Italiaan schreef pleidooi voor het Nederlandse episcopaat ^lli er lei Zilveren koorden Nieuwe Franse catechismus ivas nog in 1958 verboden Ijoop De zondag is geen saaie lag TER OVERDENKING Iets te zeggen Teke n van Woordenspel Slagzin Ambt aanvaard Het is allemaal al heel oud maar het blijft altijd boeiend: het vraagstuk van de „zilveren koor den" tussen kerk en staat. Meer dan anderhalve eeuw heeft het in Nederland wat gesluimerd ainds in 1815 in de grondwet een artikel werd op genomen waarin de staat bepaalde verplichtin gen op zich nam ten aanzien van de dienaren van sommige kerken (in hoofdzaak de tegen woordige Hervormde Kerk). Ook dat gronds- wetsartikel vond weer zijn oorsprong in een grijs verleden: de tijd van de kerkhervorming in de zestiende eeuw toen de overheid soms ..geestelijke goederen" in beslag nam. waar te genover zij dan als compensatie de zorg op zich nam voor de dienaren van die kerk. Natuurlijk is in die anderhalve eeuw de sluimering wel eens onderbroken geweest, want over de verhou ding tussen kerk en staat zijn in de vorige eeuw dikwijls hartige woorden gesproken, maar aan de financiële band is zo goed als niets veran derd in feite betaalt de staat in 1969 nog vrijwel hetzelfde nominale bedrag van ruim drieëneenhalf miljoen gulden dat ook al in 1815 was vastgesteld. Geldontwaarding, de volkomen veranderde levensomstandigheden ze hebben In die anderhalve eeuw geen rol kunnen spelen. De laatste keer dat de discussie over die ..zilveren koorden" wat oplaaide was toen de overheid zich bereid verklaarde een deel van de kosten van kerkenbouw voor haar rekening te nemen. Ook toen is van allerlei kanten protest aangete kend, want bü zeer velen is de gedachte nog springlevend dat er tussen kerk en staat geen enkele financiële band behoort te bestaan. Als men het zo absoluut stelt, geen haalbare kaart want in onze gecompliceerde samenleving is het ondenkbaar dat de kerken al hun sociaal-maat schappelijke werk. al hun zendings-ontwikke- lingshulp-werk ook. zouden kunnen verrichten zonder mee te profiteren van de fondsen die de staat voor dergelijke activiteiten beschikbaar stelt. Maar het is waar: bij een principiële be schouwing van dit alles kan men deze vorm van samenwerking buiten beschouwing laten. Dat zuiver-principiële lijkt dan nu uitgevochten te moeten worden. Dat „nu" mag men gerust met een korreltje zout nemen want in deze materie kykt men niet op een tiental jaren! In 1946 was professor Lieftinck minister van financiën (wie herinnert het zich niet!) en bjj het vele goede werk dat hij als minister deed was ook het in stalleren van een commissie die opdracht kreeg dat oude grondwetsartikel eens onder de loep te nemen. Voorzitter van deze „staatscommissie voor de erediensten" werd de latere burgemees ter van Rotterdam, mr. G. E. van Walsum. In zijn installatierede somde de minister vier mo gelijkheden op, waarvan er een bekend is ge worden als „de derde weg". Letterlijk was deze mogelijkheid als volgt geformuleerd: „De fi nanciële verhouding tussen kerk en staat op een geheel nieuwe basis op te trekken, in overeen stemming met de plaats en de taak die de kerk genootschappen in de maatschappij innemen en en met de opvatting nopens de taak van de staat op geestelijk terrein, die thans prevaleert". Zelfs naar Nederlandse begrippen heeft deze staatscommissie wat lang werk gehad: meer dan twintig jaar na haar installatie legde zij haar rapport op de ministerstafel. Daar heeft het twee jaar op gelegen als een geheim stuk want rapporten van staatscommissies zijn nu eenmaal niet openbaar tenzij de minister ze voor publika- tie vrij geeft. Met dit stuk gebeurde dit niet ook al was er inmiddels wel zoveel van de1 in houd uitgelekt dat duidelijk was dat de commis sie-Van Walsum de derde weg van prof. Lief tinck had gekozen en daarop haar voorstellen had gebaseerd. Zekerheid dienaangaande kreeg men echter pas twee weken geleden toen de huidige minister van financiën, prof. Witteveen. in een brief aan de volksvertegenwoordiging liet weten dat het kabinet-De Jong van plan is de zilveren koorden tussen kerk en staat geheel door te snijden, zij het dan op een elegante ma nier namelijk door een afkoopsom van rond f 62 miljoen. Tegeljjkertyd publiceerde h(j het advies van de staatscommissie, welker werk zaamheden (van 21 jaar lang) dus tevergeefs waren geweest. Nu dan is de discussie in volle hevigheid ont brand. Waarbij het merkwaardig is dat de scheidslijn tussen voor- en tegenstanders van het voorstel-Witteveen dwars door alle kerken en politieke partijen heenloopt. Ds. F. II. Landsman als secretaris-generaal van de hervormde kerk nauw hierbij betrokken, is duidelijk boos op de minister en vraagt hem er zich op te bezinnen of de derde weg van minister Lieftinck toch niet een betere, een meer eigentijdse weg is. Maar de toch zeer op de hervormde kerk ge oriënteerde Leeuwarder Courant schreef: „Mi nister Witteveen verdient lof voor zijn wijs en principieel standpunt in dezen". Het Katholiek Nederlands Persbureau noemde het voorstel van minister Witteveen „goedkoop" en klaagde dat dusdoende de bestaande discriminatie ten aan zien van verschillende kerken gehandhaafd blijft. Maar de rooms-katholieke Volkskrant liet in een commentaar weten dat zij vooralsnog geneigd is om het meest voor de opvattingen van de re gering te voelen. Dit weer in tegenstelling tot de NRC die het principieel betoog van haar par tijgenoot-minister niet erg overtuigend vond. En een kenmerkende zin uit het (gereformeerde) Centraal Weekblad over een eventueel „douceur tje van de regering": „Voor mij hoeft 't ook niet". Het lijkt nauwelijks aan te nemen dal deze al zo veel eeuwen oude discussie voor wat Nederland betreft nu eens en voor goed tot een eind zal worden gebracht. Daarvoor is de materie te moeilijk en ook met te veel sentimenten beladen Wel menen wij dat een paar opmerkingen ge maakt kunnen worden die het geheel een wat minder chaotisch aanzien geven. Alle partijen zijn het er over eens dat de kerken vry moeten zjjn en blijven in hun eigen sfeer, on geacht de vraag of zij wel dan niet gesubsidieerd worden. Dat vergemakkelijkt het gezicht op de (materiële) kernvraag: is het technisch mogelijk dat de staat subsidieert en toch zelfs de schijn var inmenging vermijdt? Minister Witteveen beant woordt die vraag met neen, maar voor ons is dat neen niet erg overtuigend. Daarmee is nog niets gezegd over de principiël. kernvraag: is subsidiëring niet in stryd met hc wezenlijke, de eigen aard van de kerk? Die ei gen aard is iets mysterieus: de Kerk is van men sen en zij is van God. Zij bindt de mensen samei die in God geloven en zij volvoert Gods opdrach om Zijn Itoodschap te brengen, in welke vorm oo! maar in dat mensenwerk is het God die werkt Als men ervan uitgaat dat dat mensenwerk het al gemeen belang dient dat is Immers het over hcidscriterium dan kan er tegen subsidiërin geen enkel bezwaar bestaan. Maar het klinkt bij na profaan ah men zegt dat overheidssubsidie no dig is opdat God Zijn werk met deze wereld z?. kunnen volbrengen! Misschien is het daarom beter af te stappen va overheidssubsidie aan „de kerk". Laat men h« kerkewerk eens uiteenrafelen en kijken welke spc cifieke terreinen voor subsidie in aanmerking ko men. Dan zal men zeker ook tot de conclusie ko men dat een theologische opleidingsschool dezell de subsidie verdient als een technische hogeschoo bij voorbeeld. En zo zijn er nog heel wat meer za ken op te noemen. E«'n suggestie overigens waar aan dit bezwaar kleeft, dat een studie als deze wel veer twintig commissie jaren zal vergen! De Italiaan Aldo Chiaruttini heeft zich de moeite getroost om alle gegevens en feiten rond het ontstaan van de nieuwe Nederlandse katechismus te verzamelen. Hij is begonnen met het jaar 1956, toen door twee paters Jezuïeten in Nij megen onder supervisie van een door de bisschoppen be noemd college, aan het schrijven van een nieuw Nederlands geloofsboek voor volwassenen werd begonnen. Vanaf dat jaar heeft deze Italiaan de geschiedenis van dit internatio naal bekend geworden boek gevolgd en alle conflicten die er over ontstonden opgetekend. Met een inleiding en histo rische en theologische aantekeningen van dr. Leo Alting von Geussau, secretaris-generaal van het Internationaal Docu mentatiecentrum in Rome en dr. Fernando Vittorino Jo annes kreeg zijn werk in Italië in boekvorm gestalte. Bij A. W. Bruna en Zoon, Utrecht-Antwerpen, is van dit „Dossier van de Nederlandse Katechismus" een Nederlandse bewer king verschenen van Jeanne van Tol. Een boeiend boek (prijs f 13,—) dat stellig aan heel veel Nederlandse katholicisme, alle in één adem genoemd, opgeblazen onverwachte conflicten die er mede naar aan leiding van deze katechismus tussen de Nederlandse katho lieken en de Romeinse curie zijn geweest en die voor de Italiaanse pers aanleiding waren om te schrijven over een schisma en Italiaanse pastoors er toe aanspoorde om zon dags te preken tegen communisme, protestantisme en het Nederlandse kothalicisme, alle in één adem genoemd. In kerkelijke kringen stond Nederland bekend als het land dat samen met Ierland de meeste priesters leverde voor de missie en dat verder alles wat uit Rome kwam met grote gehoorzaamheid en eerbied be handelde. vergeleken althans met andere landen van het Europese continent Het eerste incident Rome-Nederland vond plaats in 1961. vlak voor het conci lie, toen het herderlijk schrijven van de Nederlandse bisschoppen over het conci lie (van Kerstmis 1960) en speciaal over het geloof in de kerkelijke gemeenschap, in zijn Italiaanse vertaling uit de handel werd genomen. Dit feit kreeg nogal wat publiciteit in de internationale pers. die bij het naderen van het concilie sterk an- ti-curiaal begon te denken. Het was ook vóór het concilie dat pater Van Kilsdonk als eerste uitdrukte wat zoveel anderen al gedacht hadden (en dat is een typisch Nederlandse eigenschap), namelijk dat de Romeinse Curie niet (meer) aangepast was aan de moderne tijd. Ook in het con cilie onderscheidden de Nederlandse bis schoppen zich niet in sterke mate vhn Hun Duitse, Franse en Belgische collega's. Toch kwamen opeens in die periode tot dan toe onbekende namen in de wereld pers. zoals die van kardinaal Alfrink, bis schop Bekkers, van missiebisschoppen als Van Bekkum, Van Velsen. Koop. Simons en Staverman. naast die van de kardina len Suenens, Frings, en Liénard. Vlak voor het concilie was er dat ene kleine openlijke incident geweest tussen Nederland en Rome. het eerste sinds een heel lange tijd. Men was deze incidenten, met de daarop volgende waarschuwingen van Rome, gewend wanneer het ging over Frankrijk, de nieuwe theologie en de pries terarbeiders. Een Franse „nieuwe cate chismus" was nog in 1958 verboden. Van Duitsland wist men, dat er sinds 1933 moeilijkheden waren geweest, omtrent de huwelijksleer en later in verband met het nieuw opkomende oecumenisme of met bepaalde nieuwe vormen van leken- instituten. In Noord-Amerika had zich het Amerikanisme gemanifesteerd en en kele decenniën voor het concilie was daar de veroordeling van een uiterst rechtse be weging onder leiding van father Finney. Mensen als Congar, Rahner. Chenu. Teil hard de Chardin. de Lubac, Daniélou, wa ren bekende figuren op de Romeinse „zwarte lijst". Zelfs in de zogenaamde modernistenstrijd aan het begin van de- vóór Alfrink leek tegen Montini Mrg. Bekkers profetische gaven ze eeuw was geen van moderne ideën verdachte Nederlander op internationaal niveau bekend geworden. Hoe het dan toch kwam dat bijvoorbeeld in de Italiaanse pers naarmate het conci lie voortschreed, de aandacht steeds meer op Nederland kwam te vallen is nog steeds niet geheel duidelijk. Kardinaal Alfrink werd sinds 1963 systematisch aan gevallen door de rechtse Italiaanse pers en in 1964 achtte hij het zelfs nodig zich hiertegen en public te Rome te verdedi gen. Prof. Schillebeeckx kon geen conci- lie-peritus worden, maar in Rome trok hij honderden mensen naar zijn conferenties. Bischop Koop kreeg al aandacht, toen hij als bisschop van Brazilië vocht voor het geven van de priesterwijding aan ge huwde mensen, maar waarom viel de aan dacht op deze Nederlander en niet op zijn vele Braziliaanse collega's die hetzelfde wilden? -• De Nederlanders vertelden "in Kopje niets wat niet door de moderne theologie in de afgelopen tientallen jaren reeds ge zegd was. Maar toch leek het steeds meer alsof zij voor het eerst deze ideën gingen verdedigen voor wat hun praktische uit werking betreft. Nederlandse theologen en bisschoppen zaten inmiddels in alle belangrijke conci liecommissies en hadden daar overal ver bazing gewekt door de concrete en open manier waarop zij alles „in Frage" wil den stellen, echter slechts zelden op fana tieke of overdreven revolutionaire wijze. Dat alles, maar ook een groeiende anti- Nederlandse obcessie in curiekringen, kweekte de Nederlandse mythe, die verre buiten haar proporties groeide, voorname lijk na het concilie toen meer en meer de aandacht van de wereldpers sinds 1962 gewend veel mee: religieuze zaken te „verslaan", op Nederland viel. Het leek zelfs enige tijd alsof Nederland en het Ne derlandse katholicisme de aandacht kregen die Joannes XXIII en het concilie aan vankelijk hadden gehad. Stromen journa listen kwamen van over de gehele wereld naar Nederland om de nieuwe liturgie te zien, met Schillebeeckx en Schoonenberg te spreken, het pastoraal concilie mee te maken en vaak ook om een authentiek exemplaar van de „Confrontatiegroep" te Series im No. 10 Het is jammer, dat zij niet altijd in con tact kwamen met wat er werkelijk bij de gemiddelde Nederlandse katholiek leeft en dat zij ook vaak in hun verslagen eerder de sensationele kanten lieten zien. Dit al les verklaart de ongelooflijke publiciteit, die naderhand de Nieuwe Kathecismus in grote delen van de wereld kreeg. De moei lijkheden die de Kathechismus ondervond, vermeerderden deze bekendheid nog. Toch is niet alleen de sensatie rond Ne derland en de Nieuwe Katechismus de re den van hun momentele beroemdheid. Zij hebben ook iets te zeggen gehad, waarop velen zaten te wachten. Het Vaticaans Con cilie heeft bij zovelen een „explosie van verwachtingen" teweeggebracht, van hoop dat de oude rooms-katholieke kerk, die zo I'/icast^grra^t de middeleeuwse 4p<ss5liien toch nog de groei kracht en de elasticiteit zou kunnen op brengen om terug te gaan naar de oor spronkelijke boodschap van het Evangelie en die te confronteren met de mens van vandaag. Op kerkelijke-religieus vlak kwam daar na het concilie nog de algemene anti-cli max, bij die was als het ontwaken uit een utopische droom in een werkelijkheid, waarin zoveel bisschoppen, teruggekomen uit Rome en weer op hun troon gezeten, vaak moeilijk in praktijk schenen te kun nen brengen waarvoor zij enige tijd tevo ren in Rome gestemd hadden. Dit is, tot het verschijnen van de encycliek Humanae Vitae bijna een wereldwijd veschijnsel ge weest. De als zo progressief bekende Fran se en Duitse kerkprovincies schenen in 'n gevaarlijk immobilisme te zijn teruggeval len en de Noordamerikaanse bisschoppen wekten zelfs vaak de indruk in Rome voor niets anders gevochten te hebben dan voor grotere persoonlijke macht en vrijheid. In Spanje en Portugal schijnen de bisschop pen nog conservatiever te zijn geworden dan zij reeds vóór en tijdens het Concilie waren. In dit psychologische klimaat, waarin Rome bovendien het concilie tracht af te schermen met encyclieken, kwam de Ne- m':'- •f. rum »t prüftQt J«KN tl# i v i, an H t-' &SÏ- t- V' *4 fU it ?'■>"-'i' WW-, 'f.' ««J»',%'w i.1A NNN-A m»tisgw.N a usr '-y ii-Wï n «ss fes*» j,<*S '2 5 ïA ïm/i'i,. b',,, itéa» tfc* «f «5* Ss&swt'W* y 'y In het t< er v - -! len n tan liet lot enke e v in tuieh ga e i! op Ja historisch geworden werk, waaronder ook deze briej, die een aartsbisdom VAN MANU A P.O. 80s 132. ManÖa DECREET Sief l-< t oog óp fie controversy over vele theologische kwesties na,» mi int kU' publicatie van <h* 'Noded.mdsc K:tt<vhis- 01. w u»f huwen wij ernstig de Ocktvjgett in het algemeen en <k «teevc v itt het hij/omh t voor Jv gevaren en valstrikken loor Uit hoek veroorzaakt Het is <m/t' h'->hgt pJufct nu verai 1 fwoard< lijkheid, de siiiat va: ons k.,4?hoh< ko Cujoof to U«- gecstfn van onae Cclovtgeü. 00- !>o/'h U<;1U tv b- -wovh !><- tragist-ht* van hot tewu van 4' Nedi'rbmUv Kahn-hrsmns" in am lore Unh-o van Ut? Chrfe- 'ehjki VV. re<4 tojw a ons er 4eyn r(t%t!ijn te tendeti. lAmn-m 4»?. a U-ten «1; hn-rhö 4,.t >b' vorkouji cu fk-Jrihobe -s ito 'h* NeUorbw'H' K,4.hbo-ob n, ouUcii dun Pupte 6f Ouf'/s "o ui Now Yüf'k 4'»oi S<" t\ fbubi <0 bJt,C 'jojntbh- u tsd. zij hot hot Ongox »-? m het -i n1 ortahsjg Umuv.ui dan verhannmt we»ft$r hamer» bef ursbisrhmr M-anki Dit Irook htoii gum enk ui imprimatm Kr i« staat getja itt ta-fln iSiUe. Gi'gr» m. u Manila. 4u IJcb- dag v«n uovmnbi.» in het jaar oWïzes Heren -.^Ta A derlandse Katechismus als een ongeloof lijk teken van hoop voor zovelen. Citerend uit dit vloeiend geschreven boek. hebben wij een beeld geschetst van de sfeer waarin in Italië Nederland en met name het Nederlandse episcopaat werden ont vangen. Het boek gaat echter veel dieper en be handelt ook de veertien punten, waarover van uit Rome nadere toelichting was ge vraagd. Aanvankelijk zou paus Paulus slechts over zes punten opheldering hebben willen vragen, maar door toedoen van de curie werd dit aantal meer dan verdub beld. In Gazzada, waar het gesprek tussen de Nederlandse afgevaardigden en de kerk- functionarissen die door de Heilige Con gregatie van het Concilie waren aangewe zen zoals paus Paulus op 31 maart 1967 in een brief aan kardinaal Alfrink bekend plakte moest woeden gesproken over: 1. De maagdelijke ontvangenis van Jezus; 2. de 'érfzonde: 3. de genoegdoening van Jezus aan de Hemelse Vader; 4. het ver zoenende kruisoffer; 5. het eucharistisch offer; 6. de tegenwoordigheid van Jezus in de eucharistie; 7. de transsubstantiatie; 8. het bestaan van de engelen; 9. de on middellijke schepping van de menselijke ziel; 10. over het toekomstig leven; 11. en kele morele vragen (voorgelegd zijn twee huwelijksgevallen waarin een man en vrouw samenleven die niet echt gehuwd zijn en een geval van zelfmoord); 12. de geboorteregeling; 13. het primaat van de paus; 14. het wonder. Het gesprek is gehouden van 8 t/m 10 april 1967 en hoewel alle zes daar aanwe zige theologen Nederlands spraken leek het of bij het benaderen van doctrinaire vragen beide partijen een andere taal spra ken. Er waren vier Nederlanders en twee Bel gen. De Nederlandse gedelegeerden wa ren E. Schillebeeckx, dominicaan en P. Soonenberg, jezuïet, beiden hoogleraar aan de Katholieke Universiteit te Nijme gen. Dr. Willem Bless, eveneens jezuïet en directeur van het Hoger Katechietisch Instiuut te Nijmegen vergezelde hen. Vanuit Rome kwamen de professoren Jo hannes Visser, redemptorist en rector van het Alfonsianum te Rome, Benedetto Le meer, dominicaan en Edoardo Dhanis, je zuïet van de Gregoriana Universiteit, de laatste wegens zijn vele theologische ge schriften. Het boek gaat uitvoerig op alle discus siepunten in en geeft volledig weer het standpunt van beide partijen, aangevuld met aantekeningen, die voor de leek ver helderd moeten werken. RvtH.no J. '.mi. Santos ■lartsbmrhop van Manila ■zorgde aartsbisschop van Manilla aan z'n gelovigen schreef en waarmee hij de Nederlandse katechismus uit zijn diocees ver bande. Toch blijft de discussie een spel van woorden. Nergens blijkt een ingrijpend verschil van mening, het leek alleen dat de Nederlandse-Romeinse theologen de Nieuwe Katechismus met andere ogen lazen. De Romeinse delegatie had behalve de veertien punten, die vooraf naar Neder land waren gezonden, nog een brief met vijfenveertig „kleinere punten" die de Ne derlandse delegatie echter weigerde te behandelen, omdat ze reeds ten dele in de genoemde veertien punten waren ter spra ke geweest en behandeling overigens niet opportuun werd geacht. Ook de correspondentie die na Gazzada werd gevoerd is uitvoerig behandeld en het boek besluit dit deel met de hoop uit te spreken dat men „van beide zijden de moed zou kunnen verwachten die vereist wordt voor een poging de kloof te over bruggen." Die moed is door het Nederlandse epis copaat reeds opgebracht, toen zij de wij zigingen, door het rapport Dhanis-Fort- mann voorgesteld, aanam en toezegde deze te publiceren. Wat men van de an dere zijde nu mag verwachten is toch ten minste een opheffing van het verbod de Nieuwe Katechismus te publiceren of te verre en in die landen waar dit verbod nog geldt Gedenkt de sabbatdag, dat gij die heiligt... (Exodus 20:8). De zondag is de christelijke vorm van de oudtestamentische sabbat. Deze dag is in wezen niet van óns, ménsen, maar van de HERE God Zelf. Voordat het ge bod tot ons kwam om deze dag te rus ten, te heiligen, vierde God Zelf dez# dag. De Here zégende de sabbatdag en heiligde dezelve. Als nu tot ons komt het woord: „gedenkt de sabbatdag. d»t gij die heiligt", dan betekent dat aller eerst een uitnodiging om met de Her» God deze dag mee te vieren. Wij mó gen meedoen, Gods sabbat te vieren. Hij is met dat rusten begonnen. Rus ten... Betekent dat: Niets dóén? Neen. als de Here God rust op de sabbat, dan betekent dat. dat Hij Zich verlustigt in het werk Zijner handen. De sabbat is voor de Here God de dag van de vreug de over Zijn eigen werk. Als wij geroe pen worden de sabbat te gedenken, dan wil dat zeggen dat wij geroepen wor den ons te verheugen over het werk Zij ner handen. Over de schepping? Ja, inderdaad, dat is een werk Zijner handen. Maar Gods handen hebben méér gedaan. Hij heeft Israël verlost uit de macht van de Farao. Hij heeft Israël geleid door de woestijn en gebracht naar Ka- naan. Hij heeft het Woord vlees laten worden in Bethlehem. Hij heeft Zijn offer gebracht op Golgotha. Hij heeft Zijn heilig Kind Jezus opgewekt van d* doden (op de zondagmorgen; hiérom beieren elke zondagmorgen de paas- klokken over de steden en de dor pen). Hij heeft op Pinksteren Zijn Geest uitgestort op alle vlees. Allemaal werken Zijner handen. God verheugt Zich over Zijn werken. Zijn werken, die Hij te midden van ona en ondanks onze tegenwerking, voor ons en ten behoeve van ons, heeft ge daan. Als de klokken 's zondags luiden, zegt de Here God tot ons: Arme mens, gij die uzelf aftobt en vermoeit met de werken uwer handen, laat dat nu eena rusten en verheugt u met Mij in diepe vreugde over wat Mijn hand in de Heilshistorie bewerkte. De Here heeft dus die éne dag apart gezet van al de dagen, opdat wij samen Hem zouden danken en prijzen voor de werken Zijner handen. Behoeven wij dat maar één dag in de week te doen? Neen, die éne dag oefenen wij er ons in om het de andere dagen te kunnen en te mogen doen. De zondag een saaie dag? Een dag waarop niets mag? Een lege dag? Geen sprake van! Het is een dag van vreugde, van God» vreugde over wat Zijn hand in deze we reld tot stand bracht en nog zal bren gen. En wij worden in die vreugde ge plaatst. Door de prediking van het Woord, door de bediening der sacra menten. Bovendien oefenen wij ons in de kerk 's zondags in het uiten van die vreugde door te danken en te bidden en door de armen christelijke handrei king te doen (zondag 38 Heidelb. Ca techismus). Op de zondag rusten wij van onze werken om te rusten en ona te verlustigen in Gods werken. Onze boze werken laten wij na om ons in Gods werken te leren verblijden. Wij mogen op zondag héél véél. Wij mogen ons door Zijn Geest laten bewerken om van Gods werken te ge nieten. Wij mogen onze tuin met door nen en distelen in de steek laten en de tuin Gods binnen gaan om daar iets op te vangen van de geur en de pracht van Gods bloemen, van kribbe en kruis, van Bethlehem en Golgotha, en ons nu reeds verbazen en verwonderen over hoe het eenmaal worden zal als strak» de Here God met Zijn hér-schepping klèór zal zijn. Dat zal dan de ééuwige sabbat zijn. waarnaar elke sabbat hier heen wijst. In de vakantie zat ergens in een hoek van de tuin een vader zich uit te sloven met het maken van een mooie kar voor zijn jongste zoon van een jaar of vier. Het jongetje zelf was aan het spelen ge gaan. Even later hoorde de vader een verdrietelijk gehuil. Wat was er ge beurd? Het kind was. toen het over een hekje wilde klimmen waarop prikkel draad zat, gevallen. Door de geweldig* regen was het daar één moddelpoel. U begrijpt het al. Het broekje van het kind was gescheurd, zijn handjes bloed den, en zijn gezicht zat onder de mod der. Och, och, wat een verdriet en na righeid! Toch nam de vader het kind mee naar het mooie karretje dat hij aan het maken was. Het was bijna klaar. Hij was er al mee aan 't verven. De vader nam het kind op zijn knie, ging bij het karretje zitten en zei: Kijk eens. wordt het al niet mooi? Het duur de niet lang of door de tranen van het kind heen kwam de lach. Dat kind vierde zondag. Veenendaal J. v.d. Krift. De hervormde gemeente te Sneek en Scharnegoutum wil het aantal van twee drie collecties per kerkdienst niet alleen terugbrengen tot niet meer dan een rondgang, maar zoekt ook een kernachtige slagzin om dit „ene offer" krachtig aan te prijzen. In het eigen blad „Het Kerkvenster" is een prij» uitgeloofd voor de beste inzending(en) voor aansporingen als bijvoorbeeld „Maak van de ene rondgang alstu blieft geen afgang". Prof. dr. H. B. Kossen, die predi kant van de doopsgezinde gemeente t* Zeist was, heeft met een rede getiteld ,.De plaats van de wetenschap in d» samenleving naar de opvatting van Eugen RosenstockHuyssy" zijn nieu we ambt te Amsterdam aanvaard. Hij werd vorig jaar benoemd tot bij zonder hoogleraar vanwege het semi narie der algemene doopsgezind* so ciëteit.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 17