organisator en klusji tegelijk esma n COE V ORDEN S TORENTJE VERDWEEN IN DE KRUITDAMP Een stropdas van kralen Jan Stekelenburg's huis puilt uit van speelgoed „Alle werknemers hebben recht op deel van winst" SPEUR TOCHT NAM JUISTE AFBEELDING AVRO-zendtijd in dienst veilig verkeer „Bolltspook,, in New York gepakt Nijmegen heeft tekort aan bloeddonors Hoge ambtenaar in proefschrift: Getemperd Klusjeswerk Breed terrein Afstand nemen „Levend" leuker Geen uitzondering Geen opleiding Nooit twee keer VATICAAN VERKOCHT GEBOUW VOOR EEN HULPFONDS Verhalen Fantasie Tekening Afspraken Voordeel Toeneming TV-PRODUCER: HILVERSUM Nic. Notten (47) is een man, die niet gauw in de put zit Dat is niet alleen een mooie karaktertrek, maar het komt ook bijzonder goed uit: de K.R.O. be taalt hem ervoor. Hij is namelijk producer. Hij stelt televisieprogram ma's samen en zorgt dat ze op het scherm komen. Dat is eenvoudig gezegd, maar het is een vak dat al le kansen biedt om stapelgek te wor den. Dat hij na 13 jaar nog een ge moedelijk en vriendelijk man is, be wijst klasse. Hij praat gemakkelijk over zijn wcrk zonder overdrijving, zonder emotie, maar wel met interesse. Ge weldige dingen doen dat hoeft hij niet zo vreselijk meer. Hij heeft een leven achter zich van programma's makeh. Hij is tientallen, honderden, misschien wel duizend keer begon nen met geweldige geestdrift een idee al helemaal voor zich ziend zonder dat nog één artiest geënga geerd was, of één woord over de de cors, teksten muziek of belichting was gevallen. En al die keren werd het anders, minder meestal dan hij zich had voorgesteld. Dat maakte van hem en hij was al een evenwichtig mens de ge moedelijke werker, die van geven en nemen weet en die niet eens meer hoeft te slikken als hij het laatste restje van zijn oorspronkelijk plan blijkt te moeten schrappen. „Je wérkt aan een programma, daar góót 't om", zegt hij. Wat al lemaal niet wil zeggen dat hij niet telekens weer met plezier begint „het blijft gewoon een leuk vak" maar zijn enthousiasme wordt ge temperd door de realiteit: „Als ik veertig procent overhoud mag ik niet mopperen". „Dit vak is niets voor wie aan stemmingen onderhevig is. Je moet compromissen kunnen accepteren en je eigen mooie ideeën kunnen la ten vallen", zegt hij. Hij heeft grijs haar en draagt een stemmig streepjespak met een das die er niet zo goed bij past. Als hij tussen de veelal uiterst doordacht geklede artiesten, met wie hij werkt, zit te praten en te luisteren lijkt hij meer op een handelsreiziger uit de provincie dan op de man die uitge- rekened in zo'n gezelschap de touw tjes in handen heeft. Regelmatig schuift zijn naam over miljoenen televisieschermen in de rij van namen van mensen die aan een programma hebben meege werkt. Het is dan meestal afgelopen. En tot wie dringt dat dan nog door? Wie realiseert zich wat zo'n man doet wiens naam prijkt achter dat vreemde wat mistige woord produ cer? Vermoedelijk slechts een enkeling. En zo zal het wel blijven. Het be grip producer is niet scherp om lijnd. Het behelst in grote lijnen de samenstelling en organisatie van programma's. Het contracteren van artiesten hoort erbij, het „inpraten" het zoeken van studio's, orkesten, technici. De producer moet daarbij bovenal zorgen dat de zaak loopt, zodat ook allerlei klusjeswerk erbij hoort. Het vak heeft elementen van dat van de theaterdirecteur, de bioscoopexploi tant, de revuedirecteur, de perso neelschef en de salarisadministra teur. De producer is bij het ma ken van een programma de baas en de knecht, de improvisator, de leider en de man, die de schuld krijgt als de zaak in het honderd loopt. Als iedereen de dood in heeft is hij een soort geestelijk verzorger die ongemerkt zal proberen het moreel omhoog te brengen. Als er ruzie is sticht hij vrede en als iemand zijn gitaar kwijt is gaat hij er desnoods persoonlijk één halen. Alle moge lijkheden, die tussen dit alles liggen horen er ook bij. Dat is een producer. Meer niet. Bovendien kunnen de terreinen waarop 'n producer werkt sterk uit eenlopen. Hij kan een particulier on dernemer zijn die musicals uit het buitenland haalt; de feestenbouwer, die showa organiseert voor jubile rende bedrijven, maar ook de man, die het programma voor een nacht club in elkaar zet. Een amusementsproducer van de televisie dat is Nic. Notten be strijkt daarbij het breedste terrein, terwijl hij ongetwijfeld met het meest heterogene publiek te maken heeft. Hij kan zijn programma nooit op een bepaald publiek rich ten, zodat het altijd onderdelen zal bevatten, waarbij bepaalde groepen zich vervelen. In theorie zou een KRO-prodücer zich natuurlijk op het katholieke volksdeel kunnen richten, of tot de KRO-aanhang mjar die groep vertoont weinig an dere kenmerken dan „het Neder landse publiek". De Vara en de NCRV kunnen wat dat betreft iets geprononceerder zijn. Dat afstemmen van een program ma op de groep waarvoor het is be doeld is wezenlijk voor een produk- tie. Frans Murilof (65) die in de ja ren kort na de oorlog bekend werd met de „Bonte treinen" die hij voor de Avro-radio maakte, vertelt dat hij daar in de loop der jaren een vrij scherp gevoel voor heeft ge kregen. „Je merkt vrij snel aan de sfeer in een bedrijf of je het feest moet opluisteren met een accor deonist of met een cabaretier", zegt hij. En de heer Notten, die bijvoor beeld programma's maakt als „Drie sterren show" en „Mijn broer en ik" en ook „Waauw" 5 jaar heeft gemaakt, zegt het zo: „Je moet er voor oppassen dat je een programma niet te veel af stemt op je eigen smaak. Je moet doelbewust afstand van jezelf kun nen nemen. Je moet vaak op een groot publiek mikken. De dokter vindt andere dingen leuk dan de slager. Maar ze moeten allebei aan hun trekken komen". Studio Ludolf in de buurt van het Gooise Nederhorst den Berg is goed geïsoleerd. Alleen als er een straalvliegtuig laag over komt moeten de opnamen worden onder broken. Alle andere geluiden blij ven buiten. Van de opnamen voor „Mijn broer en ik" dringt daardoor op deze winterochtend dan ook wei nig door tot de kantine, waar Nic. Notten bedachtzaam rijn koffie om roert. Het lijkt alleen alsof heel in de verte een transistorradio speelt. „Het is jammer", zegt hij, „dat we zoveel van tevoren moeten opne men. Levende uitzendingen rijn veel leuker Maar we moeten zoveel doen met betrekkelijk weinig men sen, dat het gewoon niet anders kan." En zelfs dat lukt niet altijd. „Het gebeurt ook, dat we door tijdgebrek een bepaalde opname of een deel ervan niet over kunnen maken. Dan laten we het maar zo noodge dwongen. De kijker die het riet zegt dan: wat is dat slecht! En wij denken: au! Hadden we maar meer tijd ge had. Als je een programma van je zelf riet, rit je voortdurend op de on effenheden te letten en te hopen dat ze minder storen dan je vreest!". Toch is dat niet de grootste zorg. Het programma-schema is dat wel. Hij is namelijk voortdurend met ve le programma's tegelijk bezig. Soms heeft hij de zorg voor diverse pro gramma's op één dag. Dan moet hij er goed aan denken dat bijvoorbeeld de tweede opname het laatste deel van een serie is, waarvan nog niets is opgenomen. Dat een andere opna me in het midden moet beginnen, omdat de betrokken artiesten alleen op dat tijdstip kunnen en dat weer een andere opname gewoon een stuk je is van een serie die allang loopt, alleen is er deze keer een andere di rigent, die moet invallen en maar heel even tijd heeft Dan mag er niets mis gaan. Nie mand mag op weg naar de studio een lekke band krijgen, niemand mag griep krijgen of vergeten hoe laat hij wordt verwacht Niemand. Bin produkties waaraan meer dan honderd mensen meewerken zijn geen uitzondering. Nic. Notten moet ook zorgen dat alle artiesten hun contracten krijgen met alle details erin. „Eén man kan per week drie verschillende con tracten moeten hebben", zegt hij. „Je moet ook een soort rekenmachi ne rijn". Hij vervolgt: „Tegen de tijd dat de repetities en opnamen beginnen rijn er altijd nog serie klusjes te doen. Dan kom je altijd weer tijd tekort. En als er dan iets tegenvalt moet je improviseren". Improviseren. Dat is het sleutel woord in rijn verhaal. Want arties ten rijn net mensen. Ze krijgen ge woon lekke banden en griep. Er gaat altijd wel iets mis, bij voorkeur vlak voor een opname. En het lukt de producer dan altijd een oplossing te vinden. Nic. Notten is aan zulke tegensla gen gewend. Hij vindt het niet ver velend. „Ik zie er nooit tegenop ver telt hij, „wat wél soms aan me vreet dat is de enorme hoeveelheid werk, die maar op je af blijft ko men. Het is leuk. Ik lig er bepaald niet wakker van. Maar het is er en het blijft er". Neem een carnavalsprogramma dat hij onlangs maakte. Na drie we ken bellen en schrijven tussen het andere werk door had hij tien carvanalsprinsen. Twee dagen voor de opname bleek één prins verhin derd. Weer bellen- Weer zoeken. Wil die man? Kan hij? De producer, aanhouder van rijn vak, wint uiteraard. Maar op de dag van de opname blijkt een an dere carnavalsprins ziek. Improvi seren in hoog tempo. Hij heeft ge luk (wie wil heeft geluk) en vindt wéér een prins, maar die man heeft geen geschikt kostuum. En daar valt de zaak op. Er is zo snel geen geschikt pak voor de man te vinden. Dan gaat een streep door het mooie idee van tien carnavals prinsen in één programma. Het wor den er negen. Nic. Notten geniet van het winter landschap, terwijl hij koffie drinkt. Ei) hij luistert naar die zwakke mu ziek in de studio. „Als je met een programma begint weet je nooit waar je uitkomt", zegt hij. En het begint vaak in de winter. Als het etherseizoen eenmaal goed op gang is wellen in de gemoede ren van de programmamakers nieu we ideeën op, bestemd voor het vol gende seizoen. Na veel gepraat en geschaaf, de eerste contacten met artiesten, studio's, decormakers worden de plannen op papier gezet. Amusementsprogramma's, die vrij kostbaar rijn (25 minuten „Mijn broer en ik" kosten vijftien- tot twintigduizend gulden), zijn met een al vrij gedetailleerd. Met een globale begroting (het letten op de kijkcenten is ook een taak van de producer) gaan de plannen naar de programmaleiding, die vooral let op de mogelijkheden van studiohuur en op het zendschema (er wordt naar gestreefd om niet op beide net ten tegelijkertijd vergelijkbare pro gramma's te hebben). Als eerste contracten voor een nieuw programma worden getekend is er heel wat van het oorspronkelij ke idee verdwenen, maar het geheel is nog steeds de moeite waard. An ders zou het geen zin hebben er aan te beginnen. Dat het toch aardig blijft is ook vaak het werk van de producer. De man heeft zoveel con tacten, dat er heel veel tegen moet zitten wil de hele opzet niet door kunnen gaan. Is de ene tekstschrijver verhinderd dan kent hij wed een andere. Zo kent hij op elk terrein een aantal man nen, die niet voor elkaar onder doen of die elkaar heel goed kunnen ver vangen. Frans Murilof die altijd free lance heeft gewerkt, heeft zelfs pot senmakers als messenwerpers en vuurspuwers in rijn zakboekje staan. „Mijn eerste opzet noem ik de wensdroom", zegt Frans Murilof, die eigenlijk Frans Schmitz heet, „als ik die droom probeer waar te maken blijft er vaak nog 80 procent van over. Het gebeurt ook dat de droom helemaal verandert en dat 't resultaat toch leuk is". Er bestaat geen opleiding voor tv-producers (voor andere producers trouwens ook niet). Dat de NTS, die wel een cursus regie geef, geen op leiding voor produktie begint komt ook doordat de vraag niet groot ge noeg is. Alleen de KRO en de NCRV hebben televisieproducers. De ande re omroepen laten de regisseurs de samenstelling en organisatie van programma's erbij doen. Nic. Notten is in 1945 in rijn ge boortestad Eindhoven begonnen bij radio Herrijzend Nederland, de eer ste na-oorlogse zender, die was on dergebracht in het Philips ontspan ningsgebouw. Hij maakte later pro gramma's voor de Nederlandse mili tairen in Indië, en had in 1948 in Ne derland een programma voor solda ten. In 1955 tenslotte kwam hij bij de KRO als televisieproducer. Hij heeft programma's gemaakt op alle terreinen waarop de televisie actief is. „Ik ben blij dat ik dat allemaal gedaan heb", zegt hij, „het is een goede leerschool geweest". Hij somt op wat hij allemaal heeft gedaan als amusementsproducer: shows, eenakters, cabarets, solisten- programma's, quizzen. „En dat al les nooit twee keer", zegt hij. „Wij zetten alles op één kaart: de uitzending. Wij kennen alleen maar premières. Als het programma eruit is, is alles voorbij. Weg!", vervolgt hij met een wuivend gebaar naar t besneeuwde landschap. „Hoewel", voegt hij eraan toe, „voor mij loopt het altijd een poosje door. Gehuurde en geleende dingen moeten terug. De gages moeten na der worden berekend. Daar moet ik voor zorgen". Plotseling zwaait de deur van de studio open. Met een golf oorverdo vende herrie, die zolang de deur dicht was een vredig achtergrond muziekje vormde, spoelt een ont hutst zangeresje de kantine binnen. „Niek", roept ze, „mijn tekst is er niet!" „Ik zal hem voor je halen", be looft de heer Notten. Hij loopt naar zijn auto en even later glibbert hij daarmee over de gladde wegen naar Hilversum. Zachtjes voor zich uit fluit hij het deuntje, waarvan de tekst spoorloos is. Hij is rustig en ontspannen ge lijkmoedig als altijd. Het voorval is geen reden voor nervositeit, het is geen tegenvaller voor hem, geen pech, gewoon zijn werk. VATICAANSTAD Bij het bekend maken van de instelling van een Pau selijk hulpfonds voor Zuid-Amerika werd gezegd, dat het geld in eerste in stantie afkomstig was van de verkoop van kerkelijk bezit in Parijs. Thans wordt vernomen, dat het hier een gebouw aan de Avenue Kennedy betreft, en wel nummer 34. Het zou tussen de 1,3 en de 1,5 miljoen dollar hebben opgebracht. Ongeveer een miljoen dollar uit het „populerum progessiofonds komt ten goede van de ontwikkeling van de land bouw in Columbia en de rest, dus 300 tot 500.000 dollar, zal bestemd worden voor niet nader genoemde projecten in Zuid-Amerika. NEW YORK Het vrouwelijk publiek in New York kan weer met gerust hart in de ondergrondse stappen, nu de politie er woensdag na een jacht van vier maanden in is geslaagd, het „bontspook" aan te houden. Het „spook", de 25-jarige Joseph Lee, had een grote voorliefde voor bonten dameshoeden, waarvan hij er meer dan 100 wist te. bemachtigen. Als een trein een station van de onder grondse binnenreed, hield Lee vrou wen in het oog die vlak bij de uit gang zaten. Was er een met een bonthoe bij dan wachtte Lee tot de trein ging vertrekken om vlak voor dat de deuren zich sloten de hoed weg te grissen en de trein uit te springen, zijn slachtoffer machteloos achterlatend. Ondanks versterkte politie-surveillan- ce, waarbij vrouwelijke agenten in burger met bonthoeden, gelukte het Lee zijn „praktijk" vier maanden uit te oefenen. Een detail van de gravure van de heer H. Visser uit Groningen. Ook dit is geen juiste afbeelding van het kas teel van Coevordeu met de toren(s). irrm r i COEVORDEN Waar is de toren van het kasteel van Coevorden gebleven? Deze bizarre vraag houdt de heer Corneille F. .lansen, directeur van het bu reau Monumentenzorg van Drente, al geruime tijd bezig. Het middenstuk van het kleine kas teeltje, het enige dat in Drente nog be staat, wordt op het ogenblik geheel ge restaureerd. Bij opgravingen zijn de twee meter dikke funderingen gevonden van een toren, die tegen de linkerzijgevel geplakt heeft gezeten. Een kasteel zonder toren is geen kas teel, dacht de heer Janssen en daarom zou het aardig zijn wanneer ook die to ren weer in zijn oorspronkelijke staat kon worden gebracht. Hij ging op zoek naar een oude gra vure, een historisch schilderij of een document waarop een afbeelding van die toren voorkwam. En hij zoekt nog steeds, want het noodlot wil dat nergens in de officiële archieven of verzamelingen ook maar een spoor is te ontdekken van die niet AMSTERDAM „Er moet in Nederland een gemeente te vinden zijn die ruimte ter beschikking stelt voor mijn verzameling. Dat gebouw in die gemeen te, moet ik snel vinden. Mijn huls wordt te klein. Ik heb te veel. Het gaat zo absoluut niet langer." Deze snel uitgesproken noodkreten komen uit de mond van kunstschilder Jan Stekelenburg (46). HU dreigt te ver drinken in een grote en unieke verza meling speelgoed. Stekelenburg is een ambitieus mens. HU is een verdienstelUk schilder zUn werken hangen in enkele musea en in zqn vak aardig op weg naar de on- sterfeiykheid. Maar, zo moet hU den ken, één been is zelfs na de dood niet voldoende om op te staan. Daarom heeft hU zich een tweede opgave gesteld: mechanisch speelgoed bewaren voor het nageslacht en dit onderbrengen in een speelgoedmuseum. Zijn huis aan de Nicolaas Maesstraat is daar beslist niet geschikt voor. Naast de ruimte om te werken en te leven blijft er maar weinig over voor de sta pels speelgoed. Eer klein deel daarvan is uitgestald, maar het merendeel blijft aan de kijkgrage ogen onttrokken. Een opengetrokken la blijkt vol speelgoed te zitten en dat is met meer plaatsen in het huis het geval. Deuren van kasten en kamers doen aan beide kanten dienst als verzameltableaus voor de meest uit eenlopende soorten speelgoed: auto's, treinen, vliegtuigen, dieren. Voorwerpen met een gemeenschap pelijke eigenschap: ze zijn beweegbaar. Ze rijden, lopen, maken geluid als ze zijn opgewonden of gevoed worden door bat terijen. Zo is er bijvoorbeeld 'n vogeltje dat, eenmaal opgewonden, driftig de stalen vederdos schudt en een fraaie pluim staart opent en sluit. Verder een mans persoon dat met gespannen veer Rit misch in een pan kastanjes begint te roeren. Een uniek exemplaar, handbe schilderd en stammend uit het begin van deze eeuw. Destijds een gewoon stukje speelgoed. Nu, juist door Jan Stekelenburg in Frankrijk gekocht, 280 gulden waard. Hoe komt hij aan zijn verzameling? „Vijftien jaar geleden kreeg ik een grote hoeveelheid oud speelgoed. De se ries waren niet compleet. Op veilingen, markten in binnen- en buitenland en in winkels begon ik ze aan te vullen, Het werd een hobby". „Ik kreeg bekendheid en daarom kreeg ik toen ook spullen van mensen die hun hele leven het speelgoed uit hun jeugd hadden bewaard. Voor hun dood dachten zij: „Het heeft geen zin dit speelgoed aan de kleinkinderen te geven, die trappen het in de kortste tijd in elkaar" - een zeer terechte gedachte - en daarom stelden zij zich met mij in verbinding. Dat speelgoed moet op de zelfde wijze bekeken worden als een antieke rammelaar in het Rijksmuseum. Daarbij denkt toch ook niemand meer aan speelgoed." Speelt u met uw speelgoed? „Nooit. Ik heb er niet de minste be hoefte aan. Wat mij trekt in speelgoed is de vorm en de kleur. Ik heb nu heel wat Duits speelgoed uit de jaren 1890- 1920. Er werden daar toen, door Mark- lin onder andere, pronkjuwelen ge maakt Degelijk handwerk en heel iets zo hoge, stompe, ronde toren. Verhalen genoeg uit het krijgshaftige verleden van het vestingstadje Coevor den, waarin over dat kasteel wordt ge sproken. Ook penningen en gravures in overvloed, maar allemaal zonder het gezochte bouwsel.... Dezer dagen kreeg de heer Jans sen zijn zoveelste teleurstelling te ver werken. Een verzamelaar van oude prentbriefkaarten, de heer H. Visser uit Groningen, had een gravure op de kop getikt van de vesting Coevorden zoals die er in 1672 zou moeten hebben uit gezien. Er komt een bouwwerk op voor met twee torens. „Maar het kan het kasteel niet zijn", meent de heer Janssen, „want dat ligt op een heel andere plaats. Vermoedelijk moet het de Kruiskerk voorstellen." De heer J. Hidding van het Drentse bureau Monumentenzorg, die de dage lijkse leiding heeft van de restauratie werkzaamheden in Coevorden, ziet toch wel enige grond van waarheid in de gravure. „Er hebben namelijk inderdaad twee torens bij het kasteel gestaan," zegt hij, „één stond tegen het hoofdgebouw aan en de ander er een meter of dertig af. Dat zal wel een kruittoren geweest zijn. Die tweede is niet zo belangrijk." Ook al zou de gravure van de heer Visser betrouwbaar zijn geweest (er is in vorige eeuwen nogal wat gefanta seerd op dat gebied!) dan nog zou de afbeelding te grof zijn pm er een res tauratieplan uit op te stellen. Monumentenzorg in Assen heeft al eens een schetsplan gemaakt, want men weet zo langzamerhand vrij nauwkeurig hoe de verdwenen toren er uit moet hebben gezien. Maar de Rijksdienst zei: „Leuk be dacht, maar kom toch maar eerst eens met een originele afbeelding. Dan pas krijg je ook subsidie om die toren erbij te bouwen!" ,Er moet toch ergens een tekening of zo van het kasteel met zijn torens be staan," zegt de heer Janssen, terwijl hij met zijn vlakke hand op een reproduktie van een schilderij slaat, die voor hem op het bureau ligt. Op die reproduktie speelt zich een geweldige veldslag af voor de poorten van Coevorden. Heel de vesting staat er op, ook het kasteel. Maar juist op de plaats waar die vermaledijde torens ge staan moeten hebben, hangt een grot* wolk kruitdamp. „Op het kadastrale minuutplan van 1522 staat de plaats van de toren, die tegen het kasteel aanleunde, nauwkeu rig aangegeven als een cirkeltje. In de tijd van Karei de Grote was al sprake van een kasteel in Coevorden. Het moet vele malen in puin geschoten en weer opgebouwd zijn. „De oudste resten van het kasteel dat wij nu restaureren, dateren uit om streeks 1530. Voor zover wij nu weten heeft de toren tot ongeveer 1830 bestaan. Sindsdien is hij spoorloos verdwenen." In 1972 moet de restauratie van het middenstuk van het kasteel voltooid zijn want in dat jaar herdenken Groningen, Coevorden en Munster het feit van het ontzet van beide Nederlandse plaatsen in 1672. De Ridderzaal zal dan zijn in gericht voor ontvangsten door het ge meentebestuur (het kasteel grenst aan het gemeentehuis) en ook worden ge bruikt voor huwelijksvoltrekkingen. Drie andere kamers worden ingericht als museum- en tentoonstellingsruimte en de kelder hoopt men in een soort „raadskelder" te herscheppen. De toren heeft men nog maar geen bestemming toegedacht.... De Avro heeft besloten haar radio zendtijd op Tweede Paasdag (7 april, Hilversum I, van 15.15 tot 19.30 uur) ten dienste te stellen van de wegge bruikers. In nauwe samenwerking met de Rijksverkeerspolitie, het Verbond voor Veilig Verkeer en de ANWB zal de Avro die dag een „verkeersbegelei- dend" programma uitzenden onder het motto „Radio aan... veilig uit". NIJMEGEN pe bloedtransfusie dienst van het Rode Kruis in Nijmegen heeft een groot tekort aan donors. Men zoekt minimaal 2500 donors om aan de grote vraag naar bloed bij operaties, hart- en vaatziekten, bloedziekten en niertransplantaties te kunnen voldoen. Voor een niertransplantatie bijvoor beeld zijn minimaal twaalf kolven bloed van vierhonder cc nodig. AMSTERDAM Een Amsterdamse firma heeft deze van kralen vervaar digde stropdas op de markt gebracht. De stropdas is bestemd om op een overhemdblouse gedragen te worden en is in verschillende kleuren verkrijg baar. anders dan het Franse speelgoed uit dezelfde tijd. Dat is geraffineerd ge maakt en zeer charmant, maar het mist de Duitse degelijkheid." „Na 1930 werd het over de hele linie minder. Mechanisatie van de machines werkt door in de speelgoedindustrie. Er volgt een verschraling van het pro- dukt. Maar het blijft interessant. Dat zou ik de mensen met belangstelling voor speelgoed graag laten zien. De he le ontwikkeling." „Hoe het van degelijk handwerk, volkskunst bijna, een goed geoliede in dustrie werd? Er is een goed brik ge schiedenis van de industriële vormge ving in die ontwikkeling te zien. Kijk naar de robots, steriel en koud. Ik vind het vlakke dingen, mijn kinderen vin den ze prachtig. Als ik dat hoor denk ik: Jan je leeft nog half in de roman- tick*" En daar heeft hij natuurlijk het vol ste recht toe. Hij mag, verliefd haast, praten over de verzameling unieke stuk ken speelgoed uit de beginjaren van deze woelige eeuw en je vergeeft het hem graag dat hij wat denigrerend praat over de rappe robots, die nu gemaakt worden. Want hij heeft iets overtuigends. En je zou het prettig vinden als het hem lukte om een gemeente te vinden waar al dat speelgoed blijvend tentoonge steld kan worden. Ook al zijn er dan maar weinig Nederlandse produkten in zijn verzameling. Maar ja, de Nederlandse mens is al geen toppunt van speelsheid, laat staan de industrie. Hoe dat komt? Een Ne derlands spreekwoord geeft het ant woord: „Op vrolijk spel volgt slechts gekwel". DEN HAAG „Alle werkne mers hebben zonder meer recht op een deel van de winst." De man die dit zegt is geen provocerende vakbondsbestuurder, maar 'n „piep jonge" doctor in de politieke en sociale wetenschappen, de 51-jarige topambtenaar F. L. G. Slooff. In het dagelijks leven geeft hij leiding aan de afdeling economische zaken van het ministerie van volkshuisves ting en ruimtelijke ordening in Den Haag. Hij weet alles over bezitsvorming. De resultaten van zijn jarenlange speurwerk zijn terug te vinden in zijn proefschrift „Vermogensaanwas- deling". waarop hij deze week aan de katholieke universiteit in het Bel gische Leuven promoveerde. „Werkgevers en werknemers moe ten zo snel mogelijk om de tafel gaan zitten om over verdeling van de winst winst te praten," vindt de heer Slooff. Hij denkt dat veel onderne mers wel voor vermogensaanwasde- ling voelen. „Ze zijn er altijd op te gen geweest, maar de laatste jaren draaien ze iets bij", zegt de man die voor regering en vakcentrale rappor ten over vormen van winstdeling schreef. Hij vindt dat er per onderneming af spraken moeten worden gemaakt over vermogensaanwasdeling. „Een onderneming maakt winst. Die mag niet alleen toevallen aan de kapitaalverschaffers. De werknemers hebben er even hard voor moeten werken", vindt de heer Slooff, „en zij hebben daarom recht op een deel van deze winst (vermogensaanwas)". Er moeten beleggingsgemeenschap pen worden gevormd. Het geld dat de werknemers toekomt, moet naar deze ondsen worden toegeschoven. De werknemer krijgt dan een soort spaarboekje waarop zijn tegoed komt te staan. zend gulden toenemen", heeft de heer Slooff uitgerekend. Hij becijfert dat een werknemer met veertig dienst jaren op die manier zeventigduizend gulden kan sparen de rente inbegre pen. „De werknemer moet na vijf jaar sparen over zijn tegoed kunnen be schikken", zegt de in België geboren Hagenaar, lid van vele commissies en werkgroepen, onder andere van de Katholieke Volkspartij. Hij stelt zich veel voor van zijn plan: „Als alle werknemers dit jaar al zouden delen in de winst, zal ons land over dertig veertig jaar geen klassetegenstelling meer kennen", zegt hij. „De klasseloze maatschappij zal van toekomstdroom werkelijkheid worden". „Dat tegoed kan jaarlijks met dui- De heer Slooff vindt dat vermo gensaanwasdeling ook in het belang van de ondernemers is: de arbeids- produktiviteit zal er door stijgen. De werknemer heeft daar immers alle belang bij, want hoe groter de win sten, hoe groter zijn financiële voor deel.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 14