DEZE WEEK: nader beschouwd De regering zag niet vooruit Kennis gaat vóór image Medische honoraria zijn te hoog! Het medisch tuchtrecht moet op de helling - maar hoe Een lezer poneert de stelling Een reputatie is sneller gekraakt dan gemaakt! ONS COMMENTAAR „liet val! nogal mee me! tariefsverhogingen" vindt v oorzilter specialisten jjaMfctftaae Open Brief aan dr. Van Mansveld S- Registratie Geheimhouding De praktijk jjllllllllliiilliiililllllilillllilllllliillllllllllliiiiiliiiiiillililllliiilllllllllllliiilliiiiiiiiiiiiiiilillllllllllllliillllliliimiiillilillllliiiilliiiilllllllllllllllllllliilimiiiiiiiillllllliu. ünimiiiiimmiin door M. B. Bloch, kolonel-arts iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiii De staking der buschauffeurs, die deze week in grote delen van Friesland het openbaar vervoer heeft lamgelegd - en In de komende week volgen wellicht andere provincies - had niet mogen plaats vinden. Niet dat we het de buschauffeurs kwalijk nemen - integendeel. Het verschil tussen hun weekloon en dat van hun collega's die werkzaam zijn bij stadsvervoerbedrij ven, is zo langzamerhand opgelopen tot negentig gulden. Zij hebben gelijk als zij stellen dat hieraan iets dient te gebeuren en men kan het in hen prijzen dat zij sa men met de werknemers daarvoor de weg der geleidelijkheid hebben gekozen. En evenmin nemen we het de Friese (en Zeeuwse en Limburgse) ondernemers kwa lijk dat zij weigeren de afgesloten cao te ondertekenen. Het loonbedrag dat hier mee gemoeid is gaat hun krachten te bo ven. Gevolg zou zijn dat zij met 'n verlies post zouden komen te zitten die niet meer ingehaald kan worden óf dat zij hun dien sten zodanig zouden moeten inkrimpen dat van openbaar vervoer nauwelijks meer ge sproken kan worden. Zelfs kan men geen enkele blaam werpen op het overleg dat tussen beide partijen is gevoerd: werkge vers én werknemers kennen eikaars situa tie door en door; gezamenlijk hebben zij zich tot een arbiter gewend om klaarheid te krijgen in het geschil over de gelijk waardigheid in arbeid tussen een streek buschauffeur en zijn stadscollege, geza menlijk ook hebben zij een overgangs maatregel opgesteld. Dat die maatregel voor sommige ondernemingen toch nog te zwaar is, is verdrietig maar men kan dat de onderhandelaars niet aanwrijven. De fout schuilt naar onze mening bij de overheid. Niet dat we zo graag zien dat het bedrijfsleven tegen de overheid aanleunt verre van dat. Maar de overheid had zich eerder en in ruimere mate moeten realiseren dat er een ogenblik kan komen dat het openbaar vervoer de krachten van het particulier initiatief te boven gaat. Men kan aanvoeren dat het met het streekver voer sneller bergafwaarts gegaan Is dan men had verwacht - veertien dagen gele den schreven we op deze pagina over de moeilijkheden - maar dat kan nauwelijks als een excuus gelden. Regeren is voor uitzien en niet achter de feiten aanlopen. En dat heeft men gedaan. Dit jaar voor het eerst is er op de begroting van verkeer en' waterstaat een bedrag opgevoerd van drie miljoen gulden men wist dus dat er iets aan de hand was. Maar als nauwelijks een jaar later blijkt dat die drie miljoen maar een klein deel is van het bedrag dat wer kelijk nodig is, dan is er van een verkeer de beoordeling sprake. Hoe dat komt? Daarmee raakt men aan het tweede grote bezwaar dat we in dit geval tegen het overheidsbeleid hebben. Als de cao voor de bouwnijverheid, waar bij dus de landelijke bouwactiviteit in het geding is, wat fors uitvalt, dan wordt er gestudeerd en wordt er zelfs in het kabi net over gesproken. Terecht maar als de cao voor het streekvervoer de leefbaar heid van een deel van ons land aantast (want zo is het toch als de bus uitvalt!) dan laat men het rustig op zijn beloop. Hoeveel kabaal zou er gemaakt worden als iets dergelijks Amsterdam of Den Haag of de hele Randstad zou treffen! Maar nu treft het alleen maar de „uithoeken" Nederland! van Wat er gebeuren moet is duidelijk: op heel korte termijn zal de regering zich ga rant moeten stellen voor de tekorten die de betreffende ondernemingen op hun hals halen als gevolg van deze extra kostenstij ging. Want het openbaar vervoer móét blij ven draaien. Daarna zal er met bekwame spoed gestudeerd moeten worden op de hele problematiek van het streekvervoer. De Spoorwegen hebben hun plan voor de komende jaren, voor de bus zal ook zo'n plan moeten komen en daarbij zal het rijk een handje moeten helpen. Dat gaat geld kosten, inderdaad. Maar het open baar vervoer mag toch wel wat vooraan staan op het lijstje van onderwerpen van staatszorg. Het Genootschap voor Reclame heeft aan de vele (ongevraagde maar daarom niet minder noodzakelijke) diensten die haar leden dagelijks aan ons allen bewijzen, nog een ongevraagde dienst toegevoegd: zij heeft ons ervan op de hoogte gebracht dat wij als volk niet bijster veel waarde ring en hoogachting kunnen opbrengen voor de geachte afgevaardigden die teza men onze Tweede Kamer vormen. Makro- test heeft het uitgerekend: de Tweede Ka mer krijgt van ons een 6 en dat Is niet veel! Nu moeten we ons natuurlijk wel even af vragen wie wij, die cijfergevers, zijn. Of liever: of we de leraarsbevoegdheid heb ben om cijfers uit te delen. Beziet men de gehouden enquête van die (veel interes santere) kant, dan blijkt dat de kennis van ons staatsbestel ten hoogste met een 1 kan worden gewaardeerd. Ronduit gezegd: het Nederlandse volk weet er bedroevend weinig van. Het heeft de Tweede Kamer die 6plus gegeven zonder zich gehinderd te voelen door enige kennis! Het Genootschap voor Reclame zit er dan ook naast als het meent dat het aanzien van de Kamer opgevijzeld kan worden door middel van reclamestunts. Dat is niet vreemd: de reclame heeft met het begrip kennis weinig van doen het gaat om de „image". Daarom moet de conclusie zijn dat hier meer een taak ligt voor het minis terie van Ondenvljs dan voor het Genoot schap. O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O Dit ls een pagina van tegenstellingen. Enerzijds een felle aanval van een onzer lezers op de honoraria die artsen en vooral specialisten aan hun patiënten berekenen, zulks naar aanleiding van het interview met de voorzitter van de landelijke specialistenvereniging, dat wij op zaterdag 1 maart in ons blad afdrukten. Anderzijds 'n bijdrage van onze medische medewerker, de kolonel-arts M. B. Bloch. waarin het medisch luchtrecht onder de loep wordt geno men. Beide onderwerpen zijn op het ogenblik sterk in het nieuws. Onder de „bedrijfstakken" tegen welke de minis nieuws. Onder de „bedrijfstakken" tegen welke de minis ter van economische zaken met een prijsstop heeft ge dreigd bevonden zich ook de artsen: zij zouden na 1 januari gebruik hebben gemaakt van de BTW-prijzenchaos om hun tarieven meer dan toelaatbaar omhoog te schroeven. Zoals men weet is deze zaak voor wat de huisartsen betreft in middels tot klaarheid gebracht: véér 1 oktober komen er geen nieuwe tariefsverhogingen en de minister heeft daar vrede mee als hij tenminste gekend wordt in wat men na 1 oktober van plan is. Of ook de specialisten zich aan deze zelfde regel zullen houden is op dit ogenblik nog niet be kend anders hangt hun waarschijnlijk nog altijd de mi- nistriële prijsstop boven het hoofd. Men zou kunnen zeggen dat de keus hiermee af moet zijn onze briefschrijver echter brengt los van deze verhogingne een aantal bezwa ren tegen de artsen- en specialisten-honoraria in het alge meen ter tafel die men dikwijls hoort bezigen en die waard zijn nader beschouwd te worden. Dat is de reden waarom wij deze „Open Brief' (hier en daar wat ingekort zonder overigens aan het betoog van de schrijver te kort te doen) hieronder publiceren. Wat minder geëmotioneerd is de strijd over een wijzgiing in het medisch tuchtrecht, hoewel door het tragische geval van het meisje In het streekziekenhuis in Bennekom dat na een eenvoudige operatie nog altijd niet uit de verdoving is ontwaakt, de gemoederen soms wel verhit zijn geraakt. De problematiek is hier tweeledig: juridisch en medisch. Juridisch ligt er de vraag of het medisch tuchtrecht nog wel voldoet aan de eisen die men aan een behoorlijke rechtspleging in deze tijd mag stellen. En voor de medische wereld Is er het probleem of het wel juist is het artsen beroep met die waas van geheimzinnigheid te omringen die tot dusver gebruikelijk was, momenteel litg er een voorstel medewerker schrijft over het hoe en waarom. Dat hij daar bij sterker het accent legt op het belang van de arts dan op dat van de rechtzoekende wie zal het hem kwalijk nemen. Zoals noch onze briefscrijver, noch onze medische medewerker het ons zal kwalijk nemen dat wij aan hun beschouwingen enig commentaar hebben toegevoegd. tüet iuHti! V -v 'ii'W '-fo&jfc «tok.; ««WW»* jmxu Voor een goed begrip van da „Open brief", die de heer N. J. Noorlander te Apeldoorn schreef aan dr. J. van Mansveld, neuroloog in Haarlem en voorzitter van de Landelijke Specialisten Vereniging, dient men de teneur te kennen van het interview, waarin de heer Van Mansveld de tariefsverhogingen verdedigde en dat wij op zaterdag l maart in ons blad afdrukten. In dat interview werden vergelijkingen gemaakt: de vraag werd gesteld of men een honorarium van zes tig gulden voor een blindedarmoperatie redelijk kan noemen als men daarnaast een willekeurige rekening legt van een garage, een loodgieter, een televisiemon teur of een dameskapper. Dr: Van Mansveld noemde de honoraria die de ziekenfondsen aan de specialisten betalen „erg laag" en meende dat het nodig zal zijn, dat wij ons scherper opstellen tegenover het zieken fonds." Op de vraag hoe het komt dat de medische tarieven in de afgelopen jaren zo opvallend kritisch in discussie zijn gekomen, gaf hij dit antwoord: „De me dicus is doorgaans een rekenaar, maar hij wordt steeds sterker geconfronteerd met enorm stijgende kos ten en met zijn sociaal onzekere bestaan. Bovendien heeft de medicus sterk het niet door hem gezochte aureool van almachtige weldoener. Omdat hij door gaans geen rekenaar is valt het hem moeilijk zijn ogenschijnlijk hoge inkomen doeltreffend te verdedi gen door bij voorbeeld te wijzen op zijn lange studie duur, zijn zeer zware lasten, zijn niet zelden ongere gelde en lange werktijden en de noodzakelijke inves teringen die hij moet doen om voor zijn gezin enige sociale zekerheid te krijgen". Vooral op dit antwoord wordt in de Open Brief nader ingegaan. tii-m **- - - - 'Hf: Ik weet niet in hoeverre de woorden in ge noemd interview juist zijn overgekomen. Ik kan alleen reageren op deze publikatie en niet op mogelijk niet voldoende uit de verf gekomen bedoelingen. Maar gelet op de wer kelijke toestand meen ik te mogen aannemen dat de publikatie de werkelijkheid wel dekt. Allereerst de gemaakte vergelijking. Als de chirurg voor een appendectomie een hono rarium krijgt van zestig gulden betekent dat voor die chirurg een half uur werk, inclusief zijn voorbereidingen, als zich geen compli caties voordoen. Deze complicaties beteke nen echter vaak weer extra-honoraria Het komt dus neer op een inkomen van f 120,— per uur. De vaklieden die bij de vergelijking worden betrokken kosten, inclusief overhead, circa twaalf gulden per uur.- f De herenkapper krijgt voor haarknippen drie guMen waarvoor hij een kwartier werkt (en waarop hij soms uren moet wachten). De ze man heeft dus, bedrijfskosten en wachttijd inbegrepen, lang geen twaalf gulden per uur gemiddeld. De gemiddelde bezetting van een chirurg is aanmerkelijk hoger. Het betekent dat het honorarium van een chirurg ten minste het tienvoudige is van dat van een kapper, als voor beiden een volledig bezet te dag wordt gerekend. Dat mag dan ook wel, akkoord. Maar hierbij blijft het niet. Voor de klasse-patiënt kan dit tarief het tien voudige worden of meer dus honderd maal het tarief van de kapper. Doet de chi rurg aan die patiënt dan zoveel meer dat me disch noodzakelijk is? Dan komt de zieken fondspatiënt dus veel tekort. Of is het niet zo noodzakelijk? In dat geval lijkt het me be denkelijk! De bakker, de kruidenier, de sla ger, de autohandelaar en alle anderen vra gen toch ook geen hogere prijzen als ze aan meer gegoede klanten verkopen? Hoogstens verkopen ze daar de duurdere kwaliteiten, met dezelfde winstmarge die de minder ge goede moet betalen. Ook de automonteur was in deze vergelij king betrokken. Ook deze man kost, inclu sief alle bedrijfskosten en sociale verzekerin gen voor zover deze voor rekening van de werkgever kómen, circa twaalf gulden per uur. Maar van de zorgvuldigheid en het ver antwoordelijkheidsgevoel van deze man han gen mensenlevens af! Tuchtrecht is, in het algemeen gesteld, het recht om voor een bepaalde kring, een groep, disciplinaire maatregelen vast te stellen. Zij houden, zulks in tegenstelling tot maatregelen vastgesteld bij het gemene of commune strafrecht, verband met 't ty perende karakter van de desbetreffende „club". Zo heeft vrijwel elke vereniging in de statuten artikelen waarin de maatrege len zijn vastgelegd die kunnen worden toe gepast op een lid dat zich op de een of an dere wijze misdraagt. Dit behoeven in het geheel geen misdragingen te zijn volgens het algemeen geldende strafrecht: televisie kijken of dansen, het niet-verschijnen op de training, het niet groeten van een meer dere binnen het kader van bepaalde groeperingen zijn dit misdragingen. Voor juristen, ambtenaren, journalisten en an deren gelden eveneens bepaalde maatsta ven en iets dergelijks is het geval voor de artsen. Tegen hun eventuele misdraginge» richt zich het medisch tuchtrecht. Tot 1928 gold dit tuchtrecht uitsluitenc voor leden van de Koninklijke Maatschap pij ter bevordering der Geneeskunst. De „Maatschappij", zoals zij in de wandeling genoemd wordt, bestreed daarmee het euvel der handelingen die het vertrouwen in de stand der geneeskundigen kunnen ondermij nen. Ook hier geldt weer dat hqt misdragin gen kan betreffen die geen strafbaar feit opleveren volgens het algemeen geldende strafrecht: een klager (patiënt, naaste fa milieleden, nabestaanden of de inspecteur voor de volksgezondheid kan bijvoorbeeld •en beroep doen op de tuchtcolleges als een arts van zijn verhouding tot een patiën te misbruik maakt door met haar een in tieme verhouding te beginnen. De klacht kan betrekking hebben op het feit, dat de arts herhaaldelijk „onder invloed" werd gesignaleerd, dan wel patiënten bezocht ter wijl hij niet nuchter was. De arts kan mis bruik hebben gemaakt van gegevens, die hem in zijn kwaliteit van (huis)arts ter ken nis zijn gekomen, respectievelijk: de pa tiënt kan de dupe worden van het feit, dat dergelijke gegevens ten onrechte ter kennis van derden werden gebracht, enz. In 1928 kwam de regering tot de conslu- sie dat het medisch tuchtrecht in de wet moest worden opgenomen om ook niet-le- den van de Maatschappij te kunnen vervol gen en zo ontstond de wet op het medisch tuchtrecht, Staatsblad 1928, 222. Mr. D. San ders, voorzitter van het medisch tuchtcolle ge te Zwolle, publiceerde in 1967 zijn „De PTaktijk van het Medisch Tuchtrecht", waar in hij de langzaam groeiende overtuiging dat de wet aan herziening toe is, met feiten beklemtoonde. Algehele herziening momen teel stuit echter op bezwaren omdat de Staatscommissie, ipgesteld bij Koninklijk Be- «luit van 14 december 1967, om te adviseren over de wetgeving inzake de toelating tot en de uitoefening van de geneeskundige beroe pen, ook 't medisch tuchtrecht in haar be schouwingen zal betrekken. Desondanks achtte men enele factoren van voldoende be lang om toch nu een partiële herziening van de wet te entameren. Met name spelen hier bij een rol de naar de huidige ideeën te ab solute geheimhouding én de noodzakelijk ge- ken een trale registratie. Eerst iets over het laatste, de centrale registratie. Deze bleek noodzakelijk in ver band met die zwarte schapen die men na tuurlijk ook onder de artsen aantreft: de lieden die zich bewust misdragen. Onder deze groep is er namelijk een, zij hetzeer gering, aantal dat na een tuchtrechtelijke beslissing verhuist van het rayon van het ene tuchtcollege naar dat van een der (vier) andere. Bij de huidige stand van za ken is alleen bij het betreffende tuchtcolle ge de uitspraak bekend en de consequentie voor de betrokken arts kan zij oneven redig grote schade ten gevolge hebben als (ongewenst) neveneffect van een geringe correctie, een berisping bij voorbeeld; voor de klager kan zij aanleiding zijn om op basis van de beslissing van het tuchtcollege (hoe gering veroordelend ook) een civiele eis tot schadevergoe ding in te dienen; in de besloten gemeenschap van een dorp bijvoorbeeld kan zij aanleiding zijn dat de klager de gecorrigeerde arts volkomen onmogelijk maakt. Zou men in principe van mening zijn dat de klager recht heeft de uitspraak van de tuchtrechter te vernemen, dan is in die be richtgeving nóg een beslissing vereist: men kan deze aansluiten aan de uitspraak van het tuchtcollege óf men kan wachten tot de beroepstermijn voor de „veroordeelde" is verstreken. Of om de mogelijkheden op een rijtje te zetten: !IIIIIIIIIIIIIIIII»IIIIIIIIIIIII"IIIHIIIIIIIIIIIIII>II»II>IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII tmilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll a dus momenteel dat degene die zich heeft nisdragen en om die reden is gecorrigeerd, indien hij zulks kan en wil, verhuist en zijn praktijken (hetgeen iets anders is dan „zijn praktijk!") voortzet terwijl er geen haan naar kraait. Centrale registratie maant dit rriet onmogelijk maar de kans om onbekenc te blijven wordt geringer, de consequentie? van een herhaling worden zwaarder en - wat het voornaamste is de betrokker veet dat! onmiddellijk bericht uitspraak; aan klager na de Op het ogenblik ontvangt de particulier» dager slechts bericht van niet-ontvanke iijkheid of van afwijzing van de klacht Hoort hij niets dan kan hij aannemen da' de klacht ontvankelijk is veiirloaH Cfi m behandeling is genomen. Maar de beslis sing van het tuchtcollege wordt hem ont houden. De bezwaren tegen deze gang var zaken zijn dat men van mening is dat di: systeem niet meer past in de huidige tij< en dat de klager het recht heeft de uit spraak van de tuchtrechter te vernemen Dit is geen eenvoudige zaak want zij kar ettelijk: minder aangename dan wel onge wenste gevolgen hebben; t bericht aan klager na beëindiging vaj de termijn binnen welke veroordeelde i >klag kan gaan; men kan wachten tot, in voorkomend geval, de kwestie in tweede en eventu eel in derde instantie is behandeld. Volledigheidshalve: als een klager in zij: .lacht niet-ontvankelijk wordt verklaard o als de klacht wordt afgewezen, heeft hij be- roepsrecht. In de gevallen waarin de aan geklaagde schuldig wordt bevonden (eer maatregel wordt opgelegd) staat het be roep alleen open voor de aangeklaagde er voor de inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid. Daaruit volgt dus dat de klager er belang bij heeft dat hij tijdig van een voor hem negatieve beslis sing op de hoogt© wordt gesteld. i hel voorgaand», oebben we getracht etj dn ot meer theoretisch overzicht te gevei an de verschillende kanten van het medisch uchti echt, zij hel dan dat we hebben gepro beerd het geheel met enige theoretisch ge- iiii ill 11 mil li iiiiiiiiiiiiiiimmiiiiiiii 11 construeerde voorbeelden wat te verlevendi gen. In de praktijk blijkt afgezien van de evidente gevallen waar de arts zich mis draagt, verslaafd is of iets dergelijks de emotie een enorme rol te spelen, vooral aan de zijde van patiënt en/of omgeving. Daar aan werken bepaalde „gevestigde" begrip pen ongetwijfeld mee: „De ziekenfondspa tiënt wordt slechter behandeld dan de par ticulier." En „Toen mijn zoontje ziek was heeft hij er ook niets van terecht gebracht maar.... (volgt de naam van een kwakzal ver) had het onmiddellijk door en heeft hem genezen Dit laatste komt in allerlei varia ties veel meer voor dan men denkt. Lang niet altijd betreft het een „gevestigde" kwakzalver, heel vaak is het de buurvrouw die een goed zalfje, drankje, soort pillen, vult u zelf maar in, in haar bezit heeft dat... ook zo goed heeft geholpen! Noch de moe der, echtgenote of ander familielid die met de behandeling is belast, weet ook maar In de verste verte of de ziekte van de eerste patiënt ook maar enigszins leek op die van de huidige! Maar de zalf, drank, pilletjes worden geprobeerd en als dat (gelukkig veel minder vaak dan men zou verwachten) verkeerd afloopt is het de behandelende arts wie men het verwijt en die eventueel voor de medische tuchtraad wordt ge sleept. Dat laatste komt in de praktijk overigens verhoudingsgewijze zelden voor. Het gros van de (Nederlandse) mensheid is zich er- hij fouten kan/mag maken. Niemand is on- van bewust dat een arts een mens is en dat feilbaar. Maar men mag en moet van de arts kunnen etsen dat hij opnieuw, telkens weer, elke patiënt met de uiterste zorg on derzoekt en behandelt. Wij hopen u in deze korte samenvatting luidelijk te hebben gemaakt dat de pitiënt in Nederland goed beschermd wordt. Behalve •en enorm apparaat, samen te vatten in de erm „gezondheidszorg" (waar we binnen kort nog op hopen terug te komen) dal meegewerkt heeft Nederland tot een van de gezondste landen van de wereld te maken ïeeft iedere patiënt nog de gelegenheid in dien gewenst, zelf een klacht in te dienen Hij kan zich bijvoorbeeld bij een Ge meentelijke Geneeskundige Dienst beklager over minder hygiënische toestanden in een hotel of restaurant en hij kan zich en daarop had dit artikeltje dan betrekking beklagen over een (zijn) arts. Maar dii recht geeft tevens een plicht: om een der gelijke klacht weloverwogen en niet op emotionele gronden in te dienen. De arts is het mag hier we' eens worden gezegd zeer kwetsbaar en een reputatie is sneller gekraakt dan gemaaktl Een eenvoudige operatie met inbegrip van alle kosten (gebruik operatiekamer, verband, medicijnen, verpleging) kost de patiënt met een salaris dat juist boven de weistandsgrens ligt (particulier patiënt dus) omstreeks een maand bruto salaris. Deze patiënt is verze kerd als hij tenminste geen kwalen heeft. Maar wat de verzekering uitkeert aan art senhonoraria en endere kosten moet ver hoogd met eigen bedrijfskosten van de ver zekeringsmaatschappij worden opgebracht door de premies. Deze premies worden on draaglijk hoog dank zij de hoge honoraria van de artsen en de bijkomende kosten die tot in het oneindige worden opgeschroefd, waarbij de winstmarges een zeer belangrijke rol spelen. De motivering van deze hoge tarieven? Dr. Van Mansveld stelt dat de medicus door gaans geen rekenaar is, dat hij sterker wordt geconfronteerd met enorm stijgende kosten en met zijn sociaal onzekere bestaan. Bovendien (en het verband is niet hele maal duidelijk) heeft de medicus sterk het door hem niet gezochte aureool van almach tige weldoener. Die stijgende kosten gelden voor ieder in gelijke mate. De sociale onze kerheid geldt wel het minst voor de arts. Zijn werk is niet conjunctuurgevoelig. Iedere zelfstandige ondernemer moet zich verzeke ren in verband met pensioenvoorzieningen en dekking tegen mogelijke arbeidsonge schiktheid ten gevolge van ziekte of invalidi teit Wat dat betreft is de positie van de arts niet ongunstiger dan die van vergelijkbare bevolkingsgroepen (of zijn die er niet?). Een ambtenaar betaalt voor zijn pensioen ca. 8 pet. van zijn salaris aan premie en heeft dan recht op 1 3/4 pet. per dienstjaar, gerekend over het laatst genoten salaris. Dit wordt als zeer gunstig beschouwd. Als voor een patiënt net-boven-de-welstands grens een salarisver hoging is toegestaan van niet meer dan vijf procerft, is het verband met de verhoging van de huisartsentarieven van twaalf naar vijftien gulden voor deze groep wel ver te zoeken. De lange studieduur is als argument wel heel zwak. Voor de huisarts is dit nominaal 7 jaar na het voorbereidend hoger onderwijs (de gemeenschap kan er moeilijk voor aan sprakelijk worden gesteld, als de medische student niet over voldoende studie-capacitei ten beschikt om het in deze tijd te doen). Voor de ingenieur en de predikant is dit no minaal 5 jaar, dus slechts twee jaar korter (en vooral voor de predikant aanmerkelijk minder lucratief). In de eerste plaats komt de student, ook bij de maximale eigen bij drage, voor een zeer groot bedrag aan stu diekosten ten laste van de gemeenschap, waar toch wel enige tegenprestatie voor mag worden verwacht. In de tweede plaats ligt het aanvangssalaris van de niet-medi sche academicus als regel beneden f 20.000,- per jaar, en duurt het geruime tijd afhan kelijk van hun capaciteiten voor ze een 7 W-.-rVtO. Vi- v,y.W.-7'. carrière hebben opgebouwd. Van een salaris- met-terugwerkende-kracht is bij hen geen sprake, al ligt het salaris van de ingenieur hoger dan dat van een HTS-er, maar dat is verschil in rang. Welke motieven zijn aan te voeren om de arts wel 'n top-vergoeding toe te kennen over de periode, waarin hij nog geen zelfstandige verantwoordelijkheid droeg, be halve ten aanzien van rijn studie? Als men op grond van de wel zeer lange studie aan de specialist (6 jaar na het arts-examen) een hoger salaris zou willen toekennen, dan zou het salaris van de heginnende academi cus desnoods nog acceptabel rijn. Dat wordt dan over een periode van 6 jaar een bedrag van 6 maal f 20.000,—, dat is f 120.000,--, waar bij rekening moet worden gehouden met het feit, dat de student als regel op veel lager# lasten rit dan de gevestigde beginnende aca demicus. Deze achterstand van f 120.000,-- zal moeten worden ingehaald in de ca. 30 jaar, die de specialist werkt voor hij 65 is. Dat betekent een bedrag van 4.000,— per jaar. Dit geteld bij het gemiddelde bedrag van f 40.000,— per jaar, dat het inkomen van aca demici uitmaakt, wordt dit voor een specia list f 44.000,— per jaar gemiddeld. Zijn dan de lange werktijden en het onge regelde leven een motief voor deze honora ria? In onze moderne samenleving met haar periodieke nacht- en weekenddiensten voor medici, valt dit voor de arts-specialist meest al wel mee. De leider van een onderneming heeft het als regel zwaarder, als hij naast de leiding over zijn eigen bedrijf nog de ac quisitie moet verzorgen en als hoofdverte genwoordiger optreden Volgens de statistiek was voor deze groep, waartoe veel academi ci behoren, het gemiddelde inkomen over 1967 niet meer dan f 40.000.per jaar. Het is buiten kijf: de arts moet een zor genvrij bestaan kunnen ledden om de zorgen van zijn patiënten te kunnen verlichten. Maar dit mag niet zover gaan dat het hono rarium voor de arts een ondraaglijke zorg wordt voor de patiënten. Bij de verzekering wordt te weinig risico gedekt omdat volledige dekking onbetaalbaar is. Het eigen risico is dan zo groot dat de patiënt het „nog maar even aanziet". Tot het te laat is! Nog één kleinigheid die los staat van dit interview maar wel oorzaak is van de „sterk gestegen kosten voor de arts". De patiënt gaat naar de arts in wie hij vertrouwen heeft. Dit vertrouwen is nog meer tot stand gekomen door het karakter van de arts dan door zijn bekwaamheid. Dat de arts volkomen be voegd is, is nog geen voldoende motief om hem als opvolger aan te wijzen (is: praktijk verkopen, ofwel: de patiënten verkopen). De patiënit is niet te koop, ook zijn vertrouwen niet. Hoogstens kan de praktijkruimte wor den verkocht en die hoeft toch niet zo duur te rijn. De arts sluit maar, net als iedereen, een verzekering voor de „oude dag". Apeldoorn, N. J. Noorlander. De Open Brief van de heer Noorlander vinden we geen sympathiek stuk laten we dat voorop stellen. Omdat hy het medisch beroep naar onze smaak al te cijfermatig benadert. Terwijl er één element in schuilt dat niet in cijfers te vangen is. Het besta verduidelijken we dat met een voorbeeld. Een kind ligt in bed. Ziek, dat is duidelijk te zien aan zijn hoogrode kleur en te horen aan zijn diep-klagelijk gehuil. I)e koorts loopt hoog op, er ls geen thermometer nodig om dat te constateren. Daarmee loopt ook de onrust op bij de ouders, onrust die angst wordt. Dan komt de dokter. Hij luistert even, kijkt even, schrijft zijn receptje, klopt moeder eens bemoedigend op de schouder: „Geen reden voor ongerustheid, morgen kom ik terug!" Morgen kómt hij terug, de koorts is aanzienlijk teruggelopen, de kleur is weer wat normaler. Zijn bezoek duurt nóg korter dan de eerste keer. Bij het afscheid: „Nog drie dagen in bed houden, vol gende week is hij weer gezond. Even bellen als er iets niet goed gaat." Weg is hy. Twee maanden later komt de rekening: zesentwintig gulden. Hoog? Voor de vyf mi- mten die hij alles bij elkaar in huis is geweest is het rijk betaald voor de rust die hy ïeeft gebracht en het vertrouwen dat hy heeft geschonken is het een onwaarschijn- 'jk laag bedragje! Dat is de moeiiykheid voor de medische stand. En het vervelende is dat de artsen .1 specialisten, als ze worden aangevallen zoals de laatste tijd gebeurt, zich bijzon- er slecht verdedigen. Dan komen de argumenten zoals die nu door de heer Noorlan- Ier worden gewraakt en op sommige punten terecht! Want hoe men het ook be- kqkt, het is een vreemde situatie dat artsen hun honoraria afstemmen op de welvaart van hun patiënt. Het is aanvechtbaar dat een arts zijn praktijk „verkoopt", want juist dat hierboven geschetste vertrouwen van patiënten in zijn kunnen is niet te verko pen. Bovendien is met harde cqfers aan te tonen dat het inkomen van sommige spe cialisten de normale proporties in de samenleving te boven gaat. Dat geldt ook voor tnderen toegegeven. Maar die anderen zwaaien wel wat minder met het woord •thiek dan de artsen plegen te doen. Daarmee zij we dan tevens bij het medisch tuchtrecht. Dokter Bloch somt allerlei redenen op om aan te tonen dat het medisch tuchtrecht aan verandering toe is naar onze mening is dit de voornaamste reden dat de arts al lang van zijn voetstuk Is ge vallen, terwyi hy zichzelf nog altyd op dat voetstuk ziet staan. Heus, de mens van andaag is er niet kapot van dat z'n arts soms een fout maakt dat had hij zelf al geconstateerd. En hy heeft er een beetje over geroddeld. Als de artsenstand eens dat waas van superieure exclusiviteit wil laten vallen dan raakt ook die roddelpraat Ie wereld uit. En dat is dan weer heel nuttig voor de géésteiyke volksgezondheid!

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 14