DEZE WEEK: nader beschouwd
In terreur geen nuances
Juist El Al en juist in Zürich
Wat zon in de sneeuwwinter
Techniek en efficiency gaven
het leger een ander gezicht
Na acht jaar terug hij de parate troep
Onze militaire
medewerker schrijft
Als het over het conflict tussen Israël
en zijn Arabische buurstaten gaat doet
tegenwoordig de uitdrukking genuan
ceerd denken" opgeld. De „genuanceerd
denkenden" zijn dan degenen, die af en
toe kritiek op Israël laten horen. Die in de
wijze waarop Israël in de tijdens de kor
te oorlog bezette gebieden optreedt, een
poging zien om het eigen grondgebied uit
te breiden. Die wel zien dat het voor Is
raël, terwille van het eigen bestaan, haast
onmogelijk is om de opdrachten van de
Veiligheidsraad na te leven als daar niet
van diezelfde Veiligheidsraad sluitende
garanties tegenover staan maar die
zich toch soms afvragen of het niet an
ders, minder hard en minder hautain, ge
speeld zou kunnen worden.
Dit „genuanceerd denken" is anderen
•en doorn in het oog. Ze staan door dik
en dun achter Israël, verdragen geen en
kele kritiek, zijn vast van mening dat el
ke kritiek een in de kaart spelen betekent
van de Arabische landen. En ze hebben
daarin nog gelijk ook, want zonder enige
twijfel hebben de Arabische terroristen
moed geput uit het stilzwijgen van de we
reld na hun aanslag op het El Al-vliegtuig
in Athene en uit de veroordeling van Is-
raëls tegenactie in Beiroeth. De schiet
partij die deze week in Zürich heeft
plaatsgevonden is zonder enige twijfel het
gevolg van het stilzwijgen na de eerste
terreurdaad.
Desondanks houden we niet van die te
genstelling: wel of niet genuanceerd den
ken. Want redeneren in wit-zwart-sche-
ma's is altijd een gevaarlijke bezigheid.
Beter is het de feiten onder ogen te zien
en aan de hand daarvan conclusies te
trekken. En feit is dat wat de vijf Ara
bieren op het vliegveld van Zürich gedaan
hebben, een terreurdaad is. Men kan als
Arabier vele bezwaren hebben tegen de
Israëli's en tegen de staat Israël ook
dan nog plaatst men zichzelf buiten de
wet als men aanslagen als deze gaat ple
gen: op neutraal grondgebied en gericht
tegen een burgervliegtuig. Dan begaat
men een misdaad die bestraft moet wor
den. En degenen die voor die aanslag op
dracht hebben gegeven dienen evenzeer
in staat van beschuldiging te worden ge
steld.
We vrezen dat dat laatste niet zal ge
beuren. Israël is ditmaal niet direct tot
tegenmaatregelen overgegaan (daar zijn
we blij om!) en heeft zich eerst tot de
Veiligheidsraad gewend. Helaas echter
zal die Veiligheidsraad misschien wel de
terreur willen veroordelen, maar hij zal
niet bij machte blijken om er een einde
aan te maken. Zodat er voor Israël eigen
lijk maar één weg open blijft: zo hard
mogelijk terug te slaan zodat het de Ara
bische regeringen die nu met (al dan niet
openlijk) welgevallen dit soort terreur
acties beschouwen, duidelijk wordt dat ze
toch aan het kortste eind trekken. Men
kan ons tegenwerpen dat dat de filosofie
van de jungle Is, maar het is op dit ogen
blik niet anders. En als Israël tot derge
lijke acties overgaat dan behoeft de we
reld geen ach en wee te roepen ze
heeft het aan zichzelf te wijten, omdat
ze niet bij machte is een oplossing op ta
fel te leggen voor dit roerige midden
oosten.
Met de aanval op het El Al-vliegtuig
in Zürich hebben de Arabieren de oog
appel van Israël geraakt - ook dat moet
men weten om tot een juiste beoordeling
van de situatie te kunnen komen. Om twee
redenen: omdat het de El Al Is en omdat
het juist in Zürich is gebeurd.
De El Al is in Israël niet zomaar een
maatschappij ze is het symbool van
Israëls pioniersgeest, het zinnebeeld van
Israëls verlossing, het teken van Israëls
vooruitgang El Al' (de naam betekent:
Vooruit Omhoog) bestaat dit jaar twin
tig jaar. Ze is voortgekomen uit een ver
eniging van sportvliegers, Aviron, opge
richt in 1936, dus nog voordat de staat
Israël was uitgeroepen. Die sportvliege-
rij was ook maar een dekmantel in
werkelijkheid wilde men zich bekwamen
in het vliegen voor militaire doeleinden.
Tijdens de oorlog in 1948 onderhielden ze
de verbindingen met de kibboetsiem en na
die oorlog ging men zich toeleggen op de
burgerluchtvaart. Aviron werd El Al, een
maatschappij die dit jaar zeven en vol
gend jaar waarschijnlijk tien toestellen
in bezit zal hebben.
Maar El Al is meer dan een burger
luchtvaartmaatschappij ze is voor Is
raël ook van politiek gewicht omdat ze
banden onderhoudt met landen die anders
voor Israël vrijwel onbereikbaar zouden
zijn. De landen in Afrika bij voorbeeld
maar ook in Europa. De luchtlijn tussen
Israël en Roemenië, het enige Oosteuro-
pese land dat met Israël contacten onder
houdt, Is van onschatbaar belang. En bo
vendien nog: het was de El Al die werd
ingezet om Joodse vluchtelingen In veilig
heid te brengen. Met haar machines werd
de actie „Vliegend Tapijt" voor de Joden
uit Irak en de operatie „Op Arendsvleu
gels" voor de Joden uit Jemen uitge
voerd, ter onmiddellijke redding van de
aan diefstal, brandstichting en moord
blootstaande Joodse gemeenschappen in
die landen. Naamloos zijn de vluchten die
El Al naar andere landen heeft gemaakt
om Joden te redden. Toen in de oorlogen
van 1956 en 1967 geen buitenlandse lucht
vaartmaatschappij haar machines en
bemanningen blootstelde aan de oorlogs
gevaren, toen vloog de El Al en bracht
tienduizenden in levensgevaar verkerende
Joden naar Israël over.
El Al is Israëls oogappel - het is niet
overdreven het zo te stellen. Omdat juist
El Al wordt aangevallen, daarom laait
de woede in Israël op. En ook omdat het
in Zürich gebeurd is, want op Zwitsers
grondgebied is als het ware de staat Is
raël geboren: tijdens het Zionistencongres
in 1897. En het vliegtuig dat in Zürich
beschoten werd heette Theodor Herzl, ge
noemd naar de vader van het politieke
Zionisme.
Men kan zeggen dat dit allemaal maar
bijzaken zijn bedenk dan dat in een
gespannen sfeer als nu tussen Israël en
zijn buren heerst juist die kleinigheden
de lont kunnen zijn die de grote brand
veroorzaakt. De Arabieren zijn niet zo
naïef dat ze dat niet weten en daarom
zijn hun terreurdaden des te gevaarlijker
en des te meer af te keuren.
De sneeuw heeft de afgelopen week
Nederland in haar greep gehad - kinde
ren en zij die oog hebben voor de schoon
heid van de natuur hebben er van geno
ten de meesten hebben er heel wat
minder vriendelijke woorden aan gewijd!
Want een flink pak sneeuw ziet bijna
kans het leven te ontwrichten, alle mo
derne techniek ten spijt!
Voor de Nederlandse vereniging tot be
scherming van voetgangers was het aan
leiding zich tot de gemeentebesturen te
richten over het schoonhouden van voet
paden en trottoirs. „In verschillende ge
meenten - zo zegt de brief - bevatten
de politieverordeningen bepalingen omtrent
d« verplichtingen voor o.a. de omwonen
den om de trottoirs en dergelijke vrij
van sneeuw en ijs te houden. De huidige
toestand laat zien hoe zeer het nodig Is
dat dergelijke bepalingen bestaan en dat
er de hand aan wordt gehouden".
Helaas, zo simpel is het niet als het
hier wordt voorgesteld. Vroeger kon dat,
toen we allemaal nog netjes huisje naast
huisje woonden en ieder dus z'n eigen
stukje stoep had. Maar nu, met onze
flatbouw.zoek maar eens uit wie ver
antwoordelijk is!
Desondanks heeft de vereniging gelijk:
het is burgerplicht in barre winterse om
standigheden elkaar een handje te hel
pen en het schoonhouden van een stuk
trottoir is een van de mogelijkheden. Als
ook dan nog ouden van dagen moeilijk
de straat op kunnen, doet u dan eens
boodschappen voor ze. Gewoon maar om
te helpen.
Wat het water is voor de vissen en de lucht
voor de vogels is in feite de parate troep
voor elke beroepsmilitair in het leger. Bij die
troep begint hij zijn loopbaan maar dan
kan het gebeuren dat hij wordt geplaatst als
instructeur op een school of op een staf te
werk wordt gesteld. Dan raakt hij het con
tact kwijt. Tot het moment komt waarop hij,
in zijn bevorderingsgang, terug komt. En be
merkt dat hij heel wat gemist heeft. Dat de
troep anders geworden is. Want hij heeft de
jaren gemist waarin een volledige technische
omschakeling is uitgevoerd. Jaren bovendien
waarin ook de strijdkrachten hun „spelre
gels" hebben moeten herzien als gevolg van
de snel veranderende samenleving. En dus
wordt hij geconfronteerd met de praktische
problemen van een leger dat niet meer mar
cheert maar in zijn totaliteit is gemechani
seerd. Met een leger waarvan de techniek
zich volledig meester heeft gemaakt en welks
inzetbaarheid staat of valt met het onder
houd van het veelal zeer kostbare materieel.
Met dienstplichtigen aan wie in een verkorte
diensttijd een veel technischer, veel moeilij
ker en veel intensiever opleiding moet wor
den gegeven. Kortom: hij krijgt te maken
met het modewoord „efficiency" u mag
het ook een toverwoord noemen!
Nemen we het infanteriebataljon (600 tot
800 man) als voorbeeld. Dat bataljon is van
daag de dag uitgerust met zo'n 169 voertui
gen, waarvan een zeer belangrijk deel ge
pantserde rupsvoertuigen, voorzien van radio
zend- en ontvangapparatuur en boordwapens.
Een enorme vuurkracht vergeleken bij vroe
ger. Het betekent dat zo'n bataljon voor ruw
weg 50 miljoen aan materieel in verantwoor
ding heeft. Natuurlijk vergt een dergelijk ma
terieelbestand bergings- en herstelcapaciteit,
want het bataljon dient het hele jaar door in
zetbaar te zijn en bij voortduring in zeer kor
te tijd geheel gevechtsklaar. En natuurlijk
vergt dit ook een voorraad aan reservedelen
met de bijbehorende voorraadadministratie.
Zodat men van het bataljon nu kan zeggen
dat het is uitgegroeid tot een behoorlijk groot
Vier AMX-personeelsvoertuigen bergen ,drig of een beroepstweede luitenant
tezamen een peloton pantserinfanterie, hun jonge schouders drukt de verantwo
Commandant is een dienstplichtigvaan-\lijkheid voor 39 man en voor materieel
Oj, j jen waarde van naar schatting twee miljoen
.de- gulden,
met
bedrijf. Tussen haakjes: dat in een dergelijk
bedrijf een voortdurend nijpend tekort aan
goed werkende schrijfmachines bestaat doet
vreemd aan. Zoals het ook vreemd is dat
men er tevergeefs zal zoeken naar een een
voudig kopieerapparaat van enkele honder
den guldens in de civiele sector kan zelfs
een klein bedrijfje er niet buiten!
Ook op personeelsgebied heeft deze enorme
technische ontwikkeling grote invloed doen
gelden. In de tijd dat een soldaat nog liep
overzag een bataljonscommandant aan de top
van de bevelspiramide tot in details wat er
daaronder gebeurde. In de meeste gevallen
was hij zelfs in staat om aan een ieder in
die piramide te vertellen wat er fout was en
waarom het fout ging. Tegenwoordig kan men
van hem zeggen dat hij ergens midden in de
bevelcirkel staat, van waar uit hij bij voort
during bezig is de vele middelpuntvliedende
krachten teniet te doen. Hij kan het detail
niet meer overzien of volledig beoordelen,
maar daavorr heeft hij dan ook nu zijn spe
cialisten. Hij dient veel meer dan vroeger
te delegeren en niet in de laatste plaats te ver
trouwen. Want als overal in de wereld geldt
ook hier: wanneer men geen vertrouwen
schenkt zal men het ook niet krijgen of be
houden!
j^n dan krijgt hij te maken met de heden
daagse dienstplichtige Alleen maar oor
delend naar het oppervlakkige beeld op straat
is men snel geneigd een achteruitgang ten
opzichte van vroeger te constateren op het
gebied van discipline, correctheid en stram
heid. Maakt men echter die soldaat-van-nu
mee onder omstandigheden te velde dan val-
Ulllllhllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllt
niiiiiiiiiiMiiminiumiiiMiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiniiiiinmiiiiimiimiiiiiiimtiT
len zijn inzet, zijn uithoudingsvermogen en
enthousiasme, beslist niet tegen integen
deel. Hij heeft zijn gepantserd voertuig waar
hij in, op en rond leeft en oefent.
Natuurlijk moet hij ook nog veel te voet
doen maar steeds is zijn uitgangspunt en zijn
eindpunt zijn eigen voertuig dat hem ver
voert door zwaar terrein en hem beschermt
tegen het vuur van de tegenstander en tegen
weersinvloeden. Hij kijkt niet meer met af
gunst naar de jongens van de tanks en even
als dit bij het kader het geval is: hij is zijn
minderwaardigheidsgevoel ten opzichte van
zijn „bereden" collega's kwijt. En dit alles
demonstreert hij zeer duidelijk in zijn hele
houding en optreden.
Ook in de gehele bevelsvoering te velde
is het pietepeuterige verdwenen. De tijd van
langdurige verkenningen en bijeenkomsten
van ondercommandanten voor uitvoerige
bevelsuitgiften is voorbij het radiocon
tact is hiervoor in de plaats gekomen. De
commandant op elk niveau in het bataljon
wordt gedwongen kort en duidelijk te zijn
is hij dat niet dan wreekt zich dat on
middellijk in de snelheid van optreden en in
de uitvoering. Snelle acties en reacties ver
gen niet alleen modern technisch materieel
doch evenzeer een beweeglijke geest. Snelle
beslissingen, korte en duidelijke bevelen via
de radio, begrip tussen commandant en on
dercommandanten en improvisatietalent zijn
bezig hun stempel te drukken op de com
mandanten van heden. Het beste wordt dat
gedemonstreerd bij het (tijdelijk) wegvallen
van een goede communicatie dan is er
sprake van een zekere hulpeloosheid. De
snelheid waarmee heden ten dage reeds
wordt opgetreden verbijstert de nieuwko
mer. Soms krijgt hij wel eens de indruk dat
heel het optreden ondergeschikt wordt ge
maakt aan die snelheid soms zelfs ten
koste van voorzichtigheid en operationele
veiligheid. Toch zal in de werkelijkheid
die voorzichtigheid heus wel de nodige aan
dacht krijgen, aangezien de drang tot zelf
behoud bij de enkeling en de verantwoor
delijkheid van de commandant voor de men
sen in zijn eenheid dan veel sterker gaan
meespreken. Bij oefeningen wordt immers
niet met scherp geschoten en het is bijzon
der moeilijk om zich een optreden realistisch
voor te stellen. Blijft dus de zichtbare factor
snelheid waarop men zich begrijpelijk con
centreert.
J^eren we terug naar de soldaat. Het vrij
zinloze poetsen van koper en het over
dreven-precies opmaken van wolletjes en
dergelijke is verdwenen. De excercitie, vroe
ger graadmeter voor de stand van de disci
pline in een onderdeel, is ongeschikt ge
maakt aan zijn doelstelling, namelijk het ef
ficiënt en ordelijk verplaatsen van grote
groepen militairen. Ook het show-element is
duidelijk naar het tweede plan verwezen. De
steen des aanstoots-nummer-een: het groe
ten van sterren, strepen en zelfs auto's, heeft
ëplaats gemaakt voor een systeem dat grote
overeenkomst vertoont met het burgerbedrijf
waar men toch ook meestal zijn eigen chefs
groet.
De soldaat is overigens na de diensturen
niet meer als zodanig te herkennen want hij
is „vermomd als burger" en duikt anoniem
in de massa onder. Hij slaapt tegenwoordig
op een polyether matras, heeft een keurig
tweekleurig uniform gelijk aan dat van zijn
meerderen en vergeleken met vroeger wordt
hij goed betaald, want alle kritiek ten spijt:
de Nederlandse soldaat is de best betaalde
van Europa. Ook dit heeft echter weer ge
volgen in de kazerne. Een van de weinige
momenten na de dienst dat een soldaat te
genwoordig nog in uniform moet verschij
nen, is bij de warme avondmaaltijd. Afhan
kelijk van het menu heeft dit ten gevolge
dat velen (en soms zelfs zeer velen) deze
verkleedpartij omzeilen door niet naar de
eetzaal te gaan maar ergens in burger in
het dorp, de stad of het militair tehuis op
eigen kosten iets te gaan eten. De spoeling-
ton wordt erdoor gevuld en het zorgvuldig
samengestelde voedselpakket wordt vervan
gen door patates frites, nasiballen en der
gelijke. Jammer!
Ook het wonen van de soldaat heeft, zij
het minder ingrijpend, veranderingen onder
gaan. Waar mogelijk zijn de bedden-twee
hoog vervangen. Het streven naar kleinere,
gezellige kamers en modern sanitair (waar
onder douches) dichtbij, is er. Alleen het
prioriteitsschema voor bouwen en verbou
wen staat er dikwijls nog tussen.
Via contactcommissies wordt de soldaat
(binnenkort overal) op democratische wijze
vertegenwoordigd op compagnies-, bataljons-
en legerplaatsniveau. Een soort onderne
mingsraad die de dienstplichtige inspraak en
inzicht geeft in het militaire gebeuren van
elke dag. Ook de straffen hebben verande
ring ondergaan. Celstraf, het zogenaamde
streng arrest, is een vrij zelden gehanteerd
middel. De tijd lijkt niet ver meer af dat
voorwaardelijke straffen en misschien zelfs
geldboetes hun intrede zullen gaan doen.
De vroeger toch wel sterkere uiterlijke dis
cipline stoot de meer zelfbewuste, meer kri
tische en meer praktische soldaat van heden
af. Volkomen terecht wordt tegenwoordig
dan ook het kweken van innerlijke discipli
ne afgestemd op strikte naleving van talloze
grote, kleine en soms heel kleine maatrege
len die betrekking hebben op het onderhoud
van het kostbare en kwetsbare materieel en
op de veiligheidsmaatregelen bij het gebruik
van dit materieel, onder andere op verkeers
wegen. Overtredingen van de maximum
snelheid worden streng bestraft, colonnerit-
ten worden als een voorbeeld van discipli
nair optreden bezien en de schijnbaar nieti
ge zaken van deze tijd zijn b.v. het juiste
oliepeil, de bandenspanning, het slippennetje
van een trekhaak en dergelijke.
T/an de dienstplichtige naar het beroepsper
sonen ook in deze or zijn grote
veranderingen te constateren. De achtergron
den die bij het jongere kader geleid hebben
tot de keuze van het vak van beroepsmilitair
zouden wel eens kunnen verschillen met die
van de oudere collega's, terwijl ook de mo
dernere, meer wetenschappelijke officiersop
leiding van invloed is. Het kan bijna niet an
ders of zoiets moet leiden tot een heel ande
re, meer moderne, meer nuchtere instelling.
Misschien is het personeelsprobleem wel het
allergrootste en belangrijkste pobleem van
de Koninklijke Landmacht en natuurlijk zijn
die moeilijkheden ook merkbaar bij een pa
raat bataljon. De maatregelen om de dienst
op 55-jarige leeftijd te verlaten, beginnen
langzaam door te werken en doen hun in
vloed gelden. De discontinuïteit als gevolg
van een roulatiesysteem, noodzakelijk voor 't
opleiden van all round personeel, en de ge
plande bevorderingsgang die weer noodzake
lijk is om het beroep aantrekkelijk te doen
blijven, is groot. Tekorten, vooral in de subal
terne officiersrangen (luitenants en kapiteins)
zijn aanzienlijk en ook aan jonge onderoffi
cieren is een groot gebrek.
Jn de praktijk van een bataljon leidt een en
ander er toe dat 'n jonge luitenant, recht van
de Koninklijke Militaire Academie, al bijzon
der gelukkig moet zjn als hij langer dan een
half jaar pelotonscommandant kan zijn
verantwoordelijk dus voor 39 man en meer dan
twee miljoen aan materieel. Meestal moet hij
al vroeg worden ingezet als plaatsvervangend
compagniescommandant. In dit werk komt de
nadruk al te liggen op het onderhoud van ma
terieel en de bevoorrading in de compagnie.
Na nog enkele cursussen te hebben doorlopen
en na een jaartje Suriname staat hij dan als
jonge kapitein voor 'n compagnie. Dat wil zeg
gen: commandant over 17 personeels voertui
gen (en dus verantwoordelijk voor naar schat
ting tien miljoen gulden) en plm. 150 man
inderdaad een van de zwaarste commando's
die er bestaan. Meer dan éénmaal krijgt hij
overigens meestal die kans niet, want het sys
teem dwingt hem plaats te maken voor zijn
jongere collega's die eveneens de ervaring
moeten opdoen.
Ook de steeds weer opnieuw instromende
dienstplichtige vaandrigs en sergeanten de
mobiliseren zodra ze enige ervaring hebben
opgedaan. Er is dan ook geen burgerbedrijf
te vinden dat onder dergelijke pesoneelsom-
standigheden efficiënt zou kunnen werken. Is
het dan vreemd dat in het leger soms niet al
les ideaal verloopt? Telkens wordt Amerika
steeds weer opnieuw ontdekt, aangezien
steeds weer nieuwe commandanten aan het
roer staan. Dit alles is echter het logische
gevolg van het dienstplichtsysteem en van
een (te) gering percentage beroepskader.
Binnen het huidige systeem zwaait iedere
zes maanden een compagnie, ongeveer een
vierde van het gehele bataljon, af om weer
plaats te maken voor een schooleenheid, dat
wil zeggen een compagnie rekruten die te
midden van het parate onderdeel worden ge
kleed en hun allereerste oefening ontvangen.
Naast deze schoolcompagnie heeft de batal
jonscommandant dan nog een drietal parate
compagnieën die echter alle in een verschil
lend stadium van opleiding en parate oefen
tijd verkeren. Wil men het gehele bataljon
tegelijk oefenen, dan kan dat in de praktijk
alleen door een compagnie van een ander
bataljon te lenen.
Is het een wonder dat zoiets soms tot com
plicaties leidt en moeilijkheden veroorzaakt?
Toch draait het allemaal nog met een effi
ciency die niet alleen de buitenstaander
maar soms ook de insider verbaasd doet
staan. Voor een groot deel is dit te danken
aan het vakmanschap en enthousiasme van
het kader - maar het verheugende is toch dat
dit ook voor een bijzonder groot deel ver
klaard moet worden uit de inzet en de be
reidheid van de dienstplichtige soldaat. Wie
de huidige organisatie en werkwijze goed
kent en daardoor weet hoezeer men afhan
kelijk is op technisch en ander gebied van
de soldaten en korporaals, zal dit alleen
maar kunnen beamen.
Er wordt veel gepraat over het
leger. Door deskundigen en on-
deskundigen. Door politici, eco
nomen, sociologen, efficiency -
experts, technische experts en
ga zo maar door. Door mensen
die vinden dat het leger een
noodzakelijk kwaad is met de na
druk op noodzakelijk, en door
mensen die het alleen maar een
kwaad vinden en van oordeel zijn
dat we het maar eens zonder
moesten proberen. Door ieder
één wordt over het leger ge
praat en hoe kan het ook an
ders: ieder is immers betrokken
bij de zaken van oorlog en vre
de, ieder draagt via zijn of haar
belastingbiljet bij tot het in stand
houden van het leger. En: ieder
jaar weer maken ettelijke tien
duizenden jongens ook daadwer
kelijk kennis met het leger en
dat is een ingreep die in wijde
familiekring stof tot praten te
over geeft!
Blijft deze belangrijke vraag:
weet men eigenlijk waarover
men praat? Geen kwaad woord
over de politici economen en al
le andere deskundigen zij moe
ten dat leger nu eenmaal door
hun vak-ogen bekijken. Als ze
daarbij maar nooit vergeten dat
het leger een verzameling is van
mensen, van jonge mensen die
samen leven, samen werken, sa
men een enorme verantwoorde
lijkheid dragen en dat alles
in het raam van deze tijd. Van
in de laatste jaren heeft onder
gaan. Dat geldt voor burgers
maar het geldt ook voor militai
ren die, om welke reden dan ook
geruime tijd het contact gemist
hebben met „de troep", met de
dienstplichtigen en het kader die
met elkaar toch eigenlijk „het
leger" vormen, de mensen die
het werk moeten doen mocht het
onverhoopt ooit tot oorlog ko
men. Sprekend voorbeeld hiervan
is het hieronder volgende artikel,
geschreven door onze militaire
medewerker. Het zijn de erva
ringen van een infanterie-officier
die acht jaar geleden voor het
laatst de parate troep actief
meemaakte en die nu als batal
jonscommandant daar is terugge
keerd. Dat hij van de ene verba
zing in de andere is gevallen is
te sterk gezegd wel is zeker
dat hij zichzelf duchtig heeft
moeten aanpassen omdat in die
acht jaren de „spelregels" van
de strijdkrachten in bijzonder snel
tempo zijn veranderd. En eigen
lijk nog iedere dag veranderen.
Zijn conclusie: ook al heeft dan
de techniek bezit genomen van
het leger en ook al is „efficien
cy" dan tot een toverwoord ver
heven de soldaat van heden is
er niet minder om geworden.
Dat blijkt uit zijn inzet, zijn
enthousiasme, zijn uithoudings
vermogen ook als men hem te
velde meemaakt.
Met recht een .groepsfoto"de tien man plus De tijd van de .zandhaas" is voorbij de tech-
commandant van een groep pantserinfanterie. niek heeft bezit genomen van het leger,
gefotografeerd voor hun AMX-pantservoertuig.
de economische en technische
mogelijkheden van deze tijd èn
van het veranderende gedachten-
patroon van deze tijd. En voor
al dat laatste geldt voor jonge
mensen heel in het bijzonder.
Men krijgt wel eens de indruk
dat dat niet voldoende beseft
wordt. Dat men niet of niet vol
doende weet welke enorme ver
anderingen het leger en dan in
het bijzonder de landmacht