Ceramiek van Hans de Jong valt veel „in de prijzen" VROUWEN ZIIN TROUW A AN HUN KAPPER Scherp getekend beeld van Duitse meeloper Jurymetrie: Computer in dienst van het recht Leuw op de boehenplanh HUMOR ALS TROOST BIJ INKOMSTENBELASTING NA RECHTEN EN MEDICIJNEN IETS MET ZIJN HANDEN Vroeg volwassen tienermeisjes PRIJZEN GROTE MODE MARMER BAROK Amerikaanse schreef Londense zedenroman Leonard Huizinga: „Het regent, het zegent" Ongelooflijk relaas van eenzame helden Problemen van een dorpspredikant Nacht zonder dromen Duitse Forsyte Saga ERNSTIG MR. EN DR. 4 ZATERDAG 15 MAART 1969 n De heer Hans de .Tong in Laren is ge lukkig geen kunstenaar die praat over „de veranderingen in ons cul tuurpatroon'*, die dan misschien mede verantwoordelijk zijn voor het sterke lijnenspel en de geweldige in tentie van een bepaald kunstwerk. Hans de Jong mankt ceramiek en hij praat doodgewoon. Hij zegt zelfs: wIn een tijdschrift over ceramiek las ik pas een verhaal over mezelf, maar het ging voornamelijk over de tech nieken die ik allemaal toepaste. Ik heb het niet eens uitgelezen, want ik vond het veel te ingewikkeld en vervelend". Je kunt aan Hans de long ook ge woon vragen waarom hij nu cera miek maakt, niet alleen maar vazen en schalen, maar veel meer paar den. spaarpotten, madonna's en dik ke holle kikkertjes, die straks deel uit maken van een wandversiering in een zwembad in Delft. En waar om hij met zijn werk onlangs zoveel prijzen won. Dat waren bijvoorbeeld de Cultuurprijs van de gemeente Hilversum, de Contour-prijs van de „Porceleyne Fles" en de grote zil veren medaille van Vallauris. een vooral door Picasso bekend potten bakkers-centrum in Frankrijk. Over de prijzen grinnikt hij maar zo'n beetje en om de zaak nog wat meer te kleineren vraagt hij snel aan zijn hondje Buddy of het niet even naar buiten wil. Buddy wel. Buddy Is trouwens de schrik in de buurt, want hij is de enige hond die daar nooit aan een riem loopt. Maar terug naar Hans de Jong, die de zoon is van een arts-specialist in Lei den. Hij studeerde korte tijd rechten, nog kortere tijd medicijnen en besloot toen dat hij toch liever „iets" met zijn handen deed. Zo als hij als jongetje al een poppen kast volbouwde met zelfgemaakte poppen van papier-maché, die hij dan gebruikte om zijn eigen fanta sie-verhalen te illustreren. Dat werd dus de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam. En hu heeft hij een wachtlijst tot en met 1970 van allemaal mensen die willen, dat hij In een groot gebouw een mozaïek aan de muur maakt. Hoe komt het nu, dat de meeste men- wsen bij het woord ceramiek denken ;aan potten, vazen en schalen? „Waarschijnlijk", is zijn antwoord, „omdat een potje of een vaas het eerste is dat men gaat maken op een amateurclub van pottenbakkers. Dat pottenbakken is trouwens de gro te mode op dit moment. Maar ook wat we van vroeger over hebben van ceramiek zijn uiteraard veel potten en vazen. Maar er zijn van vroeger ook veel grafbeelden van ce ramiek overgebleven, kortom: in de ceramische kunst kun je van alles vinden en van alles doen". Hans de Jong is een man die in veel dingen die hij maakt allerlei 'figuren aanbrengt; de kikkers voor het zwembad in Delft hebben bijvoor beeld allemaal tekeningetjes op hun rug gekregen. Versierd werk dus. hoewel hij zelf zegt van koele, koel aandoende kunst te houden. De Jong woont op dit moment half in 't huis van vrienden in Laren, half in hun verbouwde garage, waar ook zijn atelier is. Maar wanneer hij zelf 0 Hans de Jong in Laren, de art- senzoon die maar heel even medicijnen studeerde en nu al jaren ceramiek maakt. Zijn werk wordt verkocht tot op Curasao en voor zijn wanddecoraties heeft hij een wachtlijst tot en met 1970. een huis zou moeten inrichten, zou hij in ieder geval „een heel koele ka mer willen hebben. „Een met een marmeren vloer en veel stalen meubelen waarschijnlijk" zegt hij. Over die koel-.aandoen.dg kunst gespro ken dachten wij, dat juist heel veel .mensen op dit moment meer geneigd waren hun kamers met hout te be timmeren, en er oude, warme dingen in te zetten. Juist omdat alles al zo koud en zakelijk is. Of denkt u daar over anders? „Het klopt wel, dacht ik", zegt hij, „je ziet ook wel dat in de kunst soms het barokke weer een beetje terug komt. Maar ik geloof ook dat de koe le kunst, zoals we het dan maar even algemeen zullen noemen, het langer zal uithouden dan die wat harokke. In de architectuur bijvoorbeeld is het lang niet zo opdringerig; dat koele eist minder aandacht voor zich op." „Hoewel," zegt hij „ik houd dan wel van koel, maar ik merk zelf dat mijn werk nooit koel en zakelijk is, het ziet er veel te bewerkt uit. Gek hè." Het enige koele dat er* in zijn kamer in de garage eigenlijk is te vinden is nu het hondje Buddy, dat ijskoud naar binnen rent en meteen bij hem op schoot springt. Tussen de boekwerkjes die traditie getrouw het aangiftebiljet voor de in komstenbelasting omzwermen, is er dit jaar ééntje dat helemaal uit de toon valt. Het probeert op andere wijze dan de bekende gidsjes en toelichtingen ver lichting te brengen in de vreugdeloze arbeid die de belastingplichtigen voor 1 april moeten verrichten. Het boekje heet Fiscale cartoons en causerieën en is geschreven door E. J. H. Volkmaars, oud-hoofdinspecteur van 's Rijks belastingen, thans directeur van het Belastingmuseum Prof. dr. Van der Poel in Rotterdam. De schrijver geeft een selectie uit zijn collectie van dik vijfduizend grappen op de fiscus die in het museum is ondergebracht. Hier volgen, als tegenwicht voor de aanslag op geld en humeur, wat grepen uit deze verzameling. Prof. Licftinck (minister van finan ciën van 1945 lot 1952) wilde eens in een telefooncel iemand opbellen, maar hij had geen dubbeltjes op zak. Aan een heer die ook wilde telefoneren, vroeg hij, onder bekendmaking van zijn naam. of deze hem aan een dubbeltje kon helpen, want hij moest een vriend dringend hellen. Daarop gaf de man mi nister Licftinck twee dubbeltjes met de opmerking: „Nu kunt u al uw vrienden opbellen". Op een aangifteformulier stond de vraag: Geniet u ook een lijfrente? Daarop antwoordde iemand: „Ja, we krijgen er ieder jaar een kind bij". Een Dordtenaar gaf op zijn aangif teformulier voor de inkomstenbelas ting (na aftrek van het een en ander) een Inkomen op van een kwartje. De inspecteur riep de man bij zich en hield hem voor dat hij toch had ge leefd en er een auto en een jacht op na hield. Waarop de man antwoordde: „Maar we doen ook zuinigjes aan". Een vrijgezel meldde op zijn aan- gifteforrrtulier dat hij een zoon te onderhouden had. waarop de inspec teur het terugzond met de opmerking: „Dat moet een vergissing zijn". De vrijgezel stuurde zijn formulier onmid dellijk weer in, nadat hij onder de op merking van de inspecteur had geschre ven: „Dat weet ik zelf ook wel". Een vrouw toonde na terugkeer van een buitenlands reisje aan een vriendin wat ze allemaal had meege bracht aan parfums, dranken en siga retten. „Maar had je dan geen last van de douane", vroeg de vriendin. „Neen, hoor ze zagen direct dat ze met fatsoen lijke mensen te maken hadden". Een douaneambtenaar stapte ter hoogte van Roosendaal een trein- coupé binnen, waarin één man zat. In het bagagenet stond een grote mand, waaruit wat vocht liep. De douanier ving een druppel op. proefde en vroeg: „Whisky?" Waarop de reiziger ant woordde: „Neen' foxterrier". Tot zover Fiscale cartoons en cause rieën. Uitgegeven door Samsom, Alphen aan de Rijn. Verwervingskosten 10,30 gulden. L'en marktonderzoek, dat de J Werkgroep Collectieve Recla me Kappersbedrijven heeft laten instellen, leert het volgende. Zestien procent van de Neder landse vrouwen heeft zeer kort haar, 57 procent heeft gewoon kort haar en veertien procent half lang haar. Maar dertien procent loopt met lang haar rond. Vrouwen zijn heel trouw aan hun kapper: de meeste van de ondervraagde dames zijn het af gelopen jaar steeds in een en de selfde salon op bezoek geweest. Daar moet dan wel iets tegen over staan: vrouwen vinden de sfeer in zo'n salon wel zeer posi tief en prettig, maar aldus de kappers zelf ze willen steeds meer in de watten worden gelegd. Een kopje koffie bijvoorbeeld wordt door tweederde van de on dervraagde dames zeer op prijs ge steld. Mannen vinden het niet nodig een afspraak met hun kapper te maken (,,Dan moet je je er ook aan houden") en ze hebben wen sen voor verbeteringen. Gemakke lijke stoelen en goede lectuur zijn een paar van die wensen. De trouw aan één kapper is zeer groot; mannen zijn bang dat een andere kapper hun haren anders zal knippen en zo hun uiter lijk zal veranderen. Bij mannen mogen de kappers niet naar eigen inzichten expe rimenteren met het haar; zij moe ten precies de aanwijzingen van hun cliënten volgen. Driekwart van de ondervraag de mannen gaat een keer per maand naar de kapper, de rest gaat vaker dan een maal per maand. Doordat het bij de man in we zen gaat om het opheffen van een .ongewenste toestand" en niet m dé eerste plaats om het berei ken van een bepaald nieuw resul taat, kan zijn bezoek aan de kap per gemakkelijk worden uitgesteld. Hetgeen 55 procent van de uit stellers doet vanwege de lange wachttijden. F' zijn in de bijna vijfentwintig jaren na de bevrijding onnoemelijk veel boeken verschenen over het zogenaamde Derde Rijk avontuurlijke geschiedenissen, verschrikkelijke relazen van bruut geweld, ontroerende verhalen van menselijk leed. Men zou geneigd zijn, na het lezen van alles over dat onmenselijke stuk geschiedenis van Duitsland, te zeggen: „We we ten het nu wel", ware het niet. dat ons dagelijks nog de vraag beklemt hoe dat alles mogelijk is geweest. Stefan Olivier tracht in zijn nieuwe roman, ..Mannen van het eerste uur", op die vraag een antwoord te geven. Hij doet dat door een beeld te ge ven van die eerste werkers in Hit- Iers rijk, de leden van de S.A. Dat waren maar voor een klein deel idealisten, zoals de dóór Olivier meesterlijk beschreven figuur van Sturmbannführer Rotermund, 'n ke rel uit één stuk met een gevoel voor eerlijkheid en rechtvaardigheid, dat in de gemeenschap van nazi-helden niet thuis bleek te horen. Hoofdfiguur van de roman, die de drijfveren blootlegt, die tot het ontstaan van het Derde Rijk leid den, is de student ln de rechten Thilo Jordan, een wat labiele fi guur, onrustig, ontevreden en ge makkelijk voor nieuwe gedachten te vinden. In hem herkennen we mil joenen Duitsers, meelopers met 'n systeem dat zij aanvankelijk wel gewenst hebben, maar waarvoor ze zijn teruggeschrokken, toen een maal bleek met welke middelen dat systeem zich trachtte te handhaven. Jordan is geen misdadiger en de misdadigheid en het geweld, die hij niet, gewild heeft maar waartegen hij zich niet uidrukkelijk durft te verzetten, zijn er dan ook de oor zaak van, dat hij zich tegen het eind van de verloren strijd probeert te drukken. Maar hij weet niet, zo als zoveel handige jongens uit die jaren, aan een straf te ontkomen, die hij nauwelijks verdiend heeft. En als hij dan eindelijk als vrij man weer in de maatschappij komt is dat met een gevoel van schuld, dat hem nooit meer verlaten zal. „Mannen van het eerste uur" is een ontroerend, indringend verhaal, goed vertaald door3 Cath. van Eijs- den. Een waardevol boek uit de Cultuurserie van de Zuidhollandsche uitgevers Mij./Ad. M. C. Stok, te Den Haag. In de Cultuurserie van de Zuid hollandsche Uitgevers Maat schappij te Den Haag is verschenen „Jenny", een zedenroman uit het 18de eeuwse Londen. Een in ver schillende opzichten opmerkelijk boek: geschreven door een jonge Amerikaanse. Ada Cook Lewis, ge boren, wonend en werkend (als se cretaresse) in Californië een ro mandebuut. dat als onderwerp heeft de zedenverwildering in voorname lijk de „hoogste" Londense kringen. Zo knap en raak van sfeer, is het boek zo rauw en realistisch, dat het voor een jonge Amerikaanse eigen lijk verbazingwekkend is. Het werd vertaald - en voor zover wij kunnen beoordelen subliem - door A. van Onck, die hiermee zon der twijfel een prestatie van de eer ste rang geleverd heeft. Het is een lijvig geheel geworden (388 blz.) en de inhoud is mogelijk voor menigeen van het goede of slechte te veel. Het doet denken aan Dickens en het boek is min stens even openhartig en cynisch, ook met zin voor humor geschreven als wij van Dickens gewend zijn. Toch zien wij het Londen van die tijd in „Jenny" door typisch vrou welijke ogen en zo bevestigt Ada Cook Lewis de reeds lang gevestig de indruk, dat er een duidelijk ver schil is tussen de adel van het Europese vasteland en de Engelse, zen nadele van deze laatste. De Londense society zal dan waar schijnlijk ook nooit op „Jenny", of op Ada Lewis verliefd worden. Het is om je weg te schamen wanneer je zó een schilderij van je familie wordt voorgezet! Het boek is. zo als gewoonlijk met werken in de Cultuurserie, keurig verzorgd en kost f 18.90. LVn nieuwe uitgave in de Cul- tuurserie van de Z. Holl. Uitg. Mij. te Den Haag ls „Het regent, het zegent", een „tropisch treur spel zonder tranen", geschreven door de thans 63-jarige Leonard Huizinga. Een kostelijke persiflage op het werk van een Nederlandse ambassadeur in een door revoluties op de been gehouden Zuid-Ameri kaans republiekje. Een roman, maar met hoofdstukken die men ook los van elkaar zou kunnen le zen. Zijn kracht is nog altijd het schrijven van korte verhalen. Wie boeken van hem als „Adriaan en Olivier" en „Ozei ik" kent, zal „Het regent, het zegent" beslist willen hebben. Het kost f 16.90. TV a de verovering van het door de Japanners bezette eiland Guam door de Amerikanen in 1943, zijn er nog heel wat Japanse solda ten geweest, die zich uit angst voor wat hun wellicht te wachten stond niet hebben overgegeven maar de oorlog op hun eigen houtje hebben voortgezet. Dat clubje eenzame vechters in de jungle slonk al gauw tot zeer kleine eenheden en op den duur zelfs tot een paar eenzame strijdens, van wie sommigen zich nog vele jaren in de wildernis schuil hebben weten te houden. Jaren na de vrede doken er nog Japanners van verschillende eiland bezettingen op. Op Guam kregen de Amerikanen zelfs zestien jaar na de Japanse overgave de laatste solda ten in handen. Dat waren Ito Ma- sashi en een zekere Minakawa, twee soldaten die de ontberingen van het oerwoudleven hadden weten te door staan maar uiteindelijk het leven in eenzaamheid, ver weg van hun ge zinnen, toch niet meer konden vol houden. De beide mannen, die zich niet durfden over te geven, werden 16 jaren lang van de ene schuilplaats naar de andere gejaagd; ze leefden van bessen en wortels en van een enkel dier, dat ze met primiteve middelen konden vangen. Ze maak ten gebruiksvoorwerpen uit afvalma- terialen, die ze op Amerikaanse vuil stortplaatsen vonden en wonnen zelfs zout uit de zee. Hun onverzettelijke levenswil en hun moed hebben hen op de been ge houden, zoals uit het door een van de mannen, Ito Masashi, later geschre ven verhaal „De laatste soldaten van Hirohito" blijkt. Een boeiend, knap geschreven en zelfs ontroerend verhaal, dat men in een adem uit leest. „De laatste soldaten van Hirohi to", in de vertaling van F. J. Frans- sen, is een uitgave van Hollandia NV te Baarn. 'en stuk menselijke tragedie is het leven van de Zwitserse pre dikant Heinrich Hürü die na jaren lang tegen zijn geweten in te hebben gepreekt, na de begrafenis van een dorpsnotabel zijn ambt opgeeft en een baantje vindt bij een neutrale begrafenisonderneming. Hij kan niet meer voldoen aan de ongeschreven wet van zijn dorp om, ongeacht de persoon en de levenswandel van om streden figuren, mooie en ontroe rende begrafenistoespraken te hou den. Dat gebeurt dan na de dood van een zekere Oskar Lieberherr, een dorpsnotabel van nogal discutabele levenswandel, die in het boek van R. H. Oehninger „Rumoer rondom de dood van Oskar Lieberherr", een uitgave van Boekencentrum NV te Den Haag, uitvoerig wordt beschre ven. Met spanning leest men hoe twee studenten door een advertentie in een dagblad achter de tragedie van het leven van de predikant komen. Een man, die het niet alleen met zichzelf, maar ook met de gemeen schap, waarin hij leeft en werkt, zwaar te verduren krijgt. Het is een nogal indringend ver haal, waarbij de lezer zich al vrij spoedig nauwbetrokken voelt. Dat is de verdienste van de schrijver, die op meesterlijke wijze een conflict be schrijft tussen de predikant en zijn dorpsgenoten, een conflict dat zich evengoed ook in onze contreien zou kunnen afspelen. Uitstekende karaikterbesch rijvin gen, goede milieuschilderingen en vooral een fijne sfeertekening hebben dit boek van Oehninger, dat overi gens uitstekend vertaald werd, in Zwitserland lange tijd tot een best seller gemaakt. IV en opvallend punt van onvereen- J komst tussen Guéoula Cohen en Renee van Ferle is tegelijk het enige: beiden zijn ze als vroeg vol wassen meisjes van 17 h 18 jaar hoofdfiguren in een roman, maar groter verschil in levensomstandig heden dan tussen hen is haast niet denkbaar. Guéoula Cohen was ongeveer 25 jaar geleden, in haar late tienerja ren, een joods meisje van Jemeni- tische afkomst, wonende in het ge bied, dat pu de staat Israël heet. In de jaren 1943 tot 1948 voerden de Israëliërs een verbeten strijd tegen de Engelsen en de Arabieren voor de vestiging van hun eigen staat in het toenmalige Britse protectoraat Palestina. Het Britse gezag werd bevochten door twee ondergrondse verzetsor ganisaties: de Irgoen en de Stem groep of, volgens de Hebreeuwse benaming, Lechi. Guéoula trad toe tot de laatste groep en werd als omroepster van de geheime radio zender „De stem voor strijdend Is raël", zo jong als ze was, een ge vreesde figuur. In haar directe om geving maakte zij verschrikkelijke dingen als gevangenschap, deporta ties en sterfgevallen mee. Zelf werd ze ook gearresteerd, maar na heel wat avonturen en verschrikkingen slaagde ze erin te ontsnappen en de heroïsche strijd voort te zetten tot aan de geboorte van- de vrije staat Israël. Guéoula Cohen is nu een vrouw van in de veertig. Zij heeft in Jeru zalem filosofie en literatuur gestu deerd en is als medewerkster ver bonden aan het belangrijkste blad van Israël, de Maariv. Haar bele venissen in het verzet heeft ze te- boekgesteld onder de titel: „Een stem voor strijdend Israël". Dit in drukwekkend getuigenis van een door vrijheidsidealen bezield meisje is door Louis Ferron in het Neder lands vertaald en verschenen in de Arbo-reeks van „De Arbeiders pers" te Amsterdam. De prijs van het boekje is f7,50. öenee van Ferle. dochter van ge scheiden ouders, is de hoofdfi guur in de tweede roman van de 18-jarige Annelies Jorna, die vorig jaar veelbelovend debuteerde met „Tarantella". Haar nieuwe boek heet „Nacht zonder dromen" en het beschrijft de soms moeilijke weg van een jong meisje naar geestelij ke volwassenheid, naar het accep teren van een leven met positieve en negatieve aspecten, waar zij weerbaar tegen opgewassen is na een droomloze nacht, die haar ver kwikkende rust heeft gebracht. Annelies Jorna heeft met dit tweede boek opnieuw bewezen, dat zij heel onderhoudend en met een voor haar leeftijd opmerkelijke rijpheid kan vertellen. Natuurlijk blijkt uit sommige passages duide lijk, dat de schrijfster nog erg (of heerlijk) jong is. maar het resul taat van haar zwoegen is toch een gave roman, die de indruk maakt doordacht en doorleefd geschreven te zijn. „Nacht zonder dromen" is een uitgave in de serie Boeken van jon ge mensen van Van Holkema en Warendorf te Bussum. In de Zwarie-Beertjesserrie van de uitgeverij Bruna (Utrecht/ Antwerpen) is in twee delen een herdruk verschenen van Thomas Mann's uit 1901 daterende familie roman „De Buddenbrooks", de kro niek van een vooraanstaand patri- ciërsgeslacht in Lübeck en als zo danig een soort Duitse tegenhanger van Galsworthy's „Forsyte Saga". In dezelfde serie verscheen „De Wensboom" van William Faulkner, in een vertaling door Jan H. Derk- sen. De uitgeverij Zomer en Keuning te Wageningen zond ons deeltje 21 van „Vaardige handen", getiteld „Paasversieringen" door Hans Fa- sold. Voor f3,75 krijgt men een aantal waardevolle tips voor smaakvolle paasversieringen in school en huis. (GRONINGEN I)c computer, voor veel mensen nog altijd een geheim/innig en ra/.endsnel to- vcrapparaat, begint /.ijn intrede nu ook te doen in de wereld van het recht. Het is nog lang niet zover, dat een verdachte het vonnis straks door een kille rekenmachine zal horen uitspreken, maar wie in de toekomst een verkeersovertreding begaat en een schikking met het openbaar mi nisterie treft, kan erop rekenen dat het bedrag door de computer is uit gerekend. Door de enorme stroom verkeersovertredingen is toch al een vorm van automatisme opge treden in het bepalen van de hoog te van de boete en dus kan dat werk best door een machine worden ge daan. In Amerika, het geboorteland van de rekenmachine, gebeurt dat De nieuwe tak van wetenschap, gaat om invoering van deze moder ne hocus pocus. die zich bezighoudt met de logica van het recht en de mogelijkheden om de computer in te schakelen, heet jurymetrie. Het is nog een soort „wandelende tak van weten schap" die voorlopig onderdak heeft gevonden bij de sociale we tenschappen. Mejuffrouw dr. Alida Maria Bos, sinds kort als lector in de inleiding tot de rechtswetenschappen ver bonden aan de Rijksuniversiteit in Groningen, weet alles van die jury metrie. Het inschakelen van de computer in het recht is haar hob by en aangezien de inleiding tot het recht in Groningen een keuzevak is, heeft ze alle tijd om in die hobby te duiken. Zij heeft een kamer tot haar be schikking gekregen in het sociolo gisch instituut, die binnen de kort ste keren zal worden volgestouwd met literatuur over de jurymetrie en de rechtslogica. „Ontzaglijk boeiend al die nieuwe technieken en middelen", is haar mening. Zij poogt nu alle meesters in de rech ten daarvan te overtuigen. Een karwei op zichzelf, want de juristen lopen bepaald niet voorop als het „Recht is een oude wetenschap, het wordt meer beschouwd als een filosofisch vak", zegt mr. Bos, die daarom met andere pioniers eerst maar is begonnen een gunstig kli maat voor de computer te schep pen. Nederland kent nog geen do centen in de jurymetrie, er bestaan ook nog geen instituten voor. Van daar dat mejuffrouw Bos voor haar wetenschappelijke hobby vrijwel helemaal op Amerika is aangewe zen. Zelfs daar is jurymetrie nog een nieuw begrip, maar men is er toch al een heel eind op weg om de elektronische rekentuigen in te schakelen bij het recht. „De hele juridische documentatie kan immers worden geautomati seerd. Bij iedere rechtszaak zijn veel wetten en vroegere uitspra ken nodig. De computer bespaart al dat zoekwerk. Daar zijn ze in Amerika al tamelijk ver mee Ook voor het landsbestuur weten ze daar trouwens de rekenmachine wel toe te passen. Het opbouwen van het bevolkingsregister door computers is er in volle gang. Op het terrein van de rechtspraak gaan alle schikkingen al door de computer. Die zegt wat aan boete betaald moet worden en levert en passant een staatje van wat de „verdachte" nog aan vorige over tredingen moet betalen!" Vroeger gebeurde het nog wei eens dat zo'n „vergeten" betaling in de paperassenbende zoekraakte. Het nagaan van al die betalingen was onmogelijk geworden. Om nu eens duidelijk te tonen, dat zoiets voor een computer geen probleem is en om even duidelijk te tonen ht>e snel er met behulp van de re kenmachine recht kan worden ge sproken, bedacht men in New York een stuntje: Men vroeg de compu ter een naam te leveren van ie mand die een overtreding niet had betaald. De machine leverde binnen zes seconden de naam van een dame, waarna een politieauto met gillen de sirene naar het aangegeven adres scheurde, gevolgd door twee autobussen vol journalisten, die te voren waren ingelicht. De dame werd in de politieauto gezet, in recordtijd naar de recht bank gereden en in 36 seconden door de rechter veroordeeld! Het stuntmuisje had echter een kost baar staartje. De dame vond. toen ze haar avontuur in woord en beeld in alle kranten tegenkwam, dat de gemeente New York haar belache lijk had gemaakt en eiste een scha devergoeding van een miljoen dollar. „Die krijgt ze waarschijn lijk nog ook", zegt mejuffrouw Bos, „want ze was inderdaad be lachelijk gemaakt". Werken met de computer ls blijk baar geen zaak voor grapjes. Daar om zijn er ook mensen in Amerika heel ernstig bezig de computer wetteksten te voeren. De rekenma chine telt daarbij alle woorden van iedere wet en geeft vervolgens aan hoeveel keer elk woord voorkomt in de tekst. Over die gegevens buigt zich een denker, die op zoek gaat naar synoniemen. Vindt hij bijvoorbeeld de woor den „start, begin en aanvang" dan kiest hij daarvoor een standaard woord dat dan in de hele tekst wordt aangebracht. Het is verras send te zien hoeveel synoniemen er in wetteksten voorkomen. Met an dere woorden: hoeveel korter en duidelijker een wet kan worden sa mengevat. Dat ia een deel van het arbeidsterrein van jurymetrie en de rechtlogica. „Maar", «nerkt mejuffrouw Bos op, „wij willen niet dat zo'n com puter op bevel alleen wetteksten levert. Hij moet er ook een analy se van kunnen geven. Dat is .nog wel toekomstmuziek, maar het is theoretisch mogelijk dat je dan bij het opvragen van documentatie van de computer tevens een voor spelling krijgt van het mogelijk verloop van een zaak." Bij uitgeverij Kluwer te Deven ter is men bezig een wetenschappe lijke week op dit gebied samen te stellen. Een groep juristen is nu bezig een computer te temmen. Het ding krijgt meer dan duizend vonnissen te eten, die allemaal te maken hebben met het vage be grip „te goeder trouw". Proefper sonen stellen de machine daarna vragen over die goede trouw en in spanning wacht iedereen dan af wat voor antwoord het apparaat geeft. De ervaringen bij Kluwer zullen in een dissertatie worden neerge legd en daarmee wordt dan een Ne derlandse titel toegevoegd aan de bibliotheek over jurymetrie, die voornamelijk uit Amerikaanse boe ken bestaat. Mejuffrouw Bos mag behalve dr. ook mr. voor haar naam zetten. („Voor buitenlands gebruik heb ik die doctorstitel, want mr. kennen ze daar alleen als afkorting voor mister en als er dan ook nog een dame mee blijkt te worden be doeld, raken ze helemaal de kluts kwijt!") Lange tijd was zij de eni ge in ons land die de theoretische kant van de jurymetrie deed. Nu heeft ze sinds kort een studiegroep aan haar zijde, die literatuuronder zoek pleegt. Zelf gelooft ze niet dat de com puter de taak van de rechter zal en kan overnemen. „In het recht zit een subjectief element en dat haal je er niet uit. Recht hangt nauw samen met maatschappelijke idea len en verandert daarmee ook. Dat is een menselijk trekje, dat je niet kunt automatiseren. Wat een com puter wel kan bevorderen is de rechtsgelijkheid, zoda, overal het zelfde recht wordt gesproken."

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 7