zette Nol z'n nummer eduwe flink op Vruchtbaar gesprek over investeren in arme landen Fiscus wil werkende gehuwde vrouw niet bevoordelen GEHEUGEN LIET GETUIGEN IN UTRECHT LELIJK IN DE STEEK ONVERANTWOORD VERFIJNING REISAFSTAND Kamerlid vraagt over ontsnappingen FEL WOEDEND PORTEFEUILLE BELANGRIJK MEINEED POOLSHOOGTE WARMPJES GLAD IJS LAARSJEb DOOF STAMGAST Neo-kolonialisme Goede basis DONDERDAG 20 FEBRUARI 1969 UTRECHT Terwijl een soort epidemie van vergeetachtigheid onder de getuigen de nog steeds grote invloed van „ouwe Nol" op de Utrechtse zelf kant bleek te illustreren, vond de 76-jarige onderwereldfiguur voor de Utrechtse rechtbank zelf even zijn Waterloo. Wat tijdens het proces tegen van uitlokking van twee roofmoorden en een moordpoging verdachte grijsaard nog geen president of advocaat was ge lukt lukte gistermiddag wel. Prof. dr. H. J. HOFSTRA DEN HAAG De fiscale adviescom missie- Hofstra ziet geen aanleiding tot een belangrijke verlichting van de be lastingdruk voor de werkende gehuwde vrouw. Dit blijkt uit een rapport dat de staatssecretaris van financiën, dr. F. H. M. Grapperhaus, gisteren de tweede Kamer heeft aangeboden. De regering heeft haar standpunt over de adviezen nog niet bepaald. „De eventuele wijzigingen van de •tructuur van de belastingheffing moe ten op het eigen terrein van de belas tingen worden geneutraliseerd. Die structuurwijzigingen hebben geen in vloed op de begrotingsruimte", zegt de staatssecretaris in zijn begeleidende brief. stamgast die al jarenlang dagelijks zijn café bezocht, het huis van be waring zien ingaan, en dat maakte zijn verklaring niet indrukwekken der. Wat er overbleef waren verkla ringen die op z'n minst genomen toch onplezierig waren. Nol klaagde gisteren herhaaldelijk dat hij de nacht tevoren hij slaapt voor de duur van het proces op het Utrechtse politiebureau niet goed had kunnen slapen. Als hij als verdachte-met-ervaring de getuigenverklaringen van gisteren op hun juiste waarde heeft geschat, zal zijn nachtrust vermoedelijk vannacht weer te wensen hebben overgelaten. „Belastingverlichting op grond van extra inspanning of een aftrek op basis van werkelijke uitgaven moet worden verworpen", zegt de commissie. „De structuur van het huidige tarief laat geen hogere aftrek toe dan f 1.200 voor een gehuwde vrouw zonder kinderen met een volledige dagtaak buiten de ge zinshuishouding. Wanneer de aftrek zou worden verruimd, zou dit tot een onver antwoorde belastingdiscriminatie leiden ten opzichte van andere gehuwden en van ongehuwden". Wel, zegt de commissie, is de in- komstenwaarde waarop de besparende tarieffactoren zijn gesteld, bijzonder laag. „Het valt niet te ontkennen dat voor de huishoudelijke arbeid van de vrouw een basisbedrag van ongeveer f 1.000 ver beneden de werkelijke waar de van die arbeid ligt. Een vergroting van de aftrek welke aaeer in overeenstemming zou zijn met de reële waarde van de gezinsarbeid van de vrouw is echter alleen mogelijk nadat een algemene tariefherziening de ruimte daarvoor heeft geschapen". Ook ten aanzien van de regelingen over de aftrekbare kosten in de inkom sten- en loonbelasting heeft de com- missie-Hofstra advies uitgebracht. De wijzigingen die de commissie hier voor stelt zijn weinig ingrijpend. Zij houden eerder een verfijning van die regelingen in. Zo wil de commissie de reiskosten ontkoppelen van het totaal van kosten voor inkomsten uit arbeid. Ook wil zij de grens van f 600, welk bedrag als to tale kosten kan worden afgetrokken van het inkomen, laten vervallen en het per centage van aftrek verlagen van vijf tot vier. Daartegenover stelt de commissie voor het basisbedrag van het totaal van kosten voor inkomsten uit arbeid te ver hogen van f 120 tot f 150 en dat van reiskosten van f 120 tot f 180. De bestaande regeling van reiskosten Is gebaseerd op regelmatig heen en terug reizen gedurende vijf dagen per week. Daarbij is volgens de huidige regeling aftrek wegens vervoer binnen grote bevolkingsagglomeraties (Rotter dam, Den Haag, Amsterdam, Eind hoven) uitgesloten. De commissie is van oordeel dat alleen de reisafstand als maatstaf dient te gelden. DEN HAAG Het Tweede-Kamer lid Harmsen (groep Harmsen) heeft de minister van justitie schriftelijk ge vraagd of enkele recente ontsnappin gen uit het Dr. S. van Mesdagasiel in Groningen zijn voorgekomen tijdens het bezoek aan sportwedstrijden of schouwburgbezoek. „Is het juist, dat een zekere O., die tijdens een bezoek aan de schouwburg ontsnapte, reeds viermaal eerder was ontvlucht", aldus de heer Harmsen, die, indien dit waar is, deze grote mate van vrijheid en ontspanning ontoelaatbaar acht. Hij informeert er naar wat de mi nister denkt te doen om de ontvluchte- lingen van deze voor de maatschap pij gevaarlijke lieden te voorkomen. De Utrechtse weduwe Betje Woortmeijer bracht de machtige stem van Ouwe Nol, die dinsdag bijna voortdurend de zaal had be heerst, resoluut tot zwijgen. De weduwe had in de zaak van Hans van Z. vorige week al verteld hoe Hans haar had neergeslagen en er met haar centjes vandoor was ge gaan. Gisteren moest zij als getuige tegen Nol verschijnen omdat hij, toen hij ontkende die overval te hebben uitgelokt, ter staving van zijn onschuld had aangevoerd: „Ik heb haar zelfs geadviseerd haar centjes op de bank te zetten. Wij hadden het er ook over gehad om te gaan samenwonen". Betje ontkende fel dat hij haar ooit een dergelijk advies had gege ven. Zij herinnerde zich wel dat Nol haar had voorgesteld om te gaan samenwonen. „Ja, om mijn geld natuurlijk. Maar ik moest daar niets van heb ben. Ik ben van een heel andere ca tegorie". Node gaf zij toe dat zij toch wel eens bij Nol op zijn bovenhuis was geweest. „Ja, maar ik werd bang", haastte zij zich uit te leggen. „Hij had mij overal nagefietst en mij aangesproken toen ik boodschappen deed. Ik moet toegeven dat ik een keer met hem naar boven ben ge weest". Op de toon van ervaren verleider begon Nol: „Wijffie, nou moet je even eerlijk wezen. Toen je bij me was en ik vroeg of wij niet zouden gaan samenwonen zei je toch: Als je niet dronk zou ik er nog over denken". „Ach man, je bent niet lekker", stoof de weduwe verontwaardigd op. Verpletterend liet de 68-jarige er achter volgen: „Ik had toch nooit zo'n oude man genomen. Dan kan ik nog wel wat anders krijgen". Dat was de eer van Nol te na. „En die andere dan", begon hij, enige gegevens verstrekkend over een blijkbaar ook bejaarde man met wie Betje wel connecties zou hebben aangeknoopt. „Wat weet je daarvan", riep de weduwe woedend terug. „Die man was een kennis van mij: overleden man geweest en die kwam alleen praten over een zomerhuisje, wat heb jij daar mee te maken. Met je grote mond denk je alles te winnen. Dan heb je aan mij een goeie". Dat was Nol inmiddels ook duide lijk geworden. Onder een stroom van scheldwoorden zocht Nol de verdachtenbank weer op, sprake loos, alleen nog pogend zijn figuur tegenover de zaal te redden door de opmerking: „Ach ja, 't is een vrouw hè?" Duidelijk voldaan over deze tech nische knock-out wendde de getuige zich weer naar de rechtbank, die het woordenduel geamuseerd had laten begaan. Met plotseling weer kalme stem sprak Betje: „Meneer, meneer de president, gaat u maar door". Nadat de president haar nog een paar vragen had gesteld, schreed zij terug naar haar plaats. Daarbij kon zij net niet nalaten in het voor bijgaan Nol nog in te peperen: „Je kan toch niet tegen mij op". Bij het getuigenverhoor bleek dat Nol al eens eerder in een vrouw zijn meerdere had moeten erkennen, zij het op een ander vlak. Het was een Arnhemse geweest, een zekere Rika, tante van de gisteren als getuige optredende Evert van Ingen (36) een man met een donkere ringbaard, die met een werkster samen had inge woond bij Nol. Evert vertelde de rechtbank dat hij met Nol in 1967 in Arnhem op bezoek was geweest en dat Nol toen zo geestdriftig was geworden over tante Rika dat hij prompt had be sloten haar naar Utrecht mee te ne men „om haar eens een paar ple zierige dagen te bezorgen". In Utrecht aangekomen was Nol met haar aan het vrijen geslagen in zijn stamcafé. Daarbij had tante Rika kans gezien van de man die voor diefstallen in alle soorten en maten tientallen jaren gevangenis straf had opgeknapt een oortefeuille te rollen. Van het geld daarin had zij Evert een deel gegeven. De volgende dag had Nol aan Evert geld te leen ge vraagd en Evert had hem bereidwil lig 150 gulden geleend, van Nols eigen geld dus. De bejaarde onderwereldfiguur had die dag een vertrouwde gang gemaakt; naar het Utrechtse hoofd bureau van politie. Die keer kwam hij daar echter als aangever van het misdrijf beroving. In zijn porte feuille had 1250 gulden gezeten. Dat was belangrijk voor deze zaak want een aantal dagen tevoren had Nol volgens Evert nog geklaagd dat hij een paar honderd gulden schuld had. En wat was er inmiddels ge beurd? In die periode was juist de winkelier J. J. A. Donse vermoord en Hans van Z. had verteld dat Nol het grootste deel van de buit daar van had behouden. Een duidelijke aanwijzing voor d< plotselinge opheffing van Nols geld gebrek had voor Evert ook ge vormd dat Nol in die dagen eer tweedehands versterkerinstallatk en een auto had aangeschaft. De man van wie hij de auto had ge kocht had bij de politie verteld dat Nol had betaald met uitsluitend briefjes van 25 gulden, waarvan hij een stapeltje met een bandje erom had gezien. „Heb je daar een druk- kerijtje van?" had hij nog ge vraagd. Dat was van belang omdat de bij de heer Donse geroofde bankbiljetten volgens Hans ook uitsluitend in klei ne coupures waren geweest, in bun deltjes met een bandje erom, zoals banken gebruiken. Voor de recht bank kon de verkoper van de auto zich gisteren tegen de avond zijn bij de politie afgelegde verklaring niet meer herinneren. „Dat schijnt vandaag in de lucht te zitten", zuchtte de president, mr. D. van Eben. Mr. Van Zeben had de hele dag bij vrijwel alle getuigen die geen politieman waren een plotseling ge heugenverlies aangetroffen. Ook al wees hij herhaaldelijk op het belang van een eerlijke verkla ring en de ernst van een meineed, de getuigen bleven op bepaalde meestal belangrijke punten erg onzeker van zich zelf. „Het is al zo lang geleden", was een veelge hoord excuus. Ook Evert was veel minder posi tief dan hij tijdens het vooronder zoek was geweest. Daar had hij ver teld dat hij bij Nol na de moord op de heer Donse een portefeuille met bundeltjes bankbiljetten van 25 gul den had gezien, maar gisteren be- zwoor hij: „Dat heb ik nooit gezien en dat heb ik ook nooit gezegd". President: „Past u op wat u zegt. U zegt dus dat de politie onder ambtseed leugens heeft opgeschre ven". Evert: „Nou ja, misschien heb ik het wel gezegd, maar dan bedoelde ik dat mijn vrouw die bankbiljetten had gezien". President: „Waarom heeft u dat dan niet bij de rechter-commissaris gezegd?" Evert (na enige aarzeling): „Laat ik het maar eerlijk zeggen; ik had toen een beetje ruzie met Nol en heb die verklaring misschien een beetje uit wrok afgelegd". President: „Bent U dan nu niet meer boos op hem?" Evert: „Ja dat wel, maar ik sta hier tenslotte onder ede...". De werkster met wie Evert leeft, werd daarop als getuige geroepen, maar zij wist nog minder. Zij had bij de rechter-commissa ris gezegd dat ze bij Nol vele ma len bundeltjes bankbiljetten van 25 gulden had gezien en dat ze de dag nadat zijn portefeuille was geroofd was binnengekomen toen Npl een pak bankbiljetten onder de aanrecht aan het verstoppen was. Daar wist zij gisteren niets meer van. President: „U heeft die verkla ring zelf ondertekend en als zij on juist was geweest, had u dan ge tekend?" Getuige: „Neen". President: „Die verklaring is dus wel juist geweest?" Getuige: „Dat weet ik niet meer". Bij Evert was er toch nog wel een stuk bewijsmateriaal overgebleven in zijn verzwakte verklaring. Hij ontkende bijvoorbeeld niet dat toen Nol na de moord op de heer Donse voor een gesprek op het politiebu reau was uitgenodigd, hij bij zijn vertrek maatregelen had genomen voor he tgeval de politie hem zou houden. Hij had Evert zijn paspoort overhandigd met daarbij een stuk of tien machtigingen voor het innen van Nols aow-uitkeringen. Evert bevestigde ook dat Nol hem had verteld over het geld dat de weduwe Woortmeijer in een zwarte tas bewaarde, en dat Nol wel wilde hebben. Nol had hem daarom ge vraagd eens poolshoogte te nemen in het huis van de weduwe, „bij wijze van dienstverlening". Evert wilde echter weer niet be vestigen dat Nol toen zij samen in de Leeuwarder strafgevangenis zaten (de president: „Het geld van Donse schijnt in tal van gevangenissen en huizen van bewaring onderwerp van gesprek te zijn geweest"), had ge sproken over een rijke winkelier in feestartikelen aan de Laan van Nieuw-Guinea. Nols medeverdachte, Hans, die gisteren alleen het woord nam om door scheme vragen aan getuigen aan het onderzoek mee te werken, had wel een verklaring voor het ver zwakken van Evert verklaring. „Speelt hier niet mee dat Nol een Volkswagen voor u heeft gekocht om daarmee op een bepaald adres ruiten te wassen en zo inlichtingen over de bewoners te verzamelen?" Evert ontkende dat. Volgens hem had Nol alleen maar gesproken over een familielid van Gerard Wittebol (een wederzijdse kennis), maar zonder verdere bijzonderheden. Gerard Wittebol, een 25-jarige Utrechtse kelner, was een pleegzoon van een dochter van de heer Donse. Hij bevestigde als getuige gisteren dat Nol hem een paar maal bijzon derheden had gevraagd over zijn grootvader, en dat Nol ook eens met hem mee was geweest naar die winkel. Gerard had Nol verteld dat opa er wel warmpjes bij zat en dat Nol hem had voorgesteld Opa te be roven, „af te leggen", zoals dat in zijn idioom had geheten. Later zou Nol nog hebben gezegd dat hij een sterke man had gevon den die Opa met één slae neer kon slaan. „Ach, dat was maar gekheid, Nol maakte wel meer van die geintjes", probeerde Gerard de ernst daarvan .veg te nemen. Een rechercheur verklaarde ech- er dat hij op het politiebureau Ge ard had verteld dat zijn grootvader •ermoord en beroofd was, en dat Terard toen zwetend en wit wegge- rokken had gestameld: „Dan weet k wie het gedaan heeft: Oude Nol". „Nou ja, ik bedoelde dat Nol mis schien achter de roof van het geld zat, niet achter de moord", wilde Gerard de rechtbank doen geloven. „Ik ken Nol zes jaar en hij is geen moordenaar". Maar de officier van justitie, mr. A. Somerwil, bleek tegen hem een troef te hebben: „U heeft toch ook een brief geschreven aan het parket om de beloning voor de oplossing van de moord op Donse te vragen, omdat Nol het volgens u had ge daan". President tegen de getuige: „Ik begin langzamerhand te denken dat u met vuur aan het spelen bent". Later waagde de getuige zich toch weer op glas ijs. Op een vraag van Nols raadsman, mr. B. F. J. Si mon, kwam hij toen plotseling weer met de verklaring: „Ik heb nooit aan Nol verteld dat Opa veel geld had en waar hij het bewaarde, want dat wist ik zelf niet". Dat werd de oudste rechter, mr. C. Laan, te grijs, „zojuist heeft u onder ede verklaard dat u Nol wel had verteld dat opa veel geld had, u staat nu met één voet in de mein eed". Gerard draaide toen weer wat bij: „Nou ja ik heb wel gezegd dat hij er warmpjes bij zat, maar niet na drukkelijk dat hij veel geld had". Gerard had ook nog hand- en spandiensten verleend aan de poli tie, zo bleek voor de rechtbank. Hij was in opdracht van de recherche na de moord op de winkelier in feestartikelen Donse naar Nol toe gegaan met het verzoek: „Mag ik de helft van de poen hebben?" Nol was toen volgens zijn verkla ring erg zenuwachtig geworden. Hij had bijna een kop koffie uit zijn handen laten vallen en hij had zijn veters niet meer kunnen vastmaken, vertelde Gerard gistermiddag. Zijn gewezen vrouw, de 23-jarige .tietje, die voor de rechtbank ver scheen in laarsjes die ophielden waar haar rok zou moeten begin nen, had een deel van de gesprek ken van Nol met haar toenmalige man aangehoord, ten dele door aan de deur te luisteren. „Is het juist zoals de politie uw verklaring heeft opgeschreven", vroeg de president. „Ik zou het niet durven zeggen", sprak ze voorzichtig. „Waarom heeft u dan bij de poli tie en de rechter-commissaris zo verklaard?" „Daar was ik bang". Een rechercheur wilde wel geloven dat er sprake was van angst, maar niet van angst voor de politie. „Wij hebben heel vertrouwelijk met el kaar gepraat, maar misschien heeft zij wel angst voor wat wij kunnen noemen de onderwereld. Dat heeft zij toen al tegen ons ge zegd". Minder problemen waren er met de getuigen over de moord op de Heeswijkse landbouwer Reijer de Bruin. Een groothandelaar in ijzer waren vertelde dat hij i.x de zomer waarin deze moord was gepleegd in Heeswijk een scooter had gezien met Hans en Nol erop. (Hij had ze later van krantefoto's herkend). „Zij gingen plotseling voor mijn auto naar links en gingen daar aan de kant van de weg staan". Dat zou de verkenningstocht moeten zijn ge weest waarover Hans eerder had gesproken, maar die Nol ontkent. Een Utrechtse schilder maakte duidelijk hoe Nol aan de tip over Reijer de Bruin was gekomen. Hij had grint geleverd aan de Heeswijk se landbouwer en daarbij was het hem opgevallen dat deze contant 450 gulden had betaald. In Utrecht had hij daarop aan Joop de Lor, de bijnaam van een kennis van Nol, die vandaag nog als getuige moet worden gehoord, verteld dat de boer doof was, alleen woonde en veel geld had. „Ik wist dat Joop altijd geld nodig had; misschien was het wat voor hem". Tegenover al dat belastende ma teriaal kon de verdediging maar weinig inbrengen. Uitgesproken gun stig voor Nol was alleen de „karak terschets", die de caféhouder J. N. Emo (46) op verzoek van mr. Si mon gaf. „Nol kan nog geen vlieg kwaad doen, hij is veel te eerlijk", aldus de getuige. „Nol gaf een arme donder soms 'omaar een knaak. Zo'n man leent 'ich toch niet voor moorden". Deze getuige had echter Nol, een AMSTERDAM Een buitengewoon vruchtbare en waardevolle ontmoe ting waarbij in een vriendelijke sfeer be- hartenswaardige dingen werden ge zegd. Dit is de kern van een aantal uit spraken van deelnemers aan de con ferentie over buitenlandse investerin gen in ontwikkelingslanden, die sinds maandag in het Amstelhotel in Am sterdam wordt gehouden. Op deze conferentie bespreken vertegenwoor digers van het Amerikaanse en Euro pese bedrijfsleven en regeringsfunc tionarissen uit ontwikkelingslanden de mogelijkheid van meer particuliere in vesteringen in deze landen. David Rockefeller, de president van de New York Chase Manhattan Bank en een van de belangrijkste deelne mers aan de conferentie, was van oor deel dat het van eminent belang is dat er nu een dialoog mogelijk blijkt tus sen de twee partijen. Het was hem op gevallen dat er begrip bestaat bij de vertegenwoordigers van de ontwikke lingslanden voor de twee voorwaarden die hij aan investeringen van een ont wikkelingsland wilde stellen. Voorop staat dat er winst moet wor den gemaakt. Daarvoor is het nood zaak dat het politiek-economisch kli maat in het betreffende land zo sta biel is dat er met succes gewerkt kan worden, aldus Rockefeller. En hoewel hij de gedachten van de ontwikkelingslanden begrijpt die al les wat ruikt naar neo-kolonialisme of bevoogding verafschuwen, vindt hij dat de geldgevers garanties mogen ei sen dat hun geld goed wordt besteed. Ons geld en dat van de regeringen die investeren in ontwikkelingslan den, dient niet in een bodemloze put te verdwijnen", aldus Rockefeller, die overigens tijdens gesprekken meende te bespeuren dat in ontwikkelingslan den ook niet meer zo'n grote achter docht tegen particuliere investeringen bestaat. Deze mening wordt gedeeld door Paul Hoffman, vertegenwoordiger van de Verenigde Naties op de confe rentie en de minister voor economi sche zaken en ontwikkeling van Ke nia, Tom Mboyd. De laatste was van oordeel dat de besprekingen een goede basis vor men voor toekomstige contracten en samenwerking tussen ontwikkelings landen en buitenlandse investeerders. Het deed hem deugd dat er op de con ferentie bij de zakenlieden het besef gegroeid is dat er door hen in de ont wikkelingslanden veel fouten warén gemaakt en hij was tevreden met de opmerking dat de westerse landen niet door middel van investeringen de westerse leefwijze in het betreffende land ingang willen doen laten vinden. De conferentie zal vandaag worden besloten. Het is nog niet bekend of de vertegenwoordigers uit de Westerse zakenwereld de gehoopte toezeggin gen kunnen krijgen dat buitenlandse ondernemingen niet meer kunnen worden genaast en dat het buitenland se deviezenverkeer niet langer aan beperkende maatregelen onderhevig zal zijn. ADVERTENTIE

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 7