DEZE WEEK: nader beschouwd In terreur geen nuances Juist El Al en juist in Zürich Wat zon in de sneeuwwinter Techniek en efficiency gaven het leger een ander gezicht Na acht jaar terug hij de parate troep Onze militaire medewerker schrijft Als het over het conflict tussen Israël en zijn Arabische buurstaten gaat doet tegenwoordig de uitdrukking genuan ceerd denken" opgeld. De „genuanceerd denkenden" zijn dan degenen, die af en toe kritiek op Israël laten horen. Die in de wijze waarop Israël in de tijdens de kor te oorlog bezette gebieden optreedt, een poging zien om het eigen grondgebied uit te breiden. Die wel zien dat het voor Is raël, terwille van het eigen bestaan, haast onmogelijk is om de opdrachten van de Veiligheidsraad na te leven als daar niet van diezelfde Veiligheidsraad sluitende garanties tegenover staan maar die zich toch soms afvragen of het niet an ders, minder hard en minder hautain, ge speeld zou kunnen worden. Dit „genuanceerd denken" is anderen •en doorn in het oog. Ze staan door dik en dun achter Israël, verdragen geen en kele kritiek, zijn vast van mening dat el ke kritiek een in de kaart spelen betekent van de Arabische landen. En ze hebben daarin nog gelijk ook, want zonder enige twijfel hebben de Arabische terroristen moed geput uit het stilzwijgen van de we reld na hun aanslag op het El Al-vliegtuig in Athene en uit de veroordeling van Is- raëls tegenactie in Beiroeth. De schiet partij die deze week in Zürich heeft plaatsgevonden is zonder enige twijfel het gevolg van het stilzwijgen na de eerste terreurdaad. Desondanks houden we niet van die te genstelling: wel of niet genuanceerd den ken. Want redeneren in wit-zwart-sche- ma's is altijd een gevaarlijke bezigheid. Beter is het de feiten onder ogen te zien en aan de hand daarvan conclusies te trekken. En feit is dat wat de vijf Ara bieren op het vliegveld van Zürich gedaan hebben, een terreurdaad is. Men kan als Arabier vele bezwaren hebben tegen de Israëli's en tegen de staat Israël ook dan nog plaatst men zichzelf buiten de wet als men aanslagen als deze gaat ple gen: op neutraal grondgebied en gericht tegen een burgervliegtuig. Dan begaat men een misdaad die bestraft moet wor den. En degenen die voor die aanslag op dracht hebben gegeven dienen evenzeer in staat van beschuldiging te worden ge steld. We vrezen dat dat laatste niet zal ge beuren. Israël is ditmaal niet direct tot tegenmaatregelen overgegaan (daar zijn we blij om!) en heeft zich eerst tot de Veiligheidsraad gewend. Helaas echter zal die Veiligheidsraad misschien wel de terreur willen veroordelen, maar hij zal niet bij machte blijken om er een einde aan te maken. Zodat er voor Israël eigen lijk maar één weg open blijft: zo hard mogelijk terug te slaan zodat het de Ara bische regeringen die nu met (al dan niet openlijk) welgevallen dit soort terreur acties beschouwen, duidelijk wordt dat ze toch aan het kortste eind trekken. Men kan ons tegenwerpen dat dat de filosofie van de jungle Is, maar het is op dit ogen blik niet anders. En als Israël tot derge lijke acties overgaat dan behoeft de we reld geen ach en wee te roepen ze heeft het aan zichzelf te wijten, omdat ze niet bij machte is een oplossing op ta fel te leggen voor dit roerige midden oosten. Met de aanval op het El Al-vliegtuig in Zürich hebben de Arabieren de oog appel van Israël geraakt - ook dat moet men weten om tot een juiste beoordeling van de situatie te kunnen komen. Om twee redenen: omdat het de El Al Is en omdat het juist in Zürich is gebeurd. De El Al is in Israël niet zomaar een maatschappij ze is het symbool van Israëls pioniersgeest, het zinnebeeld van Israëls verlossing, het teken van Israëls vooruitgang El Al' (de naam betekent: Vooruit Omhoog) bestaat dit jaar twin tig jaar. Ze is voortgekomen uit een ver eniging van sportvliegers, Aviron, opge richt in 1936, dus nog voordat de staat Israël was uitgeroepen. Die sportvliege- rij was ook maar een dekmantel in werkelijkheid wilde men zich bekwamen in het vliegen voor militaire doeleinden. Tijdens de oorlog in 1948 onderhielden ze de verbindingen met de kibboetsiem en na die oorlog ging men zich toeleggen op de burgerluchtvaart. Aviron werd El Al, een maatschappij die dit jaar zeven en vol gend jaar waarschijnlijk tien toestellen in bezit zal hebben. Maar El Al is meer dan een burger luchtvaartmaatschappij ze is voor Is raël ook van politiek gewicht omdat ze banden onderhoudt met landen die anders voor Israël vrijwel onbereikbaar zouden zijn. De landen in Afrika bij voorbeeld maar ook in Europa. De luchtlijn tussen Israël en Roemenië, het enige Oosteuro- pese land dat met Israël contacten onder houdt, Is van onschatbaar belang. En bo vendien nog: het was de El Al die werd ingezet om Joodse vluchtelingen In veilig heid te brengen. Met haar machines werd de actie „Vliegend Tapijt" voor de Joden uit Irak en de operatie „Op Arendsvleu gels" voor de Joden uit Jemen uitge voerd, ter onmiddellijke redding van de aan diefstal, brandstichting en moord blootstaande Joodse gemeenschappen in die landen. Naamloos zijn de vluchten die El Al naar andere landen heeft gemaakt om Joden te redden. Toen in de oorlogen van 1956 en 1967 geen buitenlandse lucht vaartmaatschappij haar machines en bemanningen blootstelde aan de oorlogs gevaren, toen vloog de El Al en bracht tienduizenden in levensgevaar verkerende Joden naar Israël over. El Al is Israëls oogappel - het is niet overdreven het zo te stellen. Omdat juist El Al wordt aangevallen, daarom laait de woede in Israël op. En ook omdat het in Zürich gebeurd is, want op Zwitsers grondgebied is als het ware de staat Is raël geboren: tijdens het Zionistencongres in 1897. En het vliegtuig dat in Zürich beschoten werd heette Theodor Herzl, ge noemd naar de vader van het politieke Zionisme. Men kan zeggen dat dit allemaal maar bijzaken zijn bedenk dan dat in een gespannen sfeer als nu tussen Israël en zijn buren heerst juist die kleinigheden de lont kunnen zijn die de grote brand veroorzaakt. De Arabieren zijn niet zo naïef dat ze dat niet weten en daarom zijn hun terreurdaden des te gevaarlijker en des te meer af te keuren. De sneeuw heeft de afgelopen week Nederland in haar greep gehad - kinde ren en zij die oog hebben voor de schoon heid van de natuur hebben er van geno ten de meesten hebben er heel wat minder vriendelijke woorden aan gewijd! Want een flink pak sneeuw ziet bijna kans het leven te ontwrichten, alle mo derne techniek ten spijt! Voor de Nederlandse vereniging tot be scherming van voetgangers was het aan leiding zich tot de gemeentebesturen te richten over het schoonhouden van voet paden en trottoirs. „In verschillende ge meenten - zo zegt de brief - bevatten de politieverordeningen bepalingen omtrent d« verplichtingen voor o.a. de omwonen den om de trottoirs en dergelijke vrij van sneeuw en ijs te houden. De huidige toestand laat zien hoe zeer het nodig Is dat dergelijke bepalingen bestaan en dat er de hand aan wordt gehouden". Helaas, zo simpel is het niet als het hier wordt voorgesteld. Vroeger kon dat, toen we allemaal nog netjes huisje naast huisje woonden en ieder dus z'n eigen stukje stoep had. Maar nu, met onze flatbouw.zoek maar eens uit wie ver antwoordelijk is! Desondanks heeft de vereniging gelijk: het is burgerplicht in barre winterse om standigheden elkaar een handje te hel pen en het schoonhouden van een stuk trottoir is een van de mogelijkheden. Als ook dan nog ouden van dagen moeilijk de straat op kunnen, doet u dan eens boodschappen voor ze. Gewoon maar om te helpen. Wat het water is voor de vissen en de lucht voor de vogels is in feite de parate troep voor elke beroepsmilitair in het leger. Bij die troep begint hij zijn loopbaan maar dan kan het gebeuren dat hij wordt geplaatst als instructeur op een school of op een staf te werk wordt gesteld. Dan raakt hij het con tact kwijt. Tot het moment komt waarop hij, in zijn bevorderingsgang, terug komt. En be merkt dat hij heel wat gemist heeft. Dat de troep anders geworden is. Want hij heeft de jaren gemist waarin een volledige technische omschakeling is uitgevoerd. Jaren bovendien waarin ook de strijdkrachten hun „spelre gels" hebben moeten herzien als gevolg van de snel veranderende samenleving. En dus wordt hij geconfronteerd met de praktische problemen van een leger dat niet meer mar cheert maar in zijn totaliteit is gemechani seerd. Met een leger waarvan de techniek zich volledig meester heeft gemaakt en welks inzetbaarheid staat of valt met het onder houd van het veelal zeer kostbare materieel. Met dienstplichtigen aan wie in een verkorte diensttijd een veel technischer, veel moeilij ker en veel intensiever opleiding moet wor den gegeven. Kortom: hij krijgt te maken met het modewoord „efficiency" u mag het ook een toverwoord noemen! Nemen we het infanteriebataljon (600 tot 800 man) als voorbeeld. Dat bataljon is van daag de dag uitgerust met zo'n 169 voertui gen, waarvan een zeer belangrijk deel ge pantserde rupsvoertuigen, voorzien van radio zend- en ontvangapparatuur en boordwapens. Een enorme vuurkracht vergeleken bij vroe ger. Het betekent dat zo'n bataljon voor ruw weg 50 miljoen aan materieel in verantwoor ding heeft. Natuurlijk vergt een dergelijk ma terieelbestand bergings- en herstelcapaciteit, want het bataljon dient het hele jaar door in zetbaar te zijn en bij voortduring in zeer kor te tijd geheel gevechtsklaar. En natuurlijk vergt dit ook een voorraad aan reservedelen met de bijbehorende voorraadadministratie. Zodat men van het bataljon nu kan zeggen dat het is uitgegroeid tot een behoorlijk groot Vier AMX-personeelsvoertuigen bergen ,drig of een beroepstweede luitenant tezamen een peloton pantserinfanterie, hun jonge schouders drukt de verantwo Commandant is een dienstplichtigvaan-\lijkheid voor 39 man en voor materieel Oj, j jen waarde van naar schatting twee miljoen .de- gulden, met bedrijf. Tussen haakjes: dat in een dergelijk bedrijf een voortdurend nijpend tekort aan goed werkende schrijfmachines bestaat doet vreemd aan. Zoals het ook vreemd is dat men er tevergeefs zal zoeken naar een een voudig kopieerapparaat van enkele honder den guldens in de civiele sector kan zelfs een klein bedrijfje er niet buiten! Ook op personeelsgebied heeft deze enorme technische ontwikkeling grote invloed doen gelden. In de tijd dat een soldaat nog liep overzag een bataljonscommandant aan de top van de bevelspiramide tot in details wat er daaronder gebeurde. In de meeste gevallen was hij zelfs in staat om aan een ieder in die piramide te vertellen wat er fout was en waarom het fout ging. Tegenwoordig kan men van hem zeggen dat hij ergens midden in de bevelcirkel staat, van waar uit hij bij voort during bezig is de vele middelpuntvliedende krachten teniet te doen. Hij kan het detail niet meer overzien of volledig beoordelen, maar daavorr heeft hij dan ook nu zijn spe cialisten. Hij dient veel meer dan vroeger te delegeren en niet in de laatste plaats te ver trouwen. Want als overal in de wereld geldt ook hier: wanneer men geen vertrouwen schenkt zal men het ook niet krijgen of be houden! j^n dan krijgt hij te maken met de heden daagse dienstplichtige Alleen maar oor delend naar het oppervlakkige beeld op straat is men snel geneigd een achteruitgang ten opzichte van vroeger te constateren op het gebied van discipline, correctheid en stram heid. Maakt men echter die soldaat-van-nu mee onder omstandigheden te velde dan val- Ulllllhllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllt niiiiiiiiiiMiiminiumiiiMiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiniiiiinmiiiiimiimiiiiiiimtiT len zijn inzet, zijn uithoudingsvermogen en enthousiasme, beslist niet tegen integen deel. Hij heeft zijn gepantserd voertuig waar hij in, op en rond leeft en oefent. Natuurlijk moet hij ook nog veel te voet doen maar steeds is zijn uitgangspunt en zijn eindpunt zijn eigen voertuig dat hem ver voert door zwaar terrein en hem beschermt tegen het vuur van de tegenstander en tegen weersinvloeden. Hij kijkt niet meer met af gunst naar de jongens van de tanks en even als dit bij het kader het geval is: hij is zijn minderwaardigheidsgevoel ten opzichte van zijn „bereden" collega's kwijt. En dit alles demonstreert hij zeer duidelijk in zijn hele houding en optreden. Ook in de gehele bevelsvoering te velde is het pietepeuterige verdwenen. De tijd van langdurige verkenningen en bijeenkomsten van ondercommandanten voor uitvoerige bevelsuitgiften is voorbij het radiocon tact is hiervoor in de plaats gekomen. De commandant op elk niveau in het bataljon wordt gedwongen kort en duidelijk te zijn is hij dat niet dan wreekt zich dat on middellijk in de snelheid van optreden en in de uitvoering. Snelle acties en reacties ver gen niet alleen modern technisch materieel doch evenzeer een beweeglijke geest. Snelle beslissingen, korte en duidelijke bevelen via de radio, begrip tussen commandant en on dercommandanten en improvisatietalent zijn bezig hun stempel te drukken op de com mandanten van heden. Het beste wordt dat gedemonstreerd bij het (tijdelijk) wegvallen van een goede communicatie dan is er sprake van een zekere hulpeloosheid. De snelheid waarmee heden ten dage reeds wordt opgetreden verbijstert de nieuwko mer. Soms krijgt hij wel eens de indruk dat heel het optreden ondergeschikt wordt ge maakt aan die snelheid soms zelfs ten koste van voorzichtigheid en operationele veiligheid. Toch zal in de werkelijkheid die voorzichtigheid heus wel de nodige aan dacht krijgen, aangezien de drang tot zelf behoud bij de enkeling en de verantwoor delijkheid van de commandant voor de men sen in zijn eenheid dan veel sterker gaan meespreken. Bij oefeningen wordt immers niet met scherp geschoten en het is bijzon der moeilijk om zich een optreden realistisch voor te stellen. Blijft dus de zichtbare factor snelheid waarop men zich begrijpelijk con centreert. J^eren we terug naar de soldaat. Het vrij zinloze poetsen van koper en het over dreven-precies opmaken van wolletjes en dergelijke is verdwenen. De excercitie, vroe ger graadmeter voor de stand van de disci pline in een onderdeel, is ongeschikt ge maakt aan zijn doelstelling, namelijk het ef ficiënt en ordelijk verplaatsen van grote groepen militairen. Ook het show-element is duidelijk naar het tweede plan verwezen. De steen des aanstoots-nummer-een: het groe ten van sterren, strepen en zelfs auto's, heeft ëplaats gemaakt voor een systeem dat grote overeenkomst vertoont met het burgerbedrijf waar men toch ook meestal zijn eigen chefs groet. De soldaat is overigens na de diensturen niet meer als zodanig te herkennen want hij is „vermomd als burger" en duikt anoniem in de massa onder. Hij slaapt tegenwoordig op een polyether matras, heeft een keurig tweekleurig uniform gelijk aan dat van zijn meerderen en vergeleken met vroeger wordt hij goed betaald, want alle kritiek ten spijt: de Nederlandse soldaat is de best betaalde van Europa. Ook dit heeft echter weer ge volgen in de kazerne. Een van de weinige momenten na de dienst dat een soldaat te genwoordig nog in uniform moet verschij nen, is bij de warme avondmaaltijd. Afhan kelijk van het menu heeft dit ten gevolge dat velen (en soms zelfs zeer velen) deze verkleedpartij omzeilen door niet naar de eetzaal te gaan maar ergens in burger in het dorp, de stad of het militair tehuis op eigen kosten iets te gaan eten. De spoeling- ton wordt erdoor gevuld en het zorgvuldig samengestelde voedselpakket wordt vervan gen door patates frites, nasiballen en der gelijke. Jammer! Ook het wonen van de soldaat heeft, zij het minder ingrijpend, veranderingen onder gaan. Waar mogelijk zijn de bedden-twee hoog vervangen. Het streven naar kleinere, gezellige kamers en modern sanitair (waar onder douches) dichtbij, is er. Alleen het prioriteitsschema voor bouwen en verbou wen staat er dikwijls nog tussen. Via contactcommissies wordt de soldaat (binnenkort overal) op democratische wijze vertegenwoordigd op compagnies-, bataljons- en legerplaatsniveau. Een soort onderne mingsraad die de dienstplichtige inspraak en inzicht geeft in het militaire gebeuren van elke dag. Ook de straffen hebben verande ring ondergaan. Celstraf, het zogenaamde streng arrest, is een vrij zelden gehanteerd middel. De tijd lijkt niet ver meer af dat voorwaardelijke straffen en misschien zelfs geldboetes hun intrede zullen gaan doen. De vroeger toch wel sterkere uiterlijke dis cipline stoot de meer zelfbewuste, meer kri tische en meer praktische soldaat van heden af. Volkomen terecht wordt tegenwoordig dan ook het kweken van innerlijke discipli ne afgestemd op strikte naleving van talloze grote, kleine en soms heel kleine maatrege len die betrekking hebben op het onderhoud van het kostbare en kwetsbare materieel en op de veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van dit materieel, onder andere op verkeers wegen. Overtredingen van de maximum snelheid worden streng bestraft, colonnerit- ten worden als een voorbeeld van discipli nair optreden bezien en de schijnbaar nieti ge zaken van deze tijd zijn b.v. het juiste oliepeil, de bandenspanning, het slippennetje van een trekhaak en dergelijke. T/an de dienstplichtige naar het beroepsper sonen ook in deze or zijn grote veranderingen te constateren. De achtergron den die bij het jongere kader geleid hebben tot de keuze van het vak van beroepsmilitair zouden wel eens kunnen verschillen met die van de oudere collega's, terwijl ook de mo dernere, meer wetenschappelijke officiersop leiding van invloed is. Het kan bijna niet an ders of zoiets moet leiden tot een heel ande re, meer moderne, meer nuchtere instelling. Misschien is het personeelsprobleem wel het allergrootste en belangrijkste pobleem van de Koninklijke Landmacht en natuurlijk zijn die moeilijkheden ook merkbaar bij een pa raat bataljon. De maatregelen om de dienst op 55-jarige leeftijd te verlaten, beginnen langzaam door te werken en doen hun in vloed gelden. De discontinuïteit als gevolg van een roulatiesysteem, noodzakelijk voor 't opleiden van all round personeel, en de ge plande bevorderingsgang die weer noodzake lijk is om het beroep aantrekkelijk te doen blijven, is groot. Tekorten, vooral in de subal terne officiersrangen (luitenants en kapiteins) zijn aanzienlijk en ook aan jonge onderoffi cieren is een groot gebrek. Jn de praktijk van een bataljon leidt een en ander er toe dat 'n jonge luitenant, recht van de Koninklijke Militaire Academie, al bijzon der gelukkig moet zjn als hij langer dan een half jaar pelotonscommandant kan zijn verantwoordelijk dus voor 39 man en meer dan twee miljoen aan materieel. Meestal moet hij al vroeg worden ingezet als plaatsvervangend compagniescommandant. In dit werk komt de nadruk al te liggen op het onderhoud van ma terieel en de bevoorrading in de compagnie. Na nog enkele cursussen te hebben doorlopen en na een jaartje Suriname staat hij dan als jonge kapitein voor 'n compagnie. Dat wil zeg gen: commandant over 17 personeels voertui gen (en dus verantwoordelijk voor naar schat ting tien miljoen gulden) en plm. 150 man inderdaad een van de zwaarste commando's die er bestaan. Meer dan éénmaal krijgt hij overigens meestal die kans niet, want het sys teem dwingt hem plaats te maken voor zijn jongere collega's die eveneens de ervaring moeten opdoen. Ook de steeds weer opnieuw instromende dienstplichtige vaandrigs en sergeanten de mobiliseren zodra ze enige ervaring hebben opgedaan. Er is dan ook geen burgerbedrijf te vinden dat onder dergelijke pesoneelsom- standigheden efficiënt zou kunnen werken. Is het dan vreemd dat in het leger soms niet al les ideaal verloopt? Telkens wordt Amerika steeds weer opnieuw ontdekt, aangezien steeds weer nieuwe commandanten aan het roer staan. Dit alles is echter het logische gevolg van het dienstplichtsysteem en van een (te) gering percentage beroepskader. Binnen het huidige systeem zwaait iedere zes maanden een compagnie, ongeveer een vierde van het gehele bataljon, af om weer plaats te maken voor een schooleenheid, dat wil zeggen een compagnie rekruten die te midden van het parate onderdeel worden ge kleed en hun allereerste oefening ontvangen. Naast deze schoolcompagnie heeft de batal jonscommandant dan nog een drietal parate compagnieën die echter alle in een verschil lend stadium van opleiding en parate oefen tijd verkeren. Wil men het gehele bataljon tegelijk oefenen, dan kan dat in de praktijk alleen door een compagnie van een ander bataljon te lenen. Is het een wonder dat zoiets soms tot com plicaties leidt en moeilijkheden veroorzaakt? Toch draait het allemaal nog met een effi ciency die niet alleen de buitenstaander maar soms ook de insider verbaasd doet staan. Voor een groot deel is dit te danken aan het vakmanschap en enthousiasme van het kader - maar het verheugende is toch dat dit ook voor een bijzonder groot deel ver klaard moet worden uit de inzet en de be reidheid van de dienstplichtige soldaat. Wie de huidige organisatie en werkwijze goed kent en daardoor weet hoezeer men afhan kelijk is op technisch en ander gebied van de soldaten en korporaals, zal dit alleen maar kunnen beamen. Er wordt veel gepraat over het leger. Door deskundigen en on- deskundigen. Door politici, eco nomen, sociologen, efficiency - experts, technische experts en ga zo maar door. Door mensen die vinden dat het leger een noodzakelijk kwaad is met de na druk op noodzakelijk, en door mensen die het alleen maar een kwaad vinden en van oordeel zijn dat we het maar eens zonder moesten proberen. Door ieder één wordt over het leger ge praat en hoe kan het ook an ders: ieder is immers betrokken bij de zaken van oorlog en vre de, ieder draagt via zijn of haar belastingbiljet bij tot het in stand houden van het leger. En: ieder jaar weer maken ettelijke tien duizenden jongens ook daadwer kelijk kennis met het leger en dat is een ingreep die in wijde familiekring stof tot praten te over geeft! Blijft deze belangrijke vraag: weet men eigenlijk waarover men praat? Geen kwaad woord over de politici economen en al le andere deskundigen zij moe ten dat leger nu eenmaal door hun vak-ogen bekijken. Als ze daarbij maar nooit vergeten dat het leger een verzameling is van mensen, van jonge mensen die samen leven, samen werken, sa men een enorme verantwoorde lijkheid dragen en dat alles in het raam van deze tijd. Van in de laatste jaren heeft onder gaan. Dat geldt voor burgers maar het geldt ook voor militai ren die, om welke reden dan ook geruime tijd het contact gemist hebben met „de troep", met de dienstplichtigen en het kader die met elkaar toch eigenlijk „het leger" vormen, de mensen die het werk moeten doen mocht het onverhoopt ooit tot oorlog ko men. Sprekend voorbeeld hiervan is het hieronder volgende artikel, geschreven door onze militaire medewerker. Het zijn de erva ringen van een infanterie-officier die acht jaar geleden voor het laatst de parate troep actief meemaakte en die nu als batal jonscommandant daar is terugge keerd. Dat hij van de ene verba zing in de andere is gevallen is te sterk gezegd wel is zeker dat hij zichzelf duchtig heeft moeten aanpassen omdat in die acht jaren de „spelregels" van de strijdkrachten in bijzonder snel tempo zijn veranderd. En eigen lijk nog iedere dag veranderen. Zijn conclusie: ook al heeft dan de techniek bezit genomen van het leger en ook al is „efficien cy" dan tot een toverwoord ver heven de soldaat van heden is er niet minder om geworden. Dat blijkt uit zijn inzet, zijn enthousiasme, zijn uithoudings vermogen ook als men hem te velde meemaakt. Met recht een .groepsfoto"de tien man plus De tijd van de .zandhaas" is voorbij de tech- commandant van een groep pantserinfanterie. niek heeft bezit genomen van het leger, gefotografeerd voor hun AMX-pantservoertuig. de economische en technische mogelijkheden van deze tijd èn van het veranderende gedachten- patroon van deze tijd. En voor al dat laatste geldt voor jonge mensen heel in het bijzonder. Men krijgt wel eens de indruk dat dat niet voldoende beseft wordt. Dat men niet of niet vol doende weet welke enorme ver anderingen het leger en dan in het bijzonder de landmacht

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 10