Israël
liefhebben
is
christenplicht
Evangeliste van tachtig jaar
is nog altijd actief
Brieven aan Israëls ambassadeur
liegen er niet om
Amerikaanse zangers op
tournee in Nederland
Wie ooit in Kampen kwam
kent mej. Z. A. Hendriks
DOMINEE INJER UZA LEM, GEHUWD MET ARAK TSCHE WEKT
NEDERLAND OP ONDUBBELZINNIG PARTIJ TE KIEZEN
Ook Mussert
Alleen
Liefdeloos
Vredeswil
Horen èn doen'
Ds. J. W. van der Hoeven
Het blijkt: Nederland staat achter Israël!
Ter ondersteuning van Handelingen 69,
de Baptistische evangelisatie campagne
Ook Mussert en de
Duitsers kregen het
door haar aangezegd
De landelijke evangelisatiecam
pagne van de Unie van Baptisten
Gemeenten in Nederland, Hande
lingen 69, vorig najaar gestart met
een grote landelijke bijeenkomst in
Epe, gaat in maart een aantal
hoogtepunten tegemoet. Dan komt
het Houston Baptist Choir, een
Amerikaanse vokale groep van 12
zangers en zangeressen, naar Ne
derland en dan komt ook miss Ire
ne Jordan, op het ogenblik een der
beroemdste operazangeressen van
Amerika, voor een tournee van een
week naar ons land. Niet om dure
concerten te geven voor een gala-
publiek de zanggroep treedt op
binnen het kader van de evangeli
satieactie, in de meeste gevallen
zullen de bijeenkomsten dus gehou
den worden in een kerk en vrij toe
gankelijk zijn voor ieder die komen
wil. Ook de concerten die miss Jor
dan zal geven zijn vrij toeganke
lijk, al zal men zich wel van tevo
ren van plaatskaarten moeten voor
zien. Voor haar is er ook inder
daad het concertpodiumin De Doe
len in Rotterdam op 2 maart, in de
Stadhuishal in Hengelo (O.) op 4
maart, op 6 maart in De Harmonie
in Leeuwarden, op 8 maart in de
Groningse Harmonie, waarna op
9 maart het Amsterdamse publiek
gelegenheid zal krijgen met deze
grote zangeres kennis te maken in
het Concertgebouw
Miss Irene Jordan, verbonden
aan de Metropolitan Opera te New
York, is een van de meest vooraan
staande uitvoerende kunstenaars in
Amerika. Enkele jaren geleden
wees de Ford Foundation haar aan
als een van de tien meest begaafde
Amerikaanse artiesten. Toen op 10
december van het vorig jaar de
Verenigde Naties de 20e gedenk
dag van de verklaring van de rech
ten van de mens vierden, zong zij
in het concert dat ter ere daarvan
gegeven werd en dat door het na
tionale televisienet werd uitgezon
den over heel de Ver. Staten. De
New York Times noemde haar
,.een van de grootste koninginnen,
die de Metropolitan sinds lAng heef
gehad." Bij haar optreden in Ne
derland zal ze worden begeleid
door haar eigen pianist Max Wal-
mer.
Op haar programma staan o.a.
liederen vah Handel, Mozart en
Hindemith en ook enkele negro
spirituals. Deze vindt men ook op
het programma van het Houston
Baptist Choir. Daarmaasthymns,
gospelsongs en „bell-ringing"
klokkenspelHet koor treedt op
20 maart op in de Sionskerk te
Arnhem. De NCRV zal daar tele
visie-opnamen maken.
TVTet twee woorden zijn de gevoelens van ds.
Jan Willem van der Hoeven, predikant
van het Interkerkelijk Brits Genootschap in het
oude Jeruzalem, te kenschetsen: bewogenheid
en bezorgdheid. Zijn bezorgdheid geldt Israël,
geldt de moeilijke positie waarin de Israëlische
staat gemanoeuvreerd wordt. Zijn bewogenheid
wordt veroorzaakt door de christenen en door
de Arabieren. Want zij zijn het zo is zijn
vaste overtuiging die schuld hebben aan die
moeilijke positie. En in beide gevallen zit hem
dat hoog.
Ds. Van der Hoeven kent het Midden-Oosten.
Sinds hij in 1962 aan de Universiteit van Lon
den zijn graad in de theologie behaalde, woont
en werkt hij daar. Uitgezonden door enkele pro
testantse kerken heeft hij vooral de Arabische
wereld leren kennen en is hij van de Arabieren
gaan houden. Het komt onder meer hierin tot
uiting dat hij een Arabische echtgenote heeft ge
kozen. Spreekt men met hem dan blijkt het ook
uit zijn woorden: hij zegt het niet zo, maar men
voelt wel aan dat hij de Arabieren symphatie-
ker vindt dan de Joden. Vooral in Israël zeggen
die meestal ronduit wat ze van een ander denken
en dikwijls is dat niet vleiend - de Arabieren daar
entegen hebben meer tact, zijn hoffelijker, zijn
betere charmeurs ook. Maar die menselijke voor
keur heeft hem er niet van weerhouden Israëls
zijde te kiezen. Niet dat hij daarbij de Arabie
ren in de steek laat hij leeft immers tussen
hen in de Kerk van de Graftuin in Jeruzalem.
Maar hij pleit voor het recht van Israël. Om
dat hij christen is.
Er kan geen twijfel over bestaan: wie in
de laatste halve eeuw van tijd tot tijd
Kampen bezocht kent mejuffrouw Z. A.
Hendriks. In elk geval heeft u haar dan
gezien en misschien ook gesproken of
in ieder geval heeft zij met u gesproken.
Want aan iedereen, op het station of aan
het wijde water van Kampens kaden,
brengt ze het evangelie. Vroeger trok ze
er zelfs op uit. Op de fiets zag men haar
in Apeldoorn of nog verder weg de Ve-
luwe op. Was er in Kampen een begrafe
nis, zij was er bij. de café's kende ze even
goed van binnen als de gebouwen van de
beide theologische hogescholen die Kam
pen telt. Overal heeft ze met grote vrij
moedigheid de mensen aangesproken. Di
rect, met indringende vragen. „Jongeman,
jongedochter. geef uw hart aan de Heer!"
Want maar één doel heeft ze: de mensen
brengen tot het geloof in Christus.
Haar woord reikt trouwens verder dan
de plaatsen in en rond Kampen, want in
1962 is er over haar en haar werk een
pocket verschenen onder de titel: „Veer
tig jaar evangeliste". Daarin is haar le
vensgeschiedenis neergeschreven door
naar zuster, mejuffrouw K. Hendriks. Het
boekje heeft evenveel aandacht getrokken
als mej. Hendriks zelf. Hét is uitverkocht
en dezer dagen is er een nieuwe druk ver
schenen - reden voor ons om nog eens
met haar te gaan praten in het kleine
huisje dat bij het Hervormde Rusthuis in
de 3e Ebbingestraat in Kampen behoort
Eigenlijk had ze op het moment dat we
kwamen geen tijd voor ons: ze moest aan
het werk. Er werd in Kampen iemand be
graven die niet tot een kerk had behoord.
Geen dominee dus op de begrafenis en
derhalve ging mej. Hendriks daar het
evangelie brengen. Later op de dag zijn we
teruggekomen en toen heeft ze ons over
haar merkwaardige loopbaan en over haar
werk verteld. Een .oopbaan waarin ze nog
steeds actief is, hoewel ze vorig jaar au
gustus haar tachtigste verjaardag heeft
gevierd. Ze is weer helemaal hersteld van
haar ziekte die ze waarschijnlijk ook
heeft opgelopen door haar activiteiten:
een galblaasontsteking, vermoedelijk als
gevolg van de kou die ze vaak moet trot
seren als ze op straat haar boodschap uit
draagt.
hem aanknoopte bleek dat hij zelfmoord
plannen had. Ik heb hem ervan kunnen
weerhouden!"
Het is achtenveertig jaar geleden dat ze
met dit werk begon. Toen werd ze ineens
bekeerd. In het boekje vertelt haar zuster
ervan. Van de bange" geloofsworsteling die
mej. Hendriks heeft doorgemaakt tot het
moment dat het licht doorbrak en zij uit
riep: „Nu is mijn ziel gered. Al mijn zon
den heeft Zijn zoenoffer weggedaan. Ik
ben een kind van God geworden, nu ben
ik gelukkig!" Van dat ogenblik af heeft
ze de boodschap, die haar eigen leven zou
beheersen, aan anderen doorgegeven. Ze
heeft het geheel alleen gedaan - achter
haar werk staat geen enkele organisatie,
want ze is ervan overtuigd dat zij het evan
gelie alléén moet brengen. Aanvankelijk
heeft zij zich wel willen aansluiten bij het
Leger des Heils en later ontving zij zowel
van de Hervormde als van de Gerefor
meerde evangelisatie het verzoek om mee
te werken. „Maar", zegt ze, .,dat mocht niet
van de Here!" „Hoe weet u dat?" was
onze wedervraag. „Als ik voor zo'n keus
kom te staan ga ik bidden en de Here
antwoordt mij". Mej. Hendriks beweert
niet dat ze dan een visioen of een gezicht
krijgt. Ze leest na haar gebed de bijbel
en vindt daar dan het antwoord.
Ze heeft dus een sterk roepingsbesef. „Df
opdracht die Filippus heeft gekregen toen
hij naar de plaats werd gestuurd waar hij
de Ethiopische minister ontmoeten zou.
krijg ik ook wel. Vaak ga ik ergens heen
en als ik daar dan mensen ontmoet die ik
helpen kan, dan weet ik dat God mij
daar heeft gebracht. Eens liep ik op een
avond met mijn zuster door het park. We
waren niet eens van plan erdoor te gaar
maar we deden het toch maar. Toen za
gen we een jonge man aan de waterkan',
staan aan wie je Zo K( v zien dat hij moei
lijkheden had. In een gesprek dat ik met
Zijn grootste bezorgdheid immers geldt de
christenen. Hij vreest namelijk dat het hoogste
beginsel dat het christendom kent: het gebod
der liefde wordt vergeten als het over de Joden
gaat. Daarom is hij nu, in zijn vakantie, naar
Nederland, zijn geboorteland gekomen, en daar
om spreekt en preekt hij over deze zaken met
al het jeugdig vuur en het jeugdig élan, waar
over hij met zijn 29 jaren beschikt. Want Neder
land is de enige christelijke natie die nog vriend
schappelijke contacten met Israël onderhoudt
zo meent hij. „Zou ons land dat ook nalaten, dan
is Israël geïsoleerd. Maar dan ook: dan heeft
het christendom gefaald. Als Nederland Israël
loslaat dan hebben wij als christenen niets meer
te zeggen. Israël luistert immers niet naar vij
anden alleen naar vrienden en die vrienden
mogen dan ook veel zeggen."
Dit alles brengt hem ertoe overal in Nederland
zijn waarschuwing te laten horen. „Er zijn ge
noeg landen die zij aan zij met de Arabieren
staan", zo zegt hij. „Maar er is behalve Ne
derland geen land meer dat nog in dialoog staat
met Israël. Want Israël heeft gewonnen en daar
om heeft het vrienden verloren. De wereld is er
niet op ingesteld dat de Jood zich naamloos laat
afslachten. Ze vergeet dat de Joden Israël hebr
ben gekozen om te leven en niet om te sterven.
Wij verwijten Israël agressiviteit maar we ver
geten dat wij, christenen, de Joden die agres
siviteit hebben geleerd, tweeduizend jaar lang!"
Over de vraag wat Nederland, wat de Neder
landse christenen dan moeten doen, bestaat bij
ds. Van der Hoeven geen twijfel: Nederland
moet ondubbelzinnig aan Israël tonen dat het
aan zijn zijde staat. Dat kan op allerlei manie
ren: door het bewijzen van sympathie, door het
geven van geld, maar het kan vooral door er
op aan te dringen dat onze ministers en diplo
maten in internationaal verband hun stem ten
gunste van Israël laten horen. Iets dóén en dat
is bij ds. Van der Hoeven de hoofdzaak. „Niets
is zo erg als dat men ijverig ja knikt maar
het er verder bij laat. Wie hebben moeten protes
teren tegen het ophangen van de Joden in Irak?
De Joden zelf!"
Ds. Van der Hoeven is van mening dat een
vrede tussen Israël en de Arabieren nog ver af
is. De schuld ligt naar zijn mening bij de Ara
bieren: die willen geen vrede. Zij stellen eisen
en eisen maar als er kans op toenadering is
dan verzwaren zij die eisen weer. Zij willen dat
Israël zich terugtrekt uit de veroverde gebieden,
maar Israël moet die' gebieden gebruiken als
onderpand. In 1957 heeft het zich teruggetrokken
uit de toen veroverde Sinaï en uit Gaza. De
wereld is er niet dankbaar voor geweest maar
heeft haar politiemacht teruggetrokken toen het
leek dat één christen het slachtoffer zou kunnen
worden. Dan liever duizenden Joden!
En tegenover de Arabieren èn tegenover de
christelijke wereld zijn dat felle beschuldigingen.
Maar ds. Van der Hoeven neemt niet graag een
blad voor de mond. Tegenover de Arabieren niet
„door vriend te zijn van Israël ben je geen
vijand van de Arabieren!" en tegenover de
christenheid niet. „Steeds meer keren de naties
zich van Israël af", klaagt hij. „Het christen
dom is tegenover de Joden de grootste moorde
naar geweest maar nog erkent het Vaticaan
Israël niet! Het christendom heeft geen liefde.
Men meent genuanceerd tegenover Israël te moe
ten staan. Laat ik dit zeggen: Israël staat heel
wat genuanceerder tegenover de Arabieren dan
de wereld jegens Israël. De Arabieren in Israël
hebben het vijfmaal zo goed als de Arabieren
in de Arabische landen. De Joden buiten Israël
helpen de Joden in Israël maar de Arabieren
laten de Arabische vluchtelingen creperen. Waar
om dat zo is? Omdat Israël vrede wil. Omdat in
Israël liefde bestaat voor de Arabieren. Meer
liefde dan in de christelijke wereld. Als het an
ders was zou die wereld wel aan de zijde van
Israël staan in het zoeken van vrede. Want Is
raël is een krachtproef voor het christendom.
Een krachtproef en een uitdaging. Alleen: men
moet het kunnen en willen zien..."
Opdat men dat in Nederland zal (blijven) zien,
daarom treedt ds. Van der Hoeven in deze da
gen op in allerlei zalen en zaaltjes. Om te spre
ken van Israëls toekomst die een heerlijke toe
komst is. God heeft immers met Israël een ver
bond gesloten en met het zaad van Israël. „Dat
wil de wereld nog steeds niet erkennen. Zij
heeft de Joden immers vertrapt en vermoord
en ze zou het nu weer toelaten. Wat in mijn
vermogen ligt zal ik doen om dat te verhinde
ren. Al mijn krachten zal ik inspannen om te
voorkomen dat ook Nederland zich van Israël
zou afwenden. Omdat ons land het laatste chris
telijke land is dat nog in dialoog met Israël ver
keert!"
Een ieder nu die deze mijn
woorden hoort en ze doet, zal
gelijken op een verstandig man,
die zijn huis bouwde op de rots.
Matth. 7:24.
Het is nog al belangrijk, dat we ons
huis bouwen op de rots. Want alleen
dan zal ons huis bestand zijn tegen de
regen en de winden, die gaan waaien.
Is ons huis daarentegen gebouwd op
het zand, dan zal het instorten, om
dat het niet bestand blijkt te zijn te
gen de storm. We bouwen, zoals Je
zus gezegd heeft, ons huis, ons levens
huis op de rots, als we zijn woorden
horen én doen. Op het zand, als we
zijn woorden horen en ze niet doen.
Het verschil zit dus niet in het horen,
maar in het doen. Beiden horen de
woorden van Jezus wel, maar de één
doet ze en de ander doet ze niet. Dat
betekent, dat de scheidslijn dwars tus
sen de hoorders doorloopt. Het is wel
zaak om dit ter harte te nemen.
Het gaat er dus niet alleen om dat
de woorden van Jezus gehóórd, maar
ook gedaan worden. Jacobus heeft ge
zegd: „Weest daders des woords en
niet alleen hoorders." Het sluit aan bij
de roep van onze tijd: geen woorden
maar daden; althans niet alleen woor
den maar vooral ook daden! En heeft
Jezus niet gezegd dat we naar onze
daden geoordeeld zullen worden; d.w.z.
als de stormen eerst goed gaan waaien?
Immers, al wat we aan hongerigen,
dorstigen, daklozen en ontheemden
gedaan hebben, dat hebben we aan
Hem zelf gedaan! Velen roepen het
in onze tijd toe: Er moet wat minder
gepraat en wat meer gedaain worden.
Zo heeft Jezus het immers zelf ge
zegd.
Het gaat er om dat we zijn woorden
horen én doen.
Ik zie al vele lezers instemmend
knikken. Maar dan moet ik wel uw
aandacht vragen voor wat Jezus tevo
ren heeft gezegd. Daar heeft Hij ge
sproken over mensen, die in zijn naam
geprofeteerd hebben, boze geesten heb
ben uitgedreven en vele krachten heb
ben gedaan. Mensen dus, die héél wat
gedéan hebben. Toch moet Hij tot hen
zeggen: „Ik heb u nooit gekend; gaat
weg van mij, gij werkers der wette
loosheid." Deze uitspraak vraagt van
ons dat we niet al te oppervlakkig
en niet al te vanzelfsprekend roepen:
geen woorden, maar daden.
Als Jezus zegt, dat we geen woorden
moeten leren en doen, dan betekent
dat, dat we zijn woorden ook werkelijk
moeten doen, zonder te marchanderen.
Alleen de mens, die zijn woorden doet,
diens leven is op de rots gegrond
vest. Die mens houdt in, als de stor
men gaan waaien. Maar wie hoort èn
doet de woorden, die Hij bijv. gespro
ken heeft in de bergrede? Immers nie
mand. Er is er maar één, die deze
woorden gedaan heeft. Dat is Jezus
zelf. Hij heeft de volmaakte liefde ge
had, die de vervulling der wet, ook
van de bergrede is. Bij Hem zijn
woord en daad één geweest. Daarom
heeft deze mens het gehouden, toen
de stormen loeiden. En waar heeft de
storm zo geloeid als op Golgotha? Daar
zijn al de golven en al de baren over
Hem heengegaan. Maar de méns Je
zus heeft het gehóuden in de storm
van het oordeel. Want hij is ten der
den dage uit de doden opgestaan, om
dat bij Hem woord en daad één zijn
geweest Hij is de vaste rots van ons
behoud. En het gaat er vóór alles om,
dat ons leven op deze rots gegrond
vest is. Dan zal ook ons leven het hou
den, als de regen gaat stromen en de
winden waaien. Want dan zijn we als
een rank, ingeplant in de wijnstok
Christus. En die zaak draagt vrucht
tot verheerlijking van God, de Vader.
Mag ik daarom eindigen met een
vraag? Is Jezus voor u al de vaste en
enige rots van uw behoud? Want an
ders houdt u het niet, wanneer de re
gen valt en de winden waaien. En an
ders doet u nooit het woord van Je
zus
RHENEN ds. N. Kooteman
Mejuffrouw Hendriks gaat met haar bood
schap naar iedereen. Zo heeft ze voor de
oorlog Mussert opgezocht, de toenmalige
leider van de N. S. B. Het kostte wel wat
moeite tot hem door te dringen maar evan
geliste Hendriks laat zich door niets en
niemand tegenhouden en dus lukte het
haar hem te spreken. Ze heeft hem ver
teld dat hij onder zou gaan als hij de in
geslagen weg niet zou verlaten. Ook de
Duitsers heeft ze vrijmoedig gezegd wat
ze op haar hart had.
Zoals alle evangelieverkondiging brengt
ook de arbeid van mej. Hendriks vele so
ciale contacten met zich mee. Er komen
heel wat brieven bij haar binnen - ze wor
den alle beantwoord door haar zuster die
evenals zij onderwijzeres is geweest en nu
gepensioneerd is. „Maar", zegt deze erbij,
„ik heb het nu veel drukker dan ik ooit
heb gehad voordat ik met pensioen ging!"
Soms zijn er mensen die een gedicht of
een lied vragen en dan schrijft mej. Hen
driks dat over en zendt het de aanvrager
toe.
„Als u zo alleen werkt hebt u uiteraard
ook geen opvolgster en u bent toch niet
jong meer. Wie moet uw werk overnemen
als u het niet meer kunt doen?"
Mejuffouw Hendiks hoeft niet lang te
denken over het antwoord: „Ik behoef he
lemaal niet voor een opvolgster te zorgen.
Dat zal de Here wel doen als Hij het no
dig vindt dat mijn arbeid wordt voortge
zet. Nu heeft Hij nog een taak voor mij.
Hij heeft mijn ziekte willen genezen, om
dat Hij nog werk voor mij te doen had. Nu
ben ik nog nodig!"
Dat wordt bij het afscheid nemen geil
lustreerd. Tijdens ons bezoek is er al wee>
;emand geweest die haar wilde spreken
Sr was hem gezegd dat hij wat later op dt
;vond terug kon komen - nu belt hij dat
vveer aan. Misschien is hij een van de ve
en in wier leven het woord en het wern
van mej. Hendriks een radicale verande
ring heeft bewerkstelligd.
_1 11111111111 11 11M1111 111111111111111111 1111 I 111 1111 1111111111 1111 11 1111111 11111 111MI 11 I 11111 I 11111111 I 111111 1111 I I 111111111111111 11 11111111 I 11 1111111111111111 11 It ,1111 11111 11111,1111111 111111111111 111,1,1 111111,1 1111111
Niet altijd neemt een parlement
of regeringen beslissingen die ge
dragen worden door de opvattin
gen van de meerderheid van een
volk. Een van deze soort kort
sluitingen vond eind vorig jaar
plaats toen het Nederlandse mi
nisterie van Buitenlandse Zaken
met een naar veler gevoel mis
plaatste ijver de Israëlische actie
van 28 december op het vlieg
veld van Beiroet afkeurde, om
dat daar dertien Arabische vlieg
tuigen („stukjes metaal!") wer
den vernietigd. Terwijl datzelfde
ministerie had gezwegen toen
twee dagen voordien Arabische
extremisten op het vliegveld van
Athene een aanslag pleegden op
een machine van de Israëlische
luchtvaartmaatschappij El Al,
waarbij een Israëliër werd ge
dood en de stewardess zwaar ge
wond.
Tal van Nederlanders bleken
dit een politiek van meten mei
twee maten te vinden: dat zij
een dode en een voor het leven
verminkte jonge vrouw ernsti
ger achtten dan de schroothoop
van Beiroeth, lieten ze onver-
>loemd blijken aan de Israëli
sche ambassade in Den Haag
Ik kan niet nalaten mijn diep<
>ewondering aan u kenbaar tf
ïaken voor de moedige en kor
ate houding van uw landgenc
en in Israël. Mijns inziens is
et enige antwoord dat past op
Ie terreurdaden: een veelvoudi-
|e harde klap terug. Ik ben het
liet eens met onze regering die
de laatste „bestraffing" afkeurt.
Ik ben ervan overtuigd dat velen
met mij deze laffe houding van
onze regering die ook niets
liet horen toen het El Al-toestel
werd belaagd zeer betreuren."
Zo schreef een inwoner van Voor
burg hij drukte zich nog heel
wat minder scherp uit dan de
Amsterdammer die schreef:
„Via deze kaart wil ik u en uw
volk meedelen, dat ik mij er
voor schaam bij een volk te ho
ren dat een represaillemaatre
gel veroordeelt, maar op de di
recte oorzaak van deze maatre
gel niet even afwijzend reageert,
om daarmee te bewijzen dat een
mensenleven meer waard is dan
een ongeacht aantal vliegtuigen."
En een inwoner van Veendam:
„Ik betuig sympathie voor Isra
ël namens 99,999 pet. van de Ne
derlandse bevolking." Zo kan
men doo.gaan. Een Eindhove-
naar besloot zijn gelukwens aan
de ambassade met „Lang leve
Israël!" en een inwoner van
Vlaardingen geeft eveneens blijk
van zijn vaste overtuiging dat
het Nederlandse volk in z'n ge
heel achter Israël staat.
Ook de Verenigde Naties en in
het bijzonder de Veiligheidsraad
krijgen in deze brieven steeds
-en geduchte veeg uit de pan.
Verreweg de meesten zijn de me
ning toegedaan dat de Veilig-
leidsraad te vaak Israël als de
schuldige aanwijst zonder de Ara
bische landen voldoende op de
ingers te tikken. Ook bij de ac-
ie tegen het vliegveld van Bei-
oeth kreeg Israël een veroorde-
mg te noteren, zonder dat in
lanmerking werd genomen dat
Arabische terroristen eerst een
El Al-toestel naar Algiers had
den ontvoerd en een tweede bij
Athene hadden beschadigd waar
bij mensen slachtoffer waren
geworden. Een inwoner uit Goes:
„Wij hopen dat de Veiligheids
raad in 1969 genezen zal zijn
van zijn chronische hypocrisie"
zo liet hij de ambassade we
ten. En uit een brief van een
Hagenaar:
„De veroordeling van Israël
door de Verenigde Naties we
gens de jongste vergeldingsac
ties tegen Libanon heeft mij en
vele van mijn landgenoten ver
baasd. Van een objectief oordeel
over de situatie is geen sprake.
De voortdurende gewapende
acties van de Arabieren jegens
de staat Israel worden nimmer
veroordeeld". Uit Hillegom
kwam zelfs een gouden munt:
„als kleine poging tot steun aan
volk en staat van Israel. Ik zou
gaarne zien dat deze munt werd
overhandigd aan de bevelvoeren
de officier der parachutisten die
deze vergelding op het vliegveld
van Beiroeth hebben uitge
voerd".
Veel Nederlanders bleken be
wondering te hebben voor de
.noed en de zelfbeheersing van
Israel. Een Groninger bracht
dat aldus onder woorden: „Ik
heb me gerealiseerd hoe onmen
selijk groot de zelfbeheersing van
uw strijdkrachten is. Zelf had ik,
zou ik deelgenomen hebben aan
de actie in Beiroeth, die beheer
sing niet kunnen opbrengen. Dat
gevoegd bij de onfatsoenlijke po
litieke en militaire druk op uw
rechtmatig gevormde natie deed
me impulsief handelen op de be
perkte wijze die mij restte".
Steeds sterker wordt in Israel
de opvatting dat men alleen staat
en weinig van de wereld te ver
wachten heeft men zie de
hierboven afgedrukte reactie van
ds. Van der Hoeven. Een Am
sterdammer blijkt deze mening
te delen. Hij schreef aan de Is
raëlische ambassadeur: „Het af
gelopen jaar heeft weer eens dui
delijk bewezen hoezeer Israël is
aangewezen op uitsluitend zijn
eigen krachten en middelen, te
meer daar de wereld naar
ook thans opnieuw is gebleken
met twee maten meet: Israel
veroordelend daar waar voor de
Arabieren immer een vergoe
lijkend woord wordt gesproken".
Een inw;oner van Alkmaar
sluit zich hierbij aan: „Ik zou
willen zeggen: Volk van Israel,
laat u4 niet in de hoek drukken.
Ondanks het feit dat de opinie
tegen u is. Ook niet door de Gro
te Vier. Slechts hij is een man die
alleen durft te staan de uit
spraak is van een bekend en wijs
man. Ik geloof dat het volk van
Israel dit waar heeft gemaakt".
Men ziet het: voor wat Neder
land betreft staat Israël niet al
leen. De vraag of de meerder
heid van ons volk er precies zo
over denkt is met deze bloemle
zing uiteraard niet beantwoord
maar de ambassadeur kan wel
optimistische berichten naar Tel
Aviv doorgeven.
Want wat een inwoner van
Apeldoorn schreef is toch wel zo
ongeveer de stemming van alle
Nederlanders: „U moreel steu
nend in deze ongelijke strijd te
gen de Arabische landen (of moe
ten we zeggen: Arabische lei
ders?) eindig ik met de wens dat
uw moed en uithoudingsvermo
gen uiteindelijk zullen bijdragen
tot meerdere glorie van het volk
Israel".