Combinatie van levenslang en ter beschikkingstelling
STOK ACHTER DE DEUR
Amro-bank verwacht
geen rente-daling
Ouwe Nol" hoorde acht jaar
en t.b.r. tegen zich eisen
BABY KREEG IN LEIDEN
BEENMERG VAN ZUSJE
Concordaat
Nigeria stelt voor Biafra
vliegveldje beschikbaar
Over de
grenzen
Strafmaat heeft
twee functies
Duitse order
voor Philips
Tele-
communicatie
Geslaagde transplantatie
Aanvoer van voedsel
MOEILIJKSTE ZAAK
„KOFFERMOORD"
STEEDS NOL
ONAANNEMELIJK
Resultaten
NIET EENVOUDIG
ZONDER WEERGA
Surinaamse minister
terug naar
het parlement
99
AVONTUUR
KANS GEROKEN
HELING
Reactie voorkomen
DE GAULLE
ZATERDAG 22 FEBRUARI 1969
UNIEKE EIS TEGEN HANS VAN Z.
UTRECHT De meervoudige moordenaar Hans van
Z. is voor ons land niet alleen een unieke verdachte, de
eis van de officier van Justitie zoals wij vermeldden:
levenslange gevangenisstraf en voorts terbeschikking
stelling van de regering was ook een zeldzaamheid.
De laatste vijftien jaar is in ons land geen levenslange
gevangenisstraf meer uitgesproken.
Prof. dr. R. Rijksen, hoogleraar in het strafrecht, straf
vordering en criminele politiek aan de Rijksuniversiteit in
Utrecht, verklaarde desgevraagd, dat voorzover hij zich
kan herinneren, nog nimmer een dergelijke combinatie-
eis in ons land is uitgesproken. Vrijwel zeker na de oor
log niet en daarvoor waarschijnlijk evenmin.
Prof. Rijksen heeft de indruk, dat de officier van Justitie
tot deze wonderlijke combinatie is gekomen om bij een
eventuele gratiëring de zekerheid te hebben, dat beveiliging
van de maatschappij gewaarborgd blijft. Immers, bij gra
tiëring zou na het uitzitten van de straftijd de terbeschik
kingstelling en dus de behandeling kunnen volgen.
Prof. Rijksen, die het requisitoir van mr. Somerwil ais belangstellende beluisterde,
voegde daaraan toe, dat de huidige wetsbepalingen de rechter geen gelegenheid
bieden bij gratiëring (en dus op jaren stellen) alsnog terbeschikkingstelling op te
leggen. Na het uitzitten van de straftijd, zou de verdachte dus weer een vrjj man
kunnen zijn. Rekening houdend met de mogelijkheid van gratiëring, heeft de
officier van justitie, zo is de indruk van prof. Rjjksen, de terbeschikkingstelling
gevraagd „als stok achter de deur".
De strafmaat heeft, naar de mening
van prof. Rijksen, duidelijk twee func
ties, tw. de behandeling van de verdach-
te en de beveiliging van de maatschap
pij. Dit onderscheid wordt thans vrijwel
algemeen erkend. Vandaar, dat een ver
dachte in feite steeds opnieuw moet
worden „bekeken".
Prof. Rijksen, die destijds in Breda
•en onderzoek heeft ingesteld naar de
lang-gestraften, is na dat onderzoek van
mening, dat de rechter in feite de mo
gelijkheid moet hebben tot meer keuze.
In de strafoplegging bij een verdachte
als Hans van Z. staat beveiliging van
de maatschappij primair. Als de officier
van Justitie naast de levenslange gevan
genisstraf geen terbeschikkingstelling
zou hebben geëist, zou later de kans niet
meer hebben bestaan alsnog een be
handeling te gelasten.
De officier van Justitie, mr. A. So
merwil, was 's ochtends zijn twee uur
durend requisitoir tegen Hans van Z.
begonnen met de woorden: „Het is van
daag precies veertien maanden en acht
dagen geleden, dat op nog geen twee
honderd meter van deze plaats verwij
derd de verdachte bij mevrouw Woort-
meijer in de Haverstraat de trap be
steeg om zijn laatste roofoverval te
plegen". Hij schetste daarop uitvoerig
de gang van zaken bij Van Z.'s arres
tatie en het onderzoek dat daarop volg
de.
De nacht na zijn arrestatie bekende
Van Z. ook de overval op de feestarti
kelenwinkelier J. J. A. Donse. Deze
overval, aldus mr. Somerwil, beteken
de juridisch moord. Het was een laag
hartige en afzichtelijke moord, temeer
afschuwelijk omdat de vriendelijke ou
de Donse nooit enig kwaad had gedaan
en alleen werd vermoord omdat Van
Z., op instigatie van zijn kwade genius
Nol R., die de plannen had ontvouwd,
op zijn geld belust was. De officier
voegde hieraan toe, dat op de zitting
overigens is gebleken, dat het ook Van
Z.'s inborst was om de moord te ple
gen.
De officier ging vervolgens over tot
het bespreken van elke zaak afzonder
lijk aan de hand van de tenlastelegging.
In de zaak Elly Hagers, volgens de of
ficier de moeilijkste van de vijf, achtte
hij moord bewezen.
Nadat Van Z. de moorden op Cqby
van der Voort en Reijer de Bruin (in
1967) had bekend, en zijn werkwijze bij
het afslachten van zijn slachtoffers
vaststond, viel het op, dat de in 1964
gepleegde moord op Elly Hagers gro
te punten van overeenkomst vertoonde
met die op Coby van der Voort: het
naakte lichaam, het bebloede brood
mes, ostentatief als een visitekaartje
Mj het lijk achtergelaten, de gelijk
soortige halsletsels en de ravage in de
kamer, alsmede de veronderstelling,
dat ook deze vrouw tevoren sexueel
was benaderd.
Ofschoon Van Z. deze moord slechts
eenmaal heeft bekend en later steeds
ontkend, achtte de officier voldoende
bewijsmateriaal tegen hem aanwezig.
De officier zei, dat hij, evenals in de
zaak-Coby van der Voort en in de
zaak-Donse ook in de zaak-Reij er de
Bruin moord bewezen achtte. Hij voeg
de daaraan toe, dat hij nooit kennis ge
nomen had van een dergelijk afgrijse
lijk gebeuren: zelden ook zal het stof
felijk overschot van degene, die bij een
dergelijk delict het leven heeft moeten
laten, zozeer het visitekaartje van de
bestialiteit van de dader hebben ge
toond.
Inderdaad was ook de vondst van
Coby van der Voort min of meer schok
kend, evenals die van het slachtoffer in
de Amsterdamse koffermoord, ten aan
zien waarvan mr. Somerwil zich nog
steeds afvraagt of de dader in die zaak
en Van Z. niet een en dezelfde persoon
zijn. Dit gelet op de nachtmerries, die
Van Z. soms heeft, waarin hij een lijk
zet zonder hoofd, handen en benen.
Maar, aldus de officier, in al derge
lijke gevallen kan men plaats inruimen
voor de paniek, waarin de dader was
gekomen en voor zijn angst ontdekt te
worden. In Heeswijk ontbrak echter elk
motief.
Van Z. had immers, volgens zijn eigen
verklaringen, De Bruin zulke gru
welijke slagen met de loden pijp toe
gebracht, dat bij de boer zo goed als
alle leven al was geweken, toen Van
Z. tot zijn zinloze slachting overging.
Daarom ziet mr. Somerwil deze daad
als zeer maatgevend voor de bestia
le walgelijke mentaliteit van „deze zo
uiterst gevaarlijke, maar toch ook zo
laffe man".
Sprekend over de roofoverval op me
vrouw Woortmeijer-Nickel, zei mr. So
merwil: Het preludium in deze roof
overval is geheel hetzelfde als in de
twee eerder besproken overvallen. Ook
hier is 't Nol, die door zijn contacten in
de straat goed geïnformeerd is over om
vang en vindplaats van de buit.
Ook hier de door Nol gegeven instruc
ties het werk zo uit te voeren, dat de
bestolene niet in staat zou zijn het ooit
na te vertellen. Ook hier in den begin
ne een slaafse uitvoering van de ge
maakte plannen door verdachte, tot op
het moment dat hij bezig was haar met
de loden staaf op het b 1 te slaan.
Naar hij zegt, kon hij in die slag niet
die verschrikkelijke kracht brengen, die
andere slachtoffers de hersenen verbrij
zelde. Moeten we zo vroeg de offi
cier zich af dit laatste au sérieux
nemen of verklaart hij dit, omdat me
vrouw Woortmeijer nu eenmaal wonder
boven wonder, door welke toevallige
omstandigheid ook, zij het met ernstig
vloedverlies en een hersenschudding er
overigens goed van af is gekomen?
Volgens mr. Somerwil is de verkla
ring onaannemelijk, omdat de verdach
te deksels goed zou hebben begrepen,
dat bij een in leven blijven van zijn
slachtoffer deze hem op een politiefo
to direct zou kunnen aanwijzen. Boven-
AMSTERDAM Aangezien het her
stel in de investeringsactiviteit van het
bedrijfsleven, dat als gevolg van de
conjunctuurverbetering op gang kwam,
pas met een zekere vertraging op de
kapitaalmarkt doorwerkt, mag voors
hands, naar het de Amro-bank voor
komt, niet met een daling van de ren
te op de kapitaalmarkt worden gere
kend. Dit zegt de bank in haar verslag
over '68. Omtrent de conjuncturele ont
wikkeling in Nederland merkt het ver
slag op, dat de conjunctuurterugslag,
die in 1966 begon, zich niet ontwikkeld
heeft tot een recessie, die gepaard ging
met daling van produktie en consump
tie.
In 1968 bleef de loonstijging enigs
zins achter bij de toeneming van de ar-
beidsproduktiviteit. Dit kwam ten goe
de aan de concurrentiekracht van ons
land. Was de conjunctuurontwikkeling
in 1968 in Nederland in het algemeen
niet onbevredigend, het herstel van de
betalingsbalans verliep minder voor
spoedig. Een tweede ongunstige factor
was, dat er een omvangrijke structure
le werkloosheid bleef bestaan. Meer nog
dan de conjuncturele, zullen in de ko
mende jaren de structurele problemen
in ons land de aandacht vragen van
overheid en bedrijfsleven. De economi
sche expansie van ons land zal, naast
de te verwachten groei in de diensten
sector, waarschijnlijk grotendeels moe
ten steunen op produktie-uitbreiding in
de meer kapitaalintensieve takken van
industrie.
Het verslag acht het duidelijk, dat de
loonontwikkeling, die zich in 1969 zal
voordoen, niet alleen gevaren inhoudt
voor een nieuwe overbesteding, maar
ook de oplossing der structurele vraag
stukken naar een verdere toekomst kan
verschuiven, Wat de te verwachten con
junctuurontwikkeling in 1969 betreft,
wordt een nieuwe looninflatie geenszins
denkbeeldig geacht.
De bedrijfsresultaten van de Amster
dam-Rotterdam Bank hebben in 1968
t.o.v. 1967 wederom een „verheugende
verbetering" laten zien. Deze verbete
ring was zowel absoluut als relatief ge
zien zelfs aanmerkelijk groiter dan in
1967.
De baten stegen in totaal met f 59,5
miljoen of 17,3 procent van f 343,4 mil
joen tot f 402,9 miljoen. In 1967 was de
toeneming slechts f 25,3 miljoen of 8,0
procent. De kosten incl. afschrijvingen
op basis van vervangingswaarde namen
toe met f 41,8 miljoen of 18,1 procent
van f 230,4 miljoen tot f 272,2 miljoen.
De stijging in 1967 bedroeg f 18,1 mil
joen of 8,5 procent.. De bruto-winst (voor
dotatie aan de extra reserve en voorzie
ning voor belastingen) nam toe van
f 113,0 miljoen tot f 130,7 miljoen of met
15,7 procent tegen 6.9 procent in 1967.
De netto-winst (na dotatie aan de ex
tra reserve en voorziening voor belas
tingen) steeg van f 52,0 miljoen tot
f 60,2 miljoen of met 15,9 tegen 6,6 pro
cent in 1967. Zoals gemeld, wordt voor
gesteld een dividend per aandeel van
f 20 van drie gulden (over 1967 f 2,80).
In het kader van het streven de vermo
gensstructuur van het concern aan te
passen bij de voortdurende expansie
van het bedrijf, kan desgewenst van het
voorgestelde dividend een bedrag van
f 1 worden verkregen in de vorm van
gewone aandelen a pari, gerechtigd tot
het dividend over 1969.
dien heeft mevrouw Woortmeijer, vol
gens de officier, niet over een maar
over twee slagen gesproken.
De officier stelde, dat de verklaringen
van Van Z. er ook niet op wijzen, dat
hij de bedoeling had een einde te ma
ken aan zijn reeks vemietigingshande-
lingen: bij zijn arrestatie ontkende hij
aanvankelijk in alle toonaarden en pas
toen het gestolen geld bij hem werd ge
vonden, voelde hij, dat er een eind was
gekomen aan zijn reeks geweldplegin
gen, die zoals hij tegen de politie
zei anders gewoon zou zijn doorge
gaan.
Maar bij gebrek aan bewijs van el
ders, dat aangeeft waarom ditmaal het
dodelijke effect aan de slag of slagen
ontbrak, meende de officier, dat de uit
gebreide opzet, die het begrip moord nu
eenmaal inhoudt, niet bewezen kan
worden geacht.
Het juridisch begrip „voorwaardelijk
opzet" achtte hij wel van toepassing.
Wie zo'n zware loden staaf bewust op 't
hoofd van iemand laat neerdalen en
daarmee ernstige verwondingen ver
oorzaakt, kan niet bepalen of de slag
een lichte hersenschudding dan wel een
schedelbasisfractuur tot gevolg zal heb
ben. Als het een schedelbasisfractuur
of 'n schedelbreuk was geweest, zou de
weduwe, indien zij niet tijdig was ge
vonden, door het bloedverlies zijn over
leden, meende de officier. Als dat was
gebeurd, zo voegde hij hieraan toe,
zou Van Z. gelet op het bij hem to
taal ontbreken van spijt of schuldge
voel nooit hebben gezegd: Als ik dat
geweten had, had ik dat nooit gedaan.
Daarom achtte mr. Somerwil dan ook
de subsidiar ten laste gelegde poging
tot gekwalificeerde doodslag bewezen.
De officier zei de beoordeling van
strafbaarheid van Van Z. een aller
minst eenvoudige zaak te vinden. Uit
het oogpunt van zijn gebrek aan in
zicht in de materie der psychiatrie, had
hij, om dit hiaat enigszins op te vangen
veel tijd besteed aan het bijwonen van
de verhoren van de verdachte. Hij zei
met grote belangstelling te hebben uit
gekeken naar het psychiatrisch rapport
dat over Van Z. zou worden uitgebracht.
„Toen ik dit rapport later ontving, ver
raste mij de conclusie van optimale
verminderde toerekenbaarheid, die veel
verder ging dan het beeld dat ik mij
daaromtrent had geschapen", zei hij.
Hij stelde, dat de lust tot moorden,
of beter gezegd de lust tot vernieti
gen een wat onduidelijke zaak is ge
bleven. Volgens de officier, wordt men
aan de rand van het acceptabele ge
bracht als dr. Schiïitzler in zijn rap
port over Hans van Z. beweert, dat de
vernietigingsdrang te verklaren is als
'n explosieve ontlading van een onhoud
baar geworden spanning en dat daar
bij* ook moet worden begrepen de lang
zaam toespitsende crisis-situatie. Ook
de constructie van prof. Kloek (signa
lering van het defiatisme: Het zijn
toch allemaal maar oude mensen)
achtte de officier niet op te gaan: Co
by van der Voort was een nog betrek
kelijk jonge vrouw.
De officier omschreef Hans van Z.
verder als een man wiens gevaarlijk
heid in Nederland in vredestijd zijn
weerga nog niet heeft gevonden. De
verschrikkelijke feiten, die bewezen
zijn, aldus de officier, verschaffen hier
over een duidelijk beeld. Ik vrees al
leen, dat dit beeld, hoe duidelijk ook,
een fragmentarisch beeld van de wer
kelijkheid is.
Mijn op 20 mei vorig jaar gegeven wel
gemeende raad de vele andere delic
ten waarmee ook het leven van een
ander was gemoeid te bekennen,
heeft hij in de wind geslagen. Onder
de bekentenis in de Rotterdamse
moordzaak trekt hij een voorlopige
streep en hij zegt in zijn eigen be
woordingen: De rest zeg in alleen op
tijd en plaats door mij te bepalen.
De officier stelde vast dat de grootst,
grootst mogelijk beveiliging van onze
samenleving tegen herhalingen is gebo
den. Nooit en te nummer zal hem de
kans mogen worden gegeven voor de
tweede maal een inhaalprogramma op
te stellen, zoals door hem is gedaan na
zijn ontslag uit de jeugdgevagenis op
16 februari 1963.
Onder doodse stilte, terwijl Hans van
Z. geflankeerd door twee bijzonder
waakzame parketwachters steeds hefti
ger begon te trillen, besloot mr. Somer
wil zijn langdurig requisitoir met de
woorden: De meest denkbare beveili
ging vind ik alleen in hetgeen ik thans
de eer heb te requireren: een levens
lange gevangensstraf alsmede een ter
beschikkingstelling van de regering,
teneinde van harentwege te worden ver
pleegd.
PARAMARIBO De Actiegroep (re
geringspartij) heeft in een communi
qué meegedeeld, dat de minister van
Landbouw, Veeteelt en Visserij, R. L.
Janki, geen deel meer zal uitmaken van
de regering, maar zijn plaats in he<
prlement zal gaan innemen.
In een brief aan de voorzitter van de
Staten, verklaarde de heer Janki, dat
hij met onmiddellijke ingang zijn plaats
in het parlement wenste te hernemen.
Naar vernomen is, werd dit besluit
genomen toen bekend was, dat de
heer Bhoedie zijn fractie (van de Actie
groep) had verlaten en zich had aan
gesloten bij de (oppositie) VHP (Hin-
dostaanse partij). Door de terugkeer
van de heer Janki in de Staten, verliest
mr. F. Manichand zijn zetel, die hij
verwierf toen de heer Janki minister
werd.
UTRECHT De officier van Justitie bij de Utrechtse rechtbank, mr A.
Somerwil, heeft gistermiddag tegen de 76-jarige „Oude Nol" R. een gevange
nisstraf geëist van acht jaar en terbeschikkingstelling van de regering. Hij
achtte hem schuldig aan uitlokking van de moorden op de Utrechtse feest
artikelenwinkelier J. J. ADonse en de landbouwer Reijer de Bruin in Heeswijk,
uitlokking van gekwalificeerde doodslag (op mevrouw Woortmeijer) en de
heling van een door Hans van Z. gestolen televisietoestel. De voorlezing van
het requisitoir vergde aanmerkelijk minder tijd dan dat tegen Hans van Z.
's ochtends.
„Oude Nol" (76) stond wezenloos en
verbaasd te kijken hoe de president de
zitting tot maandag schorste. Dan vol
gen de pleidooien. Toen de rechters op
stonden en wegliepen, werd hij door de
parketwachters uit de droom gewekt en
weggeleid. Bij het verlaten van de zaal
voegde hij met bliksemende ogen de re
chercheur Klein veld toe: En jij weet,
dat ik het niet gedaan heb, jij weet het
Wel..."
Gevraagd naar zijn commentaar, zei
de raadsman van „oude Nol", mr. B.
F. J. Simon, dat hij van de officier van
Justitie geen andere eis had verwacht.
„Als de rechtbank deze eis als vonnis
overneemt, kan „oude Nol" beter met
een naar een begrafenisondernemer
gaan, want dan komt hij nooit meer
vrij", aldus mr. Simon.
De officier had gesteld, dat de sym
biose van deze zaak en de zaak van
Hans van Z., waarin hij 's ochtends al
had gerekwireerd, zo groot is (met na
me met betrekking tot de moorden op
Donse en De Bruin en de aanslag op
mevrouw Woortmeijer), dat zijn requi
sitoir tegen „oude Nol" aanzienlijk kor
ter kon zijn dan dat tegen Hans van Z.
Verdachte's arrestatie in verband met
zijn rol in de roofovervallen die ook in
zijn omgeving zo'n grote afkeuring had
den ondervonden, heeft nogal wat stof
doen opwaaien. Vooral in zijn eigen mi
lieu zag men hem, volgens mr. Somer
wil nog alleen als de oude man, die
niet meer in staat was tot grote inbra
ken en die, uitgeblust als hij was, zich
nog uitsluitend bezighield met een he
ling of wellicht met een kleine diefstal,
maar nooit tot enige agressiviteit in
staat zou zijn. Men accepteerde hem
dan ook volgaarne vanwege zijn mar
kante verschijning, zijn grollen en so
nore stem een overblijfsel uit de tijd,
dat hij als standwerker de lachlust van
het publiek wekte.
In feite was zo zei de officier de
situatie heel anders. Sinds de eerste we
reldoorlog waarin hij hoofd van een
smokkelbende was, dronk, om geld dob
belde en kaartte was zijn hang naar
het avontuurlijke, ongeregelde en on
maatschappelijke leven blijven bestaan.
Zijn agressief drankzuchtig en crimi-
„de Schrik van Arnhem",
de Schrik van Arnhem.
Heling, diefstal, dronkenschap, ver
nieling en bedreiging waren aan de or
de van de dag, ook na zijn verhuizing
in 1931 van Arnhem naar Utrecht. Zijn
verder afglijden bracht mee, dat de de
licten steeds ernstiger vormen aanna
men. Aan de diefstallen en inbraken
werd in 1948 een roofoverval op een
boer toegevoegd, terzake waarvoor een
gevangenisstraf van zes jaar werd op
gelegd. Steeds agressiever trad hij op
en steeds meer labiele figuren trok hij
aan, aldus mr. Somerwil.
Begin '67 kruiste Hans van Z. opnieuw
zijn levenspad. Van Z. heeft verteld,
dat hij Nol toen vroeg hoe je bijvoor
beeld een bankloper zo snel en effec
tief mogelijk kon doden. Mr. Somer
wil acht het volkomen aannemelijk,
dat Nol hierin direct geïnteresseerd
was en met het idee van de loden pijp
kwam.
Vooral toen Van Z. Nol in een dron
ken bui de moord op Coby had opge
biecht, was het volgens de officier even
eens begrijpelijk, dat Nol zijn kansen
rook. Nol begreep, dat hij van deze
onversaagde jonge kerel veel plezier
kon beleven.
Ten aanzien van de zaak-Donse, stel
de mr. Somerwil voorop, dat Nol voor
dien niet bekend stond als een man, die
aanzette tot moord, maar hij was wel
een man, die belust op het geld van een
ander en met de agressiviteit hem ei
gen, in staat was die ander het slacht
offer van 'n roofoverval te laten wor
den.
Wanneer bovendien de door hem aan
bevolen middelen en wijze van uit
voering duidelijk maken, dat het
slachtoffer niets zou mogen vertellen,
aldus de officier, kan, mede gelet op
de lange tijd van voorbereiding, ge
sproken worden van uitlokking tot
moord.
Een ander bewijs is, volgens de of
ficier, het als ondoelmatig afwijzen
door Nol van de plannen van Van Z.
om gewoon 's nachts in te breken of
met een gaspistool en met een nylon
kous over 't hoofd samen Donse te be
dreigen. (Van Z. weet zich dat nu ove
rigens niet meer te herinneren).
Mr. Somerwil meent, dat ook bewezen
is, dat Nol al enige jaren lang rond
liep met het idee Donse van zijn geld
af te helpen en dat hij vóór Hans van
Z. al eerder mensen tot de beroving
had aangezet.
Mr. Somerwil memoreerde, dat het
voor velen uit Nol's omgeving een ver
rassing was, dat hij na Donse's dood
plotseling veel geld bezat. Dat bleek
onder andere uit de schulden, die hij
afloste, en de aankopen die hij deed en
eveneens uit het feit, dat hij tijdens
een vrijerij met een Arnhemse vrouw
f 1250,kwijtraakte.
Ten aanzien van de zaak Reijer de
Bruin, stelde mr. Somerwil, dat hier
hetzelfde geldt als met betrekking tot
de zaak-Donse en dat hij ook hier uit
lokking tot moord bewezen achtte.
Als bewijs in dit geval haalde hij on
der meer aan, dat „Oude Nol" samen
met Van Z. het plan heeft gemaakt en
de situatie bij de boerderij is gaan ver
kennen, terwijl hij er ook geen twijfel
aan liet bestaan, dat Reijer de Bruin
de overval niet mocht overleven. Ook
het plan van Nol om deze boer te be
roven was al jaren oud.
De roofoverval op mevr. Woort
meijer-Nickel vertoont, volgens de offi
cier parallellen met de andere zaken.
Nol had zich er zekerheid over ver
schaft, dat de weduwe veel geld in huis
had en schakelde Van Z. in om de we
duwe te beroven. Daarbij stelde hij als
conditio sine qua non, dat de vrouw de
overval niet mocht overleven.
Dit laatste was in dit geval extra be
langrijk, omdat „Oude Nol" en Van
Z. bekende figuren in de Haverstraat
waren en de weduwe hen later zou kun
nen ontmoeten als ze in leven bleef.
Daarom, aldus de officier, kreeg Van
Z. nog eens in de laatste week voor de
overval de raad van „Oude Nol": Al
is ze dood, gooi haar dan van de trap,
dan lijkt het net een ongeluk" Ook op
instigatie van Nol werden, volgens mr.
Somerwil, valse papieren ontworpen,
waarmee Van Z. als belastinginspecteur
kon voordoen.
Zoals bekend, overleefde de weduwe
de overval. De slagen hadden dit keer
niet het beoogde gevolg. Een van de
mogelijkheden is, aldus de officier,
dat Van Z. wat ongeconcentreerd was,
zodat Joop van Veltum (een kennis
van hem, die in het benedenhuis on
der de woning van de weduwe woonde)
alles kon horen.
Als bewijzen voor uitlokking van ge
kwalificeerde doodslag, voerde mr. So
merwil de verklaringen van Van Z. en
de weduwe aan, alsmede die van en
kele andere getuigen, die hebben gezegd
dat „Oude Nol" al lang voor de over
val met hen over de mogelijkheid de
weduwe te beroven had gesproken.
Volgens mr. Somerwil zag men in
het milieu van Hans van Z. en „Oude
Nol" algemeen in Nol de baas en in
Van Z., degene die hem in alles gehoor
zaam was.
Mr. Somerwil achtte ook het vierde
punt van de tenlastelegging, heling van
een televisietoestel dat Hans van Z.
had gestolen, wettig en overtuigend be
wezen.
Hij verklaarde, dat hij het laatste
feit, hoe onbelangrijk het ook op het
eerste gezicht mag lijken, ten laste
heeft geleed omdat dit feit als het wa
re het venster is, waardoor men straf
rechtelijk het gezicht krijgt op Nol's
coöperatie met Van Z., in het vlak van
het plegen van vermogensmisdrijven.
Hij voegde hieraan toe, dat de ver
mogensmisdrijven, in het algemeen in
braken of insluipingen Van Z. niet ten
laste zijn gelegd, onbelangrijk als zij
leken in hun verhouding tot de gruwe
lijke feiten, waarvoor hij wel terecht
zou staan.
Maar hij meent, dat het met Nol R.
heel anders is gesteld: Nol's rol van
mededader of heler Van Z. was ge
wend om op fifty-fifty basis met Nol
samen te werken heeft hetzelfde we
zenlijke aspect als ook terug te vinden
is in de overige tenlaste gelegde delic
ten, namelijk het financiële gewin, dat
hij ook bij die afschuwelijke misdrij
ven op het oog had.
Op deze manier, zo zei mr. Somer
wil, krijgt men een beter beeld van de
man, die nu wellicht door het klim
men van de jaren anderen brengt
tot het plegen van zeer ernstige mis
drijven, waarbij het hem onverschil
lig is of dit ten koste van het leven van
anderen gaat.
In het psychiatrisch rapport staat, dat
in de toekomst voor nog ernstiger de
licten moet worden gevreesd. Mr. So
merwil vindt, dat de eerste drie delic
ten voor „Oude Nol", die graag zelf
buiten schot blijft, de maximale ernst
al hebben bereikt.
Aan de prognose van de psychiaters
is toegevoegd, dat het zeer bedenkelijk
is, dat deze verdachte meer dan voor
heen met vuurwapend schijnt te mani
puleren, Mogelijk, aldus mr. Somer
wil, meent de rapporteur daarom, dat
deze verdachte nog eens delicten als nu
door hem zijn uitgelokt, zelfstandig zou
kunnen plegen. Zijn hoge ouderdom le
vert op zichzelf daartoe geen beletsel
op. Zijn gezondheid wordt zo goed ge
acht dat hij wel honderd jaar zou
kunnen worden. Vandaar dat de offi
cier, om herhaling te voorkomen, aan
zijn vordering van acht jaar celstraf
een eis tot terbeshikkingstelling ver
bond.
HILVERSUM Philips Telecommu
nicatie Industrie in Hilversum heeft
van de Westduitse overheid een opdracht
voor de levering van communicatie-ap-
paratuur ter waarde van f 36,6 miljoen
ontvangen. Zoals bekend heeft het Ne
derlandse ministerie van Defensie in
december een contract gesloten met
de Duitse firma Krauss-Maffai AG te
München voor de levering van 415 Leo
pard-tanks, echter zonder inbegrip van
o.a. bijbehorende verbindingsmiddelen.
De omvang van,deze in Duitsland ge
plaatste order Bedraagt rond 400 mil
joen DM. -
Aangezien om verschillende redenen
moest worden afgezien van de pro
duktie van de gekozen tank in Neder
land, werd het redelijk geacht van Ne
derlandse zijde een zekere compensa
tie te bedingen voor de Nederlandse
industrie, in het bijzonder voor die be
drijven, die bij de produktie van de
tanks betrokken zouden zijn geweest,
indien deze in Nederland zouden heb
ben plaatsgevonden. De order aan PTI
heeft plaats in het kader van een com
pensatieregeling, aldus wordt van de
zijde van Philips meegedeeld.
LEIDEN In de afdeling voor kin
dergeneeskunde van bet Academisch
ziekenhuis te Leiden, is medio decem
ber 1968 door een team, bestaande uit
kinderartsen, medewerkers van de af
deling immunohaematologie en van het
radiobiologisch instituut TNO te Rijs
wijk met succes 'n beenmergtransplan
tatie verricht.
Zoals gebruikelijk bij did. type gecom
pliceerde behandelingen, kreeg men bo
vendien van verschillende andere afde
lingen en laboratoria in en buiten het
academisch ziekenhuis adviezen en
technische medewerking.
De patiënt, een jongen van vijf maan
den, leed aan een aangeboren ernstige
stoornis van het immunologisch afweer-
apparaat, waardoor hij buitengewoon
vatbaar was voor allerlei infecties.
Omdat deze ziekte toegeschreven wordt
aan een ontwikkelingsstoornis van de
stamcellen van het immunologisch af-
weerapparaat, heeft en in de afgelo
pen jaren in diverse medische centra,
waaronder Leiden, getracht deze af
weer te normaliseren door transplanta
tie van foetale lever of beenmerg van
gezonde donors (welke beide weefsels
deze stamcellen bevatten) en van thy-
musweefsel, dat stoffen zou produceren,
die de normale ontwikkeling van de
stamcellen stimuleren.
Het Leids-Rijswijkse team heeft zich
het eerst op het standpunt gesteld, dat
deze stamcellen het beste kunnen wor
den overgebracht door middel van een
beenmergtransplantatie. Dit laatste
brengt echter risico's met zich mee:
indien de cellen van de donor te veel
verschillen van die van de patiënt, kan
na de transplantatie een heftige reactie
optreden.
Het is mogelijk deze heftige en haast
altijd dodelijke reactie te voorkomen,
door een donor uit te zoeken, wiens
weefselgroepen een grote mate van
overeenkomst vertonen met die van de
ontvanger. Het bepalen van deze weef
selgroepen is mogelijk dank zij een in de
afdeling immunohaematologie van het
Academisch Ziekenhuis te Leiden ont
wikkelde techniek, die b.v. ook bij
niertransplantaties goede diensten be
wijst.
Bovendien kon het risico van een
beenmergtransplantatie nog verder
worden verminderd door 'n zuiverings
methode van de stamcellen toe te pas
sen die in het radiobiologisch instituut
TNO is ontwikkeld en aldaar tevoren
uitgebreid bij proefdieren is getest.
Met behulp van deze technieken is
een best passende donor geselecteerd,
in dit geval een zuster van dé patiënt
en werd uit het beenmerg een stam
celconcentraat bereid, dat vervolgens
werd getransplanteerd. Tevens werd te
gelijkertijd een foetale thymus getrans
planteerd.
De patiënt is thans, twee maanden
later, in goede algemene toestand en
vertoont vele onmiskenbare blijken van
een herstellende immunologische af
weer. Om ongewenste infecties gedu
rende de behandelingsperiode te voor
komen, wordt de jongen verpleegd in
een geheel steriele omgeving in een zg.
„laminar flow cabinet", waarbij het
kind verblijft in een stroom steriele
lucht, om alle infectiekiemen uit de
omgeving buiten houdt.
Tot nu toe werd een vergelijkbare in
greep bij deze ziekte, voor zover be
kend, slechts eenmaal uitgevoerd en
wel in augustus 1968 te Minneapolis in
de Ver. Staten. Bij deze patiënt werd
het beenmerg niet gezuiverd en traden
na de transplantatie ernstige compli
caties op.
de
TTet concordaat tussen
staat en de katholieke
Italiaanse
kerk be
staat 40 jaar.
Het werd op 11 februari 1929 getekend
door de fascistische premier Benito
Mussolini en vertegenwoordigers van
Paus Pius XI, en het betekende het
einde van een strijd tussen staat en
kerk die 60 jaar geduurd had.
De kerk heeft het concordaat sinds
dien altijd met kracht verdedigd,
maar de Italiaanse regering begint
er thans wel anders over te denken.
Zij heeft een commissie van juris
ten aangewezen om het concordaat
grondig te herzien, en het parlement
is het hiermee eens.
Het voornaamste nieuwe knelpunt in
de verhouding staat en kerk ligt in
het feit dat de staat echtscheiding
in bepaalde gevallen wettelijk heeft
verklaard. Het Vaticaan zegt dat het
concordaat door deze maatregel is
aangetast.
Volgens het concordaat is het katholi
cisme de officiële godsdienst van Ita
lië, en op grond daarvan zegt het
Vaticaan, dat een huwelijk niet ont
bonden mag worden, en ook dat de
verkoop van voorbehoedsmiddelen
niet door het parlement wettig mag
worden verklaard.
In Italië wordt op het ogenblik door
de bevolking over het algemeen ge
vonden, dat de kerk bij het concor
daat het best gevaren heeft en dat
de tijd voor een aantal veranderin
gen is gekomen. Veel progressieven
in kerkelijke kringen zouden het
hier mee eens zijn, maar officieel
is de kerk steeds voor absolute hand
having van het concordaat geweest.
Voor sommigen is de idee van een
staatskerk niet meer te verdragen en
zij willen graag van vele knellende
verplichtingen van de zijde der kerk
af.
Tn de eerste bepaling van het concor-
daat van 1929 wordt overeengeko
men dat de staat de kerk een be
drag betaalt als vergoeding van de
bezittingen aan land en goederen, die
de kerk in 1870 aan Italië heeft moe
ten afstaan (lees: voor Goederen die
door de staat eenvoudig genaast wer
den).
Met dit geld heeft het Vaticaan een fi
nanciële macht opgebouwd, die nu,
in roerende en onroerende goede-
BENITO MUSSOLINI
eind aan de strijd
ren, een waarde zou vertegenwoor
digen van miljoenen dollars, vooral
in gebouwen, kerken en kunstwer
ken.
TTe regeringscommissie zal verschil
lende zaken in onderzoek nemen,
onder meer die van het verplichte
godsdienstonderwijs op alle scho
len, de speciale status van Rome als
heilige stad, de speciale voorrechten
die gelden voor geestelijken als z(j
gearresteerd worden wegens het ple
gen van gewone misdrijven, de vrij
stelling van militaire dienstplicht
voor geestelijken en nog veel meer.
Veel van deze voorrechten zijn, zo
zegt men in Italië, geheel uit de tijd
en doen nog denken aan de periode
van het fascisme.
Het concordaat moet worden herzien
in het licht van de veranderingen
van deze tijd, en in dat van de zich
ontwikkelende democratie.
TTet concordaat van 1929 was het ein
de van een jarenlange bittere strijd.
In 1870 was de Kerkelijke Staat,
toen een gebied omvattend zo groot
als een derde van de Italiaanse laars,
het laatste overgebleven onafhanke
lijke Italiaanse staatje. De anderen
waren successievelijk door het ko
ninkrijk Sardinië opgeslokt. Tot 1870
verdedigden door Napoleon gezonden
Franse troepen het gebied. Toen tij
dens de Frans-Duitse oorlog van
1870 deze soldaten teruggeroepen
werden, greep de in Sardjjnse dienst
staande Garibaldi zijn kans en be
zette met een groep z.g. roodhemden
na verbitterde strijd Rome.
De Paus deed het Sardjjnse konings
huis in de ban en verbood de katho
lieken aan het Italiaanse staatkun
dige leven mee te doen. Deze wel
zeer negatieve houding eindigde pas
in 1929.
ADDIS ABEBA De federale Ni-
geriaanse regering heeft het gebruik
van het vliegveldje Abilagoe aangebo
den voor landingen overdag van vlieg
tuigen met hulpgoederen voor Biafra.
Dit is gisteren op een persconferen
tie in Addis Abeba meegedeeld door
dr. O. Aripko, de gevolmachtigde van
Nigeria voor buitenlandse zaken. Gene
raal Gowon, de machthebber in Nige
ria, had dit aanbod gedaan in een bood
schap aan keizer Haile Selassie van
Ethiopië, die voorzitter is van de raad
gevende commissie voor Nigeria van
de Organisatie voor de Eenheid van
Afrika (OAU).
De hulpgoederen, die naar Obilagoe
zijn gevlogen, kunnen dan, na inspec
tie door vertegenwoordigers van de
OAU en van een of twee landen die zo
wel voor Nigeria als Biafra aanvaard
baar zijn, per vrachtauto verder naar
het binnenland van Biafra worden ge
bracht. Obilagoe ligt op 25 km ten oos
ten van Okigwe en ruim 95 km ten
noorden van Port Harcourt.
Tijdens een maaltijd in Parijs met
de president van de Afrikaanse repu
bliek Ivoorkust, Felix Houphout-Boigny,
heeft president De Gaulle gezegd, dat
zijn bezoeker „een voorvechter is van
de goede en edele zaak, die van Biafra,
waarbij wy u alle steun zullen geven".
Uit deze uitlating en de vorming van
een onder gaullistische leiding staand
actiecomité voor Biafra kan worden af
geleid, dat Frankrijk ten aanzien van
de afgescheiden staat een nieuwe koers
gaat volgen.
Men zegt dat Frankrijk van plan is
Biafra vanuit Libreville in Gabon (een
vroegere Franse kolonie) wapens en
ander materiaal zal gaan sturen, maar
van officiële zijde wordt dit ontkend.