Geestelijke verdieping het doel Niet uit liefdadigheid maar om de sociale rechtvaardigheid Hét zendings- iverkwoord: samenwerken! Emotie en gelooj Vastenbrief over ontwikkelingswerk Het waarom en hoe van de bisschoppelijke vastenactie Rechtvaardigheic Hoe moet het Hervormingen Het geweten vastenbrief 1969 TER UIT DE KERKEN In het zendingshuis in Oegstgeest is men tevreden. Tevreden over de hervormde synode die vorige week de zendingsdienst ook open stelde voor rooms-katholieke des kundigen. Tevreden over de hervormde kerkleden die hartverwarmend hebben ge reageerd op de noodkreet van eind vorig jaar toen het zich liet aanzien dat het zendingswerk moest worden ingekrompen bij gebrek aan financiële middelen. Te vreden ook over de steeds nauwere samen werking tussen Oegstgeest en Baarn waar het zendingscentrum van de Gereformeer de Kerken is gevestigd. Voor die tevredenheid is alle reden een andere conclusie kan men niet trek ken uit het artikel dat deze week ver scheen in het nieuwsbulletin van het pers bureau der Nederlandse Hervormde Kerk. Over de samenwerking tussen zending en missie wordt verteld dat met het Centraal Missiecommissariaat al geruime tijd con tacten bestonden die, als het zo uitkwam, resulteerden in materiële samenwerking. Inkoop van materialen bijvoorbeeld en vervoer. Nu de synode de mogelijkheid heeft geopend ook gebruik te ma ken van rooms-kathlieke medewerkers (voor mensen uit andere protestantse kerken ebstond die mogelijkheid al langer) denkt men in Oegstgeest rooms-katholieke artsen, leraren en soortgelijke functionarissen. Vooral van uit Indonesië is er aandrang om toch zoveel mogelijk oecumenische samen werking te bevorderen. Men is daar in Oegstgeest graag toe bereid. ,.De zending zoekt nieuwe wegen", zo zegt men. „zon der te willen verliezen waar zij in de eer ste plaats voor is namelijk het brengen van de bijbelse boodschap. Vanuit deze opdracht werken wij op tal van gebieden en ook met allerlei vormen van opbouw werk die onder de noemer van ontwikke lingssamenwerking vallen. En dat alles gericht vanuit het evangelie en de verkon diging in woord en praktijk van de bijbel se boodschap". 4 De samenwerking tussen hervormd en gereformeerd blijkt nog hechter te zijn geworden. Toen vorig jaar de hervormde zending bijzonder krap in het geld zat nam Baarn vijf projecten overzee finan cieel voor haar rekening tot een bedrag van ruim f 18.000,-. Dat geld was afkomstig uit de Baarnse pot „giften zonder nadere bestemming". Bovendien zijn vergevorder de besprekingen gaande om de hervorm de en gereformeerde opleidingen voor de werkers overzee te gaan combineren tot één centrale opleiding. Waar die dan komt is nog niet bekend. Het liefst zou men zien dat er één protestants opleidingscentrum komt, niet alleen voor degenen die in zen dingsdienst overzee gaan werken maar ook voor hen die in opdracht van de we- relddiaconaatsinstellingen en de protes tantse kerken worden uitgezonden. Plaatselijk blijken er ook al allerlei im pulsen voor samenwerking te komen. In de gezamenlijke Antwoordkerk te Hoog vliet (protestants en rooms-katholiek) wil men één gezamenlijk project van de ker ken overzee. En in Sassenheim, De Kaag en Warmond gaat de jeugd van de protes tantse kerken een gezamenlijke actie voe ren voor de uitzending van een verpleeg ster naar West-Irian. De benodigde 15.000 gulden moeten nog bijeen gebracht wor den maar juffrouw Huistra heeft zoveel vertrouwen in deze jeugd dat ze maar vast begonnen is aan een cursus Indonesisch! En als hier in Nederland samen-werken hét werkwoord is van de zending, is het dan verwonderlijk dat het overzee niel minder hard gaat? Op Timor bijvoorbeeld de zendingswerk daar zal nu een pre- is een kerk voortgekomen uit het hervorm- dikant komen speciaal voor het kader werk en die predikant wordt beschikbaar gesteld door de Gereformeerde Soemba- zending. En de theologische opleidings school in de Molukken krijgt op verzoek van de Molukse kerk twee docenten: een wordt er betaald door Oegstgeest en een door de Gereformeerde Zendingsbond. En ook dat is een teken van groeiende samen werking. Er bestaat over de bisschop- peiyke vastenactie die nu voor de negende maal in Nederland wordt gehouden, wel enig misverstand en niet in de laatste plaats bij het protestantse deel van ons volk. Dat schuilt voor een deel in dat woordje „vasten", de uitings vorm van het innerlijk meeleven met het lijden van Christus die de rooms-katholieke kerk vele eeuwen lang en ook nu nog toe passelijk acht, maar die in de ogen van vele protestanten te veel tot een stukje uiterlijk vertoon is geworden, een zaak van verbo den en geboden waaraan het hart niet werkelijk meer deel heeft. En in de tweede plaats meende men die vastenactie rustig te kunnen voorbijgaan omdat de opbrengst immers bestemd was en is voor de missie - op precies dezelfde manier dus als in de protestantse kerken op gezette tijden een zen dingsactie wordt gevoerd. De toenemende samenwerking tussen Rome en reformatie op al lerlei gebied en het toenemende begrip ook tussen de kerken zijn er oorzaak van dat men langzaam maar zeker ook die vastenactie wat anders gaat bezien. De oude Vastenwet is opgeheven - dat is al bijna tien jaar geleden ge beurd maar het is nog niet tot sommige critici doorgedrongen. ZU geloven nog altyd dat „de vas ten" 'n periode is van van hoger hand opgelegde soberheid, door de rooms-katholieke gelovigen met niet al te veel overtuiging uitge voerd en zij voeren er dan ook nog graag de carnavalsuitspattin gen bij ten tonele die aan de vas ten vooraf gaan. School er vroe ger misschien in die kritiek enige waarheid - men kan die nu toch nauwelijks meer hanteren. Juist omdat de uiterlijkheden zyn ver dwenen krijgt men op dat vasten een beter gezicht, ziet men nu be ter wat de bedoeling was en is: een periode van boetvaardigheid en offer. En is dat in de lijdens weken, weken waarin de christen meer dan gewoonlijk opziet naar het kruis en naar het offer aan dat kruis volbracht, is het in die weken niet zinvol ook in dat lij den Christus' volgeling te lijn en de dankbaarheid voor Zijn offer te uiten door ons offer? Dat dan, juist dan, werkeiyk een offer mag zijn, iets dat we werkelijk van ons zelf hebben afgenomen! Dat is de werkelijke bedoeling van het vasten en daarop ook is de vastenactie gericht. Kardinaal Alfrink formuleerde het vorige week. toen hij het nieuwe bestuur van de bisschoppelijke vastenac tie installeerde, aldus: „Deze actie is een pastorale actie tot geestelijke verdieping, die dan voor het concrete offer een prak tische uitweg zoekt juist in de sfeer van de EXTRA aandacht, van het EXTRA offer boven de dageiykse offervaardigheid die sie en zending werken al lang niet meer los van elkaar, zeker niet op die terreinen waarop zij samen met anderen ontwikke lingswerk bedrijven. Daarom is het goed dat men ook buiten de rooma-katholieke kring iets weet van organisatie en doel van de ze vastenactie. Daar is juist nu alle reden voor omdat dezer da gen de organisatie grondig ver anderd is. Vroeger was het werk patroon vrij eenvoudig: het bu reau van de actie, gevestigd te Heemstede, mobiliseerde de ge vers, voerde de propaganda, zorg de voor de publiciteit en inde de gelden. Daarnaast was er het secretariaat in Zeist onder lei ding van mgr. Poel!: daar kwa men aanvragen om steun bin nen uit alle delen van de wereld. UtHNHIttlMlininiHHIH •ifnmitiiftttftiiHimmNfM het evangelie vraagt van elke christen. Hier ligt een eerste onderscheid tussen de vastenactie en alle an dere hulpacties. Het tweede on derscheid betreft het predikaat „bisschoppelijk". Het zijn de bis schoppen die op pastorale gron den de vastenactie aanbieden in de vastentyd als een gezamenlyk offer uit de kerkprovincie willen zij een daad stellen van solidari teit jegens hun collega-bisschop pen in de ontwikkelingslanden en daardoor bijdragen aan het wel zijn der bewoners. De eenheid in geloof èn de liefde moet ons bei den dierbaar zijn". Maar al is de vastenactie dan in de eerste plaats pastoraal be doeld, dus als een aansporing tot geestelijke verdieping, feit is dat de actie ook materieel zoden aan de dijk zet: vorig jaar werd meer dan vijf miljoen gulden bij eengebracht. En inderdaad, op zet van de actie is dat dit geld wordt bestemd voor het werk van missionarissen. Maar mis- een kleine adviescommissie ver werkte deze aanvragen tot een voorstel voor de verdeling van het binnengekomen geld en keur de de bisschoppen het voorstel goed dan werd het geld uitbe taald. Maar het aantal aanvra gen is gegroeid naarmate de op brengst in de miljoenen ging lo pen. Daarom heeft de vastenac tie nu een eigen bestuur gekre gen, bestaande uit vijf deskundi gen, en Is voor het bureau in Zeist een directeur aangetrokken. Want de opzet is nu vooral de actie een organische plaats te geven binnen de gehele struc tuur van de hulpverlening. Daarbij blijft echter wel uit gangspunt dat de aandacht vooral gericht moet zijn op kleinere pro jecten in de ontwikkelingslanden en dat men daarvoor gebruik blijft maken van de ter plaatse aanwezige kerkelijke werkers, hetzij inheemsen, hetzij buiten landse missionarissen. Citeren we nogmaals uit de in- stallatierede van kardinaal Al frink: .Juist zij kunnen door hun kennis van land en volk met be scheiden middelen dikwijls rela tief veel bereiken en maken aldus de bodem ryp voor grotere ont wikkelingsprojecten en leren de mensen voor zichzelf te zorgen". Zo wordt het ook door de rooms- katholieken zelf ervaren: in vele parochies of groepen parochies vraagt men om afzonderlijke pro jecten die men dan als het ware kan adopteren. Men wil weten wie men helpt, men wil zijn zorgen echt delen, men wil hem tot een levende zorg van de gemeenschap maken. Dat stelt de organisatoren uiteraard wel eens voor proble men, enerzijds omdat men zo de kans loopt dat minder aantrekke lijke, minder „menselijke" pro jecten in de verdrukking ta komen, anderzijds omdat men ook geld beschikbaar moet hebben voor projecten die niet voor adoptie in aanmerking ko men. Daarom komt men wel zo veel mogelijk aan die adoptie wensen tegemoet, maar vraagt men eventuele extra-opbrengsten af te dragen aan de vastenactie om zo ook andere noodzakelijke projecten te kunnen financieren. Zoals gezegd kwam men vorig jaar tot een bedrag van meer dan vijf miljoen gulden nu de vas tenbrief van de bisschoppen spe ciaal gewijd is aan het ontwikke lingswerk (hieronder geven we een uittreksel uit dit document) mag men verwachten dat men nu niet onder dit bedrag zal blij ven. Kardinaal Alfrink: „De vas tenactie mist wellicht de charme van een bliksemactie maar zij be zit het geheim van de gezonde kerkelijke traditie, die stug door gaat uit het kleine het grote te la ten groeien. Ik ben ervan over tuigd dat de groeiende bezinning op onze christeiyke verantwoorde lijkheid om zelfs een extra-bij drage te leveren voor een meer leefbare wereld in materieel èn in geestelijk opzicht onze gelo vigen tot een groeiende edelmoe dige offervaardigheid zal bren gen." 'BEI De Vastenbrief 1969 die door het Neder landse episcopaat is geschreven en die vandaag en morgen aan alle rooms-katho- licken in Nederland wordt aangeboden, is er een uit de reeks pastorale brieven en als zodanig begeleidt dit stuk de bisschoppelij ke vastenactie die men immers ook in de eerste plaats ziet als 'n stuk pastoraal werk. Dat bepaalt de aard van deze brief: het gaat er niet om de mensen ..op temperatuur" te brengen zodat ze maar zoveel mogelijk voor de actie geven het gaat er om het ontwik kelingswerk de juiste plaats te geven in het denken en doen van hen die naar de bis schoppen willen luisteren. We hopen dat het er velen zijn. binnen en ook buiten de rooms-katholieke kerk. want zelden hebben we een stuk gelezen dat met zoveel nuchter heid en juist daardoor zo indringend de problematiek rond hel ontwikkelingswerk uit de doeken heeft gedaan. De schrijvers gaan uit van de naastenliefde maar die naastenliefde wordt niet als iets puur-chris- telijks geannexeerd. Ze gaan uit van het feit dat honderden miljoenen in deze wereld op de rand van het bestaansminimum leven maar ze schermen niet met schrille beelden van verhongerde kindertjes die het medelij den moeten opwekken. En ze gaan uit van de stelling dat de economische orde zoals wij die nu kennen, ten nadele van de ontwik kelingslanden werkt maar men vindt er niet die fanatieke kreten in over ons. in welvaart badende westerlingen die de arme broeders maar laten creperen of over de eco nomische machthebbers die uit puur eigen belang de anderen laten sterven van hon ger. Niets van dit alles en juist daardoor is het zo'n overtuigende brief geworden. De bis schoppen beginnen met duidelijk te stellen waar het over gaat. Over honger en armoe de en slechte woontoestanden, al die zaken die tot de eerste behoeften van alle mensen behoren en waaraan iets moet worden ge daan. Maar dat is niet het enige, het ont wikkelingswerk is niet klaar als in al die noden zou zijn voorzien. Ontwikkelingswerk is ook een probleem van sociale rechtvaar digheid tussen de volken, van gelijke rech ten voor alle mensen. Na de oorlog zijn zo goed als alle volken onafhankelijk geworden en daarmee werden wettelijk de gelijke rechten van deze volken vastgelegd. Maar dit recht heeft weinig werkelijkheidswaarde zolang die naties zo arm en zo afhankelijk zijn van de rijke landen dat de gelijkwaar digheid niet meer dan een woord is. Daar om is het ontwikkelingsprobleem tweeledig: opgave om de uiterste nood te lenigen ei taak om de werkelijke gelijkwaardigheid der volken tot stand te brengen. De bisschoppen constateren dat in on? tijd de ontwikkelingshulp bezig is te veran deren: van particuliere liefdadigheid word zij tot plicht van sociale rechtvaardigheid En deze laatste stelling wordt dan aldus uil gediept: „De moderne communicatiemiddelei hebben ons niet alleen de ogen geopeni voor de situatie, waarin de ontwikkelings landen zich bevinden. Zij hebben ook in ons denken een verbreding van de horizon bewerkt met name ten aanzien van onze plichten van solidariteit en sociale recht vaardigheid. Wat solidariteit en recht vaardigheid van ons eisen, wordt ons meestal pas duidelijk in een langdurig proces. Toch kunnen wij zien, dat nu in onze maatschappij opvattingen gemeen goed zijn, waardoor de droom van de meest progressieve strijders voor sociale rechtvaardigheid werkelijkheid wordt. Niettemin hebben deze verworvenheden als kenmerk, dat ze eng nationaal gericht zijn. Het algemene belang, waar we graag over spreken, is het nationale belang: recht op werkgelegenheid, op onderwijs, op gezondheidszorg, etc. geldt voor ons land. Allerlei dingen, die wij nu vanzelf sprekend vinden op nationaal niveau, die wij als een recht beschouwen waartegen over de plicht van de gemeenschap staat om deze dingen te realiseren, vinden we helemaal niet zo vanzelfsprekend als het gaat om de rechten van mensen buiten de nationale gemeenschap. Hij lijkt er evenwel op, dat wij nu aan het begin staan van een nieuwe ontwikkeling in de opvattin gen. Door de ontwikkeling van transport en communicatie, door de verdichting van de internationale economische relaties en zelfs door de mogelijk geworden vernieti ging van het mensdom door de atoombom is de wereld zoveel kleiner geworden, dat we met de neus op de werkelijkheid zijn gedrukt, dat het algemeen belang niet be perkt kan blijven tot de eigen natie en dat de plichten van solidariteit en sociale rechtvaardigheid het hele mensdom moe ten omvatten". Even nuchter en weldoordacht als deze principiële benadering is, zo is ook het zoe ken naar een antwoord op de vraag wat et- moet gebeuren. Geconstateerd wordt dat verandering in de bestaande situatie alleen maar tot stand kan komen door samenwer king van alle landen en dat die samenwer king alleen maar bereikt kan worden als de politici zich daarvoor inspannen, daar toe aangezet door de politieke wil van de kiezers die achter hen staan. Die kiezers moeten dat dan ook werkelijk willen, zo constateren de bisschoppen. Zij moeten be reid zijn gevestigde belangen op te geven als de solidariteit ten opzichte van de ont wikkelingslanden dat eist. En zij moeten de offers die daardoor gevraagd worden zo eer lijk mogelijk willen verdelen. Met deze woor den wordt een tere plek geraakt, want men komt niet zo heel dikwijls tegen dat degenen die het hardst om ontwikkelingshulp roepen en daarvoor demonstreren, ook werkelijk overzien wat de consequenties zijn en van wie zij de offers vragen. Men denke aan de rietsuikerdemonstratie die ook in ons land Is gehouden. Een goede zaak, daar niet van, want bij de ontwikkelingshulp gaat het er om de economie dusdanig te veranderen dat de inheemse produkten der ontwikkelings landen een betere kans krijgen op de we reldmarkt. Voor Nederland zou dat waar schijnlijk als consequentie hebben een ster ke teruggang van de suikerbietencultuur en -industrie wie heeft er een plan uitge werkt om de offers die deze tak van onze iamenleving zou moeten brengen, ook in- ierdaad gezamenlijk te dragen? Het is geen kunst om. zelf veilig opgebor- jen In een of andere baan-met-pensioen. te •oepen om" een radicale wijziging van de vereldeconomie en het is zelfs geen verdien- te van de overheid te eisen dat zij meer be lastingen eist terwille van de ontwikkelings hulp dat laatste behoort een vanzelfspre kende zaak te zijn, want ontwikkelingshulp is vóór alles gezamenlijke hulp. Want die meerdere belasting is geen offer die ver halen we straks wel weer bij loononderhan delingen! De man die door die economische omvorming zijn baan verliest, die brengt een offer en zijn offer zullen we gezamenlijk moe ten dragen. Keren we terug tot de vastenbrief want er zijn nog twee hoofdstukken die aandacht ver dienen. Zoals gezegd zien de bisschoppen ontwikkelingswerk niet alleen in het vlak van lenigen van primaire noden, niet alleen als strijd tegen honger en armoede en slechte woontoestanden zij pleiten ook voor uitban ning van onvrijheid en uitbuiting. Het is be kend zo schrijven zij dat in vele ontwik kelingslanden het probleem van de armoede nog vergroot wordt doordat een kleine heer sende groep belang heeft bij het handhaven van de bestaande machtsverhoudingen, waar door zij zich ten koste van de grote massa verrijken. We citeren nu létterlijk: „Het is duidelijk, dat deze sociale en po litieke structuren moeten veranderen en als men een fundamentele verandering van deze structuren revolutie wil noemen, dan kan men spreken van de noodzaak van een sociale en politieke revolutie en deze ver dient zeker onze sympathie en morele steun. Wij willen dan ook graag onze waardering en sympathie uitspreken voor onze broeders in het bisschopsambt, voor de priesters en voor alle anderen, die met name in Latijns Amerika, met moed en toe wijding zich inzetten voor radicale her vormingen van hun maatschappij. Ten aanzien van het gebruik van geweld bij het tot stand brengen van de sociale revolutie is grote terughoudendheid geboden. Het stellen van geweld tegenover onder drukking van de mensenrechten kan in heel bijzondere gevallen geoorloofd zijn; de en cycliek Populorum Progressio somt een aan tal voorwaarden op waaraan dan voldaan moet zijn (nr. 31). „Het is voldoende be kend, dat opstand en revolutie afgezien van het geval van een evidente en lang durige tyrannie, waardoor de fundamentele rechten van de menselijke persoon worden aangetast en ernstige schade wordt toege bracht aan het algemeen welzijn van een land de bron zijn van nieuw onrecht, nieuwe tegenstellingen scheppen en nieuwe moordpartijen teweegbrengen. Men mag een werkelijk bestaand kwaad niet bestrij den door het aanrichten van een nog groter onheil." Misschien wordt er thans in Nederland toch te gemakkelijk over de noodzaak en de mogelijkheid van een gewelddadige re volutie in Latijns Amerika gesproken. Men kan zich afvragen of men zich wel voldoen de realiseert, dat revolutionair geweld on noemelijk leed met zich mee kan brengen en lang niet altijd een garantie is voor verbetering van de bestaande toestanden. In de pastorale brief over Vrede hebben we gewezen op de plicht en de noodzaak van verzet, ook van georganiseerd verzet, tegen het onrecht. „Maar we dienen ons daarbij in te stellen en voor te bereiden op een geweldloze vorm van verzet. Houdin gen en methoden, tactieken en technieken van geweldloos verzet zouden met grote ernst verder ontwikkeld moeten worden, zodat uit onrecht en verdrukking een ande re uitweg mogelijk wordt dan gewapend geweld en zodat geweldloosheid geen weer loosheid en doffe berusting hoeft te beteke nen". bisschoppen. En zij vervolgen: „Dat de bevolkingsaanwas een groot pro bleem kan zijn wordt ook door de encycliek Populorum Progressio onderkend. „Het valt niet te ontkennen dat een versnelling van de bevolkingsgroei maar al te vaak extra problemen geeft voor het ontwikkelingspro ces; de omvang van de bevolking groeit sneller dan de beschikbare hulpbronnen, zodat men zich schijnbaar in een impasse bevindt". Anderzijds is de situatie niet in alle ontwikkelingsgebieden gelijk. Er zijn ook ontwikkelingslanden waar propaganda voor geboorte-beperking als een grove po ging tot klein-houden zal worden ervaren. Verder wijst de encycliek Populorum Progressio erop dat iedere propaganda voor geboorte-beperking de rechtmatige vrijheid van de echtgenoten onvoorwaardelijk zal moeten eerbiedigen. „Wanneer het onver vreemdbaar recht op huwelijk en voort planting wordt geschonden, is het gedaan met de menselijke waardigheid". Indien echter de menselijke vrijheid en de menselijke waardigheid onverkort ge handhaafd blijven, kunnen in onze plurifor me maatschappij katholieke politici hun me dewerking geven aan het tot stand komen van hulpprojecten van bevolkingspolitieke aard." Misschien hadden sommigen op dit punt een duidelijker stellingneming van het Neder landse episcopaat verwacht, want heel erg duidelijk wordt niet gemaakt wat verstaan mag worden onder „hulpprojecten van bevol kingspolitieke aard". Men mag er zeker niet uit lezen dat de bisschoppen de vrije hand zouden willen geven voor een pil-propaganda- actie zoals die in sommige ontwikkelingslan den gevoerd wordt. Misschien is het meest kenmerkende van dit hoofdstukje wat er als kop boven geschreven staat: „Persoonlijk geweten doorslaggevend". Als men dit op schrift zo mag uitleggen dat dat ook geldt voor de middelen die het echtpaar kiezen wil om mee te werken aan „projecten van bevol kingspolitieke aard", dan kunnen we het ge heel met de bischoppen eens zijn. Maar ook als dat een te vrijmoedige uitleg is, dan nog blijft onze bewondering voor deze nuchtere benadering van het ontwikkelingswerk. „Was ons hart niet brande. in ons, terwijl Hij onderweg ons sprak, en ons de Schriften opende?" Luc. 24:32. Is het mogelijk op een koele manier te geloven? Bijvoorbeeld zó koel dat ons geloof ons niets doet? Dat er geen enkele emotie aan te pas komt? Als je die mannen hoort praten, voor wie Je zus „de Schriften opende", cfhn merk je dat het anders ligt. Want zij luister den naar Jezus, en toen gebeurde het: ze werden bijzonder opgewonden, ze ontdekten opeens iets geweldigs, en daar werden ze door overweldigd. „Het bróndde eenvoudig bij ons va», binnen", zeiden ze achteraf tegen elkaar. Die eigenschap van het geloof moet je niet uitvlakken, vindt u wel? Geloven is niet een onaandoenlijke zaak, iets wat rimpelloos en saai verloopt. Inte gendeel, je wordt meegesleept in adem benemende avonturen; je hoort iets, en je maakt iets mee, wat je hart eigen lijk niet bij kan houden, en je kunt niet meer rustig op je stoel blijven zitten. Je beleeft nog eens wat als je gelooft! Nu lijkt het er op dat we niet te kla gen hebben over te weinig emotie bij de gelovigen; als je om 't hoekje kijkt van welke kerk ook, bijna overal kun je opgewonden stemmen horen, en dito kreten. Soms zakt 't even af, en dan zijn de uitroepen weer niet van de lucht: „Wij moeten zó in de kerk, en wij moeten déze richting". Maar een ander: „Hoe durven ze alleei. al op de gedachte te komen, als dit of dat er door komt, waar blijven we?" - Wel, daar heb je dan een heel stel branden de harten bij elkaar, en daarboven de bijbehorende hete hoofden, 't Is alleen de vraag of (in welk kerkgenootschap ook) dat nu dezelfde brandende harten zijn als die deze mannen op hun wan deling met Jezus, in zich voelden gloei en. Dat is het echte „branden". En het is jammer plus verwarrend dat er zo veel (moord- en) brandgeroep is dat niets te maken heeft met een ontmoe ting met Jezus, doch dat alleen maar ontstaan is uit een argeloos aanhollen achter de nieuwste kerkelijke mode, óf juist andersom uit een zich krampachtig vasthouden aan wat wij al tijd zo vanzelfsprekend gewend waren, en dat alleen daarom ons zo gewijd aandoet. Je hebt kans dat deze twee soorten heet-gebakerden elkaar verteren. „Maar ziet toch toe dat gij elkaar niet bijt, en door elkaar (nog wel) verslon den wordt", waarschuwt de apostel (Gal. 5:15). En je moet het niet direct uitsluiten dat hier een gerichte actie vgn de duivel in 't spel is. zodat wij wel opspringen en geladen worden over dingen die buiten het wezenlijke van het evangelie staan, en daar al on ze energie aan kwijtraken, met het ge volg dat er in ons geen brandstof meer is als er wérkelijk iets gebeurt dat een ■feppèl óp ohs doet. nl. dat Jezus ons de Schriften opent. Want en leest u het nog eens in tens na uit Lucas daar komt het echte vuur vandaan, als je van Jezua hoort wat in al de Schriften op Hem betrekking heeft. En dat blijkt te zijn dat Hij móest lijden. En dat geheim zinnige „moeten" blijkt daarna weer met ons in verband te staan. Met ons „goeie" gedrag, dat echter niet door Gods beugel kan; en met onze „ge rechtigheden" die bij nadere beschou wing een kleed blijken om weg te wer pen (Jes. 64:6). En daarom moet de Christus lijden. En hij wil het ook zelf. Heeft Hij niet gezegd: „Ik ben geko men om Mij Zelf te geven als een los koopsom voor velen?" En welke liefde voor verlorenen (door eigen schuld) steekt daar niet achter? Wie kan dat peilen? En wie kan daar koel onder blijven? Wie gaat 't niet duizelen? Wie kan zich nog oriënteren nu deze wil van Jezus en Zijn liefde ons wereldbeeld, èn het beeld dat wij over ons zelf hebben, doet kantelen? En wie dan nog ont komt aan dit brandende hart, heeft die ooit wel echt willen luisteren naar Je zus. de Opener der Schriften? Leer mij o Heer, Uw lijden recht be trachten. En het wordt pas wat in alle kerken als wij dit lijden ons door Hem laten uitleggen. Er komen onvermoede dingen vanuit deze brandende harten. En wat zullen we, met Zijn vuur in ons. elkaar herkennen in plaats van wegstoten, en elkaar blij groeten in plaats van voorbijzien. Veenendaal Ds. W. Blanken. Ned. Herv. Kerk Beroepen: te 's-Grevelduin-Capelle: B. J. Zaal te IJsselmuiden; te Dintel- oord en te Nunspeet: G. C. Post te Giessendam; te Anjum: J. H. Gorter, kand. te Amsterdam. Tot slot enkele citaten uit het hoofdstukje dat handelt over het bevolkingsvraagstuk. ..een probleem waarover velen van u een woord van ons verwachten", zo schrijven de

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 11