Combinatie van levenslang en ter beschikkingstelling STOK ACHTER DE DEUR Amro-bank verwacht geen rente-daling Ouwe Nol" hoorde acht jaar en t.b.r. tegen zich eisen BABY KREEG IN LEIDEN BEENMERG VAN ZUSJE Concordaat Nigeria stelt voor Biafra vliegveldje beschikbaar Over de grenzen Strafmaat heeft twee functies Duitse order voor Philips Tele- communicatie Geslaagde transplantatie Aanvoer van voedsel MOEILIJKSTE ZAAK „KOFFERMOORD" STEEDS NOL ONAANNEMELIJK Resultaten NIET EENVOUDIG ZONDER WEERGA Surinaamse minister terug naar het parlement 99 AVONTUUR KANS GEROKEN HELING Reactie voorkomen DE GAULLE ZATERDAG 22 FEBRUARI 1969 UNIEKE EIS TEGEN HANS VAN Z. UTRECHT De meervoudige moordenaar Hans van Z. is voor ons land niet alleen een unieke verdachte, de eis van de officier van Justitie zoals wij vermeldden: levenslange gevangenisstraf en voorts terbeschikking stelling van de regering was ook een zeldzaamheid. De laatste vijftien jaar is in ons land geen levenslange gevangenisstraf meer uitgesproken. Prof. dr. R. Rijksen, hoogleraar in het strafrecht, straf vordering en criminele politiek aan de Rijksuniversiteit in Utrecht, verklaarde desgevraagd, dat voorzover hij zich kan herinneren, nog nimmer een dergelijke combinatie- eis in ons land is uitgesproken. Vrijwel zeker na de oor log niet en daarvoor waarschijnlijk evenmin. Prof. Rijksen heeft de indruk, dat de officier van Justitie tot deze wonderlijke combinatie is gekomen om bij een eventuele gratiëring de zekerheid te hebben, dat beveiliging van de maatschappij gewaarborgd blijft. Immers, bij gra tiëring zou na het uitzitten van de straftijd de terbeschik kingstelling en dus de behandeling kunnen volgen. Prof. Rijksen, die het requisitoir van mr. Somerwil ais belangstellende beluisterde, voegde daaraan toe, dat de huidige wetsbepalingen de rechter geen gelegenheid bieden bij gratiëring (en dus op jaren stellen) alsnog terbeschikkingstelling op te leggen. Na het uitzitten van de straftijd, zou de verdachte dus weer een vrjj man kunnen zijn. Rekening houdend met de mogelijkheid van gratiëring, heeft de officier van justitie, zo is de indruk van prof. Rjjksen, de terbeschikkingstelling gevraagd „als stok achter de deur". De strafmaat heeft, naar de mening van prof. Rijksen, duidelijk twee func ties, tw. de behandeling van de verdach- te en de beveiliging van de maatschap pij. Dit onderscheid wordt thans vrijwel algemeen erkend. Vandaar, dat een ver dachte in feite steeds opnieuw moet worden „bekeken". Prof. Rijksen, die destijds in Breda •en onderzoek heeft ingesteld naar de lang-gestraften, is na dat onderzoek van mening, dat de rechter in feite de mo gelijkheid moet hebben tot meer keuze. In de strafoplegging bij een verdachte als Hans van Z. staat beveiliging van de maatschappij primair. Als de officier van Justitie naast de levenslange gevan genisstraf geen terbeschikkingstelling zou hebben geëist, zou later de kans niet meer hebben bestaan alsnog een be handeling te gelasten. De officier van Justitie, mr. A. So merwil, was 's ochtends zijn twee uur durend requisitoir tegen Hans van Z. begonnen met de woorden: „Het is van daag precies veertien maanden en acht dagen geleden, dat op nog geen twee honderd meter van deze plaats verwij derd de verdachte bij mevrouw Woort- meijer in de Haverstraat de trap be steeg om zijn laatste roofoverval te plegen". Hij schetste daarop uitvoerig de gang van zaken bij Van Z.'s arres tatie en het onderzoek dat daarop volg de. De nacht na zijn arrestatie bekende Van Z. ook de overval op de feestarti kelenwinkelier J. J. A. Donse. Deze overval, aldus mr. Somerwil, beteken de juridisch moord. Het was een laag hartige en afzichtelijke moord, temeer afschuwelijk omdat de vriendelijke ou de Donse nooit enig kwaad had gedaan en alleen werd vermoord omdat Van Z., op instigatie van zijn kwade genius Nol R., die de plannen had ontvouwd, op zijn geld belust was. De officier voegde hieraan toe, dat op de zitting overigens is gebleken, dat het ook Van Z.'s inborst was om de moord te ple gen. De officier ging vervolgens over tot het bespreken van elke zaak afzonder lijk aan de hand van de tenlastelegging. In de zaak Elly Hagers, volgens de of ficier de moeilijkste van de vijf, achtte hij moord bewezen. Nadat Van Z. de moorden op Cqby van der Voort en Reijer de Bruin (in 1967) had bekend, en zijn werkwijze bij het afslachten van zijn slachtoffers vaststond, viel het op, dat de in 1964 gepleegde moord op Elly Hagers gro te punten van overeenkomst vertoonde met die op Coby van der Voort: het naakte lichaam, het bebloede brood mes, ostentatief als een visitekaartje Mj het lijk achtergelaten, de gelijk soortige halsletsels en de ravage in de kamer, alsmede de veronderstelling, dat ook deze vrouw tevoren sexueel was benaderd. Ofschoon Van Z. deze moord slechts eenmaal heeft bekend en later steeds ontkend, achtte de officier voldoende bewijsmateriaal tegen hem aanwezig. De officier zei, dat hij, evenals in de zaak-Coby van der Voort en in de zaak-Donse ook in de zaak-Reij er de Bruin moord bewezen achtte. Hij voeg de daaraan toe, dat hij nooit kennis ge nomen had van een dergelijk afgrijse lijk gebeuren: zelden ook zal het stof felijk overschot van degene, die bij een dergelijk delict het leven heeft moeten laten, zozeer het visitekaartje van de bestialiteit van de dader hebben ge toond. Inderdaad was ook de vondst van Coby van der Voort min of meer schok kend, evenals die van het slachtoffer in de Amsterdamse koffermoord, ten aan zien waarvan mr. Somerwil zich nog steeds afvraagt of de dader in die zaak en Van Z. niet een en dezelfde persoon zijn. Dit gelet op de nachtmerries, die Van Z. soms heeft, waarin hij een lijk zet zonder hoofd, handen en benen. Maar, aldus de officier, in al derge lijke gevallen kan men plaats inruimen voor de paniek, waarin de dader was gekomen en voor zijn angst ontdekt te worden. In Heeswijk ontbrak echter elk motief. Van Z. had immers, volgens zijn eigen verklaringen, De Bruin zulke gru welijke slagen met de loden pijp toe gebracht, dat bij de boer zo goed als alle leven al was geweken, toen Van Z. tot zijn zinloze slachting overging. Daarom ziet mr. Somerwil deze daad als zeer maatgevend voor de bestia le walgelijke mentaliteit van „deze zo uiterst gevaarlijke, maar toch ook zo laffe man". Sprekend over de roofoverval op me vrouw Woortmeijer-Nickel, zei mr. So merwil: Het preludium in deze roof overval is geheel hetzelfde als in de twee eerder besproken overvallen. Ook hier is 't Nol, die door zijn contacten in de straat goed geïnformeerd is over om vang en vindplaats van de buit. Ook hier de door Nol gegeven instruc ties het werk zo uit te voeren, dat de bestolene niet in staat zou zijn het ooit na te vertellen. Ook hier in den begin ne een slaafse uitvoering van de ge maakte plannen door verdachte, tot op het moment dat hij bezig was haar met de loden staaf op het b 1 te slaan. Naar hij zegt, kon hij in die slag niet die verschrikkelijke kracht brengen, die andere slachtoffers de hersenen verbrij zelde. Moeten we zo vroeg de offi cier zich af dit laatste au sérieux nemen of verklaart hij dit, omdat me vrouw Woortmeijer nu eenmaal wonder boven wonder, door welke toevallige omstandigheid ook, zij het met ernstig vloedverlies en een hersenschudding er overigens goed van af is gekomen? Volgens mr. Somerwil is de verkla ring onaannemelijk, omdat de verdach te deksels goed zou hebben begrepen, dat bij een in leven blijven van zijn slachtoffer deze hem op een politiefo to direct zou kunnen aanwijzen. Boven- AMSTERDAM Aangezien het her stel in de investeringsactiviteit van het bedrijfsleven, dat als gevolg van de conjunctuurverbetering op gang kwam, pas met een zekere vertraging op de kapitaalmarkt doorwerkt, mag voors hands, naar het de Amro-bank voor komt, niet met een daling van de ren te op de kapitaalmarkt worden gere kend. Dit zegt de bank in haar verslag over '68. Omtrent de conjuncturele ont wikkeling in Nederland merkt het ver slag op, dat de conjunctuurterugslag, die in 1966 begon, zich niet ontwikkeld heeft tot een recessie, die gepaard ging met daling van produktie en consump tie. In 1968 bleef de loonstijging enigs zins achter bij de toeneming van de ar- beidsproduktiviteit. Dit kwam ten goe de aan de concurrentiekracht van ons land. Was de conjunctuurontwikkeling in 1968 in Nederland in het algemeen niet onbevredigend, het herstel van de betalingsbalans verliep minder voor spoedig. Een tweede ongunstige factor was, dat er een omvangrijke structure le werkloosheid bleef bestaan. Meer nog dan de conjuncturele, zullen in de ko mende jaren de structurele problemen in ons land de aandacht vragen van overheid en bedrijfsleven. De economi sche expansie van ons land zal, naast de te verwachten groei in de diensten sector, waarschijnlijk grotendeels moe ten steunen op produktie-uitbreiding in de meer kapitaalintensieve takken van industrie. Het verslag acht het duidelijk, dat de loonontwikkeling, die zich in 1969 zal voordoen, niet alleen gevaren inhoudt voor een nieuwe overbesteding, maar ook de oplossing der structurele vraag stukken naar een verdere toekomst kan verschuiven, Wat de te verwachten con junctuurontwikkeling in 1969 betreft, wordt een nieuwe looninflatie geenszins denkbeeldig geacht. De bedrijfsresultaten van de Amster dam-Rotterdam Bank hebben in 1968 t.o.v. 1967 wederom een „verheugende verbetering" laten zien. Deze verbete ring was zowel absoluut als relatief ge zien zelfs aanmerkelijk groiter dan in 1967. De baten stegen in totaal met f 59,5 miljoen of 17,3 procent van f 343,4 mil joen tot f 402,9 miljoen. In 1967 was de toeneming slechts f 25,3 miljoen of 8,0 procent. De kosten incl. afschrijvingen op basis van vervangingswaarde namen toe met f 41,8 miljoen of 18,1 procent van f 230,4 miljoen tot f 272,2 miljoen. De stijging in 1967 bedroeg f 18,1 mil joen of 8,5 procent.. De bruto-winst (voor dotatie aan de extra reserve en voorzie ning voor belastingen) nam toe van f 113,0 miljoen tot f 130,7 miljoen of met 15,7 procent tegen 6.9 procent in 1967. De netto-winst (na dotatie aan de ex tra reserve en voorziening voor belas tingen) steeg van f 52,0 miljoen tot f 60,2 miljoen of met 15,9 tegen 6,6 pro cent in 1967. Zoals gemeld, wordt voor gesteld een dividend per aandeel van f 20 van drie gulden (over 1967 f 2,80). In het kader van het streven de vermo gensstructuur van het concern aan te passen bij de voortdurende expansie van het bedrijf, kan desgewenst van het voorgestelde dividend een bedrag van f 1 worden verkregen in de vorm van gewone aandelen a pari, gerechtigd tot het dividend over 1969. dien heeft mevrouw Woortmeijer, vol gens de officier, niet over een maar over twee slagen gesproken. De officier stelde, dat de verklaringen van Van Z. er ook niet op wijzen, dat hij de bedoeling had een einde te ma ken aan zijn reeks vemietigingshande- lingen: bij zijn arrestatie ontkende hij aanvankelijk in alle toonaarden en pas toen het gestolen geld bij hem werd ge vonden, voelde hij, dat er een eind was gekomen aan zijn reeks geweldplegin gen, die zoals hij tegen de politie zei anders gewoon zou zijn doorge gaan. Maar bij gebrek aan bewijs van el ders, dat aangeeft waarom ditmaal het dodelijke effect aan de slag of slagen ontbrak, meende de officier, dat de uit gebreide opzet, die het begrip moord nu eenmaal inhoudt, niet bewezen kan worden geacht. Het juridisch begrip „voorwaardelijk opzet" achtte hij wel van toepassing. Wie zo'n zware loden staaf bewust op 't hoofd van iemand laat neerdalen en daarmee ernstige verwondingen ver oorzaakt, kan niet bepalen of de slag een lichte hersenschudding dan wel een schedelbasisfractuur tot gevolg zal heb ben. Als het een schedelbasisfractuur of 'n schedelbreuk was geweest, zou de weduwe, indien zij niet tijdig was ge vonden, door het bloedverlies zijn over leden, meende de officier. Als dat was gebeurd, zo voegde hij hieraan toe, zou Van Z. gelet op het bij hem to taal ontbreken van spijt of schuldge voel nooit hebben gezegd: Als ik dat geweten had, had ik dat nooit gedaan. Daarom achtte mr. Somerwil dan ook de subsidiar ten laste gelegde poging tot gekwalificeerde doodslag bewezen. De officier zei de beoordeling van strafbaarheid van Van Z. een aller minst eenvoudige zaak te vinden. Uit het oogpunt van zijn gebrek aan in zicht in de materie der psychiatrie, had hij, om dit hiaat enigszins op te vangen veel tijd besteed aan het bijwonen van de verhoren van de verdachte. Hij zei met grote belangstelling te hebben uit gekeken naar het psychiatrisch rapport dat over Van Z. zou worden uitgebracht. „Toen ik dit rapport later ontving, ver raste mij de conclusie van optimale verminderde toerekenbaarheid, die veel verder ging dan het beeld dat ik mij daaromtrent had geschapen", zei hij. Hij stelde, dat de lust tot moorden, of beter gezegd de lust tot vernieti gen een wat onduidelijke zaak is ge bleven. Volgens de officier, wordt men aan de rand van het acceptabele ge bracht als dr. Schiïitzler in zijn rap port over Hans van Z. beweert, dat de vernietigingsdrang te verklaren is als 'n explosieve ontlading van een onhoud baar geworden spanning en dat daar bij* ook moet worden begrepen de lang zaam toespitsende crisis-situatie. Ook de constructie van prof. Kloek (signa lering van het defiatisme: Het zijn toch allemaal maar oude mensen) achtte de officier niet op te gaan: Co by van der Voort was een nog betrek kelijk jonge vrouw. De officier omschreef Hans van Z. verder als een man wiens gevaarlijk heid in Nederland in vredestijd zijn weerga nog niet heeft gevonden. De verschrikkelijke feiten, die bewezen zijn, aldus de officier, verschaffen hier over een duidelijk beeld. Ik vrees al leen, dat dit beeld, hoe duidelijk ook, een fragmentarisch beeld van de wer kelijkheid is. Mijn op 20 mei vorig jaar gegeven wel gemeende raad de vele andere delic ten waarmee ook het leven van een ander was gemoeid te bekennen, heeft hij in de wind geslagen. Onder de bekentenis in de Rotterdamse moordzaak trekt hij een voorlopige streep en hij zegt in zijn eigen be woordingen: De rest zeg in alleen op tijd en plaats door mij te bepalen. De officier stelde vast dat de grootst, grootst mogelijk beveiliging van onze samenleving tegen herhalingen is gebo den. Nooit en te nummer zal hem de kans mogen worden gegeven voor de tweede maal een inhaalprogramma op te stellen, zoals door hem is gedaan na zijn ontslag uit de jeugdgevagenis op 16 februari 1963. Onder doodse stilte, terwijl Hans van Z. geflankeerd door twee bijzonder waakzame parketwachters steeds hefti ger begon te trillen, besloot mr. Somer wil zijn langdurig requisitoir met de woorden: De meest denkbare beveili ging vind ik alleen in hetgeen ik thans de eer heb te requireren: een levens lange gevangensstraf alsmede een ter beschikkingstelling van de regering, teneinde van harentwege te worden ver pleegd. PARAMARIBO De Actiegroep (re geringspartij) heeft in een communi qué meegedeeld, dat de minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij, R. L. Janki, geen deel meer zal uitmaken van de regering, maar zijn plaats in he< prlement zal gaan innemen. In een brief aan de voorzitter van de Staten, verklaarde de heer Janki, dat hij met onmiddellijke ingang zijn plaats in het parlement wenste te hernemen. Naar vernomen is, werd dit besluit genomen toen bekend was, dat de heer Bhoedie zijn fractie (van de Actie groep) had verlaten en zich had aan gesloten bij de (oppositie) VHP (Hin- dostaanse partij). Door de terugkeer van de heer Janki in de Staten, verliest mr. F. Manichand zijn zetel, die hij verwierf toen de heer Janki minister werd. UTRECHT De officier van Justitie bij de Utrechtse rechtbank, mr A. Somerwil, heeft gistermiddag tegen de 76-jarige „Oude Nol" R. een gevange nisstraf geëist van acht jaar en terbeschikkingstelling van de regering. Hij achtte hem schuldig aan uitlokking van de moorden op de Utrechtse feest artikelenwinkelier J. J. ADonse en de landbouwer Reijer de Bruin in Heeswijk, uitlokking van gekwalificeerde doodslag (op mevrouw Woortmeijer) en de heling van een door Hans van Z. gestolen televisietoestel. De voorlezing van het requisitoir vergde aanmerkelijk minder tijd dan dat tegen Hans van Z. 's ochtends. „Oude Nol" (76) stond wezenloos en verbaasd te kijken hoe de president de zitting tot maandag schorste. Dan vol gen de pleidooien. Toen de rechters op stonden en wegliepen, werd hij door de parketwachters uit de droom gewekt en weggeleid. Bij het verlaten van de zaal voegde hij met bliksemende ogen de re chercheur Klein veld toe: En jij weet, dat ik het niet gedaan heb, jij weet het Wel..." Gevraagd naar zijn commentaar, zei de raadsman van „oude Nol", mr. B. F. J. Simon, dat hij van de officier van Justitie geen andere eis had verwacht. „Als de rechtbank deze eis als vonnis overneemt, kan „oude Nol" beter met een naar een begrafenisondernemer gaan, want dan komt hij nooit meer vrij", aldus mr. Simon. De officier had gesteld, dat de sym biose van deze zaak en de zaak van Hans van Z., waarin hij 's ochtends al had gerekwireerd, zo groot is (met na me met betrekking tot de moorden op Donse en De Bruin en de aanslag op mevrouw Woortmeijer), dat zijn requi sitoir tegen „oude Nol" aanzienlijk kor ter kon zijn dan dat tegen Hans van Z. Verdachte's arrestatie in verband met zijn rol in de roofovervallen die ook in zijn omgeving zo'n grote afkeuring had den ondervonden, heeft nogal wat stof doen opwaaien. Vooral in zijn eigen mi lieu zag men hem, volgens mr. Somer wil nog alleen als de oude man, die niet meer in staat was tot grote inbra ken en die, uitgeblust als hij was, zich nog uitsluitend bezighield met een he ling of wellicht met een kleine diefstal, maar nooit tot enige agressiviteit in staat zou zijn. Men accepteerde hem dan ook volgaarne vanwege zijn mar kante verschijning, zijn grollen en so nore stem een overblijfsel uit de tijd, dat hij als standwerker de lachlust van het publiek wekte. In feite was zo zei de officier de situatie heel anders. Sinds de eerste we reldoorlog waarin hij hoofd van een smokkelbende was, dronk, om geld dob belde en kaartte was zijn hang naar het avontuurlijke, ongeregelde en on maatschappelijke leven blijven bestaan. Zijn agressief drankzuchtig en crimi- „de Schrik van Arnhem", de Schrik van Arnhem. Heling, diefstal, dronkenschap, ver nieling en bedreiging waren aan de or de van de dag, ook na zijn verhuizing in 1931 van Arnhem naar Utrecht. Zijn verder afglijden bracht mee, dat de de licten steeds ernstiger vormen aanna men. Aan de diefstallen en inbraken werd in 1948 een roofoverval op een boer toegevoegd, terzake waarvoor een gevangenisstraf van zes jaar werd op gelegd. Steeds agressiever trad hij op en steeds meer labiele figuren trok hij aan, aldus mr. Somerwil. Begin '67 kruiste Hans van Z. opnieuw zijn levenspad. Van Z. heeft verteld, dat hij Nol toen vroeg hoe je bijvoor beeld een bankloper zo snel en effec tief mogelijk kon doden. Mr. Somer wil acht het volkomen aannemelijk, dat Nol hierin direct geïnteresseerd was en met het idee van de loden pijp kwam. Vooral toen Van Z. Nol in een dron ken bui de moord op Coby had opge biecht, was het volgens de officier even eens begrijpelijk, dat Nol zijn kansen rook. Nol begreep, dat hij van deze onversaagde jonge kerel veel plezier kon beleven. Ten aanzien van de zaak-Donse, stel de mr. Somerwil voorop, dat Nol voor dien niet bekend stond als een man, die aanzette tot moord, maar hij was wel een man, die belust op het geld van een ander en met de agressiviteit hem ei gen, in staat was die ander het slacht offer van 'n roofoverval te laten wor den. Wanneer bovendien de door hem aan bevolen middelen en wijze van uit voering duidelijk maken, dat het slachtoffer niets zou mogen vertellen, aldus de officier, kan, mede gelet op de lange tijd van voorbereiding, ge sproken worden van uitlokking tot moord. Een ander bewijs is, volgens de of ficier, het als ondoelmatig afwijzen door Nol van de plannen van Van Z. om gewoon 's nachts in te breken of met een gaspistool en met een nylon kous over 't hoofd samen Donse te be dreigen. (Van Z. weet zich dat nu ove rigens niet meer te herinneren). Mr. Somerwil meent, dat ook bewezen is, dat Nol al enige jaren lang rond liep met het idee Donse van zijn geld af te helpen en dat hij vóór Hans van Z. al eerder mensen tot de beroving had aangezet. Mr. Somerwil memoreerde, dat het voor velen uit Nol's omgeving een ver rassing was, dat hij na Donse's dood plotseling veel geld bezat. Dat bleek onder andere uit de schulden, die hij afloste, en de aankopen die hij deed en eveneens uit het feit, dat hij tijdens een vrijerij met een Arnhemse vrouw f 1250,kwijtraakte. Ten aanzien van de zaak Reijer de Bruin, stelde mr. Somerwil, dat hier hetzelfde geldt als met betrekking tot de zaak-Donse en dat hij ook hier uit lokking tot moord bewezen achtte. Als bewijs in dit geval haalde hij on der meer aan, dat „Oude Nol" samen met Van Z. het plan heeft gemaakt en de situatie bij de boerderij is gaan ver kennen, terwijl hij er ook geen twijfel aan liet bestaan, dat Reijer de Bruin de overval niet mocht overleven. Ook het plan van Nol om deze boer te be roven was al jaren oud. De roofoverval op mevr. Woort meijer-Nickel vertoont, volgens de offi cier parallellen met de andere zaken. Nol had zich er zekerheid over ver schaft, dat de weduwe veel geld in huis had en schakelde Van Z. in om de we duwe te beroven. Daarbij stelde hij als conditio sine qua non, dat de vrouw de overval niet mocht overleven. Dit laatste was in dit geval extra be langrijk, omdat „Oude Nol" en Van Z. bekende figuren in de Haverstraat waren en de weduwe hen later zou kun nen ontmoeten als ze in leven bleef. Daarom, aldus de officier, kreeg Van Z. nog eens in de laatste week voor de overval de raad van „Oude Nol": Al is ze dood, gooi haar dan van de trap, dan lijkt het net een ongeluk" Ook op instigatie van Nol werden, volgens mr. Somerwil, valse papieren ontworpen, waarmee Van Z. als belastinginspecteur kon voordoen. Zoals bekend, overleefde de weduwe de overval. De slagen hadden dit keer niet het beoogde gevolg. Een van de mogelijkheden is, aldus de officier, dat Van Z. wat ongeconcentreerd was, zodat Joop van Veltum (een kennis van hem, die in het benedenhuis on der de woning van de weduwe woonde) alles kon horen. Als bewijzen voor uitlokking van ge kwalificeerde doodslag, voerde mr. So merwil de verklaringen van Van Z. en de weduwe aan, alsmede die van en kele andere getuigen, die hebben gezegd dat „Oude Nol" al lang voor de over val met hen over de mogelijkheid de weduwe te beroven had gesproken. Volgens mr. Somerwil zag men in het milieu van Hans van Z. en „Oude Nol" algemeen in Nol de baas en in Van Z., degene die hem in alles gehoor zaam was. Mr. Somerwil achtte ook het vierde punt van de tenlastelegging, heling van een televisietoestel dat Hans van Z. had gestolen, wettig en overtuigend be wezen. Hij verklaarde, dat hij het laatste feit, hoe onbelangrijk het ook op het eerste gezicht mag lijken, ten laste heeft geleed omdat dit feit als het wa re het venster is, waardoor men straf rechtelijk het gezicht krijgt op Nol's coöperatie met Van Z., in het vlak van het plegen van vermogensmisdrijven. Hij voegde hieraan toe, dat de ver mogensmisdrijven, in het algemeen in braken of insluipingen Van Z. niet ten laste zijn gelegd, onbelangrijk als zij leken in hun verhouding tot de gruwe lijke feiten, waarvoor hij wel terecht zou staan. Maar hij meent, dat het met Nol R. heel anders is gesteld: Nol's rol van mededader of heler Van Z. was ge wend om op fifty-fifty basis met Nol samen te werken heeft hetzelfde we zenlijke aspect als ook terug te vinden is in de overige tenlaste gelegde delic ten, namelijk het financiële gewin, dat hij ook bij die afschuwelijke misdrij ven op het oog had. Op deze manier, zo zei mr. Somer wil, krijgt men een beter beeld van de man, die nu wellicht door het klim men van de jaren anderen brengt tot het plegen van zeer ernstige mis drijven, waarbij het hem onverschil lig is of dit ten koste van het leven van anderen gaat. In het psychiatrisch rapport staat, dat in de toekomst voor nog ernstiger de licten moet worden gevreesd. Mr. So merwil vindt, dat de eerste drie delic ten voor „Oude Nol", die graag zelf buiten schot blijft, de maximale ernst al hebben bereikt. Aan de prognose van de psychiaters is toegevoegd, dat het zeer bedenkelijk is, dat deze verdachte meer dan voor heen met vuurwapend schijnt te mani puleren, Mogelijk, aldus mr. Somer wil, meent de rapporteur daarom, dat deze verdachte nog eens delicten als nu door hem zijn uitgelokt, zelfstandig zou kunnen plegen. Zijn hoge ouderdom le vert op zichzelf daartoe geen beletsel op. Zijn gezondheid wordt zo goed ge acht dat hij wel honderd jaar zou kunnen worden. Vandaar dat de offi cier, om herhaling te voorkomen, aan zijn vordering van acht jaar celstraf een eis tot terbeshikkingstelling ver bond. HILVERSUM Philips Telecommu nicatie Industrie in Hilversum heeft van de Westduitse overheid een opdracht voor de levering van communicatie-ap- paratuur ter waarde van f 36,6 miljoen ontvangen. Zoals bekend heeft het Ne derlandse ministerie van Defensie in december een contract gesloten met de Duitse firma Krauss-Maffai AG te München voor de levering van 415 Leo pard-tanks, echter zonder inbegrip van o.a. bijbehorende verbindingsmiddelen. De omvang van,deze in Duitsland ge plaatste order Bedraagt rond 400 mil joen DM. - Aangezien om verschillende redenen moest worden afgezien van de pro duktie van de gekozen tank in Neder land, werd het redelijk geacht van Ne derlandse zijde een zekere compensa tie te bedingen voor de Nederlandse industrie, in het bijzonder voor die be drijven, die bij de produktie van de tanks betrokken zouden zijn geweest, indien deze in Nederland zouden heb ben plaatsgevonden. De order aan PTI heeft plaats in het kader van een com pensatieregeling, aldus wordt van de zijde van Philips meegedeeld. LEIDEN In de afdeling voor kin dergeneeskunde van bet Academisch ziekenhuis te Leiden, is medio decem ber 1968 door een team, bestaande uit kinderartsen, medewerkers van de af deling immunohaematologie en van het radiobiologisch instituut TNO te Rijs wijk met succes 'n beenmergtransplan tatie verricht. Zoals gebruikelijk bij did. type gecom pliceerde behandelingen, kreeg men bo vendien van verschillende andere afde lingen en laboratoria in en buiten het academisch ziekenhuis adviezen en technische medewerking. De patiënt, een jongen van vijf maan den, leed aan een aangeboren ernstige stoornis van het immunologisch afweer- apparaat, waardoor hij buitengewoon vatbaar was voor allerlei infecties. Omdat deze ziekte toegeschreven wordt aan een ontwikkelingsstoornis van de stamcellen van het immunologisch af- weerapparaat, heeft en in de afgelo pen jaren in diverse medische centra, waaronder Leiden, getracht deze af weer te normaliseren door transplanta tie van foetale lever of beenmerg van gezonde donors (welke beide weefsels deze stamcellen bevatten) en van thy- musweefsel, dat stoffen zou produceren, die de normale ontwikkeling van de stamcellen stimuleren. Het Leids-Rijswijkse team heeft zich het eerst op het standpunt gesteld, dat deze stamcellen het beste kunnen wor den overgebracht door middel van een beenmergtransplantatie. Dit laatste brengt echter risico's met zich mee: indien de cellen van de donor te veel verschillen van die van de patiënt, kan na de transplantatie een heftige reactie optreden. Het is mogelijk deze heftige en haast altijd dodelijke reactie te voorkomen, door een donor uit te zoeken, wiens weefselgroepen een grote mate van overeenkomst vertonen met die van de ontvanger. Het bepalen van deze weef selgroepen is mogelijk dank zij een in de afdeling immunohaematologie van het Academisch Ziekenhuis te Leiden ont wikkelde techniek, die b.v. ook bij niertransplantaties goede diensten be wijst. Bovendien kon het risico van een beenmergtransplantatie nog verder worden verminderd door 'n zuiverings methode van de stamcellen toe te pas sen die in het radiobiologisch instituut TNO is ontwikkeld en aldaar tevoren uitgebreid bij proefdieren is getest. Met behulp van deze technieken is een best passende donor geselecteerd, in dit geval een zuster van dé patiënt en werd uit het beenmerg een stam celconcentraat bereid, dat vervolgens werd getransplanteerd. Tevens werd te gelijkertijd een foetale thymus getrans planteerd. De patiënt is thans, twee maanden later, in goede algemene toestand en vertoont vele onmiskenbare blijken van een herstellende immunologische af weer. Om ongewenste infecties gedu rende de behandelingsperiode te voor komen, wordt de jongen verpleegd in een geheel steriele omgeving in een zg. „laminar flow cabinet", waarbij het kind verblijft in een stroom steriele lucht, om alle infectiekiemen uit de omgeving buiten houdt. Tot nu toe werd een vergelijkbare in greep bij deze ziekte, voor zover be kend, slechts eenmaal uitgevoerd en wel in augustus 1968 te Minneapolis in de Ver. Staten. Bij deze patiënt werd het beenmerg niet gezuiverd en traden na de transplantatie ernstige compli caties op. de TTet concordaat tussen staat en de katholieke Italiaanse kerk be staat 40 jaar. Het werd op 11 februari 1929 getekend door de fascistische premier Benito Mussolini en vertegenwoordigers van Paus Pius XI, en het betekende het einde van een strijd tussen staat en kerk die 60 jaar geduurd had. De kerk heeft het concordaat sinds dien altijd met kracht verdedigd, maar de Italiaanse regering begint er thans wel anders over te denken. Zij heeft een commissie van juris ten aangewezen om het concordaat grondig te herzien, en het parlement is het hiermee eens. Het voornaamste nieuwe knelpunt in de verhouding staat en kerk ligt in het feit dat de staat echtscheiding in bepaalde gevallen wettelijk heeft verklaard. Het Vaticaan zegt dat het concordaat door deze maatregel is aangetast. Volgens het concordaat is het katholi cisme de officiële godsdienst van Ita lië, en op grond daarvan zegt het Vaticaan, dat een huwelijk niet ont bonden mag worden, en ook dat de verkoop van voorbehoedsmiddelen niet door het parlement wettig mag worden verklaard. In Italië wordt op het ogenblik door de bevolking over het algemeen ge vonden, dat de kerk bij het concor daat het best gevaren heeft en dat de tijd voor een aantal veranderin gen is gekomen. Veel progressieven in kerkelijke kringen zouden het hier mee eens zijn, maar officieel is de kerk steeds voor absolute hand having van het concordaat geweest. Voor sommigen is de idee van een staatskerk niet meer te verdragen en zij willen graag van vele knellende verplichtingen van de zijde der kerk af. Tn de eerste bepaling van het concor- daat van 1929 wordt overeengeko men dat de staat de kerk een be drag betaalt als vergoeding van de bezittingen aan land en goederen, die de kerk in 1870 aan Italië heeft moe ten afstaan (lees: voor Goederen die door de staat eenvoudig genaast wer den). Met dit geld heeft het Vaticaan een fi nanciële macht opgebouwd, die nu, in roerende en onroerende goede- BENITO MUSSOLINI eind aan de strijd ren, een waarde zou vertegenwoor digen van miljoenen dollars, vooral in gebouwen, kerken en kunstwer ken. TTe regeringscommissie zal verschil lende zaken in onderzoek nemen, onder meer die van het verplichte godsdienstonderwijs op alle scho len, de speciale status van Rome als heilige stad, de speciale voorrechten die gelden voor geestelijken als z(j gearresteerd worden wegens het ple gen van gewone misdrijven, de vrij stelling van militaire dienstplicht voor geestelijken en nog veel meer. Veel van deze voorrechten zijn, zo zegt men in Italië, geheel uit de tijd en doen nog denken aan de periode van het fascisme. Het concordaat moet worden herzien in het licht van de veranderingen van deze tijd, en in dat van de zich ontwikkelende democratie. TTet concordaat van 1929 was het ein de van een jarenlange bittere strijd. In 1870 was de Kerkelijke Staat, toen een gebied omvattend zo groot als een derde van de Italiaanse laars, het laatste overgebleven onafhanke lijke Italiaanse staatje. De anderen waren successievelijk door het ko ninkrijk Sardinië opgeslokt. Tot 1870 verdedigden door Napoleon gezonden Franse troepen het gebied. Toen tij dens de Frans-Duitse oorlog van 1870 deze soldaten teruggeroepen werden, greep de in Sardjjnse dienst staande Garibaldi zijn kans en be zette met een groep z.g. roodhemden na verbitterde strijd Rome. De Paus deed het Sardjjnse konings huis in de ban en verbood de katho lieken aan het Italiaanse staatkun dige leven mee te doen. Deze wel zeer negatieve houding eindigde pas in 1929. ADDIS ABEBA De federale Ni- geriaanse regering heeft het gebruik van het vliegveldje Abilagoe aangebo den voor landingen overdag van vlieg tuigen met hulpgoederen voor Biafra. Dit is gisteren op een persconferen tie in Addis Abeba meegedeeld door dr. O. Aripko, de gevolmachtigde van Nigeria voor buitenlandse zaken. Gene raal Gowon, de machthebber in Nige ria, had dit aanbod gedaan in een bood schap aan keizer Haile Selassie van Ethiopië, die voorzitter is van de raad gevende commissie voor Nigeria van de Organisatie voor de Eenheid van Afrika (OAU). De hulpgoederen, die naar Obilagoe zijn gevlogen, kunnen dan, na inspec tie door vertegenwoordigers van de OAU en van een of twee landen die zo wel voor Nigeria als Biafra aanvaard baar zijn, per vrachtauto verder naar het binnenland van Biafra worden ge bracht. Obilagoe ligt op 25 km ten oos ten van Okigwe en ruim 95 km ten noorden van Port Harcourt. Tijdens een maaltijd in Parijs met de president van de Afrikaanse repu bliek Ivoorkust, Felix Houphout-Boigny, heeft president De Gaulle gezegd, dat zijn bezoeker „een voorvechter is van de goede en edele zaak, die van Biafra, waarbij wy u alle steun zullen geven". Uit deze uitlating en de vorming van een onder gaullistische leiding staand actiecomité voor Biafra kan worden af geleid, dat Frankrijk ten aanzien van de afgescheiden staat een nieuwe koers gaat volgen. Men zegt dat Frankrijk van plan is Biafra vanuit Libreville in Gabon (een vroegere Franse kolonie) wapens en ander materiaal zal gaan sturen, maar van officiële zijde wordt dit ontkend.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 6