Geestelijke verdieping het doel
Niet uit liefdadigheid maar om
de sociale rechtvaardigheid
Hét zendings-
iverkwoord:
samenwerken!
Emotie
en
gelooj
Vastenbrief over
ontwikkelingswerk
Het waarom en hoe van de
bisschoppelijke vastenactie
Rechtvaardigheic
Hoe moet het
Hervormingen
Het geweten
vastenbrief
1969
TER
UIT DE KERKEN
In het zendingshuis in Oegstgeest is men
tevreden. Tevreden over de hervormde
synode die vorige week de zendingsdienst
ook open stelde voor rooms-katholieke des
kundigen. Tevreden over de hervormde
kerkleden die hartverwarmend hebben ge
reageerd op de noodkreet van eind vorig
jaar toen het zich liet aanzien dat het
zendingswerk moest worden ingekrompen
bij gebrek aan financiële middelen. Te
vreden ook over de steeds nauwere samen
werking tussen Oegstgeest en Baarn waar
het zendingscentrum van de Gereformeer
de Kerken is gevestigd.
Voor die tevredenheid is alle reden
een andere conclusie kan men niet trek
ken uit het artikel dat deze week ver
scheen in het nieuwsbulletin van het pers
bureau der Nederlandse Hervormde Kerk.
Over de samenwerking tussen zending en
missie wordt verteld dat met het Centraal
Missiecommissariaat al geruime tijd con
tacten bestonden die, als het zo uitkwam,
resulteerden in materiële samenwerking.
Inkoop van materialen bijvoorbeeld en
vervoer. Nu de synode de mogelijkheid
heeft geopend ook gebruik te ma
ken van rooms-kathlieke medewerkers
(voor mensen uit andere protestantse
kerken ebstond die mogelijkheid al
langer) denkt men in Oegstgeest
rooms-katholieke artsen, leraren en
soortgelijke functionarissen. Vooral van
uit Indonesië is er aandrang om
toch zoveel mogelijk oecumenische samen
werking te bevorderen. Men is daar in
Oegstgeest graag toe bereid. ,.De zending
zoekt nieuwe wegen", zo zegt men. „zon
der te willen verliezen waar zij in de eer
ste plaats voor is namelijk het brengen
van de bijbelse boodschap. Vanuit deze
opdracht werken wij op tal van gebieden
en ook met allerlei vormen van opbouw
werk die onder de noemer van ontwikke
lingssamenwerking vallen. En dat alles
gericht vanuit het evangelie en de verkon
diging in woord en praktijk van de bijbel
se boodschap".
4
De samenwerking tussen hervormd en
gereformeerd blijkt nog hechter te zijn
geworden. Toen vorig jaar de hervormde
zending bijzonder krap in het geld zat
nam Baarn vijf projecten overzee finan
cieel voor haar rekening tot een bedrag
van ruim f 18.000,-. Dat geld was afkomstig
uit de Baarnse pot „giften zonder nadere
bestemming". Bovendien zijn vergevorder
de besprekingen gaande om de hervorm
de en gereformeerde opleidingen voor de
werkers overzee te gaan combineren tot
één centrale opleiding. Waar die dan komt
is nog niet bekend. Het liefst zou men zien
dat er één protestants opleidingscentrum
komt, niet alleen voor degenen die in zen
dingsdienst overzee gaan werken maar
ook voor hen die in opdracht van de we-
relddiaconaatsinstellingen en de protes
tantse kerken worden uitgezonden.
Plaatselijk blijken er ook al allerlei im
pulsen voor samenwerking te komen. In
de gezamenlijke Antwoordkerk te Hoog
vliet (protestants en rooms-katholiek) wil
men één gezamenlijk project van de ker
ken overzee. En in Sassenheim, De Kaag
en Warmond gaat de jeugd van de protes
tantse kerken een gezamenlijke actie voe
ren voor de uitzending van een verpleeg
ster naar West-Irian. De benodigde 15.000
gulden moeten nog bijeen gebracht wor
den maar juffrouw Huistra heeft zoveel
vertrouwen in deze jeugd dat ze maar vast
begonnen is aan een cursus Indonesisch!
En als hier in Nederland samen-werken
hét werkwoord is van de zending, is het
dan verwonderlijk dat het overzee niel
minder hard gaat? Op Timor bijvoorbeeld
de zendingswerk daar zal nu een pre-
is een kerk voortgekomen uit het hervorm-
dikant komen speciaal voor het kader
werk en die predikant wordt beschikbaar
gesteld door de Gereformeerde Soemba-
zending. En de theologische opleidings
school in de Molukken krijgt op verzoek
van de Molukse kerk twee docenten: een
wordt er betaald door Oegstgeest en een
door de Gereformeerde Zendingsbond. En
ook dat is een teken van groeiende samen
werking.
Er bestaat over de bisschop-
peiyke vastenactie die nu voor de
negende maal in Nederland wordt
gehouden, wel enig misverstand
en niet in de laatste plaats bij
het protestantse deel van ons
volk. Dat schuilt voor een deel in
dat woordje „vasten", de uitings
vorm van het innerlijk meeleven
met het lijden van Christus die
de rooms-katholieke kerk vele
eeuwen lang en ook nu nog toe
passelijk acht, maar die in de ogen
van vele protestanten te veel
tot een stukje uiterlijk vertoon is
geworden, een zaak van verbo
den en geboden waaraan het hart
niet werkelijk meer deel heeft. En
in de tweede plaats meende men
die vastenactie rustig te kunnen
voorbijgaan omdat de opbrengst
immers bestemd was en is voor
de missie - op precies dezelfde
manier dus als in de protestantse
kerken op gezette tijden een zen
dingsactie wordt gevoerd.
De toenemende samenwerking
tussen Rome en reformatie op al
lerlei gebied en het toenemende
begrip ook tussen de kerken zijn
er oorzaak van dat men langzaam
maar zeker ook die vastenactie
wat anders gaat bezien. De oude
Vastenwet is opgeheven - dat is
al bijna tien jaar geleden ge
beurd maar het is nog niet tot
sommige critici doorgedrongen.
ZU geloven nog altyd dat „de vas
ten" 'n periode is van van hoger
hand opgelegde soberheid, door de
rooms-katholieke gelovigen met
niet al te veel overtuiging uitge
voerd en zij voeren er dan ook
nog graag de carnavalsuitspattin
gen bij ten tonele die aan de vas
ten vooraf gaan. School er vroe
ger misschien in die kritiek enige
waarheid - men kan die nu toch
nauwelijks meer hanteren. Juist
omdat de uiterlijkheden zyn ver
dwenen krijgt men op dat vasten
een beter gezicht, ziet men nu be
ter wat de bedoeling was en is:
een periode van boetvaardigheid
en offer. En is dat in de lijdens
weken, weken waarin de christen
meer dan gewoonlijk opziet naar
het kruis en naar het offer aan
dat kruis volbracht, is het in die
weken niet zinvol ook in dat lij
den Christus' volgeling te lijn en
de dankbaarheid voor Zijn offer
te uiten door ons offer? Dat dan,
juist dan, werkeiyk een offer mag
zijn, iets dat we werkelijk van
ons zelf hebben afgenomen!
Dat is de werkelijke bedoeling
van het vasten en daarop ook is
de vastenactie gericht. Kardinaal
Alfrink formuleerde het vorige
week. toen hij het nieuwe bestuur
van de bisschoppelijke vastenac
tie installeerde, aldus: „Deze
actie is een pastorale actie tot
geestelijke verdieping, die dan
voor het concrete offer een prak
tische uitweg zoekt juist in de
sfeer van de EXTRA aandacht,
van het EXTRA offer boven de
dageiykse offervaardigheid die
sie en zending werken al lang
niet meer los van elkaar, zeker
niet op die terreinen waarop zij
samen met anderen ontwikke
lingswerk bedrijven. Daarom is
het goed dat men ook buiten de
rooma-katholieke kring iets weet
van organisatie en doel van de
ze vastenactie. Daar is juist nu
alle reden voor omdat dezer da
gen de organisatie grondig ver
anderd is. Vroeger was het werk
patroon vrij eenvoudig: het bu
reau van de actie, gevestigd te
Heemstede, mobiliseerde de ge
vers, voerde de propaganda, zorg
de voor de publiciteit en inde
de gelden. Daarnaast was er het
secretariaat in Zeist onder lei
ding van mgr. Poel!: daar kwa
men aanvragen om steun bin
nen uit alle delen van de wereld.
UtHNHIttlMlininiHHIH
•ifnmitiiftttftiiHimmNfM
het evangelie vraagt van elke
christen.
Hier ligt een eerste onderscheid
tussen de vastenactie en alle an
dere hulpacties. Het tweede on
derscheid betreft het predikaat
„bisschoppelijk". Het zijn de bis
schoppen die op pastorale gron
den de vastenactie aanbieden in
de vastentyd als een gezamenlyk
offer uit de kerkprovincie willen
zij een daad stellen van solidari
teit jegens hun collega-bisschop
pen in de ontwikkelingslanden en
daardoor bijdragen aan het wel
zijn der bewoners. De eenheid in
geloof èn de liefde moet ons bei
den dierbaar zijn".
Maar al is de vastenactie dan in
de eerste plaats pastoraal be
doeld, dus als een aansporing tot
geestelijke verdieping, feit is dat
de actie ook materieel zoden aan
de dijk zet: vorig jaar werd
meer dan vijf miljoen gulden bij
eengebracht. En inderdaad, op
zet van de actie is dat dit geld
wordt bestemd voor het werk
van missionarissen. Maar mis-
een kleine adviescommissie ver
werkte deze aanvragen tot een
voorstel voor de verdeling van
het binnengekomen geld en keur
de de bisschoppen het voorstel
goed dan werd het geld uitbe
taald. Maar het aantal aanvra
gen is gegroeid naarmate de op
brengst in de miljoenen ging lo
pen. Daarom heeft de vastenac
tie nu een eigen bestuur gekre
gen, bestaande uit vijf deskundi
gen, en Is voor het bureau in
Zeist een directeur aangetrokken.
Want de opzet is nu vooral de
actie een organische plaats te
geven binnen de gehele struc
tuur van de hulpverlening.
Daarbij blijft echter wel uit
gangspunt dat de aandacht vooral
gericht moet zijn op kleinere pro
jecten in de ontwikkelingslanden
en dat men daarvoor gebruik
blijft maken van de ter plaatse
aanwezige kerkelijke werkers,
hetzij inheemsen, hetzij buiten
landse missionarissen.
Citeren we nogmaals uit de in-
stallatierede van kardinaal Al
frink: .Juist zij kunnen door hun
kennis van land en volk met be
scheiden middelen dikwijls rela
tief veel bereiken en maken aldus
de bodem ryp voor grotere ont
wikkelingsprojecten en leren de
mensen voor zichzelf te zorgen".
Zo wordt het ook door de rooms-
katholieken zelf ervaren: in vele
parochies of groepen parochies
vraagt men om afzonderlijke pro
jecten die men dan als het ware
kan adopteren. Men wil weten wie
men helpt, men wil zijn zorgen
echt delen, men wil hem tot een
levende zorg van de gemeenschap
maken. Dat stelt de organisatoren
uiteraard wel eens voor proble
men, enerzijds omdat men zo de
kans loopt dat minder aantrekke
lijke, minder „menselijke" pro
jecten in de verdrukking ta
komen, anderzijds omdat men
ook geld beschikbaar moet
hebben voor projecten die niet
voor adoptie in aanmerking ko
men. Daarom komt men wel zo
veel mogelijk aan die adoptie
wensen tegemoet, maar vraagt
men eventuele extra-opbrengsten
af te dragen aan de vastenactie
om zo ook andere noodzakelijke
projecten te kunnen financieren.
Zoals gezegd kwam men vorig
jaar tot een bedrag van meer dan
vijf miljoen gulden nu de vas
tenbrief van de bisschoppen spe
ciaal gewijd is aan het ontwikke
lingswerk (hieronder geven we
een uittreksel uit dit document)
mag men verwachten dat men
nu niet onder dit bedrag zal blij
ven. Kardinaal Alfrink: „De vas
tenactie mist wellicht de charme
van een bliksemactie maar zij be
zit het geheim van de gezonde
kerkelijke traditie, die stug door
gaat uit het kleine het grote te la
ten groeien. Ik ben ervan over
tuigd dat de groeiende bezinning
op onze christeiyke verantwoorde
lijkheid om zelfs een extra-bij
drage te leveren voor een meer
leefbare wereld in materieel èn
in geestelijk opzicht onze gelo
vigen tot een groeiende edelmoe
dige offervaardigheid zal bren
gen."
'BEI
De Vastenbrief 1969 die door het Neder
landse episcopaat is geschreven en die
vandaag en morgen aan alle rooms-katho-
licken in Nederland wordt aangeboden, is
er een uit de reeks pastorale brieven en als
zodanig begeleidt dit stuk de bisschoppelij
ke vastenactie die men immers ook in de
eerste plaats ziet als 'n stuk pastoraal werk.
Dat bepaalt de aard van deze brief: het gaat
er niet om de mensen ..op temperatuur" te
brengen zodat ze maar zoveel mogelijk voor
de actie geven het gaat er om het ontwik
kelingswerk de juiste plaats te geven in het
denken en doen van hen die naar de bis
schoppen willen luisteren. We hopen dat het
er velen zijn. binnen en ook buiten de
rooms-katholieke kerk. want zelden hebben
we een stuk gelezen dat met zoveel nuchter
heid en juist daardoor zo indringend
de problematiek rond hel ontwikkelingswerk
uit de doeken heeft gedaan. De schrijvers
gaan uit van de naastenliefde maar die
naastenliefde wordt niet als iets puur-chris-
telijks geannexeerd. Ze gaan uit van het feit
dat honderden miljoenen in deze wereld op
de rand van het bestaansminimum leven
maar ze schermen niet met schrille beelden
van verhongerde kindertjes die het medelij
den moeten opwekken. En ze gaan uit van
de stelling dat de economische orde zoals
wij die nu kennen, ten nadele van de ontwik
kelingslanden werkt maar men vindt er
niet die fanatieke kreten in over ons. in
welvaart badende westerlingen die de arme
broeders maar laten creperen of over de eco
nomische machthebbers die uit puur eigen
belang de anderen laten sterven van hon
ger.
Niets van dit alles en juist daardoor is het
zo'n overtuigende brief geworden. De bis
schoppen beginnen met duidelijk te stellen
waar het over gaat. Over honger en armoe
de en slechte woontoestanden, al die zaken
die tot de eerste behoeften van alle mensen
behoren en waaraan iets moet worden ge
daan. Maar dat is niet het enige, het ont
wikkelingswerk is niet klaar als in al die
noden zou zijn voorzien. Ontwikkelingswerk
is ook een probleem van sociale rechtvaar
digheid tussen de volken, van gelijke rech
ten voor alle mensen. Na de oorlog zijn zo
goed als alle volken onafhankelijk geworden
en daarmee werden wettelijk de gelijke
rechten van deze volken vastgelegd. Maar
dit recht heeft weinig werkelijkheidswaarde
zolang die naties zo arm en zo afhankelijk
zijn van de rijke landen dat de gelijkwaar
digheid niet meer dan een woord is. Daar
om is het ontwikkelingsprobleem tweeledig:
opgave om de uiterste nood te lenigen ei
taak om de werkelijke gelijkwaardigheid
der volken tot stand te brengen.
De bisschoppen constateren dat in on?
tijd de ontwikkelingshulp bezig is te veran
deren: van particuliere liefdadigheid word
zij tot plicht van sociale rechtvaardigheid
En deze laatste stelling wordt dan aldus uil
gediept:
„De moderne communicatiemiddelei
hebben ons niet alleen de ogen geopeni
voor de situatie, waarin de ontwikkelings
landen zich bevinden. Zij hebben ook in
ons denken een verbreding van de horizon
bewerkt met name ten aanzien van onze
plichten van solidariteit en sociale recht
vaardigheid. Wat solidariteit en recht
vaardigheid van ons eisen, wordt ons
meestal pas duidelijk in een langdurig
proces. Toch kunnen wij zien, dat nu in
onze maatschappij opvattingen gemeen
goed zijn, waardoor de droom van de
meest progressieve strijders voor sociale
rechtvaardigheid werkelijkheid wordt.
Niettemin hebben deze verworvenheden
als kenmerk, dat ze eng nationaal gericht
zijn. Het algemene belang, waar we graag
over spreken, is het nationale belang:
recht op werkgelegenheid, op onderwijs,
op gezondheidszorg, etc. geldt voor ons
land. Allerlei dingen, die wij nu vanzelf
sprekend vinden op nationaal niveau, die
wij als een recht beschouwen waartegen
over de plicht van de gemeenschap staat
om deze dingen te realiseren, vinden we
helemaal niet zo vanzelfsprekend als het
gaat om de rechten van mensen buiten de
nationale gemeenschap. Hij lijkt er evenwel
op, dat wij nu aan het begin staan van
een nieuwe ontwikkeling in de opvattin
gen. Door de ontwikkeling van transport
en communicatie, door de verdichting van
de internationale economische relaties en
zelfs door de mogelijk geworden vernieti
ging van het mensdom door de atoombom
is de wereld zoveel kleiner geworden, dat
we met de neus op de werkelijkheid zijn
gedrukt, dat het algemeen belang niet be
perkt kan blijven tot de eigen natie en dat
de plichten van solidariteit en sociale
rechtvaardigheid het hele mensdom moe
ten omvatten".
Even nuchter en weldoordacht als deze
principiële benadering is, zo is ook het zoe
ken naar een antwoord op de vraag wat et-
moet gebeuren. Geconstateerd wordt dat
verandering in de bestaande situatie alleen
maar tot stand kan komen door samenwer
king van alle landen en dat die samenwer
king alleen maar bereikt kan worden als
de politici zich daarvoor inspannen, daar
toe aangezet door de politieke wil van de
kiezers die achter hen staan. Die kiezers
moeten dat dan ook werkelijk willen, zo
constateren de bisschoppen. Zij moeten be
reid zijn gevestigde belangen op te geven
als de solidariteit ten opzichte van de ont
wikkelingslanden dat eist. En zij moeten de
offers die daardoor gevraagd worden zo eer
lijk mogelijk willen verdelen. Met deze woor
den wordt een tere plek geraakt, want men
komt niet zo heel dikwijls tegen dat degenen
die het hardst om ontwikkelingshulp roepen
en daarvoor demonstreren, ook werkelijk
overzien wat de consequenties zijn en van
wie zij de offers vragen. Men denke aan de
rietsuikerdemonstratie die ook in ons land Is
gehouden. Een goede zaak, daar niet van,
want bij de ontwikkelingshulp gaat het er
om de economie dusdanig te veranderen dat
de inheemse produkten der ontwikkelings
landen een betere kans krijgen op de we
reldmarkt. Voor Nederland zou dat waar
schijnlijk als consequentie hebben een ster
ke teruggang van de suikerbietencultuur en
-industrie wie heeft er een plan uitge
werkt om de offers die deze tak van onze
iamenleving zou moeten brengen, ook in-
ierdaad gezamenlijk te dragen?
Het is geen kunst om. zelf veilig opgebor-
jen In een of andere baan-met-pensioen. te
•oepen om" een radicale wijziging van de
vereldeconomie en het is zelfs geen verdien-
te van de overheid te eisen dat zij meer be
lastingen eist terwille van de ontwikkelings
hulp dat laatste behoort een vanzelfspre
kende zaak te zijn, want ontwikkelingshulp
is vóór alles gezamenlijke hulp. Want die
meerdere belasting is geen offer die ver
halen we straks wel weer bij loononderhan
delingen! De man die door die economische
omvorming zijn baan verliest, die brengt een
offer en zijn offer zullen we gezamenlijk moe
ten dragen.
Keren we terug tot de vastenbrief want er
zijn nog twee hoofdstukken die aandacht ver
dienen. Zoals gezegd zien de bisschoppen
ontwikkelingswerk niet alleen in het vlak van
lenigen van primaire noden, niet alleen als
strijd tegen honger en armoede en slechte
woontoestanden zij pleiten ook voor uitban
ning van onvrijheid en uitbuiting. Het is be
kend zo schrijven zij dat in vele ontwik
kelingslanden het probleem van de armoede
nog vergroot wordt doordat een kleine heer
sende groep belang heeft bij het handhaven
van de bestaande machtsverhoudingen, waar
door zij zich ten koste van de grote massa
verrijken. We citeren nu létterlijk:
„Het is duidelijk, dat deze sociale en po
litieke structuren moeten veranderen en
als men een fundamentele verandering van
deze structuren revolutie wil noemen, dan
kan men spreken van de noodzaak van een
sociale en politieke revolutie en deze ver
dient zeker onze sympathie en morele
steun. Wij willen dan ook graag onze
waardering en sympathie uitspreken voor
onze broeders in het bisschopsambt, voor
de priesters en voor alle anderen, die met
name in Latijns Amerika, met moed en toe
wijding zich inzetten voor radicale her
vormingen van hun maatschappij. Ten
aanzien van het gebruik van geweld bij het
tot stand brengen van de sociale revolutie
is grote terughoudendheid geboden.
Het stellen van geweld tegenover onder
drukking van de mensenrechten kan in heel
bijzondere gevallen geoorloofd zijn; de en
cycliek Populorum Progressio somt een aan
tal voorwaarden op waaraan dan voldaan
moet zijn (nr. 31). „Het is voldoende be
kend, dat opstand en revolutie afgezien
van het geval van een evidente en lang
durige tyrannie, waardoor de fundamentele
rechten van de menselijke persoon worden
aangetast en ernstige schade wordt toege
bracht aan het algemeen welzijn van een
land de bron zijn van nieuw onrecht,
nieuwe tegenstellingen scheppen en nieuwe
moordpartijen teweegbrengen. Men mag
een werkelijk bestaand kwaad niet bestrij
den door het aanrichten van een nog groter
onheil."
Misschien wordt er thans in Nederland
toch te gemakkelijk over de noodzaak en
de mogelijkheid van een gewelddadige re
volutie in Latijns Amerika gesproken. Men
kan zich afvragen of men zich wel voldoen
de realiseert, dat revolutionair geweld on
noemelijk leed met zich mee kan brengen
en lang niet altijd een garantie is voor
verbetering van de bestaande toestanden.
In de pastorale brief over Vrede hebben
we gewezen op de plicht en de noodzaak
van verzet, ook van georganiseerd verzet,
tegen het onrecht. „Maar we dienen ons
daarbij in te stellen en voor te bereiden op
een geweldloze vorm van verzet. Houdin
gen en methoden, tactieken en technieken
van geweldloos verzet zouden met grote
ernst verder ontwikkeld moeten worden,
zodat uit onrecht en verdrukking een ande
re uitweg mogelijk wordt dan gewapend
geweld en zodat geweldloosheid geen weer
loosheid en doffe berusting hoeft te beteke
nen".
bisschoppen. En zij vervolgen:
„Dat de bevolkingsaanwas een groot pro
bleem kan zijn wordt ook door de encycliek
Populorum Progressio onderkend. „Het valt
niet te ontkennen dat een versnelling van
de bevolkingsgroei maar al te vaak extra
problemen geeft voor het ontwikkelingspro
ces; de omvang van de bevolking groeit
sneller dan de beschikbare hulpbronnen,
zodat men zich schijnbaar in een impasse
bevindt". Anderzijds is de situatie niet in
alle ontwikkelingsgebieden gelijk. Er zijn
ook ontwikkelingslanden waar propaganda
voor geboorte-beperking als een grove po
ging tot klein-houden zal worden ervaren.
Verder wijst de encycliek Populorum
Progressio erop dat iedere propaganda voor
geboorte-beperking de rechtmatige vrijheid
van de echtgenoten onvoorwaardelijk zal
moeten eerbiedigen. „Wanneer het onver
vreemdbaar recht op huwelijk en voort
planting wordt geschonden, is het gedaan
met de menselijke waardigheid".
Indien echter de menselijke vrijheid en
de menselijke waardigheid onverkort ge
handhaafd blijven, kunnen in onze plurifor
me maatschappij katholieke politici hun me
dewerking geven aan het tot stand komen
van hulpprojecten van bevolkingspolitieke
aard."
Misschien hadden sommigen op dit punt
een duidelijker stellingneming van het Neder
landse episcopaat verwacht, want heel erg
duidelijk wordt niet gemaakt wat verstaan
mag worden onder „hulpprojecten van bevol
kingspolitieke aard". Men mag er zeker niet
uit lezen dat de bisschoppen de vrije hand
zouden willen geven voor een pil-propaganda-
actie zoals die in sommige ontwikkelingslan
den gevoerd wordt. Misschien is het meest
kenmerkende van dit hoofdstukje wat er als
kop boven geschreven staat: „Persoonlijk
geweten doorslaggevend". Als men dit op
schrift zo mag uitleggen dat dat ook geldt
voor de middelen die het echtpaar kiezen wil
om mee te werken aan „projecten van bevol
kingspolitieke aard", dan kunnen we het ge
heel met de bischoppen eens zijn. Maar ook
als dat een te vrijmoedige uitleg is, dan nog
blijft onze bewondering voor deze nuchtere
benadering van het ontwikkelingswerk.
„Was ons hart niet brande.
in ons, terwijl Hij onderweg
ons sprak, en ons de Schriften
opende?" Luc. 24:32.
Is het mogelijk op een koele manier
te geloven? Bijvoorbeeld zó koel dat
ons geloof ons niets doet? Dat er geen
enkele emotie aan te pas komt? Als je
die mannen hoort praten, voor wie Je
zus „de Schriften opende", cfhn merk
je dat het anders ligt. Want zij luister
den naar Jezus, en toen gebeurde het:
ze werden bijzonder opgewonden, ze
ontdekten opeens iets geweldigs, en
daar werden ze door overweldigd. „Het
bróndde eenvoudig bij ons va», binnen",
zeiden ze achteraf tegen elkaar.
Die eigenschap van het geloof moet
je niet uitvlakken, vindt u wel? Geloven
is niet een onaandoenlijke zaak, iets
wat rimpelloos en saai verloopt. Inte
gendeel, je wordt meegesleept in adem
benemende avonturen; je hoort iets, en
je maakt iets mee, wat je hart eigen
lijk niet bij kan houden, en je kunt niet
meer rustig op je stoel blijven zitten.
Je beleeft nog eens wat als je gelooft!
Nu lijkt het er op dat we niet te kla
gen hebben over te weinig emotie bij de
gelovigen; als je om 't hoekje kijkt
van welke kerk ook, bijna overal kun
je opgewonden stemmen horen, en dito
kreten. Soms zakt 't even af, en dan
zijn de uitroepen weer niet van de
lucht: „Wij moeten zó in de kerk, en
wij moeten déze richting". Maar een
ander: „Hoe durven ze alleei. al op de
gedachte te komen, als dit of dat er
door komt, waar blijven we?" - Wel,
daar heb je dan een heel stel branden
de harten bij elkaar, en daarboven de
bijbehorende hete hoofden, 't Is alleen
de vraag of (in welk kerkgenootschap
ook) dat nu dezelfde brandende harten
zijn als die deze mannen op hun wan
deling met Jezus, in zich voelden gloei
en. Dat is het echte „branden". En het
is jammer plus verwarrend dat er zo
veel (moord- en) brandgeroep is dat
niets te maken heeft met een ontmoe
ting met Jezus, doch dat alleen maar
ontstaan is uit een argeloos aanhollen
achter de nieuwste kerkelijke mode,
óf juist andersom uit een zich
krampachtig vasthouden aan wat wij al
tijd zo vanzelfsprekend gewend waren,
en dat alleen daarom ons zo gewijd
aandoet.
Je hebt kans dat deze twee soorten
heet-gebakerden elkaar verteren.
„Maar ziet toch toe dat gij elkaar niet
bijt, en door elkaar (nog wel) verslon
den wordt", waarschuwt de apostel
(Gal. 5:15). En je moet het niet direct
uitsluiten dat hier een gerichte actie
vgn de duivel in 't spel is. zodat wij
wel opspringen en geladen worden
over dingen die buiten het wezenlijke
van het evangelie staan, en daar al on
ze energie aan kwijtraken, met het ge
volg dat er in ons geen brandstof meer
is als er wérkelijk iets gebeurt dat een
■feppèl óp ohs doet. nl. dat Jezus ons de
Schriften opent.
Want en leest u het nog eens in
tens na uit Lucas daar komt het
echte vuur vandaan, als je van Jezua
hoort wat in al de Schriften op Hem
betrekking heeft. En dat blijkt te zijn
dat Hij móest lijden. En dat geheim
zinnige „moeten" blijkt daarna weer
met ons in verband te staan. Met ons
„goeie" gedrag, dat echter niet door
Gods beugel kan; en met onze „ge
rechtigheden" die bij nadere beschou
wing een kleed blijken om weg te wer
pen (Jes. 64:6). En daarom moet de
Christus lijden. En hij wil het ook zelf.
Heeft Hij niet gezegd: „Ik ben geko
men om Mij Zelf te geven als een los
koopsom voor velen?" En welke liefde
voor verlorenen (door eigen schuld)
steekt daar niet achter? Wie kan dat
peilen? En wie kan daar koel onder
blijven? Wie gaat 't niet duizelen? Wie
kan zich nog oriënteren nu deze wil van
Jezus en Zijn liefde ons wereldbeeld, èn
het beeld dat wij over ons zelf hebben,
doet kantelen? En wie dan nog ont
komt aan dit brandende hart, heeft die
ooit wel echt willen luisteren naar Je
zus. de Opener der Schriften?
Leer mij o Heer, Uw lijden recht be
trachten. En het wordt pas wat in alle
kerken als wij dit lijden ons door Hem
laten uitleggen. Er komen onvermoede
dingen vanuit deze brandende harten.
En wat zullen we, met Zijn vuur in
ons. elkaar herkennen in plaats van
wegstoten, en elkaar blij groeten in
plaats van voorbijzien.
Veenendaal Ds. W. Blanken.
Ned. Herv. Kerk
Beroepen: te 's-Grevelduin-Capelle: B.
J. Zaal te IJsselmuiden; te Dintel-
oord en te Nunspeet: G. C. Post te
Giessendam; te Anjum: J. H. Gorter,
kand. te Amsterdam.
Tot slot enkele citaten uit het hoofdstukje
dat handelt over het bevolkingsvraagstuk.
..een probleem waarover velen van u een
woord van ons verwachten", zo schrijven de