Italiaan
schreef
pleidooi
voor het Nederlandse episcopaat
^lli er lei
Zilveren
koorden
Nieuwe
Franse
catechismus
ivas nog
in 1958
verboden
Ijoop
De zondag is
geen saaie lag
TER OVERDENKING
Iets te zeggen
Teke
n van
Woordenspel
Slagzin
Ambt aanvaard
Het is allemaal al heel oud maar het blijft altijd
boeiend: het vraagstuk van de „zilveren koor
den" tussen kerk en staat. Meer dan anderhalve
eeuw heeft het in Nederland wat gesluimerd
ainds in 1815 in de grondwet een artikel werd op
genomen waarin de staat bepaalde verplichtin
gen op zich nam ten aanzien van de dienaren
van sommige kerken (in hoofdzaak de tegen
woordige Hervormde Kerk). Ook dat gronds-
wetsartikel vond weer zijn oorsprong in een
grijs verleden: de tijd van de kerkhervorming
in de zestiende eeuw toen de overheid soms
..geestelijke goederen" in beslag nam. waar te
genover zij dan als compensatie de zorg op zich
nam voor de dienaren van die kerk. Natuurlijk
is in die anderhalve eeuw de sluimering wel
eens onderbroken geweest, want over de verhou
ding tussen kerk en staat zijn in de vorige eeuw
dikwijls hartige woorden gesproken, maar aan
de financiële band is zo goed als niets veran
derd in feite betaalt de staat in 1969 nog
vrijwel hetzelfde nominale bedrag van ruim
drieëneenhalf miljoen gulden dat ook al in 1815
was vastgesteld. Geldontwaarding, de volkomen
veranderde levensomstandigheden ze hebben
In die anderhalve eeuw geen rol kunnen spelen.
De laatste keer dat de discussie over die ..zilveren
koorden" wat oplaaide was toen de overheid
zich bereid verklaarde een deel van de kosten
van kerkenbouw voor haar rekening te nemen.
Ook toen is van allerlei kanten protest aangete
kend, want bü zeer velen is de gedachte nog
springlevend dat er tussen kerk en staat geen
enkele financiële band behoort te bestaan. Als
men het zo absoluut stelt, geen haalbare kaart
want in onze gecompliceerde samenleving is het
ondenkbaar dat de kerken al hun sociaal-maat
schappelijke werk. al hun zendings-ontwikke-
lingshulp-werk ook. zouden kunnen verrichten
zonder mee te profiteren van de fondsen die de
staat voor dergelijke activiteiten beschikbaar
stelt. Maar het is waar: bij een principiële be
schouwing van dit alles kan men deze vorm van
samenwerking buiten beschouwing laten.
Dat zuiver-principiële lijkt dan nu uitgevochten te
moeten worden. Dat „nu" mag men gerust met
een korreltje zout nemen want in deze materie
kykt men niet op een tiental jaren! In 1946 was
professor Lieftinck minister van financiën (wie
herinnert het zich niet!) en bjj het vele goede
werk dat hij als minister deed was ook het in
stalleren van een commissie die opdracht kreeg
dat oude grondwetsartikel eens onder de loep
te nemen. Voorzitter van deze „staatscommissie
voor de erediensten" werd de latere burgemees
ter van Rotterdam, mr. G. E. van Walsum. In
zijn installatierede somde de minister vier mo
gelijkheden op, waarvan er een bekend is ge
worden als „de derde weg". Letterlijk was deze
mogelijkheid als volgt geformuleerd: „De fi
nanciële verhouding tussen kerk en staat op een
geheel nieuwe basis op te trekken, in overeen
stemming met de plaats en de taak die de kerk
genootschappen in de maatschappij innemen en
en met de opvatting nopens de taak van de staat
op geestelijk terrein, die thans prevaleert".
Zelfs naar Nederlandse begrippen heeft deze
staatscommissie wat lang werk gehad: meer dan
twintig jaar na haar installatie legde zij haar
rapport op de ministerstafel. Daar heeft het
twee jaar op gelegen als een geheim stuk want
rapporten van staatscommissies zijn nu eenmaal
niet openbaar tenzij de minister ze voor publika-
tie vrij geeft. Met dit stuk gebeurde dit niet
ook al was er inmiddels wel zoveel van de1 in
houd uitgelekt dat duidelijk was dat de commis
sie-Van Walsum de derde weg van prof. Lief
tinck had gekozen en daarop haar voorstellen
had gebaseerd. Zekerheid dienaangaande kreeg
men echter pas twee weken geleden toen de
huidige minister van financiën, prof. Witteveen.
in een brief aan de volksvertegenwoordiging liet
weten dat het kabinet-De Jong van plan is de
zilveren koorden tussen kerk en staat geheel
door te snijden, zij het dan op een elegante ma
nier namelijk door een afkoopsom van rond
f 62 miljoen. Tegeljjkertyd publiceerde h(j het
advies van de staatscommissie, welker werk
zaamheden (van 21 jaar lang) dus tevergeefs
waren geweest.
Nu dan is de discussie in volle hevigheid ont
brand. Waarbij het merkwaardig is dat de
scheidslijn tussen voor- en tegenstanders van
het voorstel-Witteveen dwars door alle kerken en
politieke partijen heenloopt. Ds. F. II. Landsman
als secretaris-generaal van de hervormde kerk
nauw hierbij betrokken, is duidelijk boos op de
minister en vraagt hem er zich op te bezinnen
of de derde weg van minister Lieftinck toch
niet een betere, een meer eigentijdse weg is.
Maar de toch zeer op de hervormde kerk ge
oriënteerde Leeuwarder Courant schreef: „Mi
nister Witteveen verdient lof voor zijn wijs en
principieel standpunt in dezen". Het Katholiek
Nederlands Persbureau noemde het voorstel van
minister Witteveen „goedkoop" en klaagde dat
dusdoende de bestaande discriminatie ten aan
zien van verschillende kerken gehandhaafd blijft.
Maar de rooms-katholieke Volkskrant liet in een
commentaar weten dat zij vooralsnog geneigd
is om het meest voor de opvattingen van de re
gering te voelen. Dit weer in tegenstelling tot
de NRC die het principieel betoog van haar par
tijgenoot-minister niet erg overtuigend vond. En
een kenmerkende zin uit het (gereformeerde)
Centraal Weekblad over een eventueel „douceur
tje van de regering": „Voor mij hoeft 't ook
niet".
Het lijkt nauwelijks aan te nemen dal deze al zo
veel eeuwen oude discussie voor wat Nederland
betreft nu eens en voor goed tot een eind zal
worden gebracht. Daarvoor is de materie te
moeilijk en ook met te veel sentimenten beladen
Wel menen wij dat een paar opmerkingen ge
maakt kunnen worden die het geheel een wat
minder chaotisch aanzien geven.
Alle partijen zijn het er over eens dat de kerken
vry moeten zjjn en blijven in hun eigen sfeer, on
geacht de vraag of zij wel dan niet gesubsidieerd
worden. Dat vergemakkelijkt het gezicht op de
(materiële) kernvraag: is het technisch mogelijk
dat de staat subsidieert en toch zelfs de schijn var
inmenging vermijdt? Minister Witteveen beant
woordt die vraag met neen, maar voor ons is dat
neen niet erg overtuigend.
Daarmee is nog niets gezegd over de principiël.
kernvraag: is subsidiëring niet in stryd met hc
wezenlijke, de eigen aard van de kerk? Die ei
gen aard is iets mysterieus: de Kerk is van men
sen en zij is van God. Zij bindt de mensen samei
die in God geloven en zij volvoert Gods opdrach
om Zijn Itoodschap te brengen, in welke vorm oo!
maar in dat mensenwerk is het God die werkt
Als men ervan uitgaat dat dat mensenwerk het al
gemeen belang dient dat is Immers het over
hcidscriterium dan kan er tegen subsidiërin
geen enkel bezwaar bestaan. Maar het klinkt bij
na profaan ah men zegt dat overheidssubsidie no
dig is opdat God Zijn werk met deze wereld z?.
kunnen volbrengen!
Misschien is het daarom beter af te stappen va
overheidssubsidie aan „de kerk". Laat men h«
kerkewerk eens uiteenrafelen en kijken welke spc
cifieke terreinen voor subsidie in aanmerking ko
men. Dan zal men zeker ook tot de conclusie ko
men dat een theologische opleidingsschool dezell
de subsidie verdient als een technische hogeschoo
bij voorbeeld. En zo zijn er nog heel wat meer za
ken op te noemen. E«'n suggestie overigens waar
aan dit bezwaar kleeft, dat een studie als deze wel
veer twintig commissie jaren zal vergen!
De Italiaan Aldo Chiaruttini heeft zich de moeite getroost
om alle gegevens en feiten rond het ontstaan van de nieuwe
Nederlandse katechismus te verzamelen. Hij is begonnen
met het jaar 1956, toen door twee paters Jezuïeten in Nij
megen onder supervisie van een door de bisschoppen be
noemd college, aan het schrijven van een nieuw Nederlands
geloofsboek voor volwassenen werd begonnen. Vanaf dat
jaar heeft deze Italiaan de geschiedenis van dit internatio
naal bekend geworden boek gevolgd en alle conflicten die
er over ontstonden opgetekend. Met een inleiding en histo
rische en theologische aantekeningen van dr. Leo Alting von
Geussau, secretaris-generaal van het Internationaal Docu
mentatiecentrum in Rome en dr. Fernando Vittorino Jo
annes kreeg zijn werk in Italië in boekvorm gestalte. Bij A.
W. Bruna en Zoon, Utrecht-Antwerpen, is van dit „Dossier
van de Nederlandse Katechismus" een Nederlandse bewer
king verschenen van Jeanne van Tol.
Een boeiend boek (prijs f 13,—) dat stellig aan heel veel
Nederlandse katholicisme, alle in één adem genoemd,
opgeblazen onverwachte conflicten die er mede naar aan
leiding van deze katechismus tussen de Nederlandse katho
lieken en de Romeinse curie zijn geweest en die voor de
Italiaanse pers aanleiding waren om te schrijven over een
schisma en Italiaanse pastoors er toe aanspoorde om zon
dags te preken tegen communisme, protestantisme en het
Nederlandse kothalicisme, alle in één adem genoemd.
In kerkelijke kringen stond Nederland
bekend als het land dat samen met Ierland
de meeste priesters leverde voor de missie
en dat verder alles wat uit Rome kwam
met grote gehoorzaamheid en eerbied be
handelde. vergeleken althans met andere
landen van het Europese continent
Het eerste incident Rome-Nederland
vond plaats in 1961. vlak voor het conci
lie, toen het herderlijk schrijven van de
Nederlandse bisschoppen over het conci
lie (van Kerstmis 1960) en speciaal over
het geloof in de kerkelijke gemeenschap,
in zijn Italiaanse vertaling uit de handel
werd genomen. Dit feit kreeg nogal wat
publiciteit in de internationale pers. die
bij het naderen van het concilie sterk an-
ti-curiaal begon te denken. Het was ook
vóór het concilie dat pater Van Kilsdonk
als eerste uitdrukte wat zoveel anderen
al gedacht hadden (en dat is een typisch
Nederlandse eigenschap), namelijk dat de
Romeinse Curie niet (meer) aangepast
was aan de moderne tijd. Ook in het con
cilie onderscheidden de Nederlandse bis
schoppen zich niet in sterke mate vhn Hun
Duitse, Franse en Belgische collega's.
Toch kwamen opeens in die periode tot
dan toe onbekende namen in de wereld
pers. zoals die van kardinaal Alfrink, bis
schop Bekkers, van missiebisschoppen als
Van Bekkum, Van Velsen. Koop. Simons
en Staverman. naast die van de kardina
len Suenens, Frings, en Liénard. Vlak
voor het concilie was er dat ene kleine
openlijke incident geweest tussen Nederland
en Rome. het eerste sinds een heel lange
tijd. Men was deze incidenten, met de
daarop volgende waarschuwingen van
Rome, gewend wanneer het ging over
Frankrijk, de nieuwe theologie en de pries
terarbeiders. Een Franse „nieuwe cate
chismus" was nog in 1958 verboden. Van
Duitsland wist men, dat er sinds 1933
moeilijkheden waren geweest, omtrent
de huwelijksleer en later in verband met
het nieuw opkomende oecumenisme of
met bepaalde nieuwe vormen van leken-
instituten. In Noord-Amerika had zich het
Amerikanisme gemanifesteerd en en
kele decenniën voor het concilie was daar
de veroordeling van een uiterst rechtse be
weging onder leiding van father Finney.
Mensen als Congar, Rahner. Chenu. Teil
hard de Chardin. de Lubac, Daniélou, wa
ren bekende figuren op de Romeinse
„zwarte lijst". Zelfs in de zogenaamde
modernistenstrijd aan het begin van de-
vóór Alfrink leek tegen Montini
Mrg. Bekkers profetische gaven
ze eeuw was geen van moderne ideën
verdachte Nederlander op internationaal
niveau bekend geworden.
Hoe het dan toch kwam dat bijvoorbeeld
in de Italiaanse pers naarmate het conci
lie voortschreed, de aandacht steeds meer
op Nederland kwam te vallen is nog
steeds niet geheel duidelijk. Kardinaal
Alfrink werd sinds 1963 systematisch aan
gevallen door de rechtse Italiaanse pers
en in 1964 achtte hij het zelfs nodig zich
hiertegen en public te Rome te verdedi
gen. Prof. Schillebeeckx kon geen conci-
lie-peritus worden, maar in Rome trok hij
honderden mensen naar zijn conferenties.
Bischop Koop kreeg al aandacht, toen
hij als bisschop van Brazilië vocht voor
het geven van de priesterwijding aan ge
huwde mensen, maar waarom viel de aan
dacht op deze Nederlander en niet op zijn
vele Braziliaanse collega's die hetzelfde
wilden? -•
De Nederlanders vertelden "in Kopje
niets wat niet door de moderne theologie
in de afgelopen tientallen jaren reeds ge
zegd was. Maar toch leek het steeds meer
alsof zij voor het eerst deze ideën gingen
verdedigen voor wat hun praktische uit
werking betreft.
Nederlandse theologen en bisschoppen
zaten inmiddels in alle belangrijke conci
liecommissies en hadden daar overal ver
bazing gewekt door de concrete en open
manier waarop zij alles „in Frage" wil
den stellen, echter slechts zelden op fana
tieke of overdreven revolutionaire wijze.
Dat alles, maar ook een groeiende anti-
Nederlandse obcessie in curiekringen,
kweekte de Nederlandse mythe, die verre
buiten haar proporties groeide, voorname
lijk na het concilie toen meer en meer
de aandacht van de wereldpers sinds 1962
gewend veel mee: religieuze zaken te
„verslaan", op Nederland viel. Het leek
zelfs enige tijd alsof Nederland en het Ne
derlandse katholicisme de aandacht kregen
die Joannes XXIII en het concilie aan
vankelijk hadden gehad. Stromen journa
listen kwamen van over de gehele wereld
naar Nederland om de nieuwe liturgie te
zien, met Schillebeeckx en Schoonenberg
te spreken, het pastoraal concilie mee te
maken en vaak ook om een authentiek
exemplaar van de „Confrontatiegroep" te
Series im
No. 10
Het is jammer, dat zij niet altijd in con
tact kwamen met wat er werkelijk bij de
gemiddelde Nederlandse katholiek leeft en
dat zij ook vaak in hun verslagen eerder
de sensationele kanten lieten zien. Dit al
les verklaart de ongelooflijke publiciteit,
die naderhand de Nieuwe Kathecismus in
grote delen van de wereld kreeg. De moei
lijkheden die de Kathechismus ondervond,
vermeerderden deze bekendheid nog.
Toch is niet alleen de sensatie rond Ne
derland en de Nieuwe Katechismus de re
den van hun momentele beroemdheid. Zij
hebben ook iets te zeggen gehad, waarop
velen zaten te wachten. Het Vaticaans Con
cilie heeft bij zovelen een „explosie van
verwachtingen" teweeggebracht, van hoop
dat de oude rooms-katholieke kerk, die zo
I'/icast^grra^t de middeleeuwse
4p<ss5liien toch nog de groei
kracht en de elasticiteit zou kunnen op
brengen om terug te gaan naar de oor
spronkelijke boodschap van het Evangelie
en die te confronteren met de mens van
vandaag.
Op kerkelijke-religieus vlak kwam daar
na het concilie nog de algemene anti-cli
max, bij die was als het ontwaken uit een
utopische droom in een werkelijkheid,
waarin zoveel bisschoppen, teruggekomen
uit Rome en weer op hun troon gezeten,
vaak moeilijk in praktijk schenen te kun
nen brengen waarvoor zij enige tijd tevo
ren in Rome gestemd hadden. Dit is, tot
het verschijnen van de encycliek Humanae
Vitae bijna een wereldwijd veschijnsel ge
weest. De als zo progressief bekende Fran
se en Duitse kerkprovincies schenen in 'n
gevaarlijk immobilisme te zijn teruggeval
len en de Noordamerikaanse bisschoppen
wekten zelfs vaak de indruk in Rome voor
niets anders gevochten te hebben dan voor
grotere persoonlijke macht en vrijheid. In
Spanje en Portugal schijnen de bisschop
pen nog conservatiever te zijn geworden
dan zij reeds vóór en tijdens het Concilie
waren.
In dit psychologische klimaat, waarin
Rome bovendien het concilie tracht af te
schermen met encyclieken, kwam de Ne-
m':'-
•f. rum »t
prüftQt
J«KN tl# i
v i, an
H t-'
&SÏ- t-
V' *4
fU it ?'■>"-'i' WW-, 'f.'
««J»',%'w
i.1A
NNN-A m»tisgw.N
a usr '-y ii-Wï n «ss fes*» j,<*S '2
5 ïA ïm/i'i,. b',,, itéa» tfc* «f
«5* Ss&swt'W*
y
'y
In het t< er v - -! len n
tan liet lot enke e v in tuieh ga e i! op Ja
historisch geworden werk, waaronder ook deze briej, die een
aartsbisdom VAN MANU A
P.O. 80s 132. ManÖa
DECREET
Sief l-< t oog óp fie controversy over vele theologische kwesties
na,» mi int kU' publicatie van <h* 'Noded.mdsc K:tt<vhis-
01. w u»f huwen wij ernstig de Ocktvjgett in het algemeen en
<k «teevc v itt het hij/omh t voor Jv gevaren en valstrikken
loor Uit hoek veroorzaakt
Het is <m/t' h'->hgt pJufct nu verai 1 fwoard< lijkheid, de siiiat
va: ons k.,4?hoh< ko Cujoof to U«- gecstfn van onae Cclovtgeü. 00-
!>o/'h U<;1U tv b- -wovh !><- tragist-ht* van hot tewu
van 4' Nedi'rbmUv Kahn-hrsmns" in am lore Unh-o van Ut? Chrfe-
'ehjki VV. re<4 tojw a ons er 4eyn r(t%t!ijn te tendeti.
lAmn-m 4»?. a U-ten «1; hn-rhö 4,.t >b' vorkouji cu fk-Jrihobe
-s ito 'h* NeUorbw'H' K,4.hbo-ob n, ouUcii dun Pupte 6f
Ouf'/s "o ui Now Yüf'k 4'»oi S<" t\ fbubi <0 bJt,C 'jojntbh-
u tsd. zij hot hot Ongox »-? m het -i n1 ortahsjg
Umuv.ui dan verhannmt we»ft$r hamer» bef ursbisrhmr
M-anki Dit Irook htoii gum enk ui imprimatm Kr i« staat getja
itt ta-fln iSiUe.
Gi'gr» m. u Manila. 4u IJcb- dag v«n uovmnbi.» in het jaar
oWïzes Heren -.^Ta A
derlandse Katechismus als een ongeloof
lijk teken van hoop voor zovelen. Citerend
uit dit vloeiend geschreven boek. hebben
wij een beeld geschetst van de sfeer
waarin in Italië Nederland en met name
het Nederlandse episcopaat werden ont
vangen.
Het boek gaat echter veel dieper en be
handelt ook de veertien punten, waarover
van uit Rome nadere toelichting was ge
vraagd. Aanvankelijk zou paus Paulus
slechts over zes punten opheldering hebben
willen vragen, maar door toedoen van de
curie werd dit aantal meer dan verdub
beld.
In Gazzada, waar het gesprek tussen de
Nederlandse afgevaardigden en de kerk-
functionarissen die door de Heilige Con
gregatie van het Concilie waren aangewe
zen zoals paus Paulus op 31 maart 1967
in een brief aan kardinaal Alfrink bekend
plakte moest woeden gesproken over:
1. De maagdelijke ontvangenis van Jezus;
2. de 'érfzonde: 3. de genoegdoening van
Jezus aan de Hemelse Vader; 4. het ver
zoenende kruisoffer; 5. het eucharistisch
offer; 6. de tegenwoordigheid van Jezus in
de eucharistie; 7. de transsubstantiatie;
8. het bestaan van de engelen; 9. de on
middellijke schepping van de menselijke
ziel; 10. over het toekomstig leven; 11. en
kele morele vragen (voorgelegd zijn twee
huwelijksgevallen waarin een man en
vrouw samenleven die niet echt gehuwd
zijn en een geval van zelfmoord); 12. de
geboorteregeling; 13. het primaat van de
paus; 14. het wonder.
Het gesprek is gehouden van 8 t/m 10
april 1967 en hoewel alle zes daar aanwe
zige theologen Nederlands spraken leek
het of bij het benaderen van doctrinaire
vragen beide partijen een andere taal spra
ken.
Er waren vier Nederlanders en twee Bel
gen. De Nederlandse gedelegeerden wa
ren E. Schillebeeckx, dominicaan en P.
Soonenberg, jezuïet, beiden hoogleraar
aan de Katholieke Universiteit te Nijme
gen. Dr. Willem Bless, eveneens jezuïet
en directeur van het Hoger Katechietisch
Instiuut te Nijmegen vergezelde hen.
Vanuit Rome kwamen de professoren Jo
hannes Visser, redemptorist en rector van
het Alfonsianum te Rome, Benedetto Le
meer, dominicaan en Edoardo Dhanis, je
zuïet van de Gregoriana Universiteit, de
laatste wegens zijn vele theologische ge
schriften.
Het boek gaat uitvoerig op alle discus
siepunten in en geeft volledig weer het
standpunt van beide partijen, aangevuld
met aantekeningen, die voor de leek ver
helderd moeten werken.
RvtH.no J. '.mi. Santos
■lartsbmrhop van Manila
■zorgde aartsbisschop van Manilla aan z'n gelovigen schreef en
waarmee hij de Nederlandse katechismus uit zijn diocees ver
bande.
Toch blijft de discussie een spel van
woorden. Nergens blijkt een ingrijpend
verschil van mening, het leek alleen dat
de Nederlandse-Romeinse theologen de
Nieuwe Katechismus met andere ogen
lazen.
De Romeinse delegatie had behalve de
veertien punten, die vooraf naar Neder
land waren gezonden, nog een brief met
vijfenveertig „kleinere punten" die de Ne
derlandse delegatie echter weigerde te
behandelen, omdat ze reeds ten dele in de
genoemde veertien punten waren ter spra
ke geweest en behandeling overigens niet
opportuun werd geacht.
Ook de correspondentie die na Gazzada
werd gevoerd is uitvoerig behandeld en
het boek besluit dit deel met de hoop uit
te spreken dat men „van beide zijden de
moed zou kunnen verwachten die vereist
wordt voor een poging de kloof te over
bruggen."
Die moed is door het Nederlandse epis
copaat reeds opgebracht, toen zij de wij
zigingen, door het rapport Dhanis-Fort-
mann voorgesteld, aanam en toezegde
deze te publiceren. Wat men van de an
dere zijde nu mag verwachten is toch ten
minste een opheffing van het verbod de
Nieuwe Katechismus te publiceren of te
verre en in die landen waar dit verbod
nog geldt
Gedenkt de sabbatdag, dat gij
die heiligt... (Exodus 20:8).
De zondag is de christelijke vorm van
de oudtestamentische sabbat. Deze dag
is in wezen niet van óns, ménsen, maar
van de HERE God Zelf. Voordat het ge
bod tot ons kwam om deze dag te rus
ten, te heiligen, vierde God Zelf dez#
dag. De Here zégende de sabbatdag en
heiligde dezelve. Als nu tot ons komt
het woord: „gedenkt de sabbatdag. d»t
gij die heiligt", dan betekent dat aller
eerst een uitnodiging om met de Her»
God deze dag mee te vieren. Wij mó
gen meedoen, Gods sabbat te vieren.
Hij is met dat rusten begonnen. Rus
ten... Betekent dat: Niets dóén? Neen.
als de Here God rust op de sabbat, dan
betekent dat. dat Hij Zich verlustigt in
het werk Zijner handen. De sabbat is
voor de Here God de dag van de vreug
de over Zijn eigen werk. Als wij geroe
pen worden de sabbat te gedenken, dan
wil dat zeggen dat wij geroepen wor
den ons te verheugen over het werk Zij
ner handen.
Over de schepping? Ja, inderdaad,
dat is een werk Zijner handen. Maar
Gods handen hebben méér gedaan. Hij
heeft Israël verlost uit de macht van
de Farao. Hij heeft Israël geleid door
de woestijn en gebracht naar Ka-
naan. Hij heeft het Woord vlees laten
worden in Bethlehem. Hij heeft Zijn
offer gebracht op Golgotha. Hij heeft
Zijn heilig Kind Jezus opgewekt van d*
doden (op de zondagmorgen; hiérom
beieren elke zondagmorgen de paas-
klokken over de steden en de dor
pen). Hij heeft op Pinksteren Zijn
Geest uitgestort op alle vlees. Allemaal
werken Zijner handen.
God verheugt Zich over Zijn werken.
Zijn werken, die Hij te midden van ona
en ondanks onze tegenwerking, voor
ons en ten behoeve van ons, heeft ge
daan. Als de klokken 's zondags luiden,
zegt de Here God tot ons: Arme mens,
gij die uzelf aftobt en vermoeit met de
werken uwer handen, laat dat nu eena
rusten en verheugt u met Mij in diepe
vreugde over wat Mijn hand in de
Heilshistorie bewerkte.
De Here heeft dus die éne dag apart
gezet van al de dagen, opdat wij samen
Hem zouden danken en prijzen voor de
werken Zijner handen. Behoeven wij
dat maar één dag in de week te doen?
Neen, die éne dag oefenen wij er ons
in om het de andere dagen te kunnen
en te mogen doen. De zondag een saaie
dag? Een dag waarop niets mag? Een
lege dag? Geen sprake van!
Het is een dag van vreugde, van God»
vreugde over wat Zijn hand in deze we
reld tot stand bracht en nog zal bren
gen. En wij worden in die vreugde ge
plaatst. Door de prediking van het
Woord, door de bediening der sacra
menten. Bovendien oefenen wij ons in
de kerk 's zondags in het uiten van die
vreugde door te danken en te bidden
en door de armen christelijke handrei
king te doen (zondag 38 Heidelb. Ca
techismus). Op de zondag rusten wij
van onze werken om te rusten en ona
te verlustigen in Gods werken. Onze
boze werken laten wij na om ons in
Gods werken te leren verblijden. Wij
mogen op zondag héél véél.
Wij mogen ons door Zijn Geest laten
bewerken om van Gods werken te ge
nieten. Wij mogen onze tuin met door
nen en distelen in de steek laten en de
tuin Gods binnen gaan om daar iets op
te vangen van de geur en de pracht van
Gods bloemen, van kribbe en kruis,
van Bethlehem en Golgotha, en ons nu
reeds verbazen en verwonderen over
hoe het eenmaal worden zal als strak»
de Here God met Zijn hér-schepping
klèór zal zijn. Dat zal dan de ééuwige
sabbat zijn. waarnaar elke sabbat hier
heen wijst.
In de vakantie zat ergens in een hoek
van de tuin een vader zich uit te sloven
met het maken van een mooie kar voor
zijn jongste zoon van een jaar of vier.
Het jongetje zelf was aan het spelen ge
gaan. Even later hoorde de vader een
verdrietelijk gehuil. Wat was er ge
beurd? Het kind was. toen het over een
hekje wilde klimmen waarop prikkel
draad zat, gevallen. Door de geweldig*
regen was het daar één moddelpoel. U
begrijpt het al. Het broekje van het
kind was gescheurd, zijn handjes bloed
den, en zijn gezicht zat onder de mod
der. Och, och, wat een verdriet en na
righeid! Toch nam de vader het kind
mee naar het mooie karretje dat hij
aan het maken was. Het was bijna
klaar. Hij was er al mee aan 't verven.
De vader nam het kind op zijn knie,
ging bij het karretje zitten en zei: Kijk
eens. wordt het al niet mooi? Het duur
de niet lang of door de tranen van het
kind heen kwam de lach. Dat kind
vierde zondag.
Veenendaal J. v.d. Krift.
De hervormde gemeente te Sneek en
Scharnegoutum wil het aantal van
twee drie collecties per kerkdienst
niet alleen terugbrengen tot niet meer
dan een rondgang, maar zoekt ook een
kernachtige slagzin om dit „ene offer"
krachtig aan te prijzen. In het eigen
blad „Het Kerkvenster" is een prij»
uitgeloofd voor de beste inzending(en)
voor aansporingen als bijvoorbeeld
„Maak van de ene rondgang alstu
blieft geen afgang".
Prof. dr. H. B. Kossen, die predi
kant van de doopsgezinde gemeente t*
Zeist was, heeft met een rede getiteld
,.De plaats van de wetenschap in d»
samenleving naar de opvatting van
Eugen RosenstockHuyssy" zijn nieu
we ambt te Amsterdam aanvaard.
Hij werd vorig jaar benoemd tot bij
zonder hoogleraar vanwege het semi
narie der algemene doopsgezind* so
ciëteit.