VOLKSLEVEN ROND DE KERKHEUVEL VAN VEENENDAAL door Adriaan P. de Kleuver VEILING SEPTER TIEL In tAchterkaarkwoonden vroeger echte volkstypen BEWONERS VANBENEDENBUURT VORMDEN HECHTE GEMEENSCHAP Wolken f f Moed Verhalen Sigaren Vissen Herberg Pagina 5 DINSDAG 25 FEBRUARI 1969 De buurt rond de kerkheuvel in Veenendaal was vroeger een echte volks buurt met zo nu en dan kijvende moeders, die vonden dat hun kroost ,,'t weer most kunne". En terwijl de moeders elkaar ongezouten „de waarheid" in het gezicht slingerden, waren de Veense lievertjes al weer braaf aan het bikkelen of touwtje springen. „Och gut nog an toe", zo was dan de laatste laconieke opmerking, „de schoape toch...". En de volgende dag werd de vrede weer ge tekend bij de pomp door een fikse roddel op te zetten over ,,'t loeder van een mins op 't ènd van 't aandere blok". Dat was me dan toch een mormel! Zo kreeg ieder z'n veeg uit de pan. En wat haalden die kibbelpartijen uit? Niks! Als puntje bij paaltje kwam, vormde die benedenbuurt een hechte gemeen schap tegen indringers. De politie kreeg geen vat op ze en met de „burgerties" uit de straat en van de „hoogte en lèège kaant" hadden ze niets te maken. De mensen uit de Achterkerk voelden zich altijd benadeeld. Ze gingen in ge val van nood gemakkelijk naar 't ker kelijk armbestuur of idem van de ge meente. Je haalde immers wat „ze" je ontstolen hadden terug. Naast deze bru talen waren er ook de stille armen, die daardoor wat uit de toon vielen. Al deze mensen woonden in „de brééje gaang", deftiger in de Van de Pollstraat, en de „deftigheid" sprak over „de griebus". Maar oh wee, als je zou vragen „woon jij in de griebus". Ze zouden je de schenen kapot geschopt hebben, want „de griebus" was in déze buurt weer een „mindere stand". Dat was het blok huizen dat reeds oud-burgemeester Van de Poll aan de andere zijde van zijn. katoenweverij voor zijn arbeiders had laten zetten, iets verschrikkelijks op 't laatst, deze eindeloos schijnende „lan ge jammer" van tien huisjes. Het was helemaal het type „er gaan veel mak ke schapen in een klein hok". Op zolder stonden de bedden in een lange rij naast elkaar. In de kamer wa ren twee bedsteden met een vunzig „pieperskeldertje" er onder en naast de schoorsteen ,,'t speintkassie" voor brood, borden en bestek. Die griebus was al lang vap het dorpstoneel ver dwenen toen de andere huizenblokken aan de Van de Pollstraat nog beston den. Op het kaartje van de Eerste Vee- nendaalse Katoenspinnerij staan ze nog. Iemand schreef in 1873 op de originele tekening met potlood „vrij goed zo ver ik zien kan". Dat was een koper van de fabriek van Van de Poll, die het he le geval later weer doorverkocht aan de V.S.W. Er woonden in het Achterkerk echte volkstypen. Seine de voddenman o.a., die helemaal op het einde woonde in 'n huisje dat wat groter was dan de an dere negen. Schrijver vermoed dat daar voorheen een fabrieksbaas in gewoond heeft. Nog steeds gaat bij onze aller oudste garde het legendarische verhaal dat Seine steenrijk was, want toen hij dat huisje kocht betaalde hij louter met gouden tientjes. Zegt men... Die kerel was „leep as d'n duvel" en lamenteer de steeds als men wat te koop aanbood „dat 't rotzooi was". Ze mochten die rommel wel „veur niks geve, want 't was niks wèrt". Naast het huisje be- De Van de Pollstraat, gezien vanaf het Omleidingskanaal, om streeks 1967. (Tekening Adr. P. de Kleuver) vond zich een oude, ongelooflijk diepe put (je zit daar wel aardig hoog!) en jarenlang deponeerde Seine daarin de werkelijk onbruikbare „rotzooi", net zo lang tot ie vol was. En nu zal het schrijver tóch benieuwen of dit verhaal waar is als ze daar een nieuw stuk Veenendaal laten verrijzen. Zulke din gen komen dan bij graafwerk wel voor den dag. Dan woonde er Toon Ruis, die met negotie langs de deuren ventte. „Een raor saort mins", verzekerde Willem Brouwer, „die een dooi kiep, die hij wel eens vond, mee nam en 'm op vrat". En uit mijn prille schooljaren herinner ik mij nog hoe meester Lang- hout op school razend op ons werd als hij het aandoenlijke lied „Er ruist langs de wolken" liet zingen en daar doorheen klonk „Toon Ruis(t) langs de huizen met 't zakkie in de hand". Ment Schram, dat was een type! Ze rookte een pijp, pruimde zware BZK en had grif de jeneverfles op tafel. Bij „d'n boer van 't laand" (Boerseland!) ging ze in de hej^st knollen plukken en stond dan dagen aaneen, met een lin nen „baauwe schulluk" voor en de klompjes aan, gebogen op de akkers. Ze ging bij de boeren aardappelen ra pen en schoven binden en was er niks te vies voor voor een paar centen var kenshokken uit te mesten op haar blo te voeten. Wat verder woonde ook een simpfele ziel, Jansje Oelderik, eigenlijk een vrouw van goede kom-af, maar de fa milie bemoeide zich nooit met 't mens je. Zo „zakte ze af" naar „de brééje gaang". De arme ziel was gek op ka naries. Op een keer hadden jongens uit de buurt huismussen gevangen en die met gele verf opgeschilderd en toen er mee naar Jansje gegaan. Prompt be taalde ze een kwartje per stuk. Ze hééft ze was voor zitten fluiten, maar veel verder dan een schel getjilp brach ten haar pupillen het niet... Eén andere zonderling was een man netje dat ze „jantiek" noemden. Niet omdat hij in antiek handelde, maar omdat hij alles wat hij in huis had „jantiek" noemde, zo vertelde oude Jan Middelhoven. Die zei eens dat het eigen lijk een „trut" was en volgens de leer van wijlen de heer Bartjens moet die man Slotboom geheten hebben. Op „d'n VA N D E POL IS TA AT. VANAF HFT OniEID/NGSKANAAL. OMSTREEKS 196? Vv. Toch zijn uit die „brééje gaang" men sen gekomen die door hun moed en doorzettingsvermogen een groot aan deel bij de ontwikkeling van ons vallei dorp gehad hebben. Achter de Eierhal stond een lang blok huizen met in de zijmuur een merkwaardig gedenksteen tje met het opschrift „Orkaan - 28 mei 1860" aan de zijde van het „rottepad", later deftiger 2e Achterkerkdwarsstraat genoemd. Die orkaan moet iets ver schrikkelijks geweest zijn. Een vierde deel van het huizenbezit werd verwoest of zwaar beschadigd. Alle bomen rond de kerk werden ontworteld en Jan Mid delhoven had van zijn vader gehoord dat de storm zó krachtig was geweest, dat schapen als pluisjes door de lucht vlogen en tientallen meters verder dood neerstortten. Daar, in de „benedenstad", heeft het dus wél geboesterd. Op de plaats van de verwoeste huizen werd dan dat hui zenblok gebouwd. Ook daar trokken de mensen weg en het is nu tot de laatste steen afgebroken. Ook dat opmerkelij ke gedenksteentje is met het puin mee gegaan. Meermalen heb ik er op geat tendeerd en nu snap ik bij al wat mij lief en heilig is niet dat „men" dat niet naar ons Raadhuis gebracht heeft. Wij hebben toch een mooi begin voor een historische verzameling. Het gemeente bestuur is niet krenterig en dit histo risch toch zo belangwekkende gedenk steentje hoorde daar! Er woonde in het bewuste blok een familie Diepeveen die van oudsher „de bijbel" genoemd werd. De zoon Kees vertikte het een „fabrieker" te worden en ging met ,,'t pak sjèt" dé boer op. Die sajethandel van Kees Diepeveen eindigde via ,,'t achterkaark" met za ken in de Hoofdstraat, ja zelfs met fi lialen tot in Amsterdam toe. Over de spreekwoordelijke handelsgeest van de „brééje gaangers" gesproken! Voor mensen van dit slag kan men niet an ders dan de hoed afnemen. Ze hebben in géén geringe mate bijgedragen tot de algemeen zo geroemde ontwikkeling van Veenendaal als handelsplaats. En dan wil ik nog terugkomen op een andere bewoner van de „brééje gaang", in ons vorige artikel genoemd, Hendrik van Leeuwen, die wat „hogerop" woon de, waar het gebouwtje van de lang na de bevrijding nog bestaan hebbende buurtvereniging „Van de Pollstraat" staat. Wij maakten al kennis met de zuigeling Jacob van Leeuwen, die mét het in grote moeilijkheden verkerende gezin in moeder Geertrui's armen per „extra trein" vanaf Emmikhuizen in 1855 de reis naar de Geertekerk in Utrecht maakte. Hendrik „de mus" was zo'n beetje voor eigen rekening wol kammer. De familie woonde naast veldwachter Brandes. En dan zien wij dat Joppie langaam maar zeker Jacob van Leeuwen gaat worden, een meta- 1 morfose die zou eindigen aan het Ver laat toen zijn zoons in 1894 de oude brouwerij van Bax Blankers kochten en daarin Gebroeders Van Leeuwen Wolindustrie stichtten. Jacob van Leeu wen stond bekend als een vroom man en mede door zijn toedoen is de „dole rende kaark" bij de „Vurtbrug" er gekomen. baarg" had hij eens een steen met glinsterende kristallen gevonden. Dat waren allemaal diamanten volgens hem. Hij er mee naar de burgemees ter. Die maakte maar een grapje en zei: als ik ze had gaf ik je er een miljoen gulden voor". Op dat zeggen werd die steen in een doek gewikkeld en in bed gestopt. De simpele ziel uit de griebus voelde zich schat- en schat rijk. En haalde hij die wondersteen „uit de veren', dan werden vooraf de „bleinden" (luiken) en deuren gesloten. Over deze industrieel „in opkomst" gaan legio verhalen. Op een keer was hij met paard en wagen de Betuwe in getrokken om wol te gaan opkopen. Zag hij ergens een pluk schapewol aan de afrastering zitten, dan stuurde hij 'n zoontje, dat hij doorgaans meenam, de sloot over om dat er af te gaan halen. U weet dat zuinigheid en vlijt beloond worden, met huizen als kastelen. Nou, die kwamen er wel aan de Kerkewijk. Op een keer hadden ze vergeten brood mee te nemen en 't jochie begon te kla gen dat hij zo'n honger kreeg. Joppie bedacht daar wat op! „Als we strakkies bij de boerin komme, dan moe'j veur de koffie die je krèg netjies bedanke en de pet afzette en er achter gaon zitte bidde, jonchie". En zo gebeurde het. Het jochie volgde vaders raad op en wachtte de komende dingen af. „Och, och", riep de boerin verwonderd uit, „was da'n vroom, lief mènneke; zou die wél 'n lekker botterhammeke luste? Wég ging de pet en gretig knikte 't ventje van ja. Joppie zat vergenoegd duimendraaiend het tafereeltje aan te zien. Altijd netjes en beleefd blijven was zijn devies. Toen op het fabrieksterrein eens dik ke bomen aan blokken gezaagd moes ten worden, zongen de arbeiders daar bij lustig op los. Daar had je het ge gooi in de glazen! Jacob van Leeuwen sprak de onvergetelijke woorden: „Jon- ges, jonges, en dan zukke goddeloze vaarsies". „Nou, die „jonges" gingen toen psalmmelodieën zingen en trokken de zaag om de vier tellen op de maat van de kerkzang door het hout. Jacob zag wel dat hem dit dik geld ging kos ten en op het laatst kwam hij letterlijk aanrennen en zei: „Hou moar op, zing maor van hopsa Janneke". Ja, als het op centen aankwam... Bij dat huizenblok met dat gedenk steentje lag in het verlengde ervan een huizenblok van wat jongere datum* ei gendom van Jan Tree, een herbergier uit de Zandstraat. Eigenlijk heette hij Jan van Manen, maar wie kénde hem zo. 't Was een dikke vent met een buik zó omvangrijk dat hij de punten van z'n schoenen niet kon zien. Jan Tree verzamelde allerlei curiositeiten als flessen met ingebouwde scheepjes en zo. En in de tuin waren hokken vol sierduiven, sierhoenders, fazanten, pauwen en wat al meer. Op boelhuizen kon men hem altijd vinden en zo had Jan eens een hele collectie van een was senbeeldenspul gekocht. Daar moest hij vanzelf iets geks mee doen. Hij had op een verkoping een keer een preek stoel gekocht en die stond ergens tegen een muur. Daarop zette hij een in vol ornaat gestoken bisschopsfiguur en er omheen kwamen Willem de Zwijger, Napoleon en nog een paar groten uit de geschiedenis te staan. Jan genoot van zijn vondst. Maar een vroom buur mannetje stormde wat later bij de buurtkapper de scheersalon binnen met de ontstellende mededeling dat Jan Tree naar de beeldendienst was overge gaan. Toen Jan voor de tweede keer trouwde deed hij dat op de modernst denkbare manier: mét alle gasten bij elkaar in een autobus! We hebben om die Jan wat af gelachen. En óh, wat een tijd! reformeerde beginselen. Hij verkocht christelijke lectuur en verder had hij voor de buurtgenoten inkt, pennen, pot loden en schrijfpapier. In wezen is de geest van deze mens nog voelbaar als je langs dat verdroomde winkeltje gaat. 't Is het laatste restant van een tijd die al lang voorbij is. Verderop woonde Otte de boorden- wasser.-» Ook zo'n steile calvinist. Met Arie Kloot liep hij iedere zondag naar Barneveld om bij de Oud-Gereformeer de Gemeente te gaan kerken. Zelfs in het „goeie" Veenendaal, met keuze uit zeker tien soorten gemeenten met ge reformeerde inslag, was voor deze men sen „het ware" niet aanwezig. En moest van hem een kind gedoopt wor den dan nam vrachtrijder Van Veldhui zen hem „door de weeks" mee. Het wicht lag dan goed ingepakt op zijn schoot. Dit was vroeger trouwens een heel gewoon verschijnsel. Ook uit de Betuwe kwamen op zondag van her en der mensen naar Achterberg, waar een gebouwtje staat van dit kerkgenoot schap. Daar kwamen wel predikanten die gekleed gingen in 17e-eeuwse pre dikantendracht. En zo óók bij die Bar- neveldse zustergemeente. Een tiental jaren geleden kwam Gijs Wennekes jammerlijk om bij een ver keersongeluk, maar schrijver weet zich nog best te herinneren dat hij voor zijn vader vijf „zondagse" sigaren haalde (ongebanderolleerde) in diens sigaren- makerijtje in ,,'t Achterkaark". Puur handwerk met een ietsje „hierlandse" Zij die er woonden hadden het er niet zo op dat in hun domein „vrèmden" kwamen wonen. Aanvankelijk werd zo iemand argwanend gadegeslagen en oh wee als de buurt „iets" tegen zo iemand had, dan was het maar het beste zo spoedig mogelijk op te krassen, wat dan meestal ook prompt gebeurde. De „bróéje gaang" was een enclave in het hart van Veenendaal waar geleefd werd naar de eigen begrippen van fat soen en levensstijl. Dit hebben tal van mensen vroeger nooit begrepen. Er woonden écht nette mensen tussen óók wel uitgesproken plebejers, het „plebs" dus. Men moest het niet wagen over „de griebus" te praten. Dié had al lang afgedaan. Deze mensen hadden hun eigen trots en een welhaast onverzadig bare honger naar humor. „Arm zijn", zo redeneerden die van de brééje gaang, „arm zijn is geen schande". En zo lang er nog huizen stonden waren er mensen die aan de buurt gehecht ble ven. Tot zij die er het langst gewoond hebben behoorde mijn oude vriend Wil lem Brouwer. Hij kende heel Veenendaal en woont bij zijn zoon die nu in de Achterkerk straat domicilie gekregen heeft. Dus tóch in zijn oude buurt. Hij is bijna ne gentig jaar en oh, wat kénde de man zijn Veenendaalse pappenheimers. In de tijd dat hij bijrijder van de bode dienst Van Veldhuizen was zal er wel geen huis in ons dorp geweest zijn waar hij niet met een pakje aan de duer kwam. Hij moest van de baas „netjes" gaan spreken bij de klanten. Zijn buurt genoten spraken het onvervalste „Veen- se" dialect. De mensen leefden er eenvoudig. Een De Achterkerkstraat, omstreeks 1910. De herberg Onder de boompjes" ligt rechts achter de bo mengroep en is op de tekening niet zichtbaar. (Tekening Adr. P. de Kleuver) bewoonster zei onomwonden: „Mijn heer De Kleuver, ik heb liever een ge zond stel kinderen dat ik flink te eten kan geven en netjes in de kleren kan steken dan een bankstel of andere pronk". Het zag er keurig bij haar uit. Nu heeft de legende zich meester ge maakt van de „brééje gaang", maar als kern van waarheid zal gezegd moe ten worden dat er heel wat mensen woonden die méér gehecht waren aan hun dierbare geboortegrond dan de nieuwbakken „inwoners" van de satel lietstad „over "t spoor' dat tweede Veenendaal, nu nog vergroot met de derde aanwas ter weerszijden van „de vürt". De mensen uit dat hart van Veenendaal hadden hun trots. Een jon ge vrouw zei eens het volgende tegen mij: „Terwijl ik eens boodschappen deed in ,,'t Achterkaarke" was een vrouw met twee kinderen folders aan het bezorgen. „Doe jij de griebus maar" zei dat mens tegen één van die twee". Hoe verontwaardigd reageerde die vrouw daarop! „Mijn kinderen lopen er netter bij dan die van haar", zo was haar repliek op de „haar" aangedane belediging. Zó voelde deze vrouw di6 schampere uitdrukking aan. Even komen wij nog terug op de her berg „Onder de boompjes", u weet wel, dat zo mooi gerestaureerde huis waai expeditie Van Veldhuizen gevestigd is. Wij schreven toen over de herbergier Davelaar die er woonde. Die „tapper" onderhield al in 1890 een bodedienst; vrijdags op Arnhem en 's maandags op Tiel. Met paard en wagen uiteraard. Die trajecten worden nu nog onderhou den door de opvolgers van Van Veldhui zen en de oude heer Van Veldhuizen is ook nog een tijd lang „tapper" ge weest. In één van de grote bergschu- ren rond het achter de herberg gelegen plein heeft nog lang de „raojenmaoker" (wagenmaker) Ravenhorst zijn oude ambacht uitgeoefend, vóór hij in het café van Ditewig van de Vendelse weg terecht kwam en de stalhouderij daar tot wagenmakerswerkplaats maakte. Voor ik dit artikel afsluit niet het vervolg van de kenschets over deze zeer autochtone bevolkingsgroep nog iets over de oudere bewoners langs de Acherkerkstraat. Eén er van kenden wij allemaal, Willen van Manen, in de volksmond ,,'t kaomerlid" geheten. Een kittige en markante figuur, deze nu overleden kleermaker. En inderdaad heeft hij een keer zitting gehad als lid van de Tweede Kamer voor de AR-par- tij. Veenendaal zou Veenendaal niet zijn zo het deze krasse Veenendaler van oude stam niet voor eeuwig met deze incidentele functie vereenzelvigd had. Er wonen in Veenendaal tientallen Van Manens en ze hebben héél fraaie volks namen, maar er was maar één „kao merlid". De goede man deed nogal van zich spreken toen hij naar het gloedvol betoog van de SDAP afgevaardigde met aandacht geluisterd had, geheel té gen de regels in als énige van de AR- fractie bij het in stemming komen van het geruchtmakende „mijnwetje Van Kol" instemmend „vóór" riep. Zo was Willem van Manen nu eenmaal. Wat hij goed vond, dat had zijn instemming. Hij ging recht door zee een eigen weg. Daardoor was hij ook een typisch ver tegenwoordiger van zijn eigen buurt: ,,'t Achterkaark". Aan de overkant, tussen al vanouds de „baordkrabberij" van Van Geenhui zen en de le Achterkerkdwarsstraat, vindt men het befaamde boekwinkltje van Mark. Toen wijlen Max van Hoffen aan zijn dissertatie over het volksleven van Bennekom werkte heeft hij nage gaan waar al die „goeie ouwe schrie- vers" bij de geïnformeerde boerenbe volking uit de vallei vandaan kwamen en in de meeste gevallen was het ant woord „bij Mark uit 't Veen". De oude heer Mark was een algemeen bemind mens en een zo rechtschapen hande laar dat dit bijna spreekwoordelijke ei genschappen waren. Als goed calvinist en lid van de Gereformeerde Gemeente leefde deze mens volgens de steile ge- KNOa^WFUMKeND yRouwrje tabak er in, dus inlandse tabak uit Eist of Amerongen. Kom er nog eens om! Van die échte volks winkeltjes had je er ook. U weet wel, van het soort waar Wim Sonnevelt zo kostelijk over zingt. Hoe stond je met de neus platgedrukt tegen ,,'t raom" heerlijk te gunzelen naar de polkabrokken en het konings brood, de kaneelstokken en het veter drop, de toverballen en de verrukkelij ke putballen en wijnballen in de grote glazen stopflessen. Bij Gijsbert Diepeveen haalde je bes te wilgen- en peppelenklompen. De broers Willem en Bart Bouman waren puike schoenmakers. En de zaadwinkel tjes van de weduwe Hannisse en Oeben waren om hun betrouwbaarheid een voudig beroemd. De laatstgenoemde woonde op het huizenblok dat in de Achterkerkstraat gebouwd werd door de rooms-katholieke parochie van Rens- woude. De weduwe Hannisse reisde met haar bekende gebakkraam de kermis sen en jaarmarkten af. Haar kinderen doen dat nog. Dus nog een stukje oud- Veenendaal. Zo goed als de wekelijkse stand met zaden en pootgoed van de firma Hannisse op ónze en vele andere markten stukjes oude Achterkerkse tra ditie zijn. Nu is de hele „benedenstad" van Veenendaal afgebroken. Weg zijn de oer en oer-„Veense" toestanden daar. Later zal men gaan vissen in het wa tertje dat volksoverlevering heet. En dat is troebel water. Het leek mij goed van de buurt rond de Achterkerkse heu- - vel een beeld vast te leggen zoals schrijver het zélf gekend heeft. Men mag nooit beweren dat deze „slachtof fers" van het moderne Veenendaal de martelaren van het dorp zijn. Ze heb ben zich elders leren aanpassen. De tijd dat ze als één gemeenschap in on- bewoonbaarverklaarde huisjes woon den, met alle ongerief van lekkende daken, doorgerotte vloeren en van de muren loshangend behang, is nu voor bij. Hoe typisch afzijdig en gemakkelijk die mensen op zaken van groot belang reageerden; hoe dóódsimpel ze de din gen, die rond hun buurt de gemoederen in beweging hielden, voor hun dagelijks leven wisten te gebruiken, schildert de volgende gebeurtenis uit de bezettings tijd onverholen. De vrouwen van de NSB-ers werden op de bewoners losgelaten met „Vollc^ en Vaderland". Bossen verkochten ze er van. De „griebus" gold bij de NSB als een broeinest van nationaal-socialis- me. Hoe bléék op een moment dat de zwarthemden zich vergist haclden! Op zekere dag was een NSB-colportrice ziek geworden en een nieuwelinge, die dit soort werk nog nooit gedaan had, moest maar invallen. Ze kwam bij de mensen en tot haar stomme verbazing nam de een er tien en weer anderen wel vijftien. Nu was dat een vrouw die nieuwsgierig was naar de oorzaak van die ongebruikelijk gemakkelijke ver koop. Dat kwam nergens elders voor. Op haar vraag of ze die kranten in de buurt uitdeelden was het laconieke ant woord: „Wel nee, die gebruiken wij als kastpapier". Gelezen werden ze nooit. En een illusie van de NSB werd daar in de „benedenstad" van Veenendaal de bodem ingeslagen.... Hier aan de dorpszijde van het Om leidingskanaal klopte eens het hart van Veenendaals oude, autochtone bevol kingsgroep. Het stenen hart betekende niets. In de bouwvallen van de „brééje gaang" zal ons dorp een nieuw hart worden ingeplant. Langzaam, maar zé ker gaat de sanering door. 70/75 65/70 60/65 55/60 32—92 80—91 73—77 53—73 65—67 46—58 40—57 34—49 15—56 45—47 39—42 12—44 56—58 45—47 44—53 47—52 43—46 77—79 52—77 32—60 15—63 27—30 17—20 12—15 57—59 15—42 Opgave na klasse mm maat. Appelen 75/opw Cox's Orange Pippin Jasappel x Goudreinette k.2 Golden Delicious k.l x Golden Delicious k.2 Jonathan k.2 Lombartscalville k.l x Lombartscalville k.2 Laxtons Superbe k.2 Pomme Rosa k.2 Winston verp. k.2 Winston Kroet per 100kg zuur f 10,10, rood f 8,10 Fabrieksfruit per 100 kg blank f 10,10, rood f 8,10 Stip en stek per 100 kg f 6,20 Peren: Conference k.l 4044 4346 Conference k.2 Brederode Winter jan St. Remy Perenkroet per 100 kg f 3,60 Groenten: Knolselderij per stuk 37—40. 11—23; Prei 77—86, 54—80; geschoond 2730, 1821; Witlof 87125. x is hoofdaanvoer. Alles in centen per kg tenzij anders vermeld. 1 2 81—115 65—71 39—43 34—42 41—45 32—40 30—32 24—35 12—25 11—18 20—24 Spruiten 6285; Uien

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 5