Ceramiek van Hans de Jong
valt veel „in de prijzen"
VROUWEN ZIIN TROUW A AN HUN KAPPER
Scherp getekend beeld
van Duitse meeloper
Jurymetrie: Computer in dienst van het recht
Leuw
op
de boehenplanh
HUMOR ALS TROOST BIJ
INKOMSTENBELASTING
NA RECHTEN EN MEDICIJNEN IETS MET ZIJN HANDEN
Vroeg volwassen
tienermeisjes
PRIJZEN
GROTE MODE
MARMER
BAROK
Amerikaanse schreef
Londense zedenroman
Leonard Huizinga: „Het
regent, het zegent"
Ongelooflijk relaas
van eenzame helden
Problemen van een
dorpspredikant
Nacht zonder dromen
Duitse Forsyte Saga
ERNSTIG
MR. EN DR.
4
ZATERDAG 15 MAART 1969
n
De heer Hans de .Tong in Laren is ge
lukkig geen kunstenaar die praat
over „de veranderingen in ons cul
tuurpatroon'*, die dan misschien
mede verantwoordelijk zijn voor het
sterke lijnenspel en de geweldige in
tentie van een bepaald kunstwerk.
Hans de Jong mankt ceramiek en hij
praat doodgewoon. Hij zegt zelfs:
wIn een tijdschrift over ceramiek las
ik pas een verhaal over mezelf, maar
het ging voornamelijk over de tech
nieken die ik allemaal toepaste. Ik
heb het niet eens uitgelezen, want
ik vond het veel te ingewikkeld en
vervelend".
Je kunt aan Hans de long ook ge
woon vragen waarom hij nu cera
miek maakt, niet alleen maar vazen
en schalen, maar veel meer paar
den. spaarpotten, madonna's en dik
ke holle kikkertjes, die straks deel
uit maken van een wandversiering
in een zwembad in Delft. En waar
om hij met zijn werk onlangs zoveel
prijzen won. Dat waren bijvoorbeeld
de Cultuurprijs van de gemeente
Hilversum, de Contour-prijs van de
„Porceleyne Fles" en de grote zil
veren medaille van Vallauris. een
vooral door Picasso bekend potten
bakkers-centrum in Frankrijk.
Over de prijzen grinnikt hij maar zo'n
beetje en om de zaak nog wat meer
te kleineren vraagt hij snel aan zijn
hondje Buddy of het niet even naar
buiten wil. Buddy wel. Buddy Is
trouwens de schrik in de buurt, want
hij is de enige hond die daar nooit
aan een riem loopt.
Maar terug naar Hans de Jong, die de
zoon is van een arts-specialist in Lei
den. Hij studeerde korte tijd rechten,
nog kortere tijd medicijnen en
besloot toen dat hij toch liever
„iets" met zijn handen deed. Zo
als hij als jongetje al een poppen
kast volbouwde met zelfgemaakte
poppen van papier-maché, die hij
dan gebruikte om zijn eigen fanta
sie-verhalen te illustreren. Dat werd
dus de Kunstnijverheidsschool in
Amsterdam.
En hu heeft hij een wachtlijst tot
en met 1970 van allemaal mensen die
willen, dat hij In een groot gebouw
een mozaïek aan de muur maakt.
Hoe komt het nu, dat de meeste men-
wsen bij het woord ceramiek denken
;aan potten, vazen en schalen?
„Waarschijnlijk", is zijn antwoord,
„omdat een potje of een vaas het
eerste is dat men gaat maken op
een amateurclub van pottenbakkers.
Dat pottenbakken is trouwens de gro
te mode op dit moment. Maar ook
wat we van vroeger over hebben
van ceramiek zijn uiteraard veel
potten en vazen. Maar er zijn van
vroeger ook veel grafbeelden van ce
ramiek overgebleven, kortom: in de
ceramische kunst kun je van alles
vinden en van alles doen".
Hans de Jong is een man die in veel
dingen die hij maakt allerlei 'figuren
aanbrengt; de kikkers voor het
zwembad in Delft hebben bijvoor
beeld allemaal tekeningetjes op hun
rug gekregen. Versierd werk dus.
hoewel hij zelf zegt van koele, koel
aandoende kunst te houden.
De Jong woont op dit moment half in
't huis van vrienden in Laren, half in
hun verbouwde garage, waar ook
zijn atelier is. Maar wanneer hij zelf
0 Hans de Jong in Laren, de art-
senzoon die maar heel even
medicijnen studeerde en nu al jaren
ceramiek maakt. Zijn werk wordt
verkocht tot op Curasao en voor
zijn wanddecoraties heeft hij een
wachtlijst tot en met 1970.
een huis zou moeten inrichten, zou hij
in ieder geval „een heel koele ka
mer willen hebben.
„Een met een marmeren vloer en
veel stalen meubelen waarschijnlijk"
zegt hij.
Over die koel-.aandoen.dg kunst gespro
ken dachten wij, dat juist heel veel
.mensen op dit moment meer geneigd
waren hun kamers met hout te be
timmeren, en er oude, warme dingen
in te zetten. Juist omdat alles al zo
koud en zakelijk is. Of denkt u daar
over anders?
„Het klopt wel, dacht ik", zegt hij,
„je ziet ook wel dat in de kunst soms
het barokke weer een beetje terug
komt. Maar ik geloof ook dat de koe
le kunst, zoals we het dan maar even
algemeen zullen noemen, het langer
zal uithouden dan die wat harokke.
In de architectuur bijvoorbeeld is het
lang niet zo opdringerig; dat koele eist
minder aandacht voor zich op."
„Hoewel," zegt hij „ik houd dan wel
van koel, maar ik merk zelf dat mijn
werk nooit koel en zakelijk is, het
ziet er veel te bewerkt uit. Gek hè."
Het enige koele dat er* in zijn kamer in
de garage eigenlijk is te vinden is nu
het hondje Buddy, dat ijskoud naar
binnen rent en meteen bij hem op
schoot springt.
Tussen de boekwerkjes die traditie
getrouw het aangiftebiljet voor de in
komstenbelasting omzwermen, is er dit
jaar ééntje dat helemaal uit de toon
valt. Het probeert op andere wijze dan
de bekende gidsjes en toelichtingen ver
lichting te brengen in de vreugdeloze
arbeid die de belastingplichtigen voor
1 april moeten verrichten.
Het boekje heet Fiscale cartoons en
causerieën en is geschreven door E. J.
H. Volkmaars, oud-hoofdinspecteur van
's Rijks belastingen, thans directeur
van het Belastingmuseum Prof. dr. Van
der Poel in Rotterdam. De schrijver
geeft een selectie uit zijn collectie van
dik vijfduizend grappen op de fiscus die
in het museum is ondergebracht.
Hier volgen, als tegenwicht voor de
aanslag op geld en humeur, wat grepen
uit deze verzameling.
Prof. Licftinck (minister van finan
ciën van 1945 lot 1952) wilde eens
in een telefooncel iemand opbellen,
maar hij had geen dubbeltjes op zak.
Aan een heer die ook wilde telefoneren,
vroeg hij, onder bekendmaking van zijn
naam. of deze hem aan een dubbeltje
kon helpen, want hij moest een vriend
dringend hellen. Daarop gaf de man mi
nister Licftinck twee dubbeltjes met de
opmerking: „Nu kunt u al uw vrienden
opbellen".
Op een aangifteformulier stond de
vraag: Geniet u ook een lijfrente?
Daarop antwoordde iemand: „Ja, we
krijgen er ieder jaar een kind bij".
Een Dordtenaar gaf op zijn aangif
teformulier voor de inkomstenbelas
ting (na aftrek van het een en ander)
een Inkomen op van een kwartje.
De inspecteur riep de man bij zich
en hield hem voor dat hij toch had ge
leefd en er een auto en een jacht op na
hield. Waarop de man antwoordde:
„Maar we doen ook zuinigjes aan".
Een vrijgezel meldde op zijn aan-
gifteforrrtulier dat hij een zoon te
onderhouden had. waarop de inspec
teur het terugzond met de opmerking:
„Dat moet een vergissing zijn". De
vrijgezel stuurde zijn formulier onmid
dellijk weer in, nadat hij onder de op
merking van de inspecteur had geschre
ven: „Dat weet ik zelf ook wel".
Een vrouw toonde na terugkeer van
een buitenlands reisje aan een
vriendin wat ze allemaal had meege
bracht aan parfums, dranken en siga
retten. „Maar had je dan geen last van
de douane", vroeg de vriendin. „Neen,
hoor ze zagen direct dat ze met fatsoen
lijke mensen te maken hadden".
Een douaneambtenaar stapte ter
hoogte van Roosendaal een trein-
coupé binnen, waarin één man zat. In
het bagagenet stond een grote mand,
waaruit wat vocht liep. De douanier
ving een druppel op. proefde en vroeg:
„Whisky?" Waarop de reiziger ant
woordde: „Neen' foxterrier".
Tot zover Fiscale cartoons en cause
rieën. Uitgegeven door Samsom, Alphen
aan de Rijn. Verwervingskosten 10,30
gulden.
L'en marktonderzoek, dat de
J Werkgroep Collectieve Recla
me Kappersbedrijven heeft laten
instellen, leert het volgende.
Zestien procent van de Neder
landse vrouwen heeft zeer kort
haar, 57 procent heeft gewoon kort
haar en veertien procent half lang
haar. Maar dertien procent loopt
met lang haar rond.
Vrouwen zijn heel trouw aan
hun kapper: de meeste van de
ondervraagde dames zijn het af
gelopen jaar steeds in een en de
selfde salon op bezoek geweest.
Daar moet dan wel iets tegen
over staan: vrouwen vinden
de sfeer in zo'n salon wel zeer posi
tief en prettig, maar aldus de
kappers zelf ze willen steeds
meer in de watten worden gelegd.
Een kopje koffie bijvoorbeeld
wordt door tweederde van de on
dervraagde dames zeer op prijs ge
steld.
Mannen vinden het niet nodig
een afspraak met hun kapper
te maken (,,Dan moet je je er ook
aan houden") en ze hebben wen
sen voor verbeteringen. Gemakke
lijke stoelen en goede lectuur zijn
een paar van die wensen.
De trouw aan één kapper is
zeer groot; mannen zijn bang
dat een andere kapper hun haren
anders zal knippen en zo hun uiter
lijk zal veranderen.
Bij mannen mogen de kappers
niet naar eigen inzichten expe
rimenteren met het haar; zij moe
ten precies de aanwijzingen van
hun cliënten volgen.
Driekwart van de ondervraag
de mannen gaat een keer per
maand naar de kapper, de rest
gaat vaker dan een maal per
maand.
Doordat het bij de man in we
zen gaat om het opheffen van
een .ongewenste toestand" en niet
m dé eerste plaats om het berei
ken van een bepaald nieuw resul
taat, kan zijn bezoek aan de kap
per gemakkelijk worden uitgesteld.
Hetgeen 55 procent van de uit
stellers doet vanwege de lange
wachttijden.
F' zijn in de bijna vijfentwintig jaren na de bevrijding onnoemelijk veel
boeken verschenen over het zogenaamde Derde Rijk avontuurlijke
geschiedenissen, verschrikkelijke relazen van bruut geweld, ontroerende
verhalen van menselijk leed. Men zou geneigd zijn, na het lezen van alles
over dat onmenselijke stuk geschiedenis van Duitsland, te zeggen: „We we
ten het nu wel", ware het niet. dat ons dagelijks nog de vraag beklemt hoe
dat alles mogelijk is geweest. Stefan Olivier tracht in zijn nieuwe roman,
..Mannen van het eerste uur", op die vraag een antwoord te geven.
Hij doet dat door een beeld te ge
ven van die eerste werkers in Hit-
Iers rijk, de leden van de S.A. Dat
waren maar voor een klein deel
idealisten, zoals de dóór Olivier
meesterlijk beschreven figuur van
Sturmbannführer Rotermund, 'n ke
rel uit één stuk met een gevoel voor
eerlijkheid en rechtvaardigheid, dat
in de gemeenschap van nazi-helden
niet thuis bleek te horen.
Hoofdfiguur van de roman, die
de drijfveren blootlegt, die tot het
ontstaan van het Derde Rijk leid
den, is de student ln de rechten
Thilo Jordan, een wat labiele fi
guur, onrustig, ontevreden en ge
makkelijk voor nieuwe gedachten te
vinden. In hem herkennen we mil
joenen Duitsers, meelopers met 'n
systeem dat zij aanvankelijk wel
gewenst hebben, maar waarvoor
ze zijn teruggeschrokken, toen een
maal bleek met welke middelen dat
systeem zich trachtte te handhaven.
Jordan is geen misdadiger en de
misdadigheid en het geweld, die hij
niet, gewild heeft maar waartegen
hij zich niet uidrukkelijk durft te
verzetten, zijn er dan ook de oor
zaak van, dat hij zich tegen het
eind van de verloren strijd probeert
te drukken. Maar hij weet niet, zo
als zoveel handige jongens uit die
jaren, aan een straf te ontkomen,
die hij nauwelijks verdiend heeft.
En als hij dan eindelijk als vrij
man weer in de maatschappij komt
is dat met een gevoel van schuld,
dat hem nooit meer verlaten zal.
„Mannen van het eerste uur" is
een ontroerend, indringend verhaal,
goed vertaald door3 Cath. van Eijs-
den. Een waardevol boek uit de
Cultuurserie van de Zuidhollandsche
uitgevers Mij./Ad. M. C. Stok, te
Den Haag.
In de Cultuurserie van de Zuid
hollandsche Uitgevers Maat
schappij te Den Haag is verschenen
„Jenny", een zedenroman uit het
18de eeuwse Londen. Een in ver
schillende opzichten opmerkelijk
boek: geschreven door een jonge
Amerikaanse. Ada Cook Lewis, ge
boren, wonend en werkend (als se
cretaresse) in Californië een ro
mandebuut. dat als onderwerp heeft
de zedenverwildering in voorname
lijk de „hoogste" Londense kringen.
Zo knap en raak van sfeer, is het
boek zo rauw en realistisch, dat het
voor een jonge Amerikaanse eigen
lijk verbazingwekkend is.
Het werd vertaald - en voor zover
wij kunnen beoordelen subliem -
door A. van Onck, die hiermee zon
der twijfel een prestatie van de eer
ste rang geleverd heeft.
Het is een lijvig geheel geworden
(388 blz.) en de inhoud is mogelijk
voor menigeen van het goede of
slechte te veel. Het doet denken
aan Dickens en het boek is min
stens even openhartig en cynisch,
ook met zin voor humor geschreven
als wij van Dickens gewend zijn.
Toch zien wij het Londen van die
tijd in „Jenny" door typisch vrou
welijke ogen en zo bevestigt Ada
Cook Lewis de reeds lang gevestig
de indruk, dat er een duidelijk ver
schil is tussen de adel van het
Europese vasteland en de Engelse,
zen nadele van deze laatste. De
Londense society zal dan waar
schijnlijk ook nooit op „Jenny", of
op Ada Lewis verliefd worden. Het
is om je weg te schamen wanneer
je zó een schilderij van je familie
wordt voorgezet! Het boek is. zo
als gewoonlijk met werken in de
Cultuurserie, keurig verzorgd en
kost f 18.90.
LVn nieuwe uitgave in de Cul-
tuurserie van de Z. Holl. Uitg.
Mij. te Den Haag ls „Het regent,
het zegent", een „tropisch treur
spel zonder tranen", geschreven
door de thans 63-jarige Leonard
Huizinga. Een kostelijke persiflage
op het werk van een Nederlandse
ambassadeur in een door revoluties
op de been gehouden Zuid-Ameri
kaans republiekje. Een roman,
maar met hoofdstukken die men
ook los van elkaar zou kunnen le
zen. Zijn kracht is nog altijd het
schrijven van korte verhalen. Wie
boeken van hem als „Adriaan en
Olivier" en „Ozei ik" kent, zal
„Het regent, het zegent" beslist
willen hebben. Het kost f 16.90.
TV a de verovering van het door
de Japanners bezette eiland
Guam door de Amerikanen in 1943,
zijn er nog heel wat Japanse solda
ten geweest, die zich uit angst voor
wat hun wellicht te wachten stond
niet hebben overgegeven maar de
oorlog op hun eigen houtje hebben
voortgezet. Dat clubje eenzame
vechters in de jungle slonk al gauw
tot zeer kleine eenheden en op den
duur zelfs tot een paar eenzame
strijdens, van wie sommigen zich
nog vele jaren in de wildernis
schuil hebben weten te houden.
Jaren na de vrede doken er nog
Japanners van verschillende eiland
bezettingen op. Op Guam kregen de
Amerikanen zelfs zestien jaar na de
Japanse overgave de laatste solda
ten in handen. Dat waren Ito Ma-
sashi en een zekere Minakawa, twee
soldaten die de ontberingen van het
oerwoudleven hadden weten te door
staan maar uiteindelijk het leven
in eenzaamheid, ver weg van hun ge
zinnen, toch niet meer konden vol
houden.
De beide mannen, die zich niet
durfden over te geven, werden 16
jaren lang van de ene schuilplaats
naar de andere gejaagd; ze leefden
van bessen en wortels en van een
enkel dier, dat ze met primiteve
middelen konden vangen. Ze maak
ten gebruiksvoorwerpen uit afvalma-
terialen, die ze op Amerikaanse vuil
stortplaatsen vonden en wonnen
zelfs zout uit de zee.
Hun onverzettelijke levenswil en
hun moed hebben hen op de been ge
houden, zoals uit het door een van de
mannen, Ito Masashi, later geschre
ven verhaal „De laatste soldaten
van Hirohito" blijkt. Een boeiend,
knap geschreven en zelfs ontroerend
verhaal, dat men in een adem uit
leest.
„De laatste soldaten van Hirohi
to", in de vertaling van F. J. Frans-
sen, is een uitgave van Hollandia
NV te Baarn.
'en stuk menselijke tragedie is
het leven van de Zwitserse pre
dikant Heinrich Hürü die na jaren
lang tegen zijn geweten in te hebben
gepreekt, na de begrafenis van een
dorpsnotabel zijn ambt opgeeft en
een baantje vindt bij een neutrale
begrafenisonderneming. Hij kan niet
meer voldoen aan de ongeschreven
wet van zijn dorp om, ongeacht de
persoon en de levenswandel van om
streden figuren, mooie en ontroe
rende begrafenistoespraken te hou
den.
Dat gebeurt dan na de dood van
een zekere Oskar Lieberherr, een
dorpsnotabel van nogal discutabele
levenswandel, die in het boek van
R. H. Oehninger „Rumoer rondom
de dood van Oskar Lieberherr", een
uitgave van Boekencentrum NV te
Den Haag, uitvoerig wordt beschre
ven.
Met spanning leest men hoe twee
studenten door een advertentie in
een dagblad achter de tragedie van
het leven van de predikant komen.
Een man, die het niet alleen met
zichzelf, maar ook met de gemeen
schap, waarin hij leeft en werkt,
zwaar te verduren krijgt.
Het is een nogal indringend ver
haal, waarbij de lezer zich al vrij
spoedig nauwbetrokken voelt. Dat is
de verdienste van de schrijver, die
op meesterlijke wijze een conflict be
schrijft tussen de predikant en zijn
dorpsgenoten, een conflict dat zich
evengoed ook in onze contreien zou
kunnen afspelen.
Uitstekende karaikterbesch rijvin
gen, goede milieuschilderingen en
vooral een fijne sfeertekening hebben
dit boek van Oehninger, dat overi
gens uitstekend vertaald werd, in
Zwitserland lange tijd tot een best
seller gemaakt.
IV en opvallend punt van onvereen-
J komst tussen Guéoula Cohen
en Renee van Ferle is tegelijk het
enige: beiden zijn ze als vroeg vol
wassen meisjes van 17 h 18 jaar
hoofdfiguren in een roman, maar
groter verschil in levensomstandig
heden dan tussen hen is haast niet
denkbaar.
Guéoula Cohen was ongeveer 25
jaar geleden, in haar late tienerja
ren, een joods meisje van Jemeni-
tische afkomst, wonende in het ge
bied, dat pu de staat Israël heet. In
de jaren 1943 tot 1948 voerden de
Israëliërs een verbeten strijd tegen
de Engelsen en de Arabieren voor
de vestiging van hun eigen staat in
het toenmalige Britse protectoraat
Palestina.
Het Britse gezag werd bevochten
door twee ondergrondse verzetsor
ganisaties: de Irgoen en de Stem
groep of, volgens de Hebreeuwse
benaming, Lechi. Guéoula trad toe
tot de laatste groep en werd als
omroepster van de geheime radio
zender „De stem voor strijdend Is
raël", zo jong als ze was, een ge
vreesde figuur. In haar directe om
geving maakte zij verschrikkelijke
dingen als gevangenschap, deporta
ties en sterfgevallen mee. Zelf werd
ze ook gearresteerd, maar na heel
wat avonturen en verschrikkingen
slaagde ze erin te ontsnappen en de
heroïsche strijd voort te zetten tot
aan de geboorte van- de vrije staat
Israël.
Guéoula Cohen is nu een vrouw
van in de veertig. Zij heeft in Jeru
zalem filosofie en literatuur gestu
deerd en is als medewerkster ver
bonden aan het belangrijkste blad
van Israël, de Maariv. Haar bele
venissen in het verzet heeft ze te-
boekgesteld onder de titel: „Een
stem voor strijdend Israël". Dit in
drukwekkend getuigenis van een
door vrijheidsidealen bezield meisje
is door Louis Ferron in het Neder
lands vertaald en verschenen in de
Arbo-reeks van „De Arbeiders
pers" te Amsterdam. De prijs van
het boekje is f7,50.
öenee van Ferle. dochter van ge
scheiden ouders, is de hoofdfi
guur in de tweede roman van de
18-jarige Annelies Jorna, die vorig
jaar veelbelovend debuteerde met
„Tarantella". Haar nieuwe boek
heet „Nacht zonder dromen" en het
beschrijft de soms moeilijke weg
van een jong meisje naar geestelij
ke volwassenheid, naar het accep
teren van een leven met positieve
en negatieve aspecten, waar zij
weerbaar tegen opgewassen is na
een droomloze nacht, die haar ver
kwikkende rust heeft gebracht.
Annelies Jorna heeft met dit
tweede boek opnieuw bewezen, dat
zij heel onderhoudend en met een
voor haar leeftijd opmerkelijke
rijpheid kan vertellen. Natuurlijk
blijkt uit sommige passages duide
lijk, dat de schrijfster nog erg (of
heerlijk) jong is. maar het resul
taat van haar zwoegen is toch een
gave roman, die de indruk maakt
doordacht en doorleefd geschreven
te zijn.
„Nacht zonder dromen" is een
uitgave in de serie Boeken van jon
ge mensen van Van Holkema en
Warendorf te Bussum.
In de Zwarie-Beertjesserrie van
de uitgeverij Bruna (Utrecht/
Antwerpen) is in twee delen een
herdruk verschenen van Thomas
Mann's uit 1901 daterende familie
roman „De Buddenbrooks", de kro
niek van een vooraanstaand patri-
ciërsgeslacht in Lübeck en als zo
danig een soort Duitse tegenhanger
van Galsworthy's „Forsyte Saga".
In dezelfde serie verscheen „De
Wensboom" van William Faulkner,
in een vertaling door Jan H. Derk-
sen.
De uitgeverij Zomer en Keuning
te Wageningen zond ons deeltje 21
van „Vaardige handen", getiteld
„Paasversieringen" door Hans Fa-
sold. Voor f3,75 krijgt men een
aantal waardevolle tips voor
smaakvolle paasversieringen in
school en huis.
(GRONINGEN I)c computer,
voor veel mensen nog altijd
een geheim/innig en ra/.endsnel to-
vcrapparaat, begint /.ijn intrede nu
ook te doen in de wereld van het
recht.
Het is nog lang niet zover, dat een
verdachte het vonnis straks door
een kille rekenmachine zal horen
uitspreken, maar wie in de toekomst
een verkeersovertreding begaat en
een schikking met het openbaar mi
nisterie treft, kan erop rekenen dat
het bedrag door de computer is uit
gerekend. Door de enorme stroom
verkeersovertredingen is toch al
een vorm van automatisme opge
treden in het bepalen van de hoog
te van de boete en dus kan dat werk
best door een machine worden ge
daan. In Amerika, het geboorteland
van de rekenmachine, gebeurt dat
De nieuwe tak van wetenschap,
gaat om invoering van deze moder
ne hocus pocus.
die zich bezighoudt met de logica
van het recht en de mogelijkheden
om de computer in te schakelen,
heet jurymetrie. Het is nog een
soort „wandelende tak van weten
schap" die voorlopig onderdak
heeft gevonden bij de sociale we
tenschappen.
Mejuffrouw dr. Alida Maria Bos,
sinds kort als lector in de inleiding
tot de rechtswetenschappen ver
bonden aan de Rijksuniversiteit in
Groningen, weet alles van die jury
metrie. Het inschakelen van de
computer in het recht is haar hob
by en aangezien de inleiding tot het
recht in Groningen een keuzevak is,
heeft ze alle tijd om in die hobby te
duiken.
Zij heeft een kamer tot haar be
schikking gekregen in het sociolo
gisch instituut, die binnen de kort
ste keren zal worden volgestouwd
met literatuur over de jurymetrie
en de rechtslogica. „Ontzaglijk
boeiend al die nieuwe technieken en
middelen", is haar mening. Zij
poogt nu alle meesters in de rech
ten daarvan te overtuigen. Een
karwei op zichzelf, want de juristen
lopen bepaald niet voorop als het
„Recht is een oude wetenschap,
het wordt meer beschouwd als een
filosofisch vak", zegt mr. Bos, die
daarom met andere pioniers eerst
maar is begonnen een gunstig kli
maat voor de computer te schep
pen. Nederland kent nog geen do
centen in de jurymetrie, er bestaan
ook nog geen instituten voor. Van
daar dat mejuffrouw Bos voor haar
wetenschappelijke hobby vrijwel
helemaal op Amerika is aangewe
zen.
Zelfs daar is jurymetrie nog een
nieuw begrip, maar men is er toch
al een heel eind op weg om de
elektronische rekentuigen in te
schakelen bij het recht.
„De hele juridische documentatie
kan immers worden geautomati
seerd. Bij iedere rechtszaak zijn
veel wetten en vroegere uitspra
ken nodig. De computer bespaart
al dat zoekwerk. Daar zijn ze in
Amerika al tamelijk ver mee Ook
voor het landsbestuur weten ze
daar trouwens de rekenmachine
wel toe te passen. Het opbouwen
van het bevolkingsregister door
computers is er in volle gang. Op
het terrein van de rechtspraak
gaan alle schikkingen al door de
computer. Die zegt wat aan boete
betaald moet worden en levert en
passant een staatje van wat de
„verdachte" nog aan vorige over
tredingen moet betalen!"
Vroeger gebeurde het nog wei
eens dat zo'n „vergeten" betaling
in de paperassenbende zoekraakte.
Het nagaan van al die betalingen
was onmogelijk geworden. Om nu
eens duidelijk te tonen, dat zoiets
voor een computer geen probleem
is en om even duidelijk te tonen
ht>e snel er met behulp van de re
kenmachine recht kan worden ge
sproken, bedacht men in New York
een stuntje: Men vroeg de compu
ter een naam te leveren van ie
mand die een overtreding niet had
betaald.
De machine leverde binnen zes
seconden de naam van een dame,
waarna een politieauto met gillen
de sirene naar het aangegeven
adres scheurde, gevolgd door twee
autobussen vol journalisten, die te
voren waren ingelicht.
De dame werd in de politieauto
gezet, in recordtijd naar de recht
bank gereden en in 36 seconden
door de rechter veroordeeld! Het
stuntmuisje had echter een kost
baar staartje. De dame vond. toen
ze haar avontuur in woord en beeld
in alle kranten tegenkwam, dat de
gemeente New York haar belache
lijk had gemaakt en eiste een scha
devergoeding van een miljoen
dollar. „Die krijgt ze waarschijn
lijk nog ook", zegt mejuffrouw
Bos, „want ze was inderdaad be
lachelijk gemaakt".
Werken met de computer ls blijk
baar geen zaak voor grapjes. Daar
om zijn er ook mensen in Amerika
heel ernstig bezig de computer
wetteksten te voeren. De rekenma
chine telt daarbij alle woorden van
iedere wet en geeft vervolgens aan
hoeveel keer elk woord voorkomt
in de tekst. Over die gegevens
buigt zich een denker, die op zoek
gaat naar synoniemen.
Vindt hij bijvoorbeeld de woor
den „start, begin en aanvang" dan
kiest hij daarvoor een standaard
woord dat dan in de hele tekst
wordt aangebracht. Het is verras
send te zien hoeveel synoniemen er
in wetteksten voorkomen. Met an
dere woorden: hoeveel korter en
duidelijker een wet kan worden sa
mengevat. Dat ia een deel van het
arbeidsterrein van jurymetrie en
de rechtlogica.
„Maar", «nerkt mejuffrouw Bos
op, „wij willen niet dat zo'n com
puter op bevel alleen wetteksten
levert. Hij moet er ook een analy
se van kunnen geven. Dat is .nog
wel toekomstmuziek, maar het is
theoretisch mogelijk dat je dan
bij het opvragen van documentatie
van de computer tevens een voor
spelling krijgt van het mogelijk
verloop van een zaak."
Bij uitgeverij Kluwer te Deven
ter is men bezig een wetenschappe
lijke week op dit gebied samen te
stellen. Een groep juristen is nu
bezig een computer te temmen.
Het ding krijgt meer dan duizend
vonnissen te eten, die allemaal
te maken hebben met het vage be
grip „te goeder trouw". Proefper
sonen stellen de machine daarna
vragen over die goede trouw en in
spanning wacht iedereen dan af
wat voor antwoord het apparaat
geeft.
De ervaringen bij Kluwer zullen
in een dissertatie worden neerge
legd en daarmee wordt dan een Ne
derlandse titel toegevoegd aan de
bibliotheek over jurymetrie, die
voornamelijk uit Amerikaanse boe
ken bestaat.
Mejuffrouw Bos mag behalve dr.
ook mr. voor haar naam zetten.
(„Voor buitenlands gebruik heb ik
die doctorstitel, want mr. kennen
ze daar alleen als afkorting voor
mister en als er dan ook nog een
dame mee blijkt te worden be
doeld, raken ze helemaal de kluts
kwijt!") Lange tijd was zij de eni
ge in ons land die de theoretische
kant van de jurymetrie deed. Nu
heeft ze sinds kort een studiegroep
aan haar zijde, die literatuuronder
zoek pleegt.
Zelf gelooft ze niet dat de com
puter de taak van de rechter zal en
kan overnemen. „In het recht zit
een subjectief element en dat haal
je er niet uit. Recht hangt nauw
samen met maatschappelijke idea
len en verandert daarmee ook. Dat
is een menselijk trekje, dat je niet
kunt automatiseren. Wat een com
puter wel kan bevorderen is de
rechtsgelijkheid, zoda, overal het
zelfde recht wordt gesproken."