DEZE WEEK: nader beschouwd
De regering zag niet vooruit
Kennis gaat vóór image
Medische honoraria
zijn
te
hoog!
Het medisch tuchtrecht moet
op de helling - maar hoe
Een lezer poneert de stelling
Een reputatie is sneller
gekraakt dan gemaakt!
ONS COMMENTAAR
„liet val! nogal mee me!
tariefsverhogingen" vindt
v oorzilter specialisten
jjaMfctftaae
Open Brief
aan
dr. Van Mansveld
S- Registratie
Geheimhouding
De praktijk
jjllllllllliiilliiililllllilillllilllllliillllllllllliiiiiliiiiiillililllliiilllllllllllliiilliiiiiiiiiiiiiiilillllllllllllliillllliliimiiillilillllliiiilliiiilllllllllllllllllllliilimiiiiiiiillllllliu.
ünimiiiiimmiin
door M. B. Bloch,
kolonel-arts
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiii
De staking der buschauffeurs, die deze
week in grote delen van Friesland het
openbaar vervoer heeft lamgelegd - en In
de komende week volgen wellicht andere
provincies - had niet mogen plaats vinden.
Niet dat we het de buschauffeurs kwalijk
nemen - integendeel. Het verschil tussen
hun weekloon en dat van hun collega's
die werkzaam zijn bij stadsvervoerbedrij
ven, is zo langzamerhand opgelopen tot
negentig gulden. Zij hebben gelijk als zij
stellen dat hieraan iets dient te gebeuren
en men kan het in hen prijzen dat zij sa
men met de werknemers daarvoor de weg
der geleidelijkheid hebben gekozen. En
evenmin nemen we het de Friese (en
Zeeuwse en Limburgse) ondernemers kwa
lijk dat zij weigeren de afgesloten cao te
ondertekenen. Het loonbedrag dat hier
mee gemoeid is gaat hun krachten te bo
ven. Gevolg zou zijn dat zij met 'n verlies
post zouden komen te zitten die niet meer
ingehaald kan worden óf dat zij hun dien
sten zodanig zouden moeten inkrimpen dat
van openbaar vervoer nauwelijks meer ge
sproken kan worden. Zelfs kan men geen
enkele blaam werpen op het overleg dat
tussen beide partijen is gevoerd: werkge
vers én werknemers kennen eikaars situa
tie door en door; gezamenlijk hebben zij
zich tot een arbiter gewend om klaarheid
te krijgen in het geschil over de gelijk
waardigheid in arbeid tussen een streek
buschauffeur en zijn stadscollege, geza
menlijk ook hebben zij een overgangs
maatregel opgesteld. Dat die maatregel
voor sommige ondernemingen toch nog te
zwaar is, is verdrietig maar men kan dat
de onderhandelaars niet aanwrijven.
De fout schuilt naar onze mening bij de
overheid. Niet dat we zo graag zien dat het
bedrijfsleven tegen de overheid aanleunt
verre van dat. Maar de overheid had
zich eerder en in ruimere mate moeten
realiseren dat er een ogenblik kan komen
dat het openbaar vervoer de krachten van
het particulier initiatief te boven gaat. Men
kan aanvoeren dat het met het streekver
voer sneller bergafwaarts gegaan Is dan
men had verwacht - veertien dagen gele
den schreven we op deze pagina over de
moeilijkheden - maar dat kan nauwelijks
als een excuus gelden. Regeren is voor
uitzien en niet achter de feiten aanlopen.
En dat heeft men gedaan. Dit jaar voor het
eerst is er op de begroting van verkeer en'
waterstaat een bedrag opgevoerd van drie
miljoen gulden men wist dus dat er iets
aan de hand was. Maar als nauwelijks een
jaar later blijkt dat die drie miljoen maar
een klein deel is van het bedrag dat wer
kelijk nodig is, dan is er van een verkeer
de beoordeling sprake.
Hoe dat komt? Daarmee raakt men aan
het tweede grote bezwaar dat we in dit
geval tegen het overheidsbeleid hebben.
Als de cao voor de bouwnijverheid, waar
bij dus de landelijke bouwactiviteit in het
geding is, wat fors uitvalt, dan wordt er
gestudeerd en wordt er zelfs in het kabi
net over gesproken. Terecht maar als
de cao voor het streekvervoer de leefbaar
heid van een deel van ons land aantast
(want zo is het toch als de bus uitvalt!)
dan laat men het rustig op zijn beloop.
Hoeveel kabaal zou er gemaakt worden
als iets dergelijks Amsterdam of Den Haag
of de hele Randstad zou treffen! Maar nu
treft het alleen maar de „uithoeken"
Nederland!
van
Wat er gebeuren moet is duidelijk: op
heel korte termijn zal de regering zich ga
rant moeten stellen voor de tekorten die
de betreffende ondernemingen op hun hals
halen als gevolg van deze extra kostenstij
ging. Want het openbaar vervoer móét blij
ven draaien. Daarna zal er met bekwame
spoed gestudeerd moeten worden op de
hele problematiek van het streekvervoer.
De Spoorwegen hebben hun plan voor de
komende jaren, voor de bus zal ook zo'n
plan moeten komen en daarbij zal het
rijk een handje moeten helpen. Dat gaat
geld kosten, inderdaad. Maar het open
baar vervoer mag toch wel wat vooraan
staan op het lijstje van onderwerpen van
staatszorg.
Het Genootschap voor Reclame heeft aan
de vele (ongevraagde maar daarom niet
minder noodzakelijke) diensten die haar
leden dagelijks aan ons allen bewijzen,
nog een ongevraagde dienst toegevoegd:
zij heeft ons ervan op de hoogte gebracht
dat wij als volk niet bijster veel waarde
ring en hoogachting kunnen opbrengen
voor de geachte afgevaardigden die teza
men onze Tweede Kamer vormen. Makro-
test heeft het uitgerekend: de Tweede Ka
mer krijgt van ons een 6 en dat Is niet
veel!
Nu moeten we ons natuurlijk wel even af
vragen wie wij, die cijfergevers, zijn. Of
liever: of we de leraarsbevoegdheid heb
ben om cijfers uit te delen. Beziet men de
gehouden enquête van die (veel interes
santere) kant, dan blijkt dat de kennis van
ons staatsbestel ten hoogste met een 1
kan worden gewaardeerd. Ronduit gezegd:
het Nederlandse volk weet er bedroevend
weinig van. Het heeft de Tweede Kamer
die 6plus gegeven zonder zich gehinderd
te voelen door enige kennis!
Het Genootschap voor Reclame zit er dan
ook naast als het meent dat het aanzien
van de Kamer opgevijzeld kan worden
door middel van reclamestunts. Dat is niet
vreemd: de reclame heeft met het begrip
kennis weinig van doen het gaat om de
„image". Daarom moet de conclusie zijn
dat hier meer een taak ligt voor het minis
terie van Ondenvljs dan voor het Genoot
schap.
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
Dit ls een pagina van tegenstellingen. Enerzijds een felle
aanval van een onzer lezers op de honoraria die artsen en
vooral specialisten aan hun patiënten berekenen, zulks
naar aanleiding van het interview met de voorzitter van de
landelijke specialistenvereniging, dat wij op zaterdag 1
maart in ons blad afdrukten. Anderzijds 'n bijdrage van
onze medische medewerker, de kolonel-arts M. B. Bloch.
waarin het medisch luchtrecht onder de loep wordt geno
men.
Beide onderwerpen zijn op het ogenblik sterk in het
nieuws. Onder de „bedrijfstakken" tegen welke de minis
nieuws. Onder de „bedrijfstakken" tegen welke de minis
ter van economische zaken met een prijsstop heeft ge
dreigd bevonden zich ook de artsen: zij zouden na 1 januari
gebruik hebben gemaakt van de BTW-prijzenchaos om hun
tarieven meer dan toelaatbaar omhoog te schroeven. Zoals
men weet is deze zaak voor wat de huisartsen betreft in
middels tot klaarheid gebracht: véér 1 oktober komen er
geen nieuwe tariefsverhogingen en de minister heeft daar
vrede mee als hij tenminste gekend wordt in wat men na
1 oktober van plan is. Of ook de specialisten zich aan deze
zelfde regel zullen houden is op dit ogenblik nog niet be
kend anders hangt hun waarschijnlijk nog altijd de mi-
nistriële prijsstop boven het hoofd. Men zou kunnen zeggen
dat de keus hiermee af moet zijn onze briefschrijver
echter brengt los van deze verhogingne een aantal bezwa
ren tegen de artsen- en specialisten-honoraria in het alge
meen ter tafel die men dikwijls hoort bezigen en die waard
zijn nader beschouwd te worden. Dat is de reden waarom
wij deze „Open Brief' (hier en daar wat ingekort zonder
overigens aan het betoog van de schrijver te kort te doen)
hieronder publiceren.
Wat minder geëmotioneerd is de strijd over een wijzgiing
in het medisch tuchtrecht, hoewel door het tragische geval
van het meisje In het streekziekenhuis in Bennekom dat
na een eenvoudige operatie nog altijd niet uit de verdoving
is ontwaakt, de gemoederen soms wel verhit zijn geraakt.
De problematiek is hier tweeledig: juridisch en medisch.
Juridisch ligt er de vraag of het medisch tuchtrecht nog
wel voldoet aan de eisen die men aan een behoorlijke
rechtspleging in deze tijd mag stellen. En voor de medische
wereld Is er het probleem of het wel juist is het artsen
beroep met die waas van geheimzinnigheid te omringen die
tot dusver gebruikelijk was, momenteel litg er een voorstel
medewerker schrijft over het hoe en waarom. Dat hij daar
bij sterker het accent legt op het belang van de arts dan
op dat van de rechtzoekende wie zal het hem kwalijk
nemen. Zoals noch onze briefscrijver, noch onze medische
medewerker het ons zal kwalijk nemen dat wij aan hun
beschouwingen enig commentaar hebben toegevoegd.
tüet iuHti!
V
-v
'ii'W '-fo&jfc
«tok.;
««WW»*
jmxu
Voor een goed begrip van da „Open brief", die de
heer N. J. Noorlander te Apeldoorn schreef aan dr.
J. van Mansveld, neuroloog in Haarlem en voorzitter
van de Landelijke Specialisten Vereniging, dient men
de teneur te kennen van het interview, waarin de heer
Van Mansveld de tariefsverhogingen verdedigde en
dat wij op zaterdag l maart in ons blad afdrukten.
In dat interview werden vergelijkingen gemaakt: de
vraag werd gesteld of men een honorarium van zes
tig gulden voor een blindedarmoperatie redelijk kan
noemen als men daarnaast een willekeurige rekening
legt van een garage, een loodgieter, een televisiemon
teur of een dameskapper. Dr: Van Mansveld noemde
de honoraria die de ziekenfondsen aan de specialisten
betalen „erg laag" en meende dat het nodig zal zijn,
dat wij ons scherper opstellen tegenover het zieken
fonds." Op de vraag hoe het komt dat de medische
tarieven in de afgelopen jaren zo opvallend kritisch in
discussie zijn gekomen, gaf hij dit antwoord: „De me
dicus is doorgaans een rekenaar, maar hij wordt
steeds sterker geconfronteerd met enorm stijgende kos
ten en met zijn sociaal onzekere bestaan. Bovendien
heeft de medicus sterk het niet door hem gezochte
aureool van almachtige weldoener. Omdat hij door
gaans geen rekenaar is valt het hem moeilijk zijn
ogenschijnlijk hoge inkomen doeltreffend te verdedi
gen door bij voorbeeld te wijzen op zijn lange studie
duur, zijn zeer zware lasten, zijn niet zelden ongere
gelde en lange werktijden en de noodzakelijke inves
teringen die hij moet doen om voor zijn gezin enige
sociale zekerheid te krijgen". Vooral op dit antwoord
wordt in de Open Brief nader ingegaan.
tii-m
**- - -
-
'Hf:
Ik weet niet in hoeverre de woorden in ge
noemd interview juist zijn overgekomen. Ik
kan alleen reageren op deze publikatie en
niet op mogelijk niet voldoende uit de verf
gekomen bedoelingen. Maar gelet op de wer
kelijke toestand meen ik te mogen aannemen
dat de publikatie de werkelijkheid wel dekt.
Allereerst de gemaakte vergelijking. Als
de chirurg voor een appendectomie een hono
rarium krijgt van zestig gulden betekent dat
voor die chirurg een half uur werk, inclusief
zijn voorbereidingen, als zich geen compli
caties voordoen. Deze complicaties beteke
nen echter vaak weer extra-honoraria Het
komt dus neer op een inkomen van f 120,—
per uur. De vaklieden die bij de vergelijking
worden betrokken kosten, inclusief overhead,
circa twaalf gulden per uur.- f
De herenkapper krijgt voor haarknippen
drie guMen waarvoor hij een kwartier werkt
(en waarop hij soms uren moet wachten). De
ze man heeft dus, bedrijfskosten en wachttijd
inbegrepen, lang geen twaalf gulden per uur
gemiddeld. De gemiddelde bezetting van een
chirurg is aanmerkelijk hoger. Het betekent
dat het honorarium van een chirurg ten
minste het tienvoudige is van dat van een
kapper, als voor beiden een volledig bezet
te dag wordt gerekend. Dat mag dan ook
wel, akkoord. Maar hierbij blijft het niet.
Voor de klasse-patiënt kan dit tarief het tien
voudige worden of meer dus honderd
maal het tarief van de kapper. Doet de chi
rurg aan die patiënt dan zoveel meer dat me
disch noodzakelijk is? Dan komt de zieken
fondspatiënt dus veel tekort. Of is het niet
zo noodzakelijk? In dat geval lijkt het me be
denkelijk! De bakker, de kruidenier, de sla
ger, de autohandelaar en alle anderen vra
gen toch ook geen hogere prijzen als ze aan
meer gegoede klanten verkopen? Hoogstens
verkopen ze daar de duurdere kwaliteiten,
met dezelfde winstmarge die de minder ge
goede moet betalen.
Ook de automonteur was in deze vergelij
king betrokken. Ook deze man kost, inclu
sief alle bedrijfskosten en sociale verzekerin
gen voor zover deze voor rekening van de
werkgever kómen, circa twaalf gulden per
uur. Maar van de zorgvuldigheid en het ver
antwoordelijkheidsgevoel van deze man han
gen mensenlevens af!
Tuchtrecht is, in het algemeen gesteld,
het recht om voor een bepaalde kring,
een groep, disciplinaire maatregelen vast te
stellen. Zij houden, zulks in tegenstelling
tot maatregelen vastgesteld bij het gemene
of commune strafrecht, verband met 't ty
perende karakter van de desbetreffende
„club". Zo heeft vrijwel elke vereniging in
de statuten artikelen waarin de maatrege
len zijn vastgelegd die kunnen worden toe
gepast op een lid dat zich op de een of an
dere wijze misdraagt. Dit behoeven in het
geheel geen misdragingen te zijn volgens
het algemeen geldende strafrecht: televisie
kijken of dansen, het niet-verschijnen op
de training, het niet groeten van een meer
dere binnen het kader van bepaalde
groeperingen zijn dit misdragingen. Voor
juristen, ambtenaren, journalisten en an
deren gelden eveneens bepaalde maatsta
ven en iets dergelijks is het geval voor de
artsen. Tegen hun eventuele misdraginge»
richt zich het medisch tuchtrecht.
Tot 1928 gold dit tuchtrecht uitsluitenc
voor leden van de Koninklijke Maatschap
pij ter bevordering der Geneeskunst. De
„Maatschappij", zoals zij in de wandeling
genoemd wordt, bestreed daarmee het euvel
der handelingen die het vertrouwen in de
stand der geneeskundigen kunnen ondermij
nen. Ook hier geldt weer dat hqt misdragin
gen kan betreffen die geen strafbaar feit
opleveren volgens het algemeen geldende
strafrecht: een klager (patiënt, naaste fa
milieleden, nabestaanden of de inspecteur
voor de volksgezondheid kan bijvoorbeeld
•en beroep doen op de tuchtcolleges als
een arts van zijn verhouding tot een patiën
te misbruik maakt door met haar een in
tieme verhouding te beginnen. De klacht
kan betrekking hebben op het feit, dat de
arts herhaaldelijk „onder invloed" werd
gesignaleerd, dan wel patiënten bezocht ter
wijl hij niet nuchter was. De arts kan mis
bruik hebben gemaakt van gegevens, die
hem in zijn kwaliteit van (huis)arts ter ken
nis zijn gekomen, respectievelijk: de pa
tiënt kan de dupe worden van het feit, dat
dergelijke gegevens ten onrechte ter kennis
van derden werden gebracht, enz.
In 1928 kwam de regering tot de conslu-
sie dat het medisch tuchtrecht in de wet
moest worden opgenomen om ook niet-le-
den van de Maatschappij te kunnen vervol
gen en zo ontstond de wet op het medisch
tuchtrecht, Staatsblad 1928, 222. Mr. D. San
ders, voorzitter van het medisch tuchtcolle
ge te Zwolle, publiceerde in 1967 zijn „De
PTaktijk van het Medisch Tuchtrecht", waar
in hij de langzaam groeiende overtuiging
dat de wet aan herziening toe is, met feiten
beklemtoonde. Algehele herziening momen
teel stuit echter op bezwaren omdat de
Staatscommissie, ipgesteld bij Koninklijk Be-
«luit van 14 december 1967, om te adviseren
over de wetgeving inzake de toelating tot en
de uitoefening van de geneeskundige beroe
pen, ook 't medisch tuchtrecht in haar be
schouwingen zal betrekken. Desondanks
achtte men enele factoren van voldoende be
lang om toch nu een partiële herziening van
de wet te entameren. Met name spelen hier
bij een rol de naar de huidige ideeën te ab
solute geheimhouding én de noodzakelijk ge-
ken een trale registratie.
Eerst iets over het laatste, de centrale
registratie. Deze bleek noodzakelijk in ver
band met die zwarte schapen die men na
tuurlijk ook onder de artsen aantreft: de
lieden die zich bewust misdragen. Onder
deze groep is er namelijk een, zij hetzeer
gering, aantal dat na een tuchtrechtelijke
beslissing verhuist van het rayon van het
ene tuchtcollege naar dat van een der
(vier) andere. Bij de huidige stand van za
ken is alleen bij het betreffende tuchtcolle
ge de uitspraak bekend en de consequentie
voor de betrokken arts kan zij oneven
redig grote schade ten gevolge hebben
als (ongewenst) neveneffect van een
geringe correctie, een berisping bij
voorbeeld;
voor de klager kan zij aanleiding zijn
om op basis van de beslissing van het
tuchtcollege (hoe gering veroordelend
ook) een civiele eis tot schadevergoe
ding in te dienen;
in de besloten gemeenschap van een
dorp bijvoorbeeld kan zij aanleiding
zijn dat de klager de gecorrigeerde
arts volkomen onmogelijk maakt.
Zou men in principe van mening zijn dat
de klager recht heeft de uitspraak van de
tuchtrechter te vernemen, dan is in die be
richtgeving nóg een beslissing vereist: men
kan deze aansluiten aan de uitspraak van
het tuchtcollege óf men kan wachten tot de
beroepstermijn voor de „veroordeelde" is
verstreken. Of om de mogelijkheden op een
rijtje te zetten:
!IIIIIIIIIIIIIIIII»IIIIIIIIIIIII"IIIHIIIIIIIIIIIIII>II»II>IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
tmilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
a dus momenteel dat degene die zich heeft
nisdragen en om die reden is gecorrigeerd,
indien hij zulks kan en wil, verhuist en zijn
praktijken (hetgeen iets anders is dan „zijn
praktijk!") voortzet terwijl er geen haan
naar kraait. Centrale registratie maant dit
rriet onmogelijk maar de kans om onbekenc
te blijven wordt geringer, de consequentie?
van een herhaling worden zwaarder en -
wat het voornaamste is de betrokker
veet dat!
onmiddellijk bericht
uitspraak;
aan klager na de
Op het ogenblik ontvangt de particulier»
dager slechts bericht van niet-ontvanke
iijkheid of van afwijzing van de klacht
Hoort hij niets dan kan hij aannemen da'
de klacht ontvankelijk is veiirloaH Cfi m
behandeling is genomen. Maar de beslis
sing van het tuchtcollege wordt hem ont
houden. De bezwaren tegen deze gang var
zaken zijn dat men van mening is dat di:
systeem niet meer past in de huidige tij<
en dat de klager het recht heeft de uit
spraak van de tuchtrechter te vernemen
Dit is geen eenvoudige zaak want zij kar
ettelijk: minder aangename dan wel onge
wenste gevolgen hebben;
t bericht aan klager na beëindiging vaj
de termijn binnen welke veroordeelde i
>klag kan gaan;
men kan wachten tot, in voorkomend
geval, de kwestie in tweede en eventu
eel in derde instantie is behandeld.
Volledigheidshalve: als een klager in zij:
.lacht niet-ontvankelijk wordt verklaard o
als de klacht wordt afgewezen, heeft hij be-
roepsrecht. In de gevallen waarin de aan
geklaagde schuldig wordt bevonden (eer
maatregel wordt opgelegd) staat het be
roep alleen open voor de aangeklaagde er
voor de inspecteur van het Staatstoezicht
op de volksgezondheid. Daaruit volgt dus
dat de klager er belang bij heeft dat hij
tijdig van een voor hem negatieve beslis
sing op de hoogt© wordt gesteld.
i hel voorgaand», oebben we getracht etj
dn ot meer theoretisch overzicht te gevei
an de verschillende kanten van het medisch
uchti echt, zij hel dan dat we hebben gepro
beerd het geheel met enige theoretisch ge-
iiii ill 11 mil li iiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiii 11
construeerde voorbeelden wat te verlevendi
gen. In de praktijk blijkt afgezien van de
evidente gevallen waar de arts zich mis
draagt, verslaafd is of iets dergelijks de
emotie een enorme rol te spelen, vooral aan
de zijde van patiënt en/of omgeving. Daar
aan werken bepaalde „gevestigde" begrip
pen ongetwijfeld mee: „De ziekenfondspa
tiënt wordt slechter behandeld dan de par
ticulier." En „Toen mijn zoontje ziek was
heeft hij er ook niets van terecht gebracht
maar.... (volgt de naam van een kwakzal
ver) had het onmiddellijk door en heeft hem
genezen Dit laatste komt in allerlei varia
ties veel meer voor dan men denkt. Lang
niet altijd betreft het een „gevestigde"
kwakzalver, heel vaak is het de buurvrouw
die een goed zalfje, drankje, soort pillen,
vult u zelf maar in, in haar bezit heeft dat...
ook zo goed heeft geholpen! Noch de moe
der, echtgenote of ander familielid die met
de behandeling is belast, weet ook maar In
de verste verte of de ziekte van de eerste
patiënt ook maar enigszins leek op die van
de huidige! Maar de zalf, drank, pilletjes
worden geprobeerd en als dat (gelukkig
veel minder vaak dan men zou verwachten)
verkeerd afloopt is het de behandelende
arts wie men het verwijt en die eventueel
voor de medische tuchtraad wordt ge
sleept.
Dat laatste komt in de praktijk overigens
verhoudingsgewijze zelden voor. Het gros
van de (Nederlandse) mensheid is zich er-
hij fouten kan/mag maken. Niemand is on-
van bewust dat een arts een mens is en dat
feilbaar. Maar men mag en moet van de
arts kunnen etsen dat hij opnieuw, telkens
weer, elke patiënt met de uiterste zorg on
derzoekt en behandelt.
Wij hopen u in deze korte samenvatting
luidelijk te hebben gemaakt dat de pitiënt in
Nederland goed beschermd wordt. Behalve
•en enorm apparaat, samen te vatten in de
erm „gezondheidszorg" (waar we binnen
kort nog op hopen terug te komen) dal
meegewerkt heeft Nederland tot een van de
gezondste landen van de wereld te maken
ïeeft iedere patiënt nog de gelegenheid in
dien gewenst, zelf een klacht in te dienen
Hij kan zich bijvoorbeeld bij een Ge
meentelijke Geneeskundige Dienst beklager
over minder hygiënische toestanden in een
hotel of restaurant en hij kan zich en
daarop had dit artikeltje dan betrekking
beklagen over een (zijn) arts. Maar dii
recht geeft tevens een plicht: om een der
gelijke klacht weloverwogen en niet op
emotionele gronden in te dienen. De arts is
het mag hier we' eens worden gezegd
zeer kwetsbaar en een reputatie is sneller
gekraakt dan gemaaktl
Een eenvoudige operatie met inbegrip van
alle kosten (gebruik operatiekamer, verband,
medicijnen, verpleging) kost de patiënt met
een salaris dat juist boven de weistandsgrens
ligt (particulier patiënt dus) omstreeks een
maand bruto salaris. Deze patiënt is verze
kerd als hij tenminste geen kwalen heeft.
Maar wat de verzekering uitkeert aan art
senhonoraria en endere kosten moet ver
hoogd met eigen bedrijfskosten van de ver
zekeringsmaatschappij worden opgebracht
door de premies. Deze premies worden on
draaglijk hoog dank zij de hoge honoraria
van de artsen en de bijkomende kosten die
tot in het oneindige worden opgeschroefd,
waarbij de winstmarges een zeer belangrijke
rol spelen.
De motivering van deze hoge tarieven? Dr.
Van Mansveld stelt dat de medicus door
gaans geen rekenaar is, dat hij sterker wordt
geconfronteerd met enorm stijgende kosten
en met zijn sociaal onzekere bestaan.
Bovendien (en het verband is niet hele
maal duidelijk) heeft de medicus sterk het
door hem niet gezochte aureool van almach
tige weldoener. Die stijgende kosten gelden
voor ieder in gelijke mate. De sociale onze
kerheid geldt wel het minst voor de arts.
Zijn werk is niet conjunctuurgevoelig. Iedere
zelfstandige ondernemer moet zich verzeke
ren in verband met pensioenvoorzieningen
en dekking tegen mogelijke arbeidsonge
schiktheid ten gevolge van ziekte of invalidi
teit Wat dat betreft is de positie van de arts
niet ongunstiger dan die van vergelijkbare
bevolkingsgroepen (of zijn die er niet?). Een
ambtenaar betaalt voor zijn pensioen ca. 8
pet. van zijn salaris aan premie en heeft dan
recht op 1 3/4 pet. per dienstjaar, gerekend
over het laatst genoten salaris. Dit wordt als
zeer gunstig beschouwd. Als voor een patiënt
net-boven-de-welstands grens een salarisver
hoging is toegestaan van niet meer dan vijf
procerft, is het verband met de verhoging
van de huisartsentarieven van twaalf naar
vijftien gulden voor deze groep wel ver te
zoeken.
De lange studieduur is als argument wel
heel zwak. Voor de huisarts is dit nominaal
7 jaar na het voorbereidend hoger onderwijs
(de gemeenschap kan er moeilijk voor aan
sprakelijk worden gesteld, als de medische
student niet over voldoende studie-capacitei
ten beschikt om het in deze tijd te doen).
Voor de ingenieur en de predikant is dit no
minaal 5 jaar, dus slechts twee jaar korter
(en vooral voor de predikant aanmerkelijk
minder lucratief). In de eerste plaats komt
de student, ook bij de maximale eigen bij
drage, voor een zeer groot bedrag aan stu
diekosten ten laste van de gemeenschap,
waar toch wel enige tegenprestatie voor
mag worden verwacht. In de tweede plaats
ligt het aanvangssalaris van de niet-medi
sche academicus als regel beneden f 20.000,-
per jaar, en duurt het geruime tijd afhan
kelijk van hun capaciteiten voor ze een
7 W-.-rVtO. Vi- v,y.W.-7'.
carrière hebben opgebouwd. Van een salaris-
met-terugwerkende-kracht is bij hen geen
sprake, al ligt het salaris van de ingenieur
hoger dan dat van een HTS-er, maar dat is
verschil in rang. Welke motieven zijn aan te
voeren om de arts wel 'n top-vergoeding toe te
kennen over de periode, waarin hij nog geen
zelfstandige verantwoordelijkheid droeg, be
halve ten aanzien van rijn studie? Als men
op grond van de wel zeer lange studie aan
de specialist (6 jaar na het arts-examen)
een hoger salaris zou willen toekennen, dan
zou het salaris van de heginnende academi
cus desnoods nog acceptabel rijn. Dat wordt
dan over een periode van 6 jaar een bedrag
van 6 maal f 20.000,—, dat is f 120.000,--, waar
bij rekening moet worden gehouden met het
feit, dat de student als regel op veel lager#
lasten rit dan de gevestigde beginnende aca
demicus. Deze achterstand van f 120.000,--
zal moeten worden ingehaald in de ca. 30
jaar, die de specialist werkt voor hij 65 is.
Dat betekent een bedrag van 4.000,— per jaar.
Dit geteld bij het gemiddelde bedrag van
f 40.000,— per jaar, dat het inkomen van aca
demici uitmaakt, wordt dit voor een specia
list f 44.000,— per jaar gemiddeld.
Zijn dan de lange werktijden en het onge
regelde leven een motief voor deze honora
ria? In onze moderne samenleving met haar
periodieke nacht- en weekenddiensten voor
medici, valt dit voor de arts-specialist meest
al wel mee. De leider van een onderneming
heeft het als regel zwaarder, als hij naast
de leiding over zijn eigen bedrijf nog de ac
quisitie moet verzorgen en als hoofdverte
genwoordiger optreden Volgens de statistiek
was voor deze groep, waartoe veel academi
ci behoren, het gemiddelde inkomen over
1967 niet meer dan f 40.000.per jaar.
Het is buiten kijf: de arts moet een zor
genvrij bestaan kunnen ledden om de zorgen
van zijn patiënten te kunnen verlichten.
Maar dit mag niet zover gaan dat het hono
rarium voor de arts een ondraaglijke zorg
wordt voor de patiënten. Bij de verzekering
wordt te weinig risico gedekt omdat volledige
dekking onbetaalbaar is. Het eigen risico is
dan zo groot dat de patiënt het „nog maar
even aanziet". Tot het te laat is!
Nog één kleinigheid die los staat van dit
interview maar wel oorzaak is van de „sterk
gestegen kosten voor de arts". De patiënt gaat
naar de arts in wie hij vertrouwen heeft. Dit
vertrouwen is nog meer tot stand gekomen
door het karakter van de arts dan door zijn
bekwaamheid. Dat de arts volkomen be
voegd is, is nog geen voldoende motief om
hem als opvolger aan te wijzen (is: praktijk
verkopen, ofwel: de patiënten verkopen). De
patiënit is niet te koop, ook zijn vertrouwen
niet. Hoogstens kan de praktijkruimte wor
den verkocht en die hoeft toch niet zo duur
te rijn. De arts sluit maar, net als iedereen,
een verzekering voor de „oude dag".
Apeldoorn,
N. J. Noorlander.
De Open Brief van de heer Noorlander vinden we geen sympathiek stuk laten
we dat voorop stellen. Omdat hy het medisch beroep naar onze smaak al te cijfermatig
benadert. Terwijl er één element in schuilt dat niet in cijfers te vangen is. Het besta
verduidelijken we dat met een voorbeeld. Een kind ligt in bed. Ziek, dat is duidelijk
te zien aan zijn hoogrode kleur en te horen aan zijn diep-klagelijk gehuil. I)e koorts
loopt hoog op, er ls geen thermometer nodig om dat te constateren. Daarmee loopt ook
de onrust op bij de ouders, onrust die angst wordt. Dan komt de dokter. Hij luistert
even, kijkt even, schrijft zijn receptje, klopt moeder eens bemoedigend op de schouder:
„Geen reden voor ongerustheid, morgen kom ik terug!" Morgen kómt hij terug, de
koorts is aanzienlijk teruggelopen, de kleur is weer wat normaler. Zijn bezoek duurt
nóg korter dan de eerste keer. Bij het afscheid: „Nog drie dagen in bed houden, vol
gende week is hij weer gezond. Even bellen als er iets niet goed gaat." Weg is hy.
Twee maanden later komt de rekening: zesentwintig gulden. Hoog? Voor de vyf mi-
mten die hij alles bij elkaar in huis is geweest is het rijk betaald voor de rust die hy
ïeeft gebracht en het vertrouwen dat hy heeft geschonken is het een onwaarschijn-
'jk laag bedragje!
Dat is de moeiiykheid voor de medische stand. En het vervelende is dat de artsen
.1 specialisten, als ze worden aangevallen zoals de laatste tijd gebeurt, zich bijzon-
er slecht verdedigen. Dan komen de argumenten zoals die nu door de heer Noorlan-
Ier worden gewraakt en op sommige punten terecht! Want hoe men het ook be-
kqkt, het is een vreemde situatie dat artsen hun honoraria afstemmen op de welvaart
van hun patiënt. Het is aanvechtbaar dat een arts zijn praktijk „verkoopt", want juist
dat hierboven geschetste vertrouwen van patiënten in zijn kunnen is niet te verko
pen. Bovendien is met harde cqfers aan te tonen dat het inkomen van sommige spe
cialisten de normale proporties in de samenleving te boven gaat. Dat geldt ook voor
tnderen toegegeven. Maar die anderen zwaaien wel wat minder met het woord
•thiek dan de artsen plegen te doen.
Daarmee zij we dan tevens bij het medisch tuchtrecht. Dokter Bloch somt allerlei
redenen op om aan te tonen dat het medisch tuchtrecht aan verandering toe is naar
onze mening is dit de voornaamste reden dat de arts al lang van zijn voetstuk Is ge
vallen, terwyi hy zichzelf nog altyd op dat voetstuk ziet staan. Heus, de mens van
andaag is er niet kapot van dat z'n arts soms een fout maakt dat had hij zelf al
geconstateerd. En hy heeft er een beetje over geroddeld. Als de artsenstand eens dat
waas van superieure exclusiviteit wil laten vallen dan raakt ook die roddelpraat
Ie wereld uit. En dat is dan weer heel nuttig voor de géésteiyke volksgezondheid!