waar hij de Ethiopische minister ontmoeten zou. krijg ik ook wel. Vaak ga ik ergens heen en als ik daar dan mensen ontmoet die ik helpen kan, dan weet ik dat God mij daar heeft gebracht. Eens liep ik op een avond met mijn zuster door het park. We waren niet eens van plan erdoor te gaar maar we deden het toch maar. Toen za gen we een jonge man aan de waterkan', staan aan wie je Zo K( v zien dat hij moei lijkheden had. In een gesprek dat ik met Zijn grootste bezorgdheid immers geldt de christenen. Hij vreest namelijk dat het hoogste beginsel dat het christendom kent: het gebod der liefde wordt vergeten als het over de Joden gaat. Daarom is hij nu, in zijn vakantie, naar Nederland, zijn geboorteland gekomen, en daar om spreekt en preekt hij over deze zaken met al het jeugdig vuur en het jeugdig élan, waar over hij met zijn 29 jaren beschikt. Want Neder land is de enige christelijke natie die nog vriend schappelijke contacten met Israël onderhoudt zo meent hij. „Zou ons land dat ook nalaten, dan is Israël geïsoleerd. Maar dan ook: dan heeft het christendom gefaald. Als Nederland Israël loslaat dan hebben wij als christenen niets meer te zeggen. Israël luistert immers niet naar vij anden alleen naar vrienden en die vrienden mogen dan ook veel zeggen." Dit alles brengt hem ertoe overal in Nederland zijn waarschuwing te laten horen. „Er zijn ge noeg landen die zij aan zij met de Arabieren staan", zo zegt hij. „Maar er is behalve Ne derland geen land meer dat nog in dialoog staat met Israël. Want Israël heeft gewonnen en daar om heeft het vrienden verloren. De wereld is er niet op ingesteld dat de Jood zich naamloos laat afslachten. Ze vergeet dat de Joden Israël hebr ben gekozen om te leven en niet om te sterven. Wij verwijten Israël agressiviteit maar we ver geten dat wij, christenen, de Joden die agres siviteit hebben geleerd, tweeduizend jaar lang!" Over de vraag wat Nederland, wat de Neder landse christenen dan moeten doen, bestaat bij ds. Van der Hoeven geen twijfel: Nederland moet ondubbelzinnig aan Israël tonen dat het aan zijn zijde staat. Dat kan op allerlei manie ren: door het bewijzen van sympathie, door het geven van geld, maar het kan vooral door er op aan te dringen dat onze ministers en diplo maten in internationaal verband hun stem ten gunste van Israël laten horen. Iets dóén en dat is bij ds. Van der Hoeven de hoofdzaak. „Niets is zo erg als dat men ijverig ja knikt maar het er verder bij laat. Wie hebben moeten protes teren tegen het ophangen van de Joden in Irak? De Joden zelf!" Ds. Van der Hoeven is van mening dat een vrede tussen Israël en de Arabieren nog ver af is. De schuld ligt naar zijn mening bij de Ara bieren: die willen geen vrede. Zij stellen eisen en eisen maar als er kans op toenadering is dan verzwaren zij die eisen weer. Zij willen dat Israël zich terugtrekt uit de veroverde gebieden, maar Israël moet die' gebieden gebruiken als onderpand. In 1957 heeft het zich teruggetrokken uit de toen veroverde Sinaï en uit Gaza. De wereld is er niet dankbaar voor geweest maar heeft haar politiemacht teruggetrokken toen het leek dat één christen het slachtoffer zou kunnen worden. Dan liever duizenden Joden! En tegenover de Arabieren èn tegenover de christelijke wereld zijn dat felle beschuldigingen. Maar ds. Van der Hoeven neemt niet graag een blad voor de mond. Tegenover de Arabieren niet „door vriend te zijn van Israël ben je geen vijand van de Arabieren!" en tegenover de christenheid niet. „Steeds meer keren de naties zich van Israël af", klaagt hij. „Het christen dom is tegenover de Joden de grootste moorde naar geweest maar nog erkent het Vaticaan Israël niet! Het christendom heeft geen liefde. Men meent genuanceerd tegenover Israël te moe ten staan. Laat ik dit zeggen: Israël staat heel wat genuanceerder tegenover de Arabieren dan de wereld jegens Israël. De Arabieren in Israël hebben het vijfmaal zo goed als de Arabieren in de Arabische landen. De Joden buiten Israël helpen de Joden in Israël maar de Arabieren laten de Arabische vluchtelingen creperen. Waar om dat zo is? Omdat Israël vrede wil. Omdat in Israël liefde bestaat voor de Arabieren. Meer liefde dan in de christelijke wereld. Als het an ders was zou die wereld wel aan de zijde van Israël staan in het zoeken van vrede. Want Is raël is een krachtproef voor het christendom. Een krachtproef en een uitdaging. Alleen: men moet het kunnen en willen zien..." Opdat men dat in Nederland zal (blijven) zien, daarom treedt ds. Van der Hoeven in deze da gen op in allerlei zalen en zaaltjes. Om te spre ken van Israëls toekomst die een heerlijke toe komst is. God heeft immers met Israël een ver bond gesloten en met het zaad van Israël. „Dat wil de wereld nog steeds niet erkennen. Zij heeft de Joden immers vertrapt en vermoord en ze zou het nu weer toelaten. Wat in mijn vermogen ligt zal ik doen om dat te verhinde ren. Al mijn krachten zal ik inspannen om te voorkomen dat ook Nederland zich van Israël zou afwenden. Omdat ons land het laatste chris telijke land is dat nog in dialoog met Israël ver keert!" Een ieder nu die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots. Matth. 7:24. Het is nog al belangrijk, dat we ons huis bouwen op de rots. Want alleen dan zal ons huis bestand zijn tegen de regen en de winden, die gaan waaien. Is ons huis daarentegen gebouwd op het zand, dan zal het instorten, om dat het niet bestand blijkt te zijn te gen de storm. We bouwen, zoals Je zus gezegd heeft, ons huis, ons levens huis op de rots, als we zijn woorden horen én doen. Op het zand, als we zijn woorden horen en ze niet doen. Het verschil zit dus niet in het horen, maar in het doen. Beiden horen de woorden van Jezus wel, maar de één doet ze en de ander doet ze niet. Dat betekent, dat de scheidslijn dwars tus sen de hoorders doorloopt. Het is wel zaak om dit ter harte te nemen. Het gaat er dus niet alleen om dat de woorden van Jezus gehóórd, maar ook gedaan worden. Jacobus heeft ge zegd: „Weest daders des woords en niet alleen hoorders." Het sluit aan bij de roep van onze tijd: geen woorden maar daden; althans niet alleen woor den maar vooral ook daden! En heeft Jezus niet gezegd dat we naar onze daden geoordeeld zullen worden; d.w.z. als de stormen eerst goed gaan waaien? Immers, al wat we aan hongerigen, dorstigen, daklozen en ontheemden gedaan hebben, dat hebben we aan Hem zelf gedaan! Velen roepen het in onze tijd toe: Er moet wat minder gepraat en wat meer gedaain worden. Zo heeft Jezus het immers zelf ge zegd. Het gaat er om dat we zijn woorden horen én doen. Ik zie al vele lezers instemmend knikken. Maar dan moet ik wel uw aandacht vragen voor wat Jezus tevo ren heeft gezegd. Daar heeft Hij ge sproken over mensen, die in zijn naam geprofeteerd hebben, boze geesten heb ben uitgedreven en vele krachten heb ben gedaan. Mensen dus, die héél wat gedéan hebben. Toch moet Hij tot hen zeggen: „Ik heb u nooit gekend; gaat weg van mij, gij werkers der wette loosheid." Deze uitspraak vraagt van ons dat we niet al te oppervlakkig en niet al te vanzelfsprekend roepen: geen woorden, maar daden. Als Jezus zegt, dat we geen woorden moeten leren en doen, dan betekent dat, dat we zijn woorden ook werkelijk moeten doen, zonder te marchanderen. Alleen de mens, die zijn woorden doet, diens leven is op de rots gegrond vest. Die mens houdt in, als de stor men gaan waaien. Maar wie hoort èn doet de woorden, die Hij bijv. gespro ken heeft in de bergrede? Immers nie mand. Er is er maar één, die deze woorden gedaan heeft. Dat is Jezus zelf. Hij heeft de volmaakte liefde ge had, die de vervulling der wet, ook van de bergrede is. Bij Hem zijn woord en daad één geweest. Daarom heeft deze mens het gehouden, toen de stormen loeiden. En waar heeft de storm zo geloeid als op Golgotha? Daar zijn al de golven en al de baren over Hem heengegaan. Maar de méns Je zus heeft het gehóuden in de storm van het oordeel. Want hij is ten der den dage uit de doden opgestaan, om dat bij Hem woord en daad één zijn geweest Hij is de vaste rots van ons behoud. En het gaat er vóór alles om, dat ons leven op deze rots gegrond vest is. Dan zal ook ons leven het hou den, als de regen gaat stromen en de winden waaien. Want dan zijn we als een rank, ingeplant in de wijnstok Christus. En die zaak draagt vrucht tot verheerlijking van God, de Vader. Mag ik daarom eindigen met een vraag? Is Jezus voor u al de vaste en enige rots van uw behoud? Want an ders houdt u het niet, wanneer de re gen valt en de winden waaien. En an ders doet u nooit het woord van Je zus RHENEN ds. N. Kooteman Mejuffrouw Hendriks gaat met haar bood schap naar iedereen. Zo heeft ze voor de oorlog Mussert opgezocht, de toenmalige leider van de N. S. B. Het kostte wel wat moeite tot hem door te dringen maar evan geliste Hendriks laat zich door niets en niemand tegenhouden en dus lukte het haar hem te spreken. Ze heeft hem ver teld dat hij onder zou gaan als hij de in geslagen weg niet zou verlaten. Ook de Duitsers heeft ze vrijmoedig gezegd wat ze op haar hart had. Zoals alle evangelieverkondiging brengt ook de arbeid van mej. Hendriks vele so ciale contacten met zich mee. Er komen heel wat brieven bij haar binnen - ze wor den alle beantwoord door haar zuster die evenals zij onderwijzeres is geweest en nu gepensioneerd is. „Maar", zegt deze erbij, „ik heb het nu veel drukker dan ik ooit heb gehad voordat ik met pensioen ging!" Soms zijn er mensen die een gedicht of een lied vragen en dan schrijft mej. Hen driks dat over en zendt het de aanvrager toe. „Als u zo alleen werkt hebt u uiteraard ook geen opvolgster en u bent toch niet jong meer. Wie moet uw werk overnemen als u het niet meer kunt doen?" Mejuffouw Hendiks hoeft niet lang te denken over het antwoord: „Ik behoef he lemaal niet voor een opvolgster te zorgen. Dat zal de Here wel doen als Hij het no dig vindt dat mijn arbeid wordt voortge zet. Nu heeft Hij nog een taak voor mij. Hij heeft mijn ziekte willen genezen, om dat Hij nog werk voor mij te doen had. Nu ben ik nog nodig!" Dat wordt bij het afscheid nemen geil lustreerd. Tijdens ons bezoek is er al wee> ;emand geweest die haar wilde spreken Sr was hem gezegd dat hij wat later op dt ;vond terug kon komen - nu belt hij dat vveer aan. Misschien is hij een van de ve en in wier leven het woord en het wern van mej. Hendriks een radicale verande ring heeft bewerkstelligd. _1 11111111111 11 11M1111 111111111111111111 1111 I 111 1111 1111111111 1111 11 1111111 11111 111MI 11 I 11111 I 11111111 I 111111 1111 I I 111111111111111 11 11111111 I 11 1111111111111111 11 It ,1111 11111 11111,1111111 111111111111 111,1,1 111111,1 1111111 Niet altijd neemt een parlement of regeringen beslissingen die ge dragen worden door de opvattin gen van de meerderheid van een volk. Een van deze soort kort sluitingen vond eind vorig jaar plaats toen het Nederlandse mi nisterie van Buitenlandse Zaken met een naar veler gevoel mis plaatste ijver de Israëlische actie van 28 december op het vlieg veld van Beiroet afkeurde, om dat daar dertien Arabische vlieg tuigen („stukjes metaal!") wer den vernietigd. Terwijl datzelfde ministerie had gezwegen toen twee dagen voordien Arabische extremisten op het vliegveld van Athene een aanslag pleegden op een machine van de Israëlische luchtvaartmaatschappij El Al, waarbij een Israëliër werd ge dood en de stewardess zwaar ge wond. Tal van Nederlanders bleken dit een politiek van meten mei twee maten te vinden: dat zij een dode en een voor het leven verminkte jonge vrouw ernsti ger achtten dan de schroothoop van Beiroeth, lieten ze onver- >loemd blijken aan de Israëli sche ambassade in Den Haag Ik kan niet nalaten mijn diep< >ewondering aan u kenbaar tf ïaken voor de moedige en kor ate houding van uw landgenc en in Israël. Mijns inziens is et enige antwoord dat past op Ie terreurdaden: een veelvoudi- |e harde klap terug. Ik ben het liet eens met onze regering die de laatste „bestraffing" afkeurt. Ik ben ervan overtuigd dat velen met mij deze laffe houding van onze regering die ook niets liet horen toen het El Al-toestel werd belaagd zeer betreuren." Zo schreef een inwoner van Voor burg hij drukte zich nog heel wat minder scherp uit dan de Amsterdammer die schreef: „Via deze kaart wil ik u en uw volk meedelen, dat ik mij er voor schaam bij een volk te ho ren dat een represaillemaatre gel veroordeelt, maar op de di recte oorzaak van deze maatre gel niet even afwijzend reageert, om daarmee te bewijzen dat een mensenleven meer waard is dan een ongeacht aantal vliegtuigen." En een inwoner van Veendam: „Ik betuig sympathie voor Isra ël namens 99,999 pet. van de Ne derlandse bevolking." Zo kan men doo.gaan. Een Eindhove- naar besloot zijn gelukwens aan de ambassade met „Lang leve Israël!" en een inwoner van Vlaardingen geeft eveneens blijk van zijn vaste overtuiging dat het Nederlandse volk in z'n ge heel achter Israël staat. Ook de Verenigde Naties en in het bijzonder de Veiligheidsraad krijgen in deze brieven steeds -en geduchte veeg uit de pan. Verreweg de meesten zijn de me ning toegedaan dat de Veilig- leidsraad te vaak Israël als de schuldige aanwijst zonder de Ara bische landen voldoende op de ingers te tikken. Ook bij de ac- ie tegen het vliegveld van Bei- oeth kreeg Israël een veroorde- mg te noteren, zonder dat in lanmerking werd genomen dat Arabische terroristen eerst een El Al-toestel naar Algiers had den ontvoerd en een tweede bij Athene hadden beschadigd waar bij mensen slachtoffer waren geworden. Een inwoner uit Goes: „Wij hopen dat de Veiligheids raad in 1969 genezen zal zijn van zijn chronische hypocrisie" zo liet hij de ambassade we ten. En uit een brief van een Hagenaar: „De veroordeling van Israël door de Verenigde Naties we gens de jongste vergeldingsac ties tegen Libanon heeft mij en vele van mijn landgenoten ver baasd. Van een objectief oordeel over de situatie is geen sprake. De voortdurende gewapende acties van de Arabieren jegens de staat Israel worden nimmer veroordeeld". Uit Hillegom kwam zelfs een gouden munt: „als kleine poging tot steun aan volk en staat van Israel. Ik zou gaarne zien dat deze munt werd overhandigd aan de bevelvoeren de officier der parachutisten die deze vergelding op het vliegveld van Beiroeth hebben uitge voerd". Veel Nederlanders bleken be wondering te hebben voor de .noed en de zelfbeheersing van Israel. Een Groninger bracht dat aldus onder woorden: „Ik heb me gerealiseerd hoe onmen selijk groot de zelfbeheersing van uw strijdkrachten is. Zelf had ik, zou ik deelgenomen hebben aan de actie in Beiroeth, die beheer sing niet kunnen opbrengen. Dat gevoegd bij de onfatsoenlijke po litieke en militaire druk op uw rechtmatig gevormde natie deed me impulsief handelen op de be perkte wijze die mij restte". Steeds sterker wordt in Israel de opvatting dat men alleen staat en weinig van de wereld te ver wachten heeft men zie de hierboven afgedrukte reactie van ds. Van der Hoeven. Een Am sterdammer blijkt deze mening te delen. Hij schreef aan de Is raëlische ambassadeur: „Het af gelopen jaar heeft weer eens dui delijk bewezen hoezeer Israël is aangewezen op uitsluitend zijn eigen krachten en middelen, te meer daar de wereld naar ook thans opnieuw is gebleken met twee maten meet: Israel veroordelend daar waar voor de Arabieren immer een vergoe lijkend woord wordt gesproken". Een inw;oner van Alkmaar sluit zich hierbij aan: „Ik zou willen zeggen: Volk van Israel, laat u4 niet in de hoek drukken. Ondanks het feit dat de opinie tegen u is. Ook niet door de Gro te Vier. Slechts hij is een man die alleen durft te staan de uit spraak is van een bekend en wijs man. Ik geloof dat het volk van Israel dit waar heeft gemaakt". Men ziet het: voor wat Neder land betreft staat Israël niet al leen. De vraag of de meerder heid van ons volk er precies zo over denkt is met deze bloemle zing uiteraard niet beantwoord maar de ambassadeur kan wel optimistische berichten naar Tel Aviv doorgeven. Want wat een inwoner van Apeldoorn schreef is toch wel zo ongeveer de stemming van alle Nederlanders: „U moreel steu nend in deze ongelijke strijd te gen de Arabische landen (of moe ten we zeggen: Arabische lei ders?) eindig ik met de wens dat uw moed en uithoudingsvermo gen uiteindelijk zullen bijdragen tot meerdere glorie van het volk Israel".

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 11