voor de business
ZIEZO
Na
glaasji
ma
ZATERDAG 15 MAART 1969
H.
H<
De groet uit de Noordoostpolder aan het buitenland is niet meer alleen op de
graanschuren gericht: elk jaar neemt de export van bollen en bloemen aanzienlijk
toe.
Een rooimachine voor de zwaardere gronden. De bollenkweker in de polder
heeft het voordeel, dat hij al sterk gemechaniseerd was vóórdat hij met dit bedrijf
begon.
r in bloei
|Z"ijk. wat er nu uit de grond van de
Noordoostpolder komt: bloemen. Tul
pen, narcissen, hyacinten en ook wat men
in de vaktaal, die de polder zich snel eigen
heeft gemaakt. ..bijgoedgewassen" noemt:
irissen, krokussen en anemonen. Tegelij
kertijd is de snij bloementeelt aangepakt en
als toegift groeien er potplanten. Hoe zit
dat?
Jarenlang is de Noordoostpolder den vol-
ke in binnen- en buitenland gepresenteerd als
voorbeeldgebied in de landbouw. Nu wordt
zonder omwegen gezegd, dat „aanzienlijke
verschuivingen" zullen optreden van de ou
de bollenstreek in 't westen naar de Noord
oostpolder. Door de slechte prijzen laat men
zich geenszins afschrikken: „We kunnen
het voor diezelfde prijzen doen en toch nog
een behoorlijke winst maken", zeggen de
de nieuwe kwekers. Zelfbewust traden zij
nu deze week aan op de bloemenmanifesta-
tie Bloei '69 in de Prins Willem-Alexander-
hal te Emmeloord. De Koninklijke Vereni
ging voor Bloembollencultuur, de Koninklij
ke Mij voor Tuinbouw en Plantkunde en het
Orgaan voor Groente- en Bloemen telers
maakten dat samen voor elkaar.
De Commissaris van de Koningin in Over
ijssel opende de show en toen was, aldus
de organisatoren, het eind van een lange
voorbereidingsperiode gemarkeerd. Al maan
denlang zijn de bollen, bomen en bloemen
in een kunstmatig klimaat geplaatst om op
het juiste moment in maximale pracht te
kunnen pronken. Bollen in de polder!
Het begin van het verhaal is, dat óók in
de Noordoostpolder en dan vooral op
de lichte gronden afzetproblemen zijn gere
zen voor land- en tuinbouw. De boeren, die
hun omzetten zagen dalen, gingen hier en
daar eens rondkijken. Toen zagen zij, dat
het in de westelijke bloembollenstreken van
ons land niet zo goed ging. Op kleine bedrij
ven van 2 tot 4 ha. zwoegden bollenkwekers
onder moeilijke werkomstandigheden gro
te afstanden naar het veld. eindeloze trans
porten per bollenschuit enz. Op die manier
konden velen nauwelijks de kostprijs er uit
halen en het zag er niet naar uit, dat het in
de toekomst veel beter zou worden. De boe
ren dachten aan hun eigen perfect verkavel
de en gemechaniseerde bedrijven. Zou het
mogelijk zijn. de bollenkwekerij daar
met meer succes te bedrijven? Ft
werd gepraat en gerekend, samen met voor
lichtingsdiensten en organisaties. Conclusie:
het moet kunnen.
Met grote voortvarendheid en eensgezind
aan dat laatste mankeerde het voorheen
nog wel eens. wanneer er iets gebeuren
moest werd de vakstudie aangepakt. Nu
zijn er 170 bollenbedrijven (waarvan er 130
door landbouwers worden bewerkt) en alleen
al bij de tulpen breidde de bebouwde opper
vlakte zich in enkele jaren tijd uit van 40
tot 160 ha. Vorig jaar exporteerde de Noord
oostpolder ook alweer alleen aan tulpen
60 miljoen bollen.
De verwachting is. dat het er over drie,
misschien vier jaar 150 miljoen zullen zijn.
Het aantal leerlingen op de bollcnvakschool
nam in enkele jaren toe van 20 tot 65. vrij
wel allemaal landbouwers. Tot in het parti
culiere toe greep de bollen koorts, die de pol
der echter allerminst ziek maakte, om zich
heen: er waren vorig jaar 2500 siertuinkeu-
ringen en nu worden zelfs hele dorpen en
bloc in die keuringen betrokken.
„IJ et is een gewone, harde zaak van con-
currentie", zegt tuinbouwvoorlichter
M. Bakker, die vrijwel geheel vrijgemaakt
is voor de bollen en de bloementeelt in de
Noordoostpolder. „Het staat nu eenmaal
vast, dat een groot deel van de bollenkwe
kers in het westen van ons land
het niet redt. Ze kunnen niet blijven
werken voor deze prijzen. Anderzijds kre
gen we in de Noordoostpolder het verschijn
sel. dat op de perfect ingerichte bedrijven
de resultaten in de akkerbouw terugliepen.
En we zijn nog genoeg verwant aan de zee
om te weten, dat je zeilen moet bijzetten
als de wind mindert. Dat doen we met die
bollen, waarmee we op 't ogenblik prachti
ge resultaten hebben. Dat gaat ten koste
van de oude bollenstreek, natuurlijk. Maar
zo is het toch in het hele bedrijfsleven? Wie
goedkoper kan werken op een markt met
krappe prijzen hééft die markt. We verwach
ten werkelijk heel belangrijke verschuivin
gen in de bollenteelt van het westen naar
hier. Overigens, als wij het niet zouden over
nemen zou Engeland het doen, dat staat
als een paal boven water."
liet wordt allemaal heel degelijk aange-
pakt. waarbij de beginnende bollenkwe-
kers soms aardige vondsten doen. Zo zijn ze
er onlangs in geslaagd, de tijd van 41 we
ken tussen rooi en bloei terug te brengen
tot 22 weken. Dat gebeurt met behulp van
een verwarmingsprocédé in de schuren. Eerst
worden de bollen verwarmd, waardoor de
centrale spruit binnenin de bol sneller groeit.
Daarna volgt een afkoelingsperiode, waarin
het reservevoedsel verteert ten behoeve van
nu ons produkt hoeft In geen enkel opzfcht
opzicht onder te doen voor dat van ande
ren".
Op 't ogenblik hebben zij nog een markt-
overschot van 3 a 4 pet en naar hun stelli
ge overtuiging zal dat overschot verdwijnen
door de verschuivingen vanuit het westen. In
vervolg daarop zullen zij hun areaal dan nog
krachtig uitbreiden. Zij zien deze onderne
ming zeker niet als iets tijdelijks, maar als
een nieuwe bestaansbron, waaruit het ver
re nageslacht nog rijkelijk zal kunnen put
ten.
]V/|ct de gewone bloemen ligt 't iets moei-
•1-" lijker, omdat hiervoor aanzienlijke in
vesteringen nodig zijn. Toch is er al 600.000
vierkante meter onder glas bebouwd en
40.000 vierkante meter op de volle grond.
Wekelijks gaan rozen, anjers en andere fleu
rige groenten uit de Noordoostpolder naar
de veilingen in Aalsmeer en Groningen,
waar men er een aardige opbrengst voor
krijgt in vergelijking met de kostprijs. Som
migen combineren deze teelt nog met hun
groentebedrijf en laten zich alleen nog rem
men door de financieringskosten van uitbrei
ding. De toekomst ziet er voor
hen in de meest letterlijke zin van het woord
rooskleurig uit: de grond leent zich goed
voor dit bedrijf. Personeel is gemakkelijker
te krijgen dan elders. Er komen namelijk
mensen vrij, omdat de behoefte aan arbeids
krachten in de landbouw terugloopt. In an
dere gebieden heeft men de handicap, dat de
medewerkers liever naar de fabriek gaan om
daar met vaste werkuren een behoorlijk loon
te verdienen dan naar de bloemen en de bol
len. waar het allemaal veel moeilijker ligt. In
de polder hebben ze 't bij de bloemen even
goed als in andere werkkringen. Dat zijn de
dingen, die tellen. De bloemenkwekers gaan
er van uit dat hun enige grote tegenslag een
algemene teruggang in de bloemenverkoop
kan zijn. Maar wie verwacht dat eigenlijk?
De show Bloei '69 diende, om dit alles eens
goed te etaleren, 't Is immers 'n harde,
zakelijke onderneming en in stilte zal die
niet gedijen. Velen in de polder, ook buiten
de directe kring van de telers, werkten er aan
mee. Emmeloord stond er zelf zijn grote.
kuur, die de rest doet. Deze en andere resul
taten doen de bollenkwekers met kracht pro
testeren tegen de elders wel post vattende
mening, dat men in de polder onvoldoende
ervaring heeft om op kwaliteit te kunnen
werken. „Het is niet alleen een kwestie van
ervaring, maar ook van studie èn van goede
werkomstandigheden", voeren zij aan.
„We hebben er *n grondige studie van ge
maakt en daar gaan we nog dagelijks mee
door. En we hebben goede grond, goede
outillage ook voor deze teelt. De kwaliteit
sporthal voor af, waardoor deze week de
sport in dit centrum stil lag. De vloer, nog
nimmer door hardgeschoeide voeten betre
den. werd beschermd met een plastic laag.
In dit geheel wist men zelfs nog vijvers te
creëren kortom, het moest de eerste
keer meteen al helemaal goed worden, waar
na de show kan worden bevorderd tot jaar
lijks terugkerend evenement.
In het land, waar men het begrip „een
bloeiend bestaan" nieuwe inhoud heeft gege
ven.
Het uitzoeken van het plantmateriaal is een van de kundigheden, die de nieuwe
bollenkwekers leren op cursussen, georganiseerd in samenwerking met de voor
lichtingsdienst.
Ook de bloementeelt is in opkomst,
al wordt zij wat afgeremd omdat
hiervoor grote investeringen nodig zijn.
Een spoelmachine behoort tot de uit
rusting van vele bedrijven. Personeel
Is vrij gemakkelijk te krijgen, omdat het
emplooi in de landbouw afneemt.
De
)e bloedproef mag niet zonder
meer of willekeurig worden opgelegd. Pas
wanneer er reden is voor de verdenking
dat een auto-bestuurder méér dan 0.5
promille alcohol in zijn bloed heeft, kan de
opsporingsambtenaar de verdachte vragen
of hij zich aan een bloedproef wil onder
werpen.
Zo"n verdenking zal met name op de
uitkomst van een ademtest (met blaasbulsjea)
gebaseerd kunnen zijn. Eerst als een
verdachte weigert, kan het verlenen van
medewerking aan het bloedonderzoek dwin
gend worden voorgeschreven, maar dit
uitsluitend door de officier van Justitie, de
De ministers Bakker van Verkeer en
Waterstaat en Polak van Justitie willen
In Nederland een maximum toelaatbaar
bloedalcoholgehalte en een verplichte
bloedproef Invoeren. Ze hebben, zoals
wij dezer dagen reeds in het kort
berichtten, bij de Tweede Kamer een
wijziging van de Wegenverkeerswet
voorgesteld die dat mogelijk moet
maken. De regeling zal gelden voor alle
bestuurders, fietsers en bromfietsers
inbegrepen. Het voorde proef benodigde
bloed mag uitsluitend door een arts
worden afgenomen.
Bestuurders zullen strafbaar zijn als
blijkt dat het alcohol-promillage hoger
is dan 0,5 promille (als het bloed per
gram meer dan een half milligram
alcohol bevat). Ook wordt verboden een
motorrijtuig te laten besturen door
Iemand die in deze toestand verkeert.
De bestaande regeling die het rijden
verbiedt als men daartoe door het
gebruik van alcohol of geneesmiddelen
niet behoorlijk In staat is, blijft gelden.
Uitdrukkelijk is men straks ook straf
baar als de rijvaardigheid is aangetast
door een combinatie van alcohol en een
geneesmiddel.
De voorgestelde wijziging van de
Wegenverkeerswet behelst nog enkele
andere punten. Ze moet de mogelijkheid
openen om proeven te nemen met
verplichte minimumsnelheden. Pas als
uit de proeven zou blijken dat de
miniumumsnelheden een wezenlijke
bijdrage kunnen leveren tot de verkeers
veiligheid, wil minister Bakker dit
middel op ruimer schaal toepassen.
Tenslotte moet het mogelijk worden
verkeersdeelnemers te laten stoppen ten
bate van verkeersonderzoeken.
De ministers doen deze voorstellen in
afwachting van een geheel nieuwe wet
op het wegverkeer waarvan zij hopen,
dat het ontwerp nog In deze
parlementaire periode kan worden
Ingediend. In bijgaand artikel geven
wij een overzicht van de motiveringen
bij het nieuwe wetsontwerp.
hulpofficier van Justitie of door ambtenaren
van rijks- en gemeente-politie die daartoe
speciaal door de minister van Justitie zijn
aangewezen.
Bloedafname vindt niet plaats wanneer
verdachte bij de arts aannemelijk kan
maken dat zulks bij hem om bijzondere
geneeskundige redenen ongewenst is (zoals
in geval van hemofilie). In zulke omstandighe
den zullen andere methoden van onderzoek
worden toegepastbv. een combinatie van
ademproef en urineproef. Ook aan dit
onderzoek is men verplicht mee te werken.
De noodzaak doeltreffender te kunnen
optreden tegen rijden „onder invloed" is de
afgelopen jaren steeds sterker gebleken.
In 1965 vonden 2290 ongelukken met dodelijke
afloop plaats. Daarbij werd in 284 gevallen
(12,4 procent) het gebruik van alcohol
vastgesteld. In overgrote meerderheid vonden
de dodelijke alcoholongevallen plaats in de
avond en nacht en dan nog voornamelijk
tussen vrijdag 18.00 uur en maandagmorgen
06.00 uur.
let beoordelen van de rol die
alcoholgebruik bij het ontstaan van verkeers
ongelukken heeft gespeeld, is in zeer veel
gevallen niet zonder meer te doen: noch
door de opsporingsambtenaar, noch door
de rechter. Want om te kunnen vaststellen of
een weggebruiker zoveel alcohol binnen
heeft dat hij „niet in staat moet worden
geacht het voertuig naar behoren te
besturen" moet men - zonder proef - met
te veel factoren rekening houden.
Om er maar enkele te noemen: de genoten
soort en hoeveelheid alcoholhoudende
drank, de fysieke en psychische toestand
van betrokkene, de tijdsduur waarbinnen de
alcohol werd genuttigd, de tijd die sindsdien
Is verlopen. In de praktijk gaat nu een
opsporingsambtenaar vooral af op uiterlijke
verschijnselen, zoals de geur van de adem,
slingerende gang en gestoorde spraak.
De afgelopen 20 jaar heeft men in
Nederland in toenemende mate gebruik
gemaakt van de vrijwillige bloedproef: op het
ogenblik ongeveer 5000 keer per jaar. De
vrijwillige bloedproef betekende een grote
vooruitgang, maar het zwakke punt is
juist dat vrijwillige karakter. Bijna de helft
van hen de voor de proef worden
uitgenodigd weigert. De kans dat zulke
weigeraars er zonder straf of met een lichte
straf afkomen, is veel groter dan voor hen die
de proef accepteren. Door de mogelijkheid
medewerking aan een bloedproef te
weigeren, werken vervolging en berechting
niet voldoende preventief. Bovendien is
het onbillijk dat vergeleken met de
weigeraars de gewilligen juist in een
slechtere positie komen te verkeren.
I oen de ministers het invoeren
van een alcohollimlet overwogen rees de
vraag: welke hoeveelheid alcohol kan men
binnen hebben zonder een gevaar te worden
op de weg. Noorwegen, Zweden. IJsland
en Joegoslavië hebben een limiet van
0.5 promille. Groot-Brittannië, Oostenrijk en
Zwitserland hebben 0,8 promille. Weten
schappelijk wordt algemeen aangenomen
dat de limiet waarboven aanmerkelijke
risico's gaan optreden rond de 0.5 promille
ligt, vooral omdat het waarnemingsvermogen
terugloopt.
Een onderzoek onder leiding van prof.
Buikhuizen in Groningen heeft aangetoond dat
men na enkele glazen sterke drank
alcoholgehalte in het bloed 0,5 promille-0,7
promille - tien procent van de „verkeers-
aspecten" eenvoudig niet meer opmerkt.
Dit gold met name het kruisend en tegemoet
komend verkeer. Bij een promillage boven
0.8 promille leveren vrijwel alle weggebruikers
een sterk vergrote gevarenkans op.
De aanbeveling van de conferentie van
Europese ministers van verkeer een
alcoholgehalte van het bloed boven 0.8
promille strafbaar te stellen is op deze
wetenschap gebaseerd. De ministers
conferentie is daarbij dus aan de hoge kant
gebleven. Sommige Europese landen hebben
daarom een lagere limiet gekozen. Een
getal is op zichzelf echter niet beslissend.
De wijze van berekenen is namelijk van groot
belang. Een waarde van 0.5 in het ene
systeem kan overeenkomen met 0.8 in het
andere.
In het in het wetsontwerp gekozen systeem
zal het bloedalcoholgehalte dat uit het
laboratoriumrapport blijkt, doorslaggevend zijn.
Dit getal zal in de meeste gevallen
lager zijn dan het alcoholgehalte tijdens het
rijden
Ni
la het nuttigen van alcohol neemt
het alcoholgehalte in het bloed namelijk
eerst toe, maar later - als de alcohol
volledig in het bloed is opgenomen neemt
het alcoholgehalte, door verbranding en
uitscheiding, voortdurend af (met een
gemiddelde van 0,15 promille per uur).
Er is dus een gerede kans dat bij de
bloedproef een lager alcoholgehalte aange
toond wordt dan bij de aanhouding en
onder het rijden. In de gekozen opzet zal,
anders dan soms in het buitenland en
hier ook wel bij de vrijwillige bloedproef
wordt gedaan, niet teruggerekend worden
naar het vermoedelijke alcoholgehalte op
het moment van aanhouding. Dit „terug
rekenen" is inefficiënt en dikwijls ook
niet betrouwbaar. De uitkomst van de proef
zal dus zonder meer de maatstaf zijn.
Om nu te voorkomen dat iemand die zeer
kort na de aanhouding bloed Is afgenomen in
een nadelige positie verkeert (gemiddeld
verstrijkt een uur tussen het tijdstip van
aanhouding en het afnemen van bloed),
zal iemand die verdacht wordt onder invloed
te hebben gereden een tweede bloedafname
mogen verlangen een uur na aanhouding.
Slechts de laagste uitkomst van de bloedproef
telt in zo n geval
Verder zal voorgeschreven worden dat
het laboratorium op de uitkomst van
de analyse voor alle zekerheid een correctie
zal toepassen van 0,15 promille (dat
gebeurt nu ook) om eventuele analysefouten
te neutraliseren. Deze opzet betekent dat
de uitkomst van de bloedproef in veel
gevallen ongeveer 0,3 promille lager zal zijn
dan het werkelijke alcoholgehalte bij
aanhouding.
|et voorgestelde systeem brengt
mee dat er verkeersdeelnemers kunnen
zijn die onder Invloed van alcohol het verkeer
In gevaar hebben gebracht, zonder dat
ze overschrijding van de limiet ten laste
gelegd kan worden. De ministers zeggen
hierover dat het wettelijk promillage
„dan ook geenszins als een vrijbrief moet
worden beschouwd die de eigen verant
woordelijkheid van de weggebruikers
vervangt".
Het is trouwens niet de bedoeling dat men
met een lager alcoholgehalte dan in de
wet als limiet geldt automatisch vrijuit gaat.
Als gezegd, blijft de huidige regeling van
artikel 26 Wegenverkeerswet namelijk
van kracht (rijden verboden onder zodanige
invloed dat men niet in staat geacht wordt
een voertuig behoorlijk te besturen).
De verplichte bloedproef heeft enkele
bezwaren. Ze is onder meer vrij kostbaar,
dat wil zeggen 65 gulden per geval. Men heeft
daarom ook de ademproef en de urineproef
overwogen.
De ademproef is minstens even kostbaar,
als deze wordt gebruikt als bewijsmiddel,
wat hoge eisen stelt aan betrouwbaarheid en
precisie. Hiervoor zouden zeker 100 adem-
analysatoren moeten worden aangekocht
(f 4.000,- per stuk. De levensduur van de
apparaten is beperkt; voor de bediening
zouden 400 politiemannen moeten worden
opgeleid, plus een aantal instructeurs.
Bovendien is de ademproef toch niet
betrouwbaar genoeg in plm. 15 procent
van de gevallen is het resultaat In sterke
mate onjuist.
ten groot bezwaar is ook. dat
de uitgeademde lucht niet bewaard of
vervoerd kan worden, zodat het onmogelijk
is de proef later te herhalen. De urine-proef,
zoals men die in uitzonderingsgevallen
in Engeland gebruikt, is wetenschappelijk
aanvechtbaar. (Wel zal de ademproef worden
gebruikt als „voorproef" voor de opsporings
ambtenaar om zijn vermoeden dat een
verplichte bloedproef gewenst is te testen.
Zo'n ademproef kan dan In vereenvoudigde
vorm plaats vinden en zal niet veel behoeven
te kosten).
De geschatte hoeveelheid van 12.000
bloedproeven per jaar zal rond 850.000 gulden
kosten. Centralisatie van de proeven op
het gerechtelijk laboratorium zal kosten
besparend werken. Toepassing van een
vereenvoudigde ademproef als „voorproef
kost met meer dan f 1,50 per gevaL