Gebrs. De Waart: meer transacties in Engeland Talenlaboratorium voor Leidse universiteit In Budel draait de roulette: invasie van Milieu bepaalt taalgebruik der kinderen Enterprisein de vaart Mevrouw Eisele wil scheiden Handigheidje Afgelopen ZEG het woord „BTW99 in het statige pand dat nummer honderd is in de Haagse Stad houderslaan, en drie heren zullen u glim lachend een kaartje overhandigen. N.V. ÉÉN STOEL WEG NAAR ENGELAND DINSDAG II MAART 1969 „BTW MAART ANTIEKVEILINGEN TE DUUR" Daarop staat onder meer: „In verband met de invoering van de belasting toegevoegde waarde voelen wij ons gedwongen voorlopig geen veilingen meer te houden. Ómdat naar on/.e mening de op- of afcenten dusdanig verhoogd zouden moeten worden, dat de reële basis van het veilingwezen wegvalt''. Cetekent: Kunst- en antiekveilinngen .1. A. de Waart en Zonen Er worden dus, vanwege de BTW. geen antiekveilingen meer gehouden door deze NV, die gevormd wordt door de zeer Engels uitziende oude meneer J. A. de Waart, die zelfs in huis altijd zijn bolhoed op heeft en 71 jaar is, en zijn drie zonen, van wie er momenteel één in Engeland zit. „Een van de redenen is, dat wij het doodgewoon erg onfatsoenlijk vinden tot twaalf procent BTW te moeten berekenen", aldus een van de zonen, die de heer J. de Waart is. En dan volgt er nu even een noodzakelijk rekensommetje. Wanneer u op een Nederlandse antiekveiling iets koopt voor duizend gulden, dan moet u daar vijftien tot twintig opcenten (is gewoon procent) extra over betalen. U betaalt dus 1150 gul den, in het geval er vijftien opcenten moeten worden betaald. Maar in het bedrag van duizend gulden dat u dus hebt geboden voor het bepaalde antieke voorwerp, zitten ook al vijftien óf- centen. En dat betekent dat de man die het antiek heeft laten veilen geen duizend gulden daarvoor ontvangt, maar duizend gulden min vijftien afcenten, dat is 850 gulden. Tussen het bedrag dat u betaalt en het bedrag dat de vorige eigenaar ontvangt ligt dus al een verschil van driehonderd gulden in dit geval. Hoe de BTW nu moet worden berekend is zelfs voor de Neder- derlandse veilingmeesters nog niet helemaal duidelijk. „Maar", zo zegt de heer J. de Waart, „het is in ieder geval zeker dat u, wanneer u in Nederland twee antieke stoelen wilt laten veilen, bij voorbaat al één stoel kunt afschrijven. Want ongeveer de helft van het bedrag dat die stoelen gaan opbrengen op de vei ling, gaat weg aan op- en afcenten en de BTW. Zo kunt u echt wel rekenen". De vier heren De Waart hebben ook ge redeneerd, dat het helemaal geen in teressante zaak meer is om in Ne derland te laten veilen en op veilingen te kopen, nu de BTW er is bijgeko men. Zij hebben daarom hun veilinggebouw ingericht als antiekbeurs, waar wel BTW moet worden betaald, maar waar men niet meer aan op- en af centen hoeft te denken. Geen veilingen dus meer voorlopig bij de NV De Waart, waar heel stil letjes ook het vermoeden bestaat, dat er nu nog meer antiek uit Nederland zal worden geveild in Engeland. „In Engeland is het wel heel interes sant om te veilen", aldus de heer J. de Waart. „Je mag in Engeland gratis antiek invoeren en er zijn tal loze bepalingen die veilingen daar heel interessant maken voor ieder een". „Iemand die een collectie wil la-ten vei len van zeker een half miljoen, die gaat dat met al deze nare regelingen toch niet meer in Nederland doen? „Die neemt de transportkosten naar Engeland makkelijk op de koop toe, want zijn collectie zal hem daar veel en veel meer opbrengen dan hier. Ook al omdat men in Engeland soms twee keer zoveel biedt op veilingen". Een goed voorbeeld daarvan zijn de veilingen bij Sotheby, waar iedere te vellen collectie voor ten minste negen tig procent afkomstig is van het vas teland van Europa, aldus de heer J. de Waart. De heer H. van Kuilenburg, oud directeur van de Arbeiderspers en voorzitter van de raad van advies van het Staatsdrukkerij en Uitgeverijbe drijf, is bij K.B. benoemd tot ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw, ter gelegenheid van zijn aftreden als voorzitter van de raad van advies. LEIDEN Gistermiddag heeft prof. dr. A. G. H. Bachrach, hoogleraar in de Engelse letterkunde, het talenlaboratorium van de Leidse universiteit geopend. Het instituut, dat al sinds oktober 1968 onofficieel in gebruik is, heeft twee practicum/alen, waarin met behulp van bandrecorders ca. 30 stu denten per college-uur bij hun talenstudie worden begeleid. Naast de/.e onder wijstaak wordt er tevens geëxperimenteerd en onderzoek verricht naar de overdracht en de effectiviteit van dit leersysteem. Dit vertelde dr. B. C. Dam- steegt, directeur van het talenlaboratorium. Voorzover getest bij de cursus Frans •n Engels, is gebleken dat de resulta ten zeer bevredigend waren. Over de zelfde periode gemeten zou de con ventionele manier van taalonderricht minder succesvol zijn geweest, aldus de directeur. Het talenlaboratorium beschikt thans over ca. 1000 banden, waarmee de drie moderne talen kunnen worden gedo ceerd en tevens Spaans. Russisch, Pools, Servisch, Zweeds en Chinees. Dit zijn uitsluitend colleges voor vak studenten. In de kerst- en paasvakantie wordt een proef genomen met een cursus Nederlands voor buitenlandse studenten en stafleden. De cursussen worden door de stafleden van het ta lenlaboratorium samengesteld of aan gekocht, waarbij zij worden aange past aan de eisen die het talenlabora torium stelt. De heer Damsteegt was van me ning, dat in de toekomst steeds meer een beroep zal worden gedaan op de apparatuur van het talenlaboratorium. Ook al zou men overgaan tot openstel ling in de avonduren komt men toch ruimte tekort. Het is de bedoeling dat het talenlaboratorium in de nieuw bouw van de Leidse universiteit de beschikking krijgt over 5 zalen. HOUSTON Mevrouw Donn F. Ei sele, de echtgenote van een van de ruimtevaarders van Apollo-7, heeft echtscheiding aangevraagd. Eisele, een kolonel in de luchtmacht heeft in oktober 10 dagen doorgebracht in de ruimte aan boord van het ruimtevaar tuig Apollo-7. Mevrouw Eisele geeft als grond grond voor d eechtscheiding „Mentale wreedheid". Het echtpaar heeft drie kinderen. De oude meneer J. A. de Waart, die in 1936 de grondslag legde voor wat nu de Kunst- en Antiekveilingen J. A. de Waart en Zonen NV is, werd 71 jaar geleden in Rotterdam geboren. „Heel arm", zegt hij, „maar in de eerste wereldoorlog ben ik miljonair geweest, omdat ik uitvindingen deed. Ik vond bijvoorbeeld de kunst-lijnolie uit." Daarvóór, toen hij zeventien jaar was, was hij al Nederlands kampioen worstelen en boksen geweest en hij werkte ook al eens als acrobaat. „En ik ben ook nog bankier geweest"aldus de heer De Waart, die het een zeer goed idee vond van zijn zonen voorlopig te stoppen met veilen. „We waren helemaal niet gedwongen dat besluit te nemen"zo zegt hij, maar we vinden het gewoon onfatsoenlijk tegenover onze clièntele BTW te moeten gaan berekenen. Bovendien brengt een veiling een gigantische hoop oor bereid in gen met Zich: mee. Mijn hart heeft dat zes jaar geleden laten merken. Mijn jongens doen het beter, die hebben deze week rustig naar Ajax kunnen kijken." BUDEL In Budel-Schoot, het meest afgelegen deel van deze Brabantse gemeente op het randje van de Belgische grens en Limburg, draait al twee weken de roulette. Deze trieste uithoek heeft opeens grote aantrek kingskracht gekregen voor het leger tje goklustigen dat ons land af reist om maar te kunnen spelen. Verscholen achter café De Toeter is in een vroegere dancing met een nieuwe roulettetafel en wat kaartta fels de echte sfeer van een speelso- ciëteit geschapen. De sfeer kreeg nog meer reliëf door de onvervalste gokautomaat uit Las Vegas. Die geeft zowel op penningen als guldens met grote snelheid enkele seconden spanning. Alles draait hier in hoog tempo om verlies of winst. Na de invallen van de politie in rou letteclubs in Loosdrecht, Amersfoort en Nieuwer Schans, is een groepje bankhouders in deze uithoek van het land neergestreken. Er is contact op genomen met de burgemeester van Budel, maar een vergunning is niet gegeven. „Dat kon ook moeilijk", zegt de ge meentesecretaris. „De situatie daar is in strijd met de wet. Om er een beslo ten karakter aan te geven, moeten de spelers lid zijn. Inwoners van Budel zouden geen toegang hebben." „Nu ja", zo werd ons in De Toeter gezegd, „voor een fabrikant of welge steld man uit Budel kan wel een uit zondering worden gemaakt." De meeste spelers waren al lid voor de sociëteit in Budel werd geopend. Zij stonden op de ledenlijsten van de in middels gesloten speelclubs. Bij binnenkomst kan men („in deze aanlooptijd") ook nog lid worden. Te gen sommige nieuwelingen bestaat echter argwaan. Op pottekijkers wordt geen prijs gesteld. Tientallen komen dagelijks in auto's naar deze afgelegen plek. Groepjes die zich voorheen al per autobus naar Loosdrecht en het Gildehaus bij de Duitse grens lieten brengen, worden nu driemaal per wee.t in een touring car naar deze nieuwe roulette ge bracht. „Elke dag is er een invasie", aldus de gemeentesecretaris. Ter aanmoedi ging hebben de oude relaties een hand- geldje gekregen in fiches ter waarde van dertig gulden. Elke bezoeker krijgt een gratis lot. Daarmee dingt hij mee in een loterij: Hoofdprijs: een auto. De spelers krijgen ook consumpties gratis. Die prettige bijeenkomst ani meert wel. De sociëteit exploiteert zelf de bar in de vroegere danszaal. On der de vakkundige croupiers en ande re functionarissen zijn bekende gezich ten uit de gesloten rouletteclubs. „Wij zijn de situatie aan het bekij ken". Meer wilde de politie van Budel ons niet zeggen. Er is overleg gaande met de officier van justitie in Den Bosch. 1 een school die aan onderwijsvernieuwing doet of er komt weer een verhaal over de taalarmoede bij kinderen van ongeschoolde arbeiders aan te pas. „Sociaal belemmerde milieus" zegt men dan plechtig. Wat is er nu met arbeiderskinderen precies aan de hand? Waar bestaat die taalarmoede uit? De zaakt ligt eenvoudiger dan men denkt. Als ouders zelf veel scholing hebben genoten en bijvoorbeeld dominee of dokter zijn, dan praten ze ook met de kinderen in goed ontwikkelde volzinnen. Dat taalgebruik hebben de ouders op hun beurt van thuis meegekregen, op school verder ontplooid en tenslotte in hun milieu voortdurend toegepast. Het slaat ook weer ongemerkt op hun kinderen over. Zet daar tegenover de jongen uit een cultuurschraler gezin. Bij hem thuis gaat alles met een paar woorden. Geeft moeder bijvoorbeeld aan een klein broertje of zusje de fles, dan wordt dat aangegeven met een paar woorden als „flessie geven". Het taalgebruik is uitermate sober, liever nog, het is vaak te karig. Onderzoek over het taalgebruik brengt telkens weer naar voren, dat ar beiderskinderen met vage gebaren zwijgzaam knikken, schouderopha len, hoofdgebaren enkele woorden, die ook al niet overdreven uitgebreid zijn, onderstrepen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat de kinderen uit woonwagenkampen niets willen weten van lijdende werkwoordsvor men (het boek wrdt gelezen), sa mengestelde zinnen (van die lange met veel komma's) en bijvoeglijke naamwoorden (een mooi boek. Ze hanteren bedrijvende en actieve werkwoordsvormen: ik loop, hij slaat, wij vallen. Bij de kinderen van onge schoolde arbeiders ligt het waar schijnlijk niet anders. Het ellendige is echter, dat de kinderen van geleerde heren ondanks alle kou de drukte waarmee „duur" praten soms gepaard gaat, toch spelender wijs ook de voor later onontbeerlijke woordenschat en zinswendingen ont wikkelen. Dat laatste schort er juist in vele ndere milieus aan. Vandaar dat de scholen juist aan nieuwe taai programma's de volle aandacht ge ven. Waarom veegt men nu altijd weer als het om taalarmoede gaat de onge schoolde arbeiders op één hoop? Schort er dan in alle andere milieus niets aan? Integendeel. De situatie is dat het taalgebruik beter ontwikkeld is naarmate het milieu „hoger" is. Slechter ontwikkeld naarmate het mi lieu „lager" is. De overgangen gaan geleidelijk. Slechts op één punt is er eigenlijk een kloof, tenminste als men de taalar moede even in samenhang ziet met het probleem dat er bij hoort: de doorstroming naar voorbereidend uni versitair onderwijs. Dan blijken de kinderen uit een hoger milieu gemak kelijk door te stromen. Hoe lager echter het milieu wordt, des te min der leren de kinderen door. Maar terwijl de kinderen van laaggesa- larieerden met de „witte boord" nog nét doorstromen, zijn de kinderen van ouders met de „blauwe boord" (de overall) vrijwel kanlsoos voor de universiteit. Dan moet men natuurlijk wel even in aantallen denken en niet aan de uit zonderingen, de arbeiderszoon die minister werd. Hij is een zeldzaam heid. De uitzondering die de regel be vestigt. Het percentage handarbei derskinderen dat studeren gaat is al sinds de jaren dertig belabberd laag: ongeveer zes procent. Het percentage kinderen van lagere ambtenaren neemt niet veel, maar toch wel iets toe. Het is natuurlijk buiten kijf dat handar beiders als groep onmogelijk minder intelligent kunnen zijn dan ander# beroepsgroepen. Vandaar dat men het probleem nu via d e taaipro gramma's aanpakt. En de raad die onderwijzers aan ouders van wat voor-komaf dan altijd weer geven: lees de kinderen voor het naar bed gaan een verhaaltje voor. Het Ameri kaanse atoom- vliegdekschip „Enterprise"dat op 14 januari door een explosie zwaar werd beschadigd, heeft na uitgebreide reparatie werkzaamheden in de haven van Pearl Harbor inmiddels weer zee gekozen. Op de bovenste foto de enorme ravage vlak na de ontploffing: op de onderste het herstelde vlieg- dek. Vijfentwintig leden van de bemanning kwa men bij de explosie, die werd veroorzaakt door het 'osraken van een bom, om het even. Saturday Evening Post legde het af tegen radio en t.v. Cyrus H. K. Curtis moet wel in een optimistische bui geweest zijn toen hij in 1897 een cheque uit schreef voor een bedrag van duizend dollar en daarmee eigenaar werd van een blad, dat ten dode gedoemd scheen. Dat blad dat hij voor zijn uitgeversmaatschappij, de Curtis Publishing Company kocht, was na melijk op sterven na dood: The Sa turday Evening Post. De eigenaar was net overleden. Er was voor het drukken van het volgende nummer geen geld be schikbaar. Het laatste nummer dat was uitgekomen telde zestien blad zijden. Het was volgeschreven met Victoriaans proza en gedichtjes. Advertenties stonden er praktisch niet in. Om precies te zijn waren er vijf: een voor een pruikenmaker in Phi ladelphia; een andere, eveneens heel kleine, bevatte een dienstregeling voor een tramlijntje in de voorste den van Philadelphia; er stonden twee kleine advertenties in voor patentmedicijnen en een voor Co lumbia fietsen. Verder kwamen er drie illustraties in voor. Een van een juffrouw met een fraai, modieuze queue en twee van een kaalhoofdig heertje. Waar schijnlijk om de indruk te maken, dat de advertentie-omzet nog niet zo gek was, waren die plaatjes weggewerkt tussen de advertenties. Het blad was 76 jaar oud, had een adequate aderverkalking, een oplaag- je van 2300 exemplaren en een ad vertentie-omzet van nog geen 135 dollar per week. Curtis zette George Horace Lorimer aan de redactie. Deze bewerkte de wedergeboorte van het blad. Hij annonceerde in een der eerste door Curtis uitgegeven nummers: „De Post belooft twee maal zoveel als ieder ander willekeu rig tijdschrift en zal proberen twee maal zoveel te geven als er wordt beloofd". Curtis gooide er kapitalen tegen aan. Dat kon hij doen, want er werd goud verdiend aan de exploitatie van het, eveneens door Curtis uitgegeven „Ladies' Home Journal". Er werden een paar verstandige maatregelen ingevoerd. Men hield zich straf aan het beginsel dat in zenders van bijdragen binnen 72 uren de beslissing kregen over het al dan niet aanvaarden van hun bij drage, men betaalde alles wat aan bijdragen werd gekocht goed en con tant.... en het duurde maar heel kort voordat iedere Amerikaanse auteur van enige betekenis het een (lucratie ve) eer achtte, zijn werk in de Sat- evepost te zien afgedrukt. Binnen betrekkelijk korte tijd werd de Post een van Amerika's meest populaire weekbladen. Het hoogte punt werd bereikt in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog, toen de televisie nog in de kinderschoenen stond. Er was zelfs een periode, waarin niet minder dan 157.000 ma nuscripten per jaar moesten worden beoordeeld. De curve van de oplaag vertoonde met uitzondering van de periode van de Eerste Wereldoorlog een gestadig stijgende lijn. In het eerste jaar van het Curtis- regime vervijftienvoudigde men de oplaag van de Post, in het tweede jaar haalde men een oplaag van ruim 380.000, in 1909 klom de „Post" over het miljoen, twee miljoen in 1933, drie miljoen in 1937. In 1942 werd Ben Hibbs benoemd tot hoofdredacteur. Hij zag in dat het blad met zijn tijd mee moest gaan en veranderde de redactieformule. Men probeerde de gezapige titel „Sa turday Evening Post" te doen ver dringen door kortweg „Post" (hoe wel het „Saturday Evening" in klei ne letters werd gehandhaafd zoals een tijd lang de Katholieke Illustra tie in Nederland het woord Katholiek in heel kleine lettertjes drukte). Het lettertype werd gehandhaafd, de in houd van het blad werd minder ge noeglijk-gemoedelijk in de zaterdag avondsfeer, men werd minder zelf-in genomen. De algemene geest van het blad werd wat meer eigentijds. Het Amerikaanse publiek reageer de prompt! In 1949 liep de oplaag van het blad op tot boven de vier miljoen, in 1954 kwam men boven de vijf miljoen. In 1961 drukte men elke week meer dan zes miljoen exemplaren. En tochde Saturday Evening Post, in Amerika, ging het niet naar den vleze. Na de tweede wereldoor log kwam zware concurrentie opzet ten. Men kreeg last van de plaatjes- nieuwsweekbladen, de „digests", Ti me, Newsweek en niet te verge ten groeiende radiobelangstelling en overrompelende groei van de te levisie. Toen ontstond een merkwaardig verschijnsel. Terwijl de oplaag van het blad omhoog bleef lopen, bleven de advertentie-omzetten voortdurend afnemen. Een typisch beeld van wat er gebeurde is wel, dat de adverten tieomzet in ruimte over het eerste halfjaar van 1961 bijna dertig pro cent lager lag dan in dezelfde perio de in het voorafgaande jaar. Zulks mede doordat de advertentieprijzen door de stijgende oplaag moesten worden opgevijzeld. Er was duidelijk een crisis. In 1961 kwam men met drastische maatrege len. In een reclamecampagne die an derhalf miljoen dollar kostte, vertel de men het Amerikaanse publiek wat er allemaal veranderde. De redactio nele inhoud werd gewijzigd. De re dactieformule werd alwéér veran derd. De hoofdredacteur-politiek ge- engageerd werd vervangen en men annonceerde strikte objectiviteit in de politiek. Iedere relatie met poli tieke partijen werd als taboe be schouwd. Het heeft niet geholpen. Er was zo veel veranderd. In zo korte tijd. De gezellige zaterdagavond bestaat in Amerika al evenmin meer als el ders in de „beschaafde" wereld. De gemoedelijke tijd van het week-end- lezen is voorbij. De langdradige ver halen over de „hij" en de „zij" die elkander op het laatst krijgen, is af gelopen. De blijmoedigheid en het gezellige optimisme die de Sateve- post van voor de Tweede Wereldoor log kenmerkte, zijn verstorven. Jong Amerika wil feiten weten. Jong Amerika wil weten wat er in de wereld gaande is. En de Saturdy Evening Post, met goede injecties tegen het einde van de vorige eeuw van aderverkalking gered, was oud geworden met Ben Hibbs. Men heeft te laat ontdekt dat de bakens moesten worden verzet? Het is afgelopen met de Saturday Eve ning Post. De Saturday Evening Post ver scheen 8 februari voor het laatst. In de gezegende leeftijd van 142 jaren is het blad overleden. Men wilde het niet meer... niet al leen de abonnees liepen weg (er wa ren er nog drie miljoen over van de zes miljoen van een jaar of acht ge leden) maar de advertentie-omzet bleef kelderen- Het odium dat het blad had gekre gen van dat gezellige genoeglijke ge zinsblad voor de weekends is het niet meer kwijt geraakt. In een we reld, die haast heeft gekregen liep de Saturday Evening Post te lang zaam. In een wereld, waarin radio en televisie de dienst uitmaken en waarin geen plaats meer is voor ro mantiek was de Saturday Evening Post te laat met „prikkelpopjes" op de omslag, te laat met grote kost baar gemonteerde montages. De aan passing aan vrijere inzichten en het doorbreken van taboes heeft niet meer geholpen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 9