DEZE WEEK: nader beschouwd
Het kon geen vuurwerk worden
Maak het hem niet nog moeilijker
at wil
Marjan?
Operatie Injectie wil
mentaliteit veranderen
„DROMEN ZIJN TOCH GEEN BEDROG'
LEERLINGEN EN LERAREN WILLEN HET ANDERS
Notaris-in-ruste Kruisinga te Vriezenveen noteerde drie jaar lang al zijn dromen en meent:
Initiatief van ex-ontwikkelingshulp-priester
Een debat zoals deze week in de Twee
de Kamer gevoerd is over de prijzen,
heeft gevaarlijke kanten. Gevaarlijk In
de eerste plaats omdat er al heel vlug ge
zegd wordt: „Wat heeft het voor zin? Er
verandert toch niets door, want de rege
ringspartijen vallen de minister niet af en
de minister op zijn beurt wacht er zich
wel voor de club van economische macht
hebbers tegen zich in het harnas te jagen.
Dus.zonde van de tijd en zondé van
het geld dat de heren met dit gepraat ver
dienen!" Duidelijk is dat een dergelijk
gepraat niet bepaald bevorderlijk is voor
het zo gewenste politieke meeleven van
de burgers uitgangspunt toch voor de
werkelijke democratie.
En een tweede gevaar is dat men de
prijzenchaos gaat gebruiken als uitgangs
punt voor politieke demagogie. Dat men
In de Kamer naar de mond van de kie
zers gaat praten in plaats van met het
landsbelang als uitgangspunt. Laten we
het onmiddellijk stellen: naar ons gevoe
len heeft geen van de Kamerleden zich
daaraan schuldig gemaakt. Ook de meest
vergaande voorstellen van de oppositie:
algemene prijsstop, aanpassing van het
minimum-loon, kunnen niet als demago
gie terzijde geschoven worden. Het waren
en zijn reële voorstellen die dan niet
de steun van de meerderheid van de Ka
mer hebben gekregen maar die deson
danks het overwegen waard waren.
Want dat is in de Kamer gebeurd: men
heeft de mogelijkheden die op dit ogen
blik aanwezig zijn om weer weg te vin
den in de prijzenchaos, onder de loep ge
nomen en men heeft op democratische
wijze de richting bepaald die de minister
naar de mening van de meerderheid van
de Kamer moet inslaan. Dat dat de rich
ting was waarheen de minister zich eige
ner beweging al had gekeerd doet aan de
waarde van het overleg niets af of toe.
Wie meent dit in twijfel te moeten trek
ken moet eens op een rijtje zetten de mo
gelijkheden die de Kamer had:
Een algemene prijsstop dat wil zeg
gen: een terugdraaien van de prijzen
tot het peil van 31 december 1968;
vervolgens de noodzakelijke correctie
door de vervanging van de oude om
zetbelasting door de BTW; de dan uit
de bus komende prijzen bevriezen
voor nu en de komende tijd.
Geen algemene prijsstop maar een
reeks prijsmaatregelen tegen die sec
toren van het bedrijfsleven of ten aan
zien van die produkten wier prijzen
duidelijk uit de hand zijn gelopen.
Een prijsmaatregel wil eveneens zeg
gen: het bevriezen van de prijs op
een bepaald peil.
Elke verhoging van prijzen onwettig
te verklaren als die niet eerst bij het
departement van economische zaken
is gemeld. En wel zo tijdig dat men
daar de voorgenomen prijsverhoging
nog kan voorkomen.
In combinatie met de twee bovenge
noemde maatregelen het publiek op
te wekken om toch vooral „prijsbe
wust" te zijn. Zeer kritisch dus te
zijn ten aanzien van de prijzen en in
dien nodig artikelen en zaken te boy
cotten die het duidelijk te bont ma
ken.
Andere mogelijkheden waren en zijn er
niet tenzij men zijn toevlucht wil nemen
tot minder democratische maatregelen
als onteigening en wat dies meer zij -
straffen dus die niet meer in verhouding
staan tot het delict.
De Kamer heeft de algemene prijsstop
(voorlopig) van de hand gewezen. Te
recht. menen wij en dat om twee rede
nen. In de eerste plaats omdat er nog
niet voldoende inzicht is in de situatie
van het ogenblik en in de te verwachten
ontwikkeling en in de tweede plaats om
dat een algemene prijsstop een bijzonder
moeilijk uitvoerbare ingreep is in het
prijsmechanisme. Inderdaad, het lijkt
simpel: alle prijzen terugdraaien. Maar
dan vergeet men dat er in het prijsme
chanisme heel veel meer factoren een rol
spelen dan de belasting alleen. Grondstof-
prijzen worden dikwijls door de wereld
markt bepaald en zijn aan veranderingen
onderhevig. De concurrentie, niet alleen
binnen Nederland maar ook van buiten
onze grenzen, drukt haar stempel op de
prijzen. Als gevolg van een efficiëntere
produktie of bedrijfsvoering kunnen prijs-
correcties noodzakelijk zijn. Al deze fac
toren die hun rol in het prijzenspel mee
spelen, stelt men bij een algemene prijs
stop buiten werking. En het zijn dikwijls
factoren die ertoe meewerken de prijzen
te drukken - ook die mogelijkheid wordt
bij een prijsstop aanzienlijk geringer.
Los van dit alles staat dat de situatie
zoals die op dit ogenblik is maatregelen
noodzakelijk maakt voor mensen die op
de rand van het bestaansminimum leven.
Ook daarover is in de Kamer gedebat
teerd en mede als gevolg daarvan zullen
bepaalde correcties worden aangebracht.
Dat minister Roolvink zich niet aan maat
regelen op langere termijn wilde binden
(het optrekken van het minimum-loon bij
voorbeeld) is juist zoals gezegd is zelfs
de naaste toekomst nog dusdanig in neve
len gehuld dat er nog weinig verstandigs
over te zeggen is. En het is een illusie
te menen dat men een minimumloon
weer kan terugschroeven nadat het een
maal is verhoogd!
Conclusie van dit alles: dit prijzende-
bat was geen stuk vuurwerk. Wie dat ver
wacht had is bedrogen uitgekomen. Maar
dit ligt dan niet aan de Kamer of aan de
ministers, het ligt aan de verkeerd ge
richte verwachtingen.
Er is één argument tegen een algehe
le prijsstop aan te voeren dat aparte
aandacht verdient: de moeilijke positie
waarin de detaillist, de winkelier zou
komen te verkeren. Hij heeft het met
de BTW psychologisch al niet gemakke
lijk, want hij is het die meestal de
verwijtende blikken (als het daarbij
blijft!) in ontvangst moet nemen als de
prijzen weer zijn gestegen. En hij weet
nog zeker dat velen van zijn klanten
hem ervan verdenken dat hij er nog
wel een paar dubbeltjes extra bovenop
heeft gedaan. Bij een prijsstop zou hij
al zijn artikelen nog eens weer opnieuw
moeten gaan bekijken en dat is nog
niet het ergste maar hij weet ook
zeker dat zijn geldomzet en dus zijn
winst in 't komende jaar niet noemens
waard zal stijgen,
En met die geldomzetten in de detail-
handelgaat het niet zo florissant. In
het (uitstekende) jaarverslag van de
Nederlandsche Middenstandsbank NV
staan wat cijfers dienaangaande ver
meld die niet optimistisch genoemd kun
nen worden. In feite komt het er op
neer dat de jaaromzetten in geld en de
jaarlijkse waardedaling van het geld el
kaar zo ongeveer in evenwicht houden,
soms zelfs (b.v. in textielbranche) moet
de conclusie getrokken worden dat de
geldomzet wel is toegenomen maar de
hoeveelheidomzet waarschijnlijk ge
daald. Het betekent dat vele detaillisten
nu al enige jaren lang in inkomsten
niet zijn vooruitgegaan - gegeven de
geldontwaarding dus achteruitgegaan.
En dat zou door een algemene
prijsstop nog eens extra geaccentueerd
worden. Voor mensen die er over het
algemeen heel hard voor moeten wer
ken zou dit wel zuur zijn!
Inderdaad, vroeger was het anders. Vroe
ger kon een leerling van de middelbare
school het brengen tot voorzitter van zijn
schoolclub en dan, met hulp van de leraren,
een gezellige avond (met of zonder moeilijk
toneelstuk) organiseren. Uiteraard mochten
die inspanningen niet gaan ten koste van de
schoolprestaties. Nu...nu is Marjan E. Oos
terman (17 jaar) presidente van de Scholieren
Belangen Organisatie, worden er landelijk
congressen belegd compleet met studiecom
missies en rpj worden er eisen gesteld, waar
aan niet voorbij kan worden gegaan met de
- opmerking „Zorg liever gat .jfrje werklef
Wat wil Marjan en wat wil deze scholieren
beweging? Allereerst een hechte organisatie
opbouwen. Daartoe zijn tot nu toe twee con
gressen gehouden, het laatste zondag jongst
leden in Amsterdam, en daartoe is een kern
groep ingesteld van tien scholieren die aan
het na Pasen te houden derde congres rap
port zal moeten uitbrengen over de organi
satievorm. Die organisatie is echter alleen
maar middel doel is een vernieuwing te
bewerkstelligen binnen het middelbaar onder
wijs. Democratisering staat daarbij voorop,
precies zoals dat bij de studentenbewegingen
het geval is. De SBO mikt op de instelling
van schoolparlementen, opdat de leerlingen
meer inspraak krijgen in de gang van zaken
en in dat verband vraagt men ook dat de be
voegdheden van de rectoren nauwkeurig wor
den omschreven. Daarnaast echter wil men
ook veranderingen in het onderwijs: beper
king van het eindexamen bijvoorbeeld via
vrijstellende tentamens. En een ander punt:
projectenonderwijs opdat de leerlingen de
kans krijgen ook zelf lessen voor te bereiden.
Het is begonnen toen de heer R. B. Schmidt - vroeger priester -
een paar weken in Eskimoland logeerde. Hij maakte kennis met
de economische problemen van dat land-in-ontwikkeling: de Es
kimo's moesten voor de artikelen die ze nodig hadden een heel
hoge prijs betalen terwijl ze hun eigen artikelen voor een appel
en een ei van de hand moesten doen. Dat zinde de heer Schmidt
niet, maar wat kan een eenling veranderen aan de wereld
economie? Wil men iets veranderen, zo was zijn redenering, dan
moet men beginnen bij het kind, de mens-van-morgen. Die moet
leren denken in een andere mentaliteit.
Zo kwam de actie „School en Wereld" tot stand, bedoeld om de
ontwikkelingsproblematiek op de scholen te introduceren. En ge
stimuleerd door „School en Wereld" zijn omstreeks zestig leraren
begonnen aan de „Operatie Injectie": aan tweeduizend leraren
hebben zij werkmappen toegezonden, waarin lessen over lepra, te
gebruiken bij vakken als godsdienst, biologie, aardrijkskunde en
geschiedenis. Dat het nu deze eerste keer over lepra gaat is min
of meer toevallig de lepra is alleen maar een „handvat" het
gaat om de problematiek die er achter schuil gaat. Al te lang, zo
vinden deze leraren, zijn er binnen de school acties gevoerd voor
India of Biafra of Perzië, acties die zich slechts beperkten tot geld
inzamelingen met een leerzaam praatje. Die acties kregen nooit
achtergrond, materiaal dat de leerlingen tot denken kon zetten
werd er nooit bij verschaft. Döt nu is wél de bedoeling van Operatie
Injectie en nien hoopt op zeer grote intéresse. „Tot dusver opereert
de werkgroep in vier plaatsen: Zutphen, Tilburg, Utrecht en Haarlem
en dan voornamelijk op middelbare scholen en op technische
scholen. In Tilburg willen zelfs ook de lagere scholen al mee gaan
doen.
Voor de leraren die bij dit werk betrokken zijn staat één ding vast:
over de vorming van de leerling zijn al veel te veel boeken vol
geschreven zonder dat iemand ook maar één stap wijzer werd. De
meeste onderwijsmensen weten heus wel hoe ze er bij de scholier
de kennis in moeten pompen. Maar... hoe krijgt men die scholier
aan het denken? Dat moet van de leraar uitgaan, dat is duidelijk.
En duidelijk is ook dat de leraren dat zelf moeten willen en elkaar
daarbij moeten willen helpen. De heer J. Boidin, hoofdleider voor
werkende jongeren in Utrecht: „De leraar die mentaliteitsveran
dering wil, moet ook zelf willen veranderen. Oriëntatie betekent
ook bezinning op onze eigen houding. Vele leraren willen graag
voor echte democraten doorgaan maar in de klas is de autoritaire
methode vaak zo verleidelijk en gemakkelijk!" En dr. C. V. Lafeber,
geschiedenisleraar in Tilburg: „Leraren hebben vaak weinig belang
stelling. De vijf gespreksthema's die steeds weer in de leraarskamer
terugkeren: toto, autoverzekering, lengte van de vakanties, open
haard en hoogte van het salaris!"
Zijn de leerlingen anders en beter? De heer Lafeber meent: „Dat hangt
van de klas af. Zijn er enkelen bij die sociaal denken, dan vijzelt dat
meteen de hele klas op. Het gebeurt echter ook wel dat aan het
eind van een les barstensvol sociale problematiek enkele vingers
de lucht ingaan: „Meneer, wat moeten we er nu van kennen?" In
mijn eigen lessen probeer ik de mens in zijn maatschappij te be
lichten. Ik wil de achtergronden geven. Ik vind het volkomen onjuist
om geschiedenis te belichten alsof de hedendaagse mens daar part
noch deel aan heeft".
In een les van dr. Lafeber zal men dan ook nooit een uitspraak tegen
komen als „oorlogsmisdadigers zijn zulke vreemde mensen; zoiets
zouden wij nooit gedaan hebben". Want hij probeert de leerling
te laten inzien dat ieder mens in slechte omstandigheden zijn
slechte kant voordraait. Financiële, economische en sociale factoren
die in die omstadigheden gaan gelden doet hij dan uitvoerig uit
de doeken. Dat alles lijkt hem veel belangrijker dan de ballast die
vooral de geschiedenislessen tot dusverre de leerling plachten mee
te geven. Die leerling moet weet hebben van de problemen in deze
wereld, van armoede, honger, rassenstrijd en oorlog. Daaraan is te
weinig aandacht besteed en daarover zal de scholier toch ook moeten
gaan nadenken.
Schuilt in dit soort lessen niet het gevaar van politieke infiltratie?
De heer Lafeber gelooft het tegendeel. Onlangs is hij nogal stevig
van leer getrokken tegen de leden van de onderwijscommissie van
de Atlantische Commissie, wie hij deze politieke infiltratie heeft
verweten. „Er is op de scholen een behoorlijke belangstelling voor
problemen als oorlog en vrede en internationale samenwerking. Maar
die commissie zaait het denken in oost-west-verhoudingen in. Dat
neem ik haar kwalijk we moeten juist in wereldverhoudingen
denken".
Als we hem vragen wat hij op de scholen zou willen veranderen, dan
is zijn antwoord nogal onverwacht: „Ik zou de leraarskamer willen
veranderen. Ik vind het afschuwelijk dat leraren en leerlingen niet
gewoon door elkaar zitten. Dat wij koffie krijgen terwijl zij het met
de automaat moeten doen!" En daarmee komt hij dan, ongewild
misschien, ineens in het straatje van de Scholieren Belangen Or
ganisatie en van Marjan E. Oosterman die op democratisering van
de schoolgemeenschap aansturen. Dat is ook vanzelfsprekend. Leraren
èn leerlingen willen een mentaliteitsverandering, willen dat de
leerling zelf gaat nadenken. Alleen, men mag niet van die leerling
verwachten dat hij zich intensief zal verdiepen in de wereldproble
matiek, maar voorbij zal gaan aan wat er in zijn leefwereld, zijn
schoolgemeenschap gebeurt. Sociale rechtvaardigheid in de hele
wereld kan niet onderwezen worden als die sociale rechtvaardigheid
niet begint bij de school zo te zien zijn er raakvlakken te over
tussen de S.B.O. en de Operatie Injectie!
O
Vier jaar geleden was Jan Chris-
tiaan iMarius Kruisinga nog notaris
in Vriezenveen, een ambt dat hij daar
van december 1924 af heeft bekleed.
Hij is bij een eerste kennismaking
uiterlijk en ook in de omgang een no
taris-in-ruste van het type dat je zo
wel herinnert aan een plattelandsro
man van dertig jaar geleden als aan
detectives van Agatha Christie waar
in steeds mensen voorkomen uit de
societywereld die, heel beleefd en
voorkomend, gruwelijke dingen zeg
gen, nooit een blad voor de mond ne
men en iedereen bikkelhard de waar
heid in het gezicht zeggen. Als je een
half uur met hem praat blijkt er van
de eerste romanfiguur geen spoor
te zijn overgebleven en ook de Chris-
tiecategorie maar ten dele van toe
passing te zijn.
Notaris Kruisinga is 74, nagenoeg
blind, maar geestelijk jong, zo jong
dat een gesprek met hem meer ver
frist dan een ijszak op een overver
hit hoofd. Wat alleen insiders we
ten is dat hij om te bewijzen dat
de opvatting dat dromen een voor
spellend karakter kunnen hebben
allemaal „lariekoek" is drie jaar
lang 's nachts en 's morgens zijn
eigen dromen heeft genoteerd, als
een boekhouder, en deze notities
heeft vergeleken met de werkelijke
latere gebeurtenissen in zijn en het
leven. Niet uit ziekelijke nieuws
gierigheid, maar als een koelbere
denerend wetenschapsman, als er
statisticus.
Het heeft hem tot de overtuigii.
;ebracht dat hij zijn gehele leven
>eschouwing moest herzien. Dat a
es van tevoren vaststaat en i
.vrije wil en nop een paar dingen
overboord gegooid moesten worden.
'Ceni u 'r 'ooy H:r bontje
raar in Delft is? Hij heeft jaren ge
leden een artikel geschreven waarin
hij inging op het boek „An experiment
of time" van de Ierse vliegtuiginge
nieur J. B. Dunne. In dat boek zei
Dunne dat hij geloofde in het voor
spellend karakter van dromen. Toen
ik het las dacht ik: daar zal wel geen
bliksem van kloppen. Ik heb contact
gezocht met Kooy en ik zei tegen
hem: ik ga dat zelf onderzoeken... Zo
begon ik mijn droomonderzoek. Ik
zag het als een statistisch onderzoek
waarvoor ik een folioregister van
mijn dromen ging aanleggen.
Ik begon en hield dat drie jaar lang
vol. Ik stond midden in de nacht op
om te noteren wat ik gedroomd had.
Ik werd er doodmoe van. In die drie
jaar heb ik totaal veertienhonderdvier
endertig dromen genoteerd. Tot mijn
verbazing en ergenis ontdekte ik dat
er wel degelijk iets achter stak. Ik
ging er mee naar Kooy en die maak
te er een curve van. Toen bleek
dat negenenzestig van die dro
men fragmentarisch voorspellend
waren. Van die negenenzestig dro
men bleken er meer dan zestig
binnen vierentwintig uur fragmen
tarisch voorspellend te zijn ge
weest. Alles wat ik van die dro
men genoteerd had realiseerde zich
binnen een etmaal. Eén keer zou toe
val geweest kunnen zijn maar zoveel
realiteit in een piek van vierentwintig
uur--- dan kon er geen sprake meer
•.ijn van toeval. Ik zeg tegen Kooy
Ik vertrouw mezelf niet. Ik vond het
ucces veel te mooi. Ik zou het lief
te hebben willen aantonen dat ht
llemaal nonsens was. Ik begon me
elf te controleren. Ik nam mijn drc
nen van drie jaar geleden en plaat
.te die in dezelfde '«orde drie ja",
ater. Begrijpt u wa 1 bedoel?"
e1 K /aar gediu p die en d..
dag inaar je gaat ei ,twuon van uit
dat je het gedroomd hebt drie jaar
later. Begrijpt u wat Ik bedoel"
„Nee...."
„Kijk, als u nu hier bij mij een
stuk chocolade eet en u voelt zich
binnen een half uur ellendig, dan gaat
u naar de dokter en die zegt: para-
tyfus. Hebt u iets bijzonders gege
ten? Ja, zegt u, ik heb daarnet bij
Kruisinga een stuk chocolade gehad.
Wat er in zat weet ik niet maar ik
eet anders nooit chocola. Nou, zegt
die dokter, dan is het dat. Maar... als
u nu hier een stuk chocola eet en u
wordt over drie jaar beroerd dan
denkt niemand meer aan dat stuk
chocola dat u drie jaar geleden bij
Kruisinga gegeten hebt. Dat bedoel
ik. Zo ben ik te werk gegaan, met
mijn controleserie die ik uitsmeerde
over negentig dagen. Nou, het ging
als volgt--• Maar laat ik het anders
zeggen-Als je hier honderd kogel
tjes laat vallen blijven ze nooit op
een hoop liggen. Ze verspreiden zich.
Nou, bij mijn controleserie was dat
net zo. Het bleek dat alle droomfrag-
menten die wezen op gebeurtenissen
in de toekomst ook na drie jaar mooi
vlak uitgespreid lagen over die ne
gentig dagen. Net als die kogeltjes.
Hiermee is dus voor mij afdoende be
wezen dat er inderdaad fragmentari
sche congruentie bestaat... Wilt u eer
->aar voorbeelden?"
„Herinnert u zich de volksstem
ming in het Saargebied? Het ging
rr om of het Frans of Duits zou
worden. Er was een commissie van
rnderzoek ingesteld die onder lei-
ting stond van de toenmalige mi
sister van Buitenlandse Zaken vai
ingeland, Sir John Simon. Sir John
vas een man met een fijnbesnedei
iristocratisch gezicht. Op een nachi
Iroom ik Sir John in Dei
Haag tegen kom. Hij droeg een pet
van de Hollandse marine. Het was
een raar gezicht. De volgende dag
las ik in de kranten dat op advies
van Sir John een detachement Hol
landse mariniers toegevoegd was
aan de commissie van onderzoek..."
„Tweede geval.... ik had vroeger op
de hbs in Den Helder... ik heb daar
mijn jeugd doorgebracht omdat mijn
vader overste bij de Marine was... ik
had daar een schoolvriend die Her
man IJsbrand Visser heette. Ik had
hem drieëntwintig jaar niet gezien.
Op een nacht droom ik dat ik hem
tegen kom op straat met één hand
over de onderkant van zijn gezicht.
Hij wou niet herkend worden, leek
het me. Naast hem liep een andere
schoolvriend die Baert van zijn ach
ternaam heette. De volgende dag belt
iemand bij mij aan. Voor de deur
staat een vent met een grote baard
die de helft van zijn gezicht bedekte.
Hij zegt: hallo, ken je me niet meer?
Ik zeg: nee, ik ken u niet... Hij zegt:
Jan, kerel, ik ben Herman IJsbrand
Visser uit Den Helder. Begrijpt u het?
Dat onherkenbare--- die hand voor de
onderkant van zijn gezicht... dat was
die baard. En die baard had ik ge
droomd als die vent die Baert heet
te..."
Hij vertelt er meer van die dro-
nen. Hij heeft er veertienhonderd-
vierenveertig gedroomd, waarvan er
negenenzestig fragmentarisch uitkwa
men. Zestig binnen vierentwintig uur.
„Ik moest m\jn levensbeschouwing
ïerzien. Ik was in een conflictsituatie
;ekomen. De resultaten van mijn on-
lerzoek hebben mij er van overtuigd
lat je hele toekomst tot in finesse
ast staat. Iedereen weet tegenwoor
iig dat het universum vierdimensic
iaat is. De tijdfactor is er. Ga maa
>ij Einstein te rade. Je kunt je ee*
verdomde hoop verbeelden maar al
les is aanwezig, met inbegrip van de
toekomst".
„U heeft ook gedichten geschreven?"
„Jazeker, vier bundels... Het Klok
huis heette de eerste en verder 53
Graden Noorderbreedte, Koper en
tin en Koudvuur. Een bloemlezing
hieruit is gebundeld in Geasa, een
oud-Keltisch woord voor de bijna re-
ligieueze verplichting, aan de mens
opgelegd, door het wezenlijk beleven
van grootse gebeurtenissen, van ont
moetingen die een keerpunt in zijn
leven afbakenen".
Zo staat het ook voorin de bundel.
Als dichter heet hij Christiaan Terp
stra.
Hij drukt mij de bundel in de hand.
Achterin zit een telegram van Victor
van Vriesland waarvan de inhoud
luidt: „7erst thans Geasa geheel
gelezen. Stop. Opgetogen".
Ik lees een willekeurig gedicht.
Zo zat ik in de cel
in Münster in Westfalen
Zo klonk de etensbel
als ik mijn voer moest halen
Zo stonk het in de gang
in Münster in Westfalen
zo stonken wekenlang
de cellen en de zalen
Zo stonk het beddegoed
in Münster in Westfalen
straks walmt je eigen bloed
een plas in de portalen
Zo hurk ik als een beest
in Münster in Westfalen
Men stinkt en slaap en vreest
en ziet de nacht weer dalen
Er staat een meidoornstruik
in Münster in Westfalen
ik buig hem neer, en ruik
de lente in gouden schalen.
Jan Christiaan, Marius Kruisinga,
-taris, dichter, parapsycholoog-sta-
-•ticus, d'e in de oorlog dertig kilo
agboekrhreef en in zijn vrije
ijd orcl- zocht.
De man die drie jaar lang voor de
wetenschap droomde.
O