DEZE WEEK: nader beschouwd Het kon geen vuurwerk worden Maak het hem niet nog moeilijker at wil Marjan? Operatie Injectie wil mentaliteit veranderen „DROMEN ZIJN TOCH GEEN BEDROG' LEERLINGEN EN LERAREN WILLEN HET ANDERS Notaris-in-ruste Kruisinga te Vriezenveen noteerde drie jaar lang al zijn dromen en meent: Initiatief van ex-ontwikkelingshulp-priester Een debat zoals deze week in de Twee de Kamer gevoerd is over de prijzen, heeft gevaarlijke kanten. Gevaarlijk In de eerste plaats omdat er al heel vlug ge zegd wordt: „Wat heeft het voor zin? Er verandert toch niets door, want de rege ringspartijen vallen de minister niet af en de minister op zijn beurt wacht er zich wel voor de club van economische macht hebbers tegen zich in het harnas te jagen. Dus.zonde van de tijd en zondé van het geld dat de heren met dit gepraat ver dienen!" Duidelijk is dat een dergelijk gepraat niet bepaald bevorderlijk is voor het zo gewenste politieke meeleven van de burgers uitgangspunt toch voor de werkelijke democratie. En een tweede gevaar is dat men de prijzenchaos gaat gebruiken als uitgangs punt voor politieke demagogie. Dat men In de Kamer naar de mond van de kie zers gaat praten in plaats van met het landsbelang als uitgangspunt. Laten we het onmiddellijk stellen: naar ons gevoe len heeft geen van de Kamerleden zich daaraan schuldig gemaakt. Ook de meest vergaande voorstellen van de oppositie: algemene prijsstop, aanpassing van het minimum-loon, kunnen niet als demago gie terzijde geschoven worden. Het waren en zijn reële voorstellen die dan niet de steun van de meerderheid van de Ka mer hebben gekregen maar die deson danks het overwegen waard waren. Want dat is in de Kamer gebeurd: men heeft de mogelijkheden die op dit ogen blik aanwezig zijn om weer weg te vin den in de prijzenchaos, onder de loep ge nomen en men heeft op democratische wijze de richting bepaald die de minister naar de mening van de meerderheid van de Kamer moet inslaan. Dat dat de rich ting was waarheen de minister zich eige ner beweging al had gekeerd doet aan de waarde van het overleg niets af of toe. Wie meent dit in twijfel te moeten trek ken moet eens op een rijtje zetten de mo gelijkheden die de Kamer had: Een algemene prijsstop dat wil zeg gen: een terugdraaien van de prijzen tot het peil van 31 december 1968; vervolgens de noodzakelijke correctie door de vervanging van de oude om zetbelasting door de BTW; de dan uit de bus komende prijzen bevriezen voor nu en de komende tijd. Geen algemene prijsstop maar een reeks prijsmaatregelen tegen die sec toren van het bedrijfsleven of ten aan zien van die produkten wier prijzen duidelijk uit de hand zijn gelopen. Een prijsmaatregel wil eveneens zeg gen: het bevriezen van de prijs op een bepaald peil. Elke verhoging van prijzen onwettig te verklaren als die niet eerst bij het departement van economische zaken is gemeld. En wel zo tijdig dat men daar de voorgenomen prijsverhoging nog kan voorkomen. In combinatie met de twee bovenge noemde maatregelen het publiek op te wekken om toch vooral „prijsbe wust" te zijn. Zeer kritisch dus te zijn ten aanzien van de prijzen en in dien nodig artikelen en zaken te boy cotten die het duidelijk te bont ma ken. Andere mogelijkheden waren en zijn er niet tenzij men zijn toevlucht wil nemen tot minder democratische maatregelen als onteigening en wat dies meer zij - straffen dus die niet meer in verhouding staan tot het delict. De Kamer heeft de algemene prijsstop (voorlopig) van de hand gewezen. Te recht. menen wij en dat om twee rede nen. In de eerste plaats omdat er nog niet voldoende inzicht is in de situatie van het ogenblik en in de te verwachten ontwikkeling en in de tweede plaats om dat een algemene prijsstop een bijzonder moeilijk uitvoerbare ingreep is in het prijsmechanisme. Inderdaad, het lijkt simpel: alle prijzen terugdraaien. Maar dan vergeet men dat er in het prijsme chanisme heel veel meer factoren een rol spelen dan de belasting alleen. Grondstof- prijzen worden dikwijls door de wereld markt bepaald en zijn aan veranderingen onderhevig. De concurrentie, niet alleen binnen Nederland maar ook van buiten onze grenzen, drukt haar stempel op de prijzen. Als gevolg van een efficiëntere produktie of bedrijfsvoering kunnen prijs- correcties noodzakelijk zijn. Al deze fac toren die hun rol in het prijzenspel mee spelen, stelt men bij een algemene prijs stop buiten werking. En het zijn dikwijls factoren die ertoe meewerken de prijzen te drukken - ook die mogelijkheid wordt bij een prijsstop aanzienlijk geringer. Los van dit alles staat dat de situatie zoals die op dit ogenblik is maatregelen noodzakelijk maakt voor mensen die op de rand van het bestaansminimum leven. Ook daarover is in de Kamer gedebat teerd en mede als gevolg daarvan zullen bepaalde correcties worden aangebracht. Dat minister Roolvink zich niet aan maat regelen op langere termijn wilde binden (het optrekken van het minimum-loon bij voorbeeld) is juist zoals gezegd is zelfs de naaste toekomst nog dusdanig in neve len gehuld dat er nog weinig verstandigs over te zeggen is. En het is een illusie te menen dat men een minimumloon weer kan terugschroeven nadat het een maal is verhoogd! Conclusie van dit alles: dit prijzende- bat was geen stuk vuurwerk. Wie dat ver wacht had is bedrogen uitgekomen. Maar dit ligt dan niet aan de Kamer of aan de ministers, het ligt aan de verkeerd ge richte verwachtingen. Er is één argument tegen een algehe le prijsstop aan te voeren dat aparte aandacht verdient: de moeilijke positie waarin de detaillist, de winkelier zou komen te verkeren. Hij heeft het met de BTW psychologisch al niet gemakke lijk, want hij is het die meestal de verwijtende blikken (als het daarbij blijft!) in ontvangst moet nemen als de prijzen weer zijn gestegen. En hij weet nog zeker dat velen van zijn klanten hem ervan verdenken dat hij er nog wel een paar dubbeltjes extra bovenop heeft gedaan. Bij een prijsstop zou hij al zijn artikelen nog eens weer opnieuw moeten gaan bekijken en dat is nog niet het ergste maar hij weet ook zeker dat zijn geldomzet en dus zijn winst in 't komende jaar niet noemens waard zal stijgen, En met die geldomzetten in de detail- handelgaat het niet zo florissant. In het (uitstekende) jaarverslag van de Nederlandsche Middenstandsbank NV staan wat cijfers dienaangaande ver meld die niet optimistisch genoemd kun nen worden. In feite komt het er op neer dat de jaaromzetten in geld en de jaarlijkse waardedaling van het geld el kaar zo ongeveer in evenwicht houden, soms zelfs (b.v. in textielbranche) moet de conclusie getrokken worden dat de geldomzet wel is toegenomen maar de hoeveelheidomzet waarschijnlijk ge daald. Het betekent dat vele detaillisten nu al enige jaren lang in inkomsten niet zijn vooruitgegaan - gegeven de geldontwaarding dus achteruitgegaan. En dat zou door een algemene prijsstop nog eens extra geaccentueerd worden. Voor mensen die er over het algemeen heel hard voor moeten wer ken zou dit wel zuur zijn! Inderdaad, vroeger was het anders. Vroe ger kon een leerling van de middelbare school het brengen tot voorzitter van zijn schoolclub en dan, met hulp van de leraren, een gezellige avond (met of zonder moeilijk toneelstuk) organiseren. Uiteraard mochten die inspanningen niet gaan ten koste van de schoolprestaties. Nu...nu is Marjan E. Oos terman (17 jaar) presidente van de Scholieren Belangen Organisatie, worden er landelijk congressen belegd compleet met studiecom missies en rpj worden er eisen gesteld, waar aan niet voorbij kan worden gegaan met de - opmerking „Zorg liever gat .jfrje werklef Wat wil Marjan en wat wil deze scholieren beweging? Allereerst een hechte organisatie opbouwen. Daartoe zijn tot nu toe twee con gressen gehouden, het laatste zondag jongst leden in Amsterdam, en daartoe is een kern groep ingesteld van tien scholieren die aan het na Pasen te houden derde congres rap port zal moeten uitbrengen over de organi satievorm. Die organisatie is echter alleen maar middel doel is een vernieuwing te bewerkstelligen binnen het middelbaar onder wijs. Democratisering staat daarbij voorop, precies zoals dat bij de studentenbewegingen het geval is. De SBO mikt op de instelling van schoolparlementen, opdat de leerlingen meer inspraak krijgen in de gang van zaken en in dat verband vraagt men ook dat de be voegdheden van de rectoren nauwkeurig wor den omschreven. Daarnaast echter wil men ook veranderingen in het onderwijs: beper king van het eindexamen bijvoorbeeld via vrijstellende tentamens. En een ander punt: projectenonderwijs opdat de leerlingen de kans krijgen ook zelf lessen voor te bereiden. Het is begonnen toen de heer R. B. Schmidt - vroeger priester - een paar weken in Eskimoland logeerde. Hij maakte kennis met de economische problemen van dat land-in-ontwikkeling: de Es kimo's moesten voor de artikelen die ze nodig hadden een heel hoge prijs betalen terwijl ze hun eigen artikelen voor een appel en een ei van de hand moesten doen. Dat zinde de heer Schmidt niet, maar wat kan een eenling veranderen aan de wereld economie? Wil men iets veranderen, zo was zijn redenering, dan moet men beginnen bij het kind, de mens-van-morgen. Die moet leren denken in een andere mentaliteit. Zo kwam de actie „School en Wereld" tot stand, bedoeld om de ontwikkelingsproblematiek op de scholen te introduceren. En ge stimuleerd door „School en Wereld" zijn omstreeks zestig leraren begonnen aan de „Operatie Injectie": aan tweeduizend leraren hebben zij werkmappen toegezonden, waarin lessen over lepra, te gebruiken bij vakken als godsdienst, biologie, aardrijkskunde en geschiedenis. Dat het nu deze eerste keer over lepra gaat is min of meer toevallig de lepra is alleen maar een „handvat" het gaat om de problematiek die er achter schuil gaat. Al te lang, zo vinden deze leraren, zijn er binnen de school acties gevoerd voor India of Biafra of Perzië, acties die zich slechts beperkten tot geld inzamelingen met een leerzaam praatje. Die acties kregen nooit achtergrond, materiaal dat de leerlingen tot denken kon zetten werd er nooit bij verschaft. Döt nu is wél de bedoeling van Operatie Injectie en nien hoopt op zeer grote intéresse. „Tot dusver opereert de werkgroep in vier plaatsen: Zutphen, Tilburg, Utrecht en Haarlem en dan voornamelijk op middelbare scholen en op technische scholen. In Tilburg willen zelfs ook de lagere scholen al mee gaan doen. Voor de leraren die bij dit werk betrokken zijn staat één ding vast: over de vorming van de leerling zijn al veel te veel boeken vol geschreven zonder dat iemand ook maar één stap wijzer werd. De meeste onderwijsmensen weten heus wel hoe ze er bij de scholier de kennis in moeten pompen. Maar... hoe krijgt men die scholier aan het denken? Dat moet van de leraar uitgaan, dat is duidelijk. En duidelijk is ook dat de leraren dat zelf moeten willen en elkaar daarbij moeten willen helpen. De heer J. Boidin, hoofdleider voor werkende jongeren in Utrecht: „De leraar die mentaliteitsveran dering wil, moet ook zelf willen veranderen. Oriëntatie betekent ook bezinning op onze eigen houding. Vele leraren willen graag voor echte democraten doorgaan maar in de klas is de autoritaire methode vaak zo verleidelijk en gemakkelijk!" En dr. C. V. Lafeber, geschiedenisleraar in Tilburg: „Leraren hebben vaak weinig belang stelling. De vijf gespreksthema's die steeds weer in de leraarskamer terugkeren: toto, autoverzekering, lengte van de vakanties, open haard en hoogte van het salaris!" Zijn de leerlingen anders en beter? De heer Lafeber meent: „Dat hangt van de klas af. Zijn er enkelen bij die sociaal denken, dan vijzelt dat meteen de hele klas op. Het gebeurt echter ook wel dat aan het eind van een les barstensvol sociale problematiek enkele vingers de lucht ingaan: „Meneer, wat moeten we er nu van kennen?" In mijn eigen lessen probeer ik de mens in zijn maatschappij te be lichten. Ik wil de achtergronden geven. Ik vind het volkomen onjuist om geschiedenis te belichten alsof de hedendaagse mens daar part noch deel aan heeft". In een les van dr. Lafeber zal men dan ook nooit een uitspraak tegen komen als „oorlogsmisdadigers zijn zulke vreemde mensen; zoiets zouden wij nooit gedaan hebben". Want hij probeert de leerling te laten inzien dat ieder mens in slechte omstandigheden zijn slechte kant voordraait. Financiële, economische en sociale factoren die in die omstadigheden gaan gelden doet hij dan uitvoerig uit de doeken. Dat alles lijkt hem veel belangrijker dan de ballast die vooral de geschiedenislessen tot dusverre de leerling plachten mee te geven. Die leerling moet weet hebben van de problemen in deze wereld, van armoede, honger, rassenstrijd en oorlog. Daaraan is te weinig aandacht besteed en daarover zal de scholier toch ook moeten gaan nadenken. Schuilt in dit soort lessen niet het gevaar van politieke infiltratie? De heer Lafeber gelooft het tegendeel. Onlangs is hij nogal stevig van leer getrokken tegen de leden van de onderwijscommissie van de Atlantische Commissie, wie hij deze politieke infiltratie heeft verweten. „Er is op de scholen een behoorlijke belangstelling voor problemen als oorlog en vrede en internationale samenwerking. Maar die commissie zaait het denken in oost-west-verhoudingen in. Dat neem ik haar kwalijk we moeten juist in wereldverhoudingen denken". Als we hem vragen wat hij op de scholen zou willen veranderen, dan is zijn antwoord nogal onverwacht: „Ik zou de leraarskamer willen veranderen. Ik vind het afschuwelijk dat leraren en leerlingen niet gewoon door elkaar zitten. Dat wij koffie krijgen terwijl zij het met de automaat moeten doen!" En daarmee komt hij dan, ongewild misschien, ineens in het straatje van de Scholieren Belangen Or ganisatie en van Marjan E. Oosterman die op democratisering van de schoolgemeenschap aansturen. Dat is ook vanzelfsprekend. Leraren èn leerlingen willen een mentaliteitsverandering, willen dat de leerling zelf gaat nadenken. Alleen, men mag niet van die leerling verwachten dat hij zich intensief zal verdiepen in de wereldproble matiek, maar voorbij zal gaan aan wat er in zijn leefwereld, zijn schoolgemeenschap gebeurt. Sociale rechtvaardigheid in de hele wereld kan niet onderwezen worden als die sociale rechtvaardigheid niet begint bij de school zo te zien zijn er raakvlakken te over tussen de S.B.O. en de Operatie Injectie! O Vier jaar geleden was Jan Chris- tiaan iMarius Kruisinga nog notaris in Vriezenveen, een ambt dat hij daar van december 1924 af heeft bekleed. Hij is bij een eerste kennismaking uiterlijk en ook in de omgang een no taris-in-ruste van het type dat je zo wel herinnert aan een plattelandsro man van dertig jaar geleden als aan detectives van Agatha Christie waar in steeds mensen voorkomen uit de societywereld die, heel beleefd en voorkomend, gruwelijke dingen zeg gen, nooit een blad voor de mond ne men en iedereen bikkelhard de waar heid in het gezicht zeggen. Als je een half uur met hem praat blijkt er van de eerste romanfiguur geen spoor te zijn overgebleven en ook de Chris- tiecategorie maar ten dele van toe passing te zijn. Notaris Kruisinga is 74, nagenoeg blind, maar geestelijk jong, zo jong dat een gesprek met hem meer ver frist dan een ijszak op een overver hit hoofd. Wat alleen insiders we ten is dat hij om te bewijzen dat de opvatting dat dromen een voor spellend karakter kunnen hebben allemaal „lariekoek" is drie jaar lang 's nachts en 's morgens zijn eigen dromen heeft genoteerd, als een boekhouder, en deze notities heeft vergeleken met de werkelijke latere gebeurtenissen in zijn en het leven. Niet uit ziekelijke nieuws gierigheid, maar als een koelbere denerend wetenschapsman, als er statisticus. Het heeft hem tot de overtuigii. ;ebracht dat hij zijn gehele leven >eschouwing moest herzien. Dat a es van tevoren vaststaat en i .vrije wil en nop een paar dingen overboord gegooid moesten worden. 'Ceni u 'r 'ooy H:r bontje raar in Delft is? Hij heeft jaren ge leden een artikel geschreven waarin hij inging op het boek „An experiment of time" van de Ierse vliegtuiginge nieur J. B. Dunne. In dat boek zei Dunne dat hij geloofde in het voor spellend karakter van dromen. Toen ik het las dacht ik: daar zal wel geen bliksem van kloppen. Ik heb contact gezocht met Kooy en ik zei tegen hem: ik ga dat zelf onderzoeken... Zo begon ik mijn droomonderzoek. Ik zag het als een statistisch onderzoek waarvoor ik een folioregister van mijn dromen ging aanleggen. Ik begon en hield dat drie jaar lang vol. Ik stond midden in de nacht op om te noteren wat ik gedroomd had. Ik werd er doodmoe van. In die drie jaar heb ik totaal veertienhonderdvier endertig dromen genoteerd. Tot mijn verbazing en ergenis ontdekte ik dat er wel degelijk iets achter stak. Ik ging er mee naar Kooy en die maak te er een curve van. Toen bleek dat negenenzestig van die dro men fragmentarisch voorspellend waren. Van die negenenzestig dro men bleken er meer dan zestig binnen vierentwintig uur fragmen tarisch voorspellend te zijn ge weest. Alles wat ik van die dro men genoteerd had realiseerde zich binnen een etmaal. Eén keer zou toe val geweest kunnen zijn maar zoveel realiteit in een piek van vierentwintig uur--- dan kon er geen sprake meer •.ijn van toeval. Ik zeg tegen Kooy Ik vertrouw mezelf niet. Ik vond het ucces veel te mooi. Ik zou het lief te hebben willen aantonen dat ht llemaal nonsens was. Ik begon me elf te controleren. Ik nam mijn drc nen van drie jaar geleden en plaat .te die in dezelfde '«orde drie ja", ater. Begrijpt u wa 1 bedoel?" e1 K /aar gediu p die en d.. dag inaar je gaat ei ,twuon van uit dat je het gedroomd hebt drie jaar later. Begrijpt u wat Ik bedoel" „Nee...." „Kijk, als u nu hier bij mij een stuk chocolade eet en u voelt zich binnen een half uur ellendig, dan gaat u naar de dokter en die zegt: para- tyfus. Hebt u iets bijzonders gege ten? Ja, zegt u, ik heb daarnet bij Kruisinga een stuk chocolade gehad. Wat er in zat weet ik niet maar ik eet anders nooit chocola. Nou, zegt die dokter, dan is het dat. Maar... als u nu hier een stuk chocola eet en u wordt over drie jaar beroerd dan denkt niemand meer aan dat stuk chocola dat u drie jaar geleden bij Kruisinga gegeten hebt. Dat bedoel ik. Zo ben ik te werk gegaan, met mijn controleserie die ik uitsmeerde over negentig dagen. Nou, het ging als volgt--• Maar laat ik het anders zeggen-Als je hier honderd kogel tjes laat vallen blijven ze nooit op een hoop liggen. Ze verspreiden zich. Nou, bij mijn controleserie was dat net zo. Het bleek dat alle droomfrag- menten die wezen op gebeurtenissen in de toekomst ook na drie jaar mooi vlak uitgespreid lagen over die ne gentig dagen. Net als die kogeltjes. Hiermee is dus voor mij afdoende be wezen dat er inderdaad fragmentari sche congruentie bestaat... Wilt u eer ->aar voorbeelden?" „Herinnert u zich de volksstem ming in het Saargebied? Het ging rr om of het Frans of Duits zou worden. Er was een commissie van rnderzoek ingesteld die onder lei- ting stond van de toenmalige mi sister van Buitenlandse Zaken vai ingeland, Sir John Simon. Sir John vas een man met een fijnbesnedei iristocratisch gezicht. Op een nachi Iroom ik Sir John in Dei Haag tegen kom. Hij droeg een pet van de Hollandse marine. Het was een raar gezicht. De volgende dag las ik in de kranten dat op advies van Sir John een detachement Hol landse mariniers toegevoegd was aan de commissie van onderzoek..." „Tweede geval.... ik had vroeger op de hbs in Den Helder... ik heb daar mijn jeugd doorgebracht omdat mijn vader overste bij de Marine was... ik had daar een schoolvriend die Her man IJsbrand Visser heette. Ik had hem drieëntwintig jaar niet gezien. Op een nacht droom ik dat ik hem tegen kom op straat met één hand over de onderkant van zijn gezicht. Hij wou niet herkend worden, leek het me. Naast hem liep een andere schoolvriend die Baert van zijn ach ternaam heette. De volgende dag belt iemand bij mij aan. Voor de deur staat een vent met een grote baard die de helft van zijn gezicht bedekte. Hij zegt: hallo, ken je me niet meer? Ik zeg: nee, ik ken u niet... Hij zegt: Jan, kerel, ik ben Herman IJsbrand Visser uit Den Helder. Begrijpt u het? Dat onherkenbare--- die hand voor de onderkant van zijn gezicht... dat was die baard. En die baard had ik ge droomd als die vent die Baert heet te..." Hij vertelt er meer van die dro- nen. Hij heeft er veertienhonderd- vierenveertig gedroomd, waarvan er negenenzestig fragmentarisch uitkwa men. Zestig binnen vierentwintig uur. „Ik moest m\jn levensbeschouwing ïerzien. Ik was in een conflictsituatie ;ekomen. De resultaten van mijn on- lerzoek hebben mij er van overtuigd lat je hele toekomst tot in finesse ast staat. Iedereen weet tegenwoor iig dat het universum vierdimensic iaat is. De tijdfactor is er. Ga maa >ij Einstein te rade. Je kunt je ee* verdomde hoop verbeelden maar al les is aanwezig, met inbegrip van de toekomst". „U heeft ook gedichten geschreven?" „Jazeker, vier bundels... Het Klok huis heette de eerste en verder 53 Graden Noorderbreedte, Koper en tin en Koudvuur. Een bloemlezing hieruit is gebundeld in Geasa, een oud-Keltisch woord voor de bijna re- ligieueze verplichting, aan de mens opgelegd, door het wezenlijk beleven van grootse gebeurtenissen, van ont moetingen die een keerpunt in zijn leven afbakenen". Zo staat het ook voorin de bundel. Als dichter heet hij Christiaan Terp stra. Hij drukt mij de bundel in de hand. Achterin zit een telegram van Victor van Vriesland waarvan de inhoud luidt: „7erst thans Geasa geheel gelezen. Stop. Opgetogen". Ik lees een willekeurig gedicht. Zo zat ik in de cel in Münster in Westfalen Zo klonk de etensbel als ik mijn voer moest halen Zo stonk het in de gang in Münster in Westfalen zo stonken wekenlang de cellen en de zalen Zo stonk het beddegoed in Münster in Westfalen straks walmt je eigen bloed een plas in de portalen Zo hurk ik als een beest in Münster in Westfalen Men stinkt en slaap en vreest en ziet de nacht weer dalen Er staat een meidoornstruik in Münster in Westfalen ik buig hem neer, en ruik de lente in gouden schalen. Jan Christiaan, Marius Kruisinga, -taris, dichter, parapsycholoog-sta- -•ticus, d'e in de oorlog dertig kilo agboekrhreef en in zijn vrije ijd orcl- zocht. De man die drie jaar lang voor de wetenschap droomde. O

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 10