organisator
en
klusji
tegelijk
esma n
COE V ORDEN S
TORENTJE
VERDWEEN IN DE KRUITDAMP
Een stropdas van kralen
Jan Stekelenburg's huis
puilt uit van speelgoed
„Alle werknemers
hebben recht op
deel van winst"
SPEUR TOCHT NAM JUISTE AFBEELDING
AVRO-zendtijd in
dienst veilig verkeer
„Bolltspook,, in
New York gepakt
Nijmegen heeft
tekort aan
bloeddonors
Hoge ambtenaar in proefschrift:
Getemperd
Klusjeswerk
Breed terrein
Afstand nemen
„Levend" leuker
Geen uitzondering
Geen opleiding
Nooit twee keer
VATICAAN VERKOCHT
GEBOUW VOOR EEN
HULPFONDS
Verhalen
Fantasie
Tekening
Afspraken
Voordeel
Toeneming
TV-PRODUCER:
HILVERSUM Nic. Notten
(47) is een man, die niet gauw in de
put zit Dat is niet alleen een mooie
karaktertrek, maar het komt ook
bijzonder goed uit: de K.R.O. be
taalt hem ervoor. Hij is namelijk
producer. Hij stelt televisieprogram
ma's samen en zorgt dat ze op het
scherm komen. Dat is eenvoudig
gezegd, maar het is een vak dat al
le kansen biedt om stapelgek te wor
den. Dat hij na 13 jaar nog een ge
moedelijk en vriendelijk man is, be
wijst klasse.
Hij praat gemakkelijk over zijn
wcrk zonder overdrijving, zonder
emotie, maar wel met interesse. Ge
weldige dingen doen dat hoeft hij
niet zo vreselijk meer. Hij heeft een
leven achter zich van programma's
makeh. Hij is tientallen, honderden,
misschien wel duizend keer begon
nen met geweldige geestdrift een
idee al helemaal voor zich ziend
zonder dat nog één artiest geënga
geerd was, of één woord over de de
cors, teksten muziek of belichting
was gevallen. En al die keren werd
het anders, minder meestal dan hij
zich had voorgesteld.
Dat maakte van hem en hij was
al een evenwichtig mens de ge
moedelijke werker, die van geven en
nemen weet en die niet eens meer
hoeft te slikken als hij het laatste
restje van zijn oorspronkelijk plan
blijkt te moeten schrappen.
„Je wérkt aan een programma,
daar góót 't om", zegt hij. Wat al
lemaal niet wil zeggen dat hij niet
telekens weer met plezier begint
„het blijft gewoon een leuk vak"
maar zijn enthousiasme wordt ge
temperd door de realiteit: „Als ik
veertig procent overhoud mag ik
niet mopperen".
„Dit vak is niets voor wie aan
stemmingen onderhevig is. Je moet
compromissen kunnen accepteren
en je eigen mooie ideeën kunnen la
ten vallen", zegt hij.
Hij heeft grijs haar en draagt een
stemmig streepjespak met een das
die er niet zo goed bij past. Als hij
tussen de veelal uiterst doordacht
geklede artiesten, met wie hij werkt,
zit te praten en te luisteren lijkt hij
meer op een handelsreiziger uit de
provincie dan op de man die uitge-
rekened in zo'n gezelschap de touw
tjes in handen heeft.
Regelmatig schuift zijn naam over
miljoenen televisieschermen in de
rij van namen van mensen die aan
een programma hebben meege
werkt. Het is dan meestal afgelopen.
En tot wie dringt dat dan nog door?
Wie realiseert zich wat zo'n man
doet wiens naam prijkt achter dat
vreemde wat mistige woord produ
cer?
Vermoedelijk slechts een enkeling.
En zo zal het wel blijven. Het be
grip producer is niet scherp om
lijnd. Het behelst in grote lijnen de
samenstelling en organisatie van
programma's. Het contracteren van
artiesten hoort erbij, het „inpraten"
het zoeken van studio's, orkesten,
technici.
De producer moet daarbij bovenal
zorgen dat de zaak loopt, zodat ook
allerlei klusjeswerk erbij hoort. Het
vak heeft elementen van dat van de
theaterdirecteur, de bioscoopexploi
tant, de revuedirecteur, de perso
neelschef en de salarisadministra
teur. De producer is bij het ma
ken van een programma de baas
en de knecht, de improvisator, de
leider en de man, die de schuld
krijgt als de zaak in het honderd
loopt.
Als iedereen de dood in heeft is hij
een soort geestelijk verzorger die
ongemerkt zal proberen het moreel
omhoog te brengen. Als er ruzie is
sticht hij vrede en als iemand zijn
gitaar kwijt is gaat hij er desnoods
persoonlijk één halen. Alle moge
lijkheden, die tussen dit alles liggen
horen er ook bij.
Dat is een producer. Meer niet.
Bovendien kunnen de terreinen
waarop 'n producer werkt sterk uit
eenlopen. Hij kan een particulier on
dernemer zijn die musicals uit het
buitenland haalt; de feestenbouwer,
die showa organiseert voor jubile
rende bedrijven, maar ook de man,
die het programma voor een nacht
club in elkaar zet.
Een amusementsproducer van de
televisie dat is Nic. Notten be
strijkt daarbij het breedste terrein,
terwijl hij ongetwijfeld met het
meest heterogene publiek te maken
heeft. Hij kan zijn programma
nooit op een bepaald publiek rich
ten, zodat het altijd onderdelen zal
bevatten, waarbij bepaalde groepen
zich vervelen. In theorie zou een
KRO-prodücer zich natuurlijk op
het katholieke volksdeel kunnen
richten, of tot de KRO-aanhang
mjar die groep vertoont weinig an
dere kenmerken dan „het Neder
landse publiek". De Vara en de
NCRV kunnen wat dat betreft iets
geprononceerder zijn.
Dat afstemmen van een program
ma op de groep waarvoor het is be
doeld is wezenlijk voor een produk-
tie. Frans Murilof (65) die in de ja
ren kort na de oorlog bekend werd
met de „Bonte treinen" die hij voor
de Avro-radio maakte, vertelt dat
hij daar in de loop der jaren een
vrij scherp gevoel voor heeft ge
kregen. „Je merkt vrij snel aan de
sfeer in een bedrijf of je het feest
moet opluisteren met een accor
deonist of met een cabaretier", zegt
hij.
En de heer Notten, die bijvoor
beeld programma's maakt als
„Drie sterren show" en „Mijn
broer en ik" en ook „Waauw" 5
jaar heeft gemaakt, zegt het zo:
„Je moet er voor oppassen dat je
een programma niet te veel af
stemt op je eigen smaak. Je moet
doelbewust afstand van jezelf kun
nen nemen. Je moet vaak op een
groot publiek mikken. De dokter
vindt andere dingen leuk dan de
slager. Maar ze moeten allebei aan
hun trekken komen".
Studio Ludolf in de buurt van het
Gooise Nederhorst den Berg is
goed geïsoleerd. Alleen als er een
straalvliegtuig laag over komt
moeten de opnamen worden onder
broken. Alle andere geluiden blij
ven buiten. Van de opnamen voor
„Mijn broer en ik" dringt daardoor
op deze winterochtend dan ook wei
nig door tot de kantine, waar Nic.
Notten bedachtzaam rijn koffie om
roert. Het lijkt alleen alsof heel in
de verte een transistorradio speelt.
„Het is jammer", zegt hij, „dat
we zoveel van tevoren moeten opne
men. Levende uitzendingen rijn veel
leuker Maar we moeten zoveel
doen met betrekkelijk weinig men
sen, dat het gewoon niet anders
kan."
En zelfs dat lukt niet altijd. „Het
gebeurt ook, dat we door tijdgebrek
een bepaalde opname of een deel
ervan niet over kunnen maken. Dan
laten we het maar zo noodge
dwongen.
De kijker die het riet zegt dan:
wat is dat slecht! En wij denken:
au! Hadden we maar meer tijd ge
had. Als je een programma van je
zelf riet, rit je voortdurend op de on
effenheden te letten en te hopen dat
ze minder storen dan je vreest!".
Toch is dat niet de grootste zorg.
Het programma-schema is dat wel.
Hij is namelijk voortdurend met ve
le programma's tegelijk bezig. Soms
heeft hij de zorg voor diverse pro
gramma's op één dag. Dan moet hij
er goed aan denken dat bijvoorbeeld
de tweede opname het laatste deel
van een serie is, waarvan nog niets
is opgenomen. Dat een andere opna
me in het midden moet beginnen,
omdat de betrokken artiesten alleen
op dat tijdstip kunnen en dat weer
een andere opname gewoon een stuk
je is van een serie die allang loopt,
alleen is er deze keer een andere di
rigent, die moet invallen en maar
heel even tijd heeft
Dan mag er niets mis gaan. Nie
mand mag op weg naar de studio
een lekke band krijgen, niemand
mag griep krijgen of vergeten hoe
laat hij wordt verwacht Niemand.
Bin produkties waaraan meer dan
honderd mensen meewerken zijn
geen uitzondering.
Nic. Notten moet ook zorgen dat
alle artiesten hun contracten krijgen
met alle details erin. „Eén man
kan per week drie verschillende con
tracten moeten hebben", zegt hij.
„Je moet ook een soort rekenmachi
ne rijn".
Hij vervolgt: „Tegen de tijd dat
de repetities en opnamen beginnen
rijn er altijd nog serie klusjes te
doen. Dan kom je altijd weer tijd
tekort. En als er dan iets tegenvalt
moet je improviseren".
Improviseren. Dat is het sleutel
woord in rijn verhaal. Want arties
ten rijn net mensen. Ze krijgen ge
woon lekke banden en griep. Er gaat
altijd wel iets mis, bij voorkeur vlak
voor een opname. En het lukt de
producer dan altijd een oplossing te
vinden.
Nic. Notten is aan zulke tegensla
gen gewend. Hij vindt het niet ver
velend. „Ik zie er nooit tegenop ver
telt hij, „wat wél soms aan me
vreet dat is de enorme hoeveelheid
werk, die maar op je af blijft ko
men. Het is leuk. Ik lig er bepaald
niet wakker van. Maar het is er en
het blijft er".
Neem een carnavalsprogramma
dat hij onlangs maakte. Na drie we
ken bellen en schrijven tussen
het andere werk door had hij tien
carvanalsprinsen. Twee dagen voor
de opname bleek één prins verhin
derd.
Weer bellen-
Weer zoeken.
Wil die man?
Kan hij?
De producer, aanhouder van rijn
vak, wint uiteraard. Maar op de
dag van de opname blijkt een an
dere carnavalsprins ziek. Improvi
seren in hoog tempo. Hij heeft ge
luk (wie wil heeft geluk) en vindt
wéér een prins, maar die man heeft
geen geschikt kostuum.
En daar valt de zaak op. Er is zo
snel geen geschikt pak voor de man
te vinden. Dan gaat een streep door
het mooie idee van tien carnavals
prinsen in één programma. Het wor
den er negen.
Nic. Notten geniet van het winter
landschap, terwijl hij koffie drinkt.
Ei) hij luistert naar die zwakke mu
ziek in de studio. „Als je met een
programma begint weet je nooit
waar je uitkomt", zegt hij.
En het begint vaak in de winter.
Als het etherseizoen eenmaal goed
op gang is wellen in de gemoede
ren van de programmamakers nieu
we ideeën op, bestemd voor het vol
gende seizoen. Na veel gepraat en
geschaaf, de eerste contacten met
artiesten, studio's, decormakers
worden de plannen op papier gezet.
Amusementsprogramma's, die
vrij kostbaar rijn (25 minuten „Mijn
broer en ik" kosten vijftien- tot
twintigduizend gulden), zijn met
een al vrij gedetailleerd. Met een
globale begroting (het letten op de
kijkcenten is ook een taak van de
producer) gaan de plannen naar de
programmaleiding, die vooral let
op de mogelijkheden van studiohuur
en op het zendschema (er wordt
naar gestreefd om niet op beide net
ten tegelijkertijd vergelijkbare pro
gramma's te hebben).
Als eerste contracten voor een
nieuw programma worden getekend
is er heel wat van het oorspronkelij
ke idee verdwenen, maar het geheel
is nog steeds de moeite waard. An
ders zou het geen zin hebben er aan
te beginnen. Dat het toch aardig
blijft is ook vaak het werk van de
producer. De man heeft zoveel con
tacten, dat er heel veel tegen moet
zitten wil de hele opzet niet door
kunnen gaan.
Is de ene tekstschrijver verhinderd
dan kent hij wed een andere. Zo kent
hij op elk terrein een aantal man
nen, die niet voor elkaar onder doen
of die elkaar heel goed kunnen ver
vangen. Frans Murilof die altijd free
lance heeft gewerkt, heeft zelfs pot
senmakers als messenwerpers en
vuurspuwers in rijn zakboekje staan.
„Mijn eerste opzet noem ik de
wensdroom", zegt Frans Murilof,
die eigenlijk Frans Schmitz heet,
„als ik die droom probeer waar te
maken blijft er vaak nog 80 procent
van over. Het gebeurt ook dat de
droom helemaal verandert en dat 't
resultaat toch leuk is".
Er bestaat geen opleiding voor
tv-producers (voor andere producers
trouwens ook niet). Dat de NTS, die
wel een cursus regie geef, geen op
leiding voor produktie begint komt
ook doordat de vraag niet groot ge
noeg is. Alleen de KRO en de NCRV
hebben televisieproducers. De ande
re omroepen laten de regisseurs de
samenstelling en organisatie van
programma's erbij doen.
Nic. Notten is in 1945 in rijn ge
boortestad Eindhoven begonnen bij
radio Herrijzend Nederland, de eer
ste na-oorlogse zender, die was on
dergebracht in het Philips ontspan
ningsgebouw. Hij maakte later pro
gramma's voor de Nederlandse mili
tairen in Indië, en had in 1948 in Ne
derland een programma voor solda
ten. In 1955 tenslotte kwam hij bij
de KRO als televisieproducer. Hij
heeft programma's gemaakt op alle
terreinen waarop de televisie actief
is. „Ik ben blij dat ik dat allemaal
gedaan heb", zegt hij, „het is een
goede leerschool geweest".
Hij somt op wat hij allemaal heeft
gedaan als amusementsproducer:
shows, eenakters, cabarets, solisten-
programma's, quizzen. „En dat al
les nooit twee keer", zegt hij.
„Wij zetten alles op één kaart: de
uitzending. Wij kennen alleen maar
premières. Als het programma eruit
is, is alles voorbij. Weg!", vervolgt
hij met een wuivend gebaar naar t
besneeuwde landschap.
„Hoewel", voegt hij eraan toe,
„voor mij loopt het altijd een poosje
door. Gehuurde en geleende dingen
moeten terug. De gages moeten na
der worden berekend. Daar moet ik
voor zorgen".
Plotseling zwaait de deur van de
studio open. Met een golf oorverdo
vende herrie, die zolang de deur
dicht was een vredig achtergrond
muziekje vormde, spoelt een ont
hutst zangeresje de kantine binnen.
„Niek", roept ze, „mijn tekst is er
niet!"
„Ik zal hem voor je halen", be
looft de heer Notten. Hij loopt naar
zijn auto en even later glibbert hij
daarmee over de gladde wegen naar
Hilversum.
Zachtjes voor zich uit fluit hij het
deuntje, waarvan de tekst spoorloos
is. Hij is rustig en ontspannen ge
lijkmoedig als altijd. Het voorval is
geen reden voor nervositeit, het is
geen tegenvaller voor hem, geen
pech, gewoon zijn werk.
VATICAANSTAD Bij het bekend
maken van de instelling van een Pau
selijk hulpfonds voor Zuid-Amerika
werd gezegd, dat het geld in eerste in
stantie afkomstig was van de verkoop
van kerkelijk bezit in Parijs.
Thans wordt vernomen, dat het hier
een gebouw aan de Avenue Kennedy
betreft, en wel nummer 34. Het zou
tussen de 1,3 en de 1,5 miljoen dollar
hebben opgebracht.
Ongeveer een miljoen dollar uit het
„populerum progessiofonds komt ten
goede van de ontwikkeling van de land
bouw in Columbia en de rest, dus 300
tot 500.000 dollar, zal bestemd worden
voor niet nader genoemde projecten
in Zuid-Amerika.
NEW YORK Het vrouwelijk publiek
in New York kan weer met gerust
hart in de ondergrondse stappen, nu
de politie er woensdag na een jacht
van vier maanden in is geslaagd,
het „bontspook" aan te houden. Het
„spook", de 25-jarige Joseph Lee,
had een grote voorliefde voor bonten
dameshoeden, waarvan hij er meer
dan 100 wist te. bemachtigen.
Als een trein een station van de onder
grondse binnenreed, hield Lee vrou
wen in het oog die vlak bij de uit
gang zaten. Was er een met een
bonthoe bij dan wachtte Lee tot de
trein ging vertrekken om vlak voor
dat de deuren zich sloten de hoed
weg te grissen en de trein uit te
springen, zijn slachtoffer machteloos
achterlatend.
Ondanks versterkte politie-surveillan-
ce, waarbij vrouwelijke agenten in
burger met bonthoeden, gelukte het
Lee zijn „praktijk" vier maanden uit
te oefenen.
Een detail van de gravure van de
heer H. Visser uit Groningen. Ook dit
is geen juiste afbeelding van het kas
teel van Coevordeu met de toren(s).
irrm r i
COEVORDEN Waar is de toren van het kasteel van Coevorden gebleven?
Deze bizarre vraag houdt de heer Corneille F. .lansen, directeur van het bu
reau Monumentenzorg van Drente, al geruime tijd bezig.
Het middenstuk van het kleine kas
teeltje, het enige dat in Drente nog be
staat, wordt op het ogenblik geheel ge
restaureerd. Bij opgravingen zijn de twee
meter dikke funderingen gevonden van
een toren, die tegen de linkerzijgevel
geplakt heeft gezeten.
Een kasteel zonder toren is geen kas
teel, dacht de heer Janssen en daarom
zou het aardig zijn wanneer ook die to
ren weer in zijn oorspronkelijke staat
kon worden gebracht.
Hij ging op zoek naar een oude gra
vure, een historisch schilderij of een
document waarop een afbeelding van
die toren voorkwam.
En hij zoekt nog steeds, want het
noodlot wil dat nergens in de officiële
archieven of verzamelingen ook maar
een spoor is te ontdekken van die niet
AMSTERDAM „Er moet in Nederland een gemeente te vinden zijn die
ruimte ter beschikking stelt voor mijn verzameling. Dat gebouw in die gemeen
te, moet ik snel vinden. Mijn huls wordt te klein. Ik heb te veel. Het gaat zo
absoluut niet langer."
Deze snel uitgesproken noodkreten
komen uit de mond van kunstschilder
Jan Stekelenburg (46). HU dreigt te ver
drinken in een grote en unieke verza
meling speelgoed.
Stekelenburg is een ambitieus mens.
HU is een verdienstelUk schilder zUn
werken hangen in enkele musea en
in zqn vak aardig op weg naar de on-
sterfeiykheid. Maar, zo moet hU den
ken, één been is zelfs na de dood niet
voldoende om op te staan. Daarom heeft
hU zich een tweede opgave gesteld:
mechanisch speelgoed bewaren voor het
nageslacht en dit onderbrengen in een
speelgoedmuseum.
Zijn huis aan de Nicolaas Maesstraat
is daar beslist niet geschikt voor. Naast
de ruimte om te werken en te leven
blijft er maar weinig over voor de sta
pels speelgoed. Eer klein deel daarvan
is uitgestald, maar het merendeel blijft
aan de kijkgrage ogen onttrokken. Een
opengetrokken la blijkt vol speelgoed te
zitten en dat is met meer plaatsen in
het huis het geval. Deuren van kasten
en kamers doen aan beide kanten dienst
als verzameltableaus voor de meest uit
eenlopende soorten speelgoed: auto's,
treinen, vliegtuigen, dieren.
Voorwerpen met een gemeenschap
pelijke eigenschap: ze zijn beweegbaar.
Ze rijden, lopen, maken geluid als ze zijn
opgewonden of gevoed worden door bat
terijen.
Zo is er bijvoorbeeld 'n vogeltje dat,
eenmaal opgewonden, driftig de stalen
vederdos schudt en een fraaie pluim
staart opent en sluit. Verder een mans
persoon dat met gespannen veer Rit
misch in een pan kastanjes begint te
roeren. Een uniek exemplaar, handbe
schilderd en stammend uit het begin
van deze eeuw. Destijds een gewoon
stukje speelgoed. Nu, juist door Jan
Stekelenburg in Frankrijk gekocht, 280
gulden waard.
Hoe komt hij aan zijn verzameling?
„Vijftien jaar geleden kreeg ik een
grote hoeveelheid oud speelgoed. De se
ries waren niet compleet. Op veilingen,
markten in binnen- en buitenland en
in winkels begon ik ze aan te vullen,
Het werd een hobby".
„Ik kreeg bekendheid en daarom
kreeg ik toen ook spullen van mensen
die hun hele leven het speelgoed uit
hun jeugd hadden bewaard. Voor hun
dood dachten zij: „Het heeft geen zin
dit speelgoed aan de kleinkinderen te
geven, die trappen het in de kortste tijd
in elkaar" - een zeer terechte gedachte -
en daarom stelden zij zich met mij in
verbinding. Dat speelgoed moet op de
zelfde wijze bekeken worden als een
antieke rammelaar in het Rijksmuseum.
Daarbij denkt toch ook niemand meer
aan speelgoed."
Speelt u met uw speelgoed?
„Nooit. Ik heb er niet de minste be
hoefte aan. Wat mij trekt in speelgoed
is de vorm en de kleur. Ik heb nu heel
wat Duits speelgoed uit de jaren 1890-
1920. Er werden daar toen, door Mark-
lin onder andere, pronkjuwelen ge
maakt Degelijk handwerk en heel iets
zo hoge, stompe, ronde toren.
Verhalen genoeg uit het krijgshaftige
verleden van het vestingstadje Coevor
den, waarin over dat kasteel wordt ge
sproken. Ook penningen en gravures
in overvloed, maar allemaal zonder het
gezochte bouwsel....
Dezer dagen kreeg de heer Jans
sen zijn zoveelste teleurstelling te ver
werken. Een verzamelaar van oude
prentbriefkaarten, de heer H. Visser uit
Groningen, had een gravure op de kop
getikt van de vesting Coevorden zoals
die er in 1672 zou moeten hebben uit
gezien. Er komt een bouwwerk op voor
met twee torens.
„Maar het kan het kasteel niet zijn",
meent de heer Janssen, „want dat ligt
op een heel andere plaats. Vermoedelijk
moet het de Kruiskerk voorstellen."
De heer J. Hidding van het Drentse
bureau Monumentenzorg, die de dage
lijkse leiding heeft van de restauratie
werkzaamheden in Coevorden, ziet toch
wel enige grond van waarheid in de
gravure.
„Er hebben namelijk inderdaad twee
torens bij het kasteel gestaan," zegt hij,
„één stond tegen het hoofdgebouw aan
en de ander er een meter of dertig af.
Dat zal wel een kruittoren geweest zijn.
Die tweede is niet zo belangrijk."
Ook al zou de gravure van de heer
Visser betrouwbaar zijn geweest (er is
in vorige eeuwen nogal wat gefanta
seerd op dat gebied!) dan nog zou de
afbeelding te grof zijn pm er een res
tauratieplan uit op te stellen.
Monumentenzorg in Assen heeft al
eens een schetsplan gemaakt, want men
weet zo langzamerhand vrij nauwkeurig
hoe de verdwenen toren er uit moet
hebben gezien.
Maar de Rijksdienst zei: „Leuk be
dacht, maar kom toch maar eerst eens
met een originele afbeelding. Dan pas
krijg je ook subsidie om die toren erbij
te bouwen!"
,Er moet toch ergens een tekening of
zo van het kasteel met zijn torens be
staan," zegt de heer Janssen, terwijl hij
met zijn vlakke hand op een reproduktie
van een schilderij slaat, die voor hem op
het bureau ligt.
Op die reproduktie speelt zich een
geweldige veldslag af voor de poorten
van Coevorden. Heel de vesting staat er
op, ook het kasteel. Maar juist op de
plaats waar die vermaledijde torens ge
staan moeten hebben, hangt een grot*
wolk kruitdamp.
„Op het kadastrale minuutplan van
1522 staat de plaats van de toren, die
tegen het kasteel aanleunde, nauwkeu
rig aangegeven als een cirkeltje. In de
tijd van Karei de Grote was al sprake
van een kasteel in Coevorden. Het moet
vele malen in puin geschoten en weer
opgebouwd zijn.
„De oudste resten van het kasteel dat
wij nu restaureren, dateren uit om
streeks 1530. Voor zover wij nu weten
heeft de toren tot ongeveer 1830 bestaan.
Sindsdien is hij spoorloos verdwenen."
In 1972 moet de restauratie van het
middenstuk van het kasteel voltooid zijn
want in dat jaar herdenken Groningen,
Coevorden en Munster het feit van het
ontzet van beide Nederlandse plaatsen
in 1672. De Ridderzaal zal dan zijn in
gericht voor ontvangsten door het ge
meentebestuur (het kasteel grenst aan
het gemeentehuis) en ook worden ge
bruikt voor huwelijksvoltrekkingen.
Drie andere kamers worden ingericht
als museum- en tentoonstellingsruimte
en de kelder hoopt men in een soort
„raadskelder" te herscheppen.
De toren heeft men nog maar geen
bestemming toegedacht....
De Avro heeft besloten haar radio
zendtijd op Tweede Paasdag (7 april,
Hilversum I, van 15.15 tot 19.30 uur)
ten dienste te stellen van de wegge
bruikers.
In nauwe samenwerking met de
Rijksverkeerspolitie, het Verbond voor
Veilig Verkeer en de ANWB zal de
Avro die dag een „verkeersbegelei-
dend" programma uitzenden onder het
motto „Radio aan... veilig uit".
NIJMEGEN pe bloedtransfusie
dienst van het Rode Kruis in Nijmegen
heeft een groot tekort aan donors. Men
zoekt minimaal 2500 donors om aan de
grote vraag naar bloed bij operaties,
hart- en vaatziekten, bloedziekten en
niertransplantaties te kunnen voldoen.
Voor een niertransplantatie bijvoor
beeld zijn minimaal twaalf kolven bloed
van vierhonder cc nodig.
AMSTERDAM Een Amsterdamse firma heeft deze van kralen vervaar
digde stropdas op de markt gebracht. De stropdas is bestemd om op een
overhemdblouse gedragen te worden en is in verschillende kleuren verkrijg
baar.
anders dan het Franse speelgoed uit
dezelfde tijd. Dat is geraffineerd ge
maakt en zeer charmant, maar het mist
de Duitse degelijkheid."
„Na 1930 werd het over de hele linie
minder. Mechanisatie van de machines
werkt door in de speelgoedindustrie. Er
volgt een verschraling van het pro-
dukt. Maar het blijft interessant. Dat
zou ik de mensen met belangstelling
voor speelgoed graag laten zien. De he
le ontwikkeling."
„Hoe het van degelijk handwerk,
volkskunst bijna, een goed geoliede in
dustrie werd? Er is een goed brik ge
schiedenis van de industriële vormge
ving in die ontwikkeling te zien. Kijk
naar de robots, steriel en koud. Ik vind
het vlakke dingen, mijn kinderen vin
den ze prachtig. Als ik dat hoor denk
ik: Jan je leeft nog half in de roman-
tick*"
En daar heeft hij natuurlijk het vol
ste recht toe. Hij mag, verliefd haast,
praten over de verzameling unieke stuk
ken speelgoed uit de beginjaren van
deze woelige eeuw en je vergeeft het
hem graag dat hij wat denigrerend praat
over de rappe robots, die nu gemaakt
worden.
Want hij heeft iets overtuigends. En
je zou het prettig vinden als het hem
lukte om een gemeente te vinden waar
al dat speelgoed blijvend tentoonge
steld kan worden. Ook al zijn er dan
maar weinig Nederlandse produkten in
zijn verzameling.
Maar ja, de Nederlandse mens is al
geen toppunt van speelsheid, laat staan
de industrie. Hoe dat komt? Een Ne
derlands spreekwoord geeft het ant
woord: „Op vrolijk spel volgt slechts
gekwel".
DEN HAAG „Alle werkne
mers hebben zonder meer recht op
een deel van de winst." De man
die dit zegt is geen provocerende
vakbondsbestuurder, maar 'n „piep
jonge" doctor in de politieke en
sociale wetenschappen, de 51-jarige
topambtenaar F. L. G. Slooff. In
het dagelijks leven geeft hij leiding
aan de afdeling economische zaken
van het ministerie van volkshuisves
ting en ruimtelijke ordening in Den
Haag.
Hij weet alles over bezitsvorming.
De resultaten van zijn jarenlange
speurwerk zijn terug te vinden in
zijn proefschrift „Vermogensaanwas-
deling". waarop hij deze week aan de
katholieke universiteit in het Bel
gische Leuven promoveerde.
„Werkgevers en werknemers moe
ten zo snel mogelijk om de tafel gaan
zitten om over verdeling van de
winst winst te praten," vindt de heer
Slooff. Hij denkt dat veel onderne
mers wel voor vermogensaanwasde-
ling voelen. „Ze zijn er altijd op te
gen geweest, maar de laatste jaren
draaien ze iets bij", zegt de man die
voor regering en vakcentrale rappor
ten over vormen van winstdeling
schreef.
Hij vindt dat er per onderneming af
spraken moeten worden gemaakt
over vermogensaanwasdeling.
„Een onderneming maakt winst.
Die mag niet alleen toevallen aan de
kapitaalverschaffers. De werknemers
hebben er even hard voor moeten
werken", vindt de heer Slooff, „en
zij hebben daarom recht op een deel
van deze winst (vermogensaanwas)".
Er moeten beleggingsgemeenschap
pen worden gevormd. Het geld dat de
werknemers toekomt, moet naar deze
ondsen worden toegeschoven. De
werknemer krijgt dan een soort
spaarboekje waarop zijn tegoed komt
te staan.
zend gulden toenemen", heeft de heer
Slooff uitgerekend. Hij becijfert dat
een werknemer met veertig dienst
jaren op die manier zeventigduizend
gulden kan sparen de rente inbegre
pen.
„De werknemer moet na vijf jaar
sparen over zijn tegoed kunnen be
schikken", zegt de in België geboren
Hagenaar, lid van vele commissies en
werkgroepen, onder andere van de
Katholieke Volkspartij.
Hij stelt zich veel voor van zijn
plan: „Als alle werknemers dit jaar
al zouden delen in de winst, zal ons
land over dertig veertig jaar geen
klassetegenstelling meer kennen",
zegt hij. „De klasseloze maatschappij
zal van toekomstdroom werkelijkheid
worden".
„Dat tegoed kan jaarlijks met dui-
De heer Slooff vindt dat vermo
gensaanwasdeling ook in het belang
van de ondernemers is: de arbeids-
produktiviteit zal er door stijgen. De
werknemer heeft daar immers alle
belang bij, want hoe groter de win
sten, hoe groter zijn financiële voor
deel.