Voorgangers van meneer de Uil r>r> zijn bijna vergeten HET VOLKERAK MOET NOG DEZE MAAND DICHT De oudjes doen het nog best in Uruguay SPEURTOCHT DOOR GESCHIEDENIS VAN RAKKERSKÜNST Land zonder autokerkhoven Dappere Dodo, kabouter Kandelaar, koning Noppie FABELTJESKRANT LONKT ERG NAAR DE VOLWASSENEN Spannende fase in Deltaplan Nieuwjaarswensen uit Amerika nu pas in Europa Show-tafelstukken konden niet groots en uitbundig genoeg zijn Mystiek Uitbundig Voorproefje Historisch Verwarring Iets geks Malle man Zinniger Fantasie Ideaal PRECISIEWERK MINDER SCHADE REDENE1S GENERATIES Wie kent Koning Noppie nog Of kabouter Kandelaar en Dappere Dodo Het zijn allemaal kinderprogramma's die het op de televisie tot grote popu lariteit hebben gebracht. Maar ze zijn vergeten. De omroepen hebben er vaak zelfs geen banden of foto's meer van in de archieven. Toch waren Koning Noppie, Dappere Dodo en kabouter Kandelaar net zo goed en volgens sommigen zelfs veel beter dan de Fabeltjeskrant, waar nu iedereen de mond vol van heeft. Want de Nederlandse televisie heeft altijd al goede kinderprogramma's ge maakt. En Mijnheer de Uil was be slist niet de eerste televisieheld die de harten van de kindere sneller deed kloppen. Een van de eerste kinderprogram ma's die op de beeldbuis verscheen, was Koning Noppie. Dat is nu al weer zeventien jaar geleden. De koning werd uitgebeeld door de schrijver van Pau- lus de Boskabouter: Jean Dulieu. Wie hem nu naar dit programma vraagt brengt hem wel even in verwar ring. „Mijn hemel, dat is een tijd ge leden. Ik kan mij nog wel herinneren dat het toen geweldig insloeg. Ik werd tenminste nog jaren nadat de serie was afgelopen nageroepen met: „Hee, koning Noppie" zegt hij. „Het was een heel ander program ma dan bijvoorbeeld de Fabeltjeskrant. Het was meer op kinderen gericht. De Fabeltjeskrant lonkt wel erg veel naar volwassenen. Bij Koning Noppie ging het er veel spontaner aan toe. Het was ook een live-uitzending." „Het is nu allemaal zo zakelijk. Het verloopt zo gladjes. Dat zal wel komen omdat het allemaal ingeblikt is. Wij stonden vroeger toch wel in directer contact met de kinderen. De tekst van het programma ontstond ter plaatse voor de camera's. Nu kun je nog fouten herstellen. Toen kon dat niet." „Ik herinner mij nog wel een uitzen ding van Koning Noppie waarbij iets geks gebeurde. De kinderen hadden meegedaan aan een wedstrijd waarop een heleboel kaarten binnenkwamen. Tijdens de uitzending zou ik een post zak met de kaarten krijgen. Maar die zak was zoek geraakt." „Er werd me toen in mijn oor ge fluisterd dat ik een zak met zaagsel zou krijgen waarin een papiertje zat met een fictieve naam erop. Die moest ik er dan maar uitfutselen, zo dat de kij kende kinderen het niet in de gaten kre gen." Behalve Koning Noppie en een paar kinderen deed aan dit programma ook mee een pop die Joris het Vispaard heette. Dezelfde Joris dook later weer op bij Paulus de Boskabouter. Verder werkten er aan mee Otto Sterman (maar zo nu en dan) en Karin Kraay- kamp (regelmatig). „Ik wil niet de indruk vestigen dat ik negatief denk over de kinderprogram ma's van tegenwoordig", zegt ze, „maar het is nu toch allemaal wel een stuk minder charmant dan vroeger. Het lijkt wel of de makers commerciëler zijn ingesteld." „Koning Noppie was gewoon een ge zellig programma voor de kinderen. Hij was een wat malle man waarmee leuk gepraat kon worden. Hij stimuleerde ze ook om zelf iets te doen en dat gebeurt tegenwoordig geloof ik te weinig". Dat laatste is iets dat ook Ton Ha- sebos dwars zit. Hij is de maker van het VPRO-programma rond kabouter Kandelaar. Hasebos begon met deze fi guur in 1959, „en de oude kabouter is DEN HAAG In heel Europa ont vangen mensen op het ogenblik nog post van familie of kennissen uit Amerika met „de beste wensen voor een vrolijk kerstfeest en een gelukkig nieuwjaar". Dit is een gevolg van de op 20 decem ber begonnen staking in de havens aan de oostkust van de Ver. Staten. Deze staking is al enkele weken geleden ge ëindigd, maar de vrachtcongestie, die er het gevolg van was, doet nog steeds haar invloed gelden. De PTT kan hier over meepraten: het postkantoor van Rotterdam heeft al van een vloot van acht schepen heel wat post te verwer ken gekregen. De PTT heeft de indruk, dat de Amerikanen zo snel mogelijk hun volgepropte havenloodsen willen leeg- werken en dat de schepen die Europese havens binnenlopen, waar de kans op een vlotte lossing het grootst wordt ge- a.ht. Zo kwam en komt er in Rotter dam voor allerlei Europese landen post binnen die hier anders nooit wordt aan gevoerd. Op 20 februari begon de stortvloed met een zending van 6.355 postzakken, bestemd voor Frankrijk en Duitsland. Op 28 februari arriveerden 1.223 zak ken post voor een groot aantal Euro pese landen en op 3 maart weer 1.223 zakken. Vervolgens kwamen op 7 en 11 maart grote aantallen postzakken bin nen voor Nederlandse geadresseerden. Op 16 maart kwamen weer 7.429 zakken aan. in hoofdzaak bestemd voor Frank rijk en Zwitserland. In het afgelopen weekeinde arriveerden twee schepen met resp. 1.940 en 2.383 zakken post voor Nederland. nog steeds niet dood", vertelt hij trots. ,Toen ik er mee begon was hij al 85". „Mijn bedoeling met Kandelaar en met mijn andere kinderprogramma's is altijd geweest de zelfwerkzaamheid van de kijkers te bevorderen". „Dat is voor mij een uitgangspunt. De Fabeltjeskrant mist dat en daarom vind ik het geen kleuterprogramma. Je zou eigenlijk eens moeten peilen of de krant de kleuters wel aanspreekt. Ik ben bang dat je met programma's als deze de behoefte naar televisievoer aan het kweken bent. Vergeten wordt dat je de volwassen kijkers van de toekomst voor je hebt". „Het moet toch mogelijk zijn wat zin- nigers voor de jeugd te maken. De Fa beltjeskrant dankt haar populariteit vol gens mij vooral aan de belangstelling die de volwassenen er voor hebben. Het succes van de serie wordt verder ge waarborgd door de continuïteeit. En daar kan ik bij de VPRO natuurlijk nooit te gen opboksen. Die ene keer in de zes weken dat ik op het scherm kan komen" Dit gebrek aan continuïteit is ook een gevoelig probleem voor de andere om roepen. „Als je elke avond, en dan nog wel rond zeven uur, op het scherm kunt komen dan moet je wel iets heel erg slechts maken wil het niet populair wor den", zegt het hoofd van de afdeling jeugdprogramma's van de KRO, de heer Wim Quint. „En de Fabeltjeskrant is een goed programma. De dieren die er in voor komen laten veel plaats voor de fanta sie van de kinderen. Dat er veel vol wassenen naar kijken zegt niets over de kwaliteit van het programma. Vol wassenen kijken over het algemeen veel naar kinder-uitzendingen". „Dat hebben wij bij de KRO goed gemerkt met de serie Alleen op de we reld. De Fabeltjeskrant is de beste kleuterserie die de NTS ooit heeft uit gezonden. Vergeleken met de fabeltjes was Barend de Beer bijyoorbeeld ge woon slecht". De heer Quint ziet een duidelijke ont wikkeling in de programma's voor kin deren. „Ze zijn sterk van inhoud ver anderd. Dat houdt verband met de ver anderingen bij het onderwijs en de gro tere vrije tijd. In het begin waren de programma's meer opvoedend van karakter. Dat opvoeden gebeurt ook nu nog wel maar het wordt verpakt in een verteerbaardere vorm". De heer Quint is voor uitbreiding van het aantal jeugdprogramma's. Ideaal zou voor hem zijn elke dag een jeugdpro gramma tussen vijf en zes uur. „Dan zou je beslist wat zinnigs kunnen doen. Al moet je wel wijs programmeren wil je de kijkers niet overvoeren". Verder verschillen de kinderpro gramma's van vroeger en nu wezen lijk door de toegenomen kijkdichtheid. „De KRO begon in 1955 het maande lijkse poppenspel Dappere Dodo Het werd erg populair, maar vergele ken met het kijkerspubliek van nu had het eigenlijk niet veel te betekenen", zegt hij. Maar afgezien van alle ontwikkelin gen is ook hij van mening dat er in Nederland vrijwel geen slechte kinder programma's zijn gebracht. Er waren er wel, zoals het Duitse Zandmannetje en de Minimolen, maar die hebben het niet lang uitgehouden. Terwijl Koning Noppie, Paulus de Bos kabouter en Dappere Dodo bij de nu al tieners geworden kleuters van vroeger toch wel herinneringen oproepen. WILLEMSTAD Met Pasen begint de meest ingrijpende afsluiting in de geschiedenis van het Deltaplan die van het Volkerak. De veertien cais sons die in het sluitgat bij Willemstad de getijbeweging tot staan moeten brengen, liggen klaar voor het specta culaire karwei, dat Rijkswaterstaat op 25 april geklaard hoopt te hebben. De invloed van de afsluiting zal voor al in West-Brabant en in Zeeland merk baar zijn. De hele waterbeweging tus sen en om de Zeeuwse eilanden zal er dratisch door veranderen, de eb- en vloedverschillen zullen stukken groter wórden. In Willemstad bijvoorbeeld, waar dat verschil nu twee meter is, zal het vier meter worden. Ir. J. Volkers, directeur van de Del tadienst, noemde de operatie gisteren de spannendste waarvoor zijn dienst tot nog toe heeft gestaan. Het manoeuvreren van de caissons (die de afmetingen hebben van een flat gebouw) moet met zoveel nauwkeurig heid gebeuren er is-nadat de zesde is geplaatst maar twaalf minuten tijd voor het afzinken dat er maar iets tegen hoeft te zitten of de zaak moet worden uitgesteld. Met de afsluiting van het Volkerak zit Rijkswaterstaat verder vast aan een strak tijdschema. De afsluiting van het Haringvliet volgend jaar wordt erdoor mogelijk gemaakt (de stroomsnelheid in deze zee-arm wordt er door verminderd). An derzijds zit men door de veranderingen in de getij bewegingen, die het gevolg van de afsluiting zijn, in een dwang buis wat betreft de grote afsluitingen, die het laatste komen: die van het Brouwershavense Gat (1971) en van de Oosterschelde (1978). „Tot nu toe hadden we haast omdat we zo snel mogelijk klaar willen zijn", zei ir. Volkers, „van nu af dwingt de natuur ons". De caissons zullen om en om aan de Brabantse en aan de Zuidhollandse kant van het Volkerak tot zinken wor den gebracht. De stroom giert dus nooit langer dan een paar dagen langs een MONTEVIDEO (Uruguay) Autokerk hoven, onooglijke verzamelplaatsen van roestige autowrakken waartussen het onkruid groeit en die de meeste moderne industrielanden ontsieren, vindt men niet in het kleine Uruguay. Langs de straten van de hoofdstad Mon tevideo met aan weerszijden pal men en eucalyptusbomen liggen dan ook geen autowrakken. In plaats hiervan parkeren T-Fords uit 1933 en Hispano-Suiza's naast splinternieuwe Fiats, Renaults, Fords en Cadillac en gaan Uruguese gezinnen naar het strand in auto's die werden gebouwd, voordat de inzittenden werden gebo ren. In Uruguay zijn alle auto's, onverschil lig hoe oud, in orde en ze lopen. Vele van deze wagens zijn opnieuw ge spoten in een wat levendiger tint dan hun oorspronkelijke kleur. Maar afge zien daarvan zien ze er nog even goed uit en lopen ze ook nog even goed als toen ze tien, twintig of zelfs veertig jaar geleden uit een Amerikaanse of Europese autofabriek kwamen. Volgens schatting van auto-importeurs dateren 22.000 van de 204.000 auto's die Uruguay telt, van vóór de Tweede Wereldoorlog. Vijfhonderd hiervan kwamen vóór 1924 in het land, waaronder T-Fords, Che- vrolets, Rugbys, Whippets, Fiats, Au- burns, Renaults en andere zelfs nog oudere modellen, zoals de Hupmobile en de Pierce-Arrow. Vijftienhonderd stuks behoren tot de periode an '24 tot '31 met A-Fords, Buicks, Pontiacs, Hudsons, Graham- Paiges en Packards tussen hun eer biedwaardige gelederen. Twintigduizend stuks dateren uit de dertiger jaren, terwijl het aantal au to's van vóór 1950 op ongeveer 100.000 wordt geschat. Dat antieke auto's in Uruguay zo sterk in trek zijn heeft verschillende rede nen. Om te beginnen bestaat er geen eigen autoindustrie en kan de belas ting op geïmporteerde wagens tot wel 300 percent oplopen. De gemiddelde nieuwe auto zoals een Ford of een Chevrolet kost 15.000 Amerikaanse dollars, een prijs die weinig inwoners van Uruguay zich kunnen veroorlo ven. Voor iemand die voor het eerst een au to koopt is een gebruikte wagen door gaans de enige mogelijkheid. En een Ford of Chevrolet van 1950 die in goe de staat verkeert brengt in de twee dehands autohandel soms zelfs nog 3000 Amerikaanse dollar op. Doorgaans koopt iemand die een auto wil hebben dan ook eerst een oud model. Daarna gaat hij ruilen om aldus suc cessievelijk een nieuwer model te krijgen. Ouderwetse auto's fungeren echter ook als statussymbool en zijn als zodanig populair bij de jongere generatie. In vele gevallen gaat een gezinsauto van de ene generatie op de andere over. Zo is de 48-jarige Alberto Vila de trit- se eigenaar van een groene Chevro let 1932, een wagen die nog steeds zijn oorspronkelijk bekleding heeft. De motor is nog nooit in de reparatie geweest, zegt Vila, op een toon alsof het niets bijzonder is. Ik heb er zelfs geen andere zuigerveren ingezet. De wagen is weinig gebruikt en heeft volgens de kilometerteller slechts 94.000 kilometer gelopen. Volgens Vi la ligt de prestatie van de wagen nog altijd boven het gemiddelde. Vila's vader placht de wagen te gebrui ken voor weekendtochtjes met z'n ge zin. Nadat mijn vader ziek geworden was en niet meer kon rijden heb ik zijn plaats ingenomen, zegt Vila. Het teveel aan ouderwetse auto's ver oorzaakt niettemin problemen. Dit is de moeilijkste markt voor onderde len in de hele wereld, zegt een plaat selijke dealer. De onderdelen worden voornamelijk uit Europa en Mexico geïmporteerd. Ze worden gemaakt door fabrikanten die zich op dit gebied hebben gespeciali seerd. Sommige onderdelen, zoals zui gers, worden gemaakt in Uruguay zelf en wel door het Duitse bedrijf Mahle. Behalve voor auto's in Uruguay leveren de plaatselijke dealers ook de onder delen voor alle particuliere wagens, die in gebruik ztfn op de kleine Falk land Eilanden, een Britse kroonkolo nie. Deze liggen op 2.000 mijl afstand in het zuidelijk deel van de Atlantische Oceaan voor de kust van zuidelijk Argentinië. Op de eilandjes lopen 27 vooroorlogse Hillmans en Austins. Verschillende werkplaatsen specialise ren zich in het maken van onderde len die niet meer te krijgen zijn. Ook moeten wel verkrijgbare onderde len soms zodanig worden omgedok- terd, dat de klanten ze gebruiken kun nen. Knappe vaklui leveren op dit ge bied soms kunstzinnige prestaties en geven op die manier de oude wagens van Uruguay onsterfelijkheid. pas afgezonken caisson en heeft dus minder kans omschade aan te rich ten. Er stroomt door het Volkerak nog meer water dan indertijd door het Veerse Gat: tachtig miljard liter per getij. Ervaringen bij de afsluiting van het Veerse Gat hebben er ook toe geleid dat de onderwaterdrempel waarop de caissons komen te staan, geleidelijk naar de oevers oploopt. Het sluitgat bij Veere had steile oe vers, waarin de stroom tijdens het werk gaten schuurde van 34 meter diep te. Dat kan in het Volkerak niet gebeu ren. De Volkerdam is verder belangrijk De werkhoven met de caissons, waarmee het Volkerak deze maand zal worden afgesloten. Ir. G. Swier (links) directeur van Rijkswaterstaat, en ir. J. Volkers, hoofd van de Deltadienst, tonen aan de hand van een maquette hoe het Volkerak met caissons zal worden af gesloten. voor het verkeer en voor de toekomsti ge zoetwatervoorziening van de Delta- meren. De dam sluit aan op het Hellegats plein en vormt daarmee de kortste ver binding tussen Brabant en de Zuidhol landse en Zeeuwse eilanden. Er komt tenslotte een zoetwater-in laat in de dam, die open wordt gezet op tijden dat het Rijnwater minder vuil is dan normaal. Dat water moet helpen de kwaliteit van het Deltawater op peil te houden of te verbeteren. Broodfabrieken en massaproduktie van banket knabbelen aan 't voortbestaan van warme bak ker en banketbakker. De gestaag groeiende ma chinale vervaardiging van ons dagelijks brood, gebak en zoetigheid bedreigt de traditie van hun oud en eerbiedwaardig ambacht. Lopende ban den en produktiestromen verdringen de brood- en banketkunstenaar. Brood, banket en zoete lekkernijen hebben hun eigen, rijke geschiedenis die honderden, soms duizenden jaren geleden is begonnen. De Duitse kunstcriticus en publicist Hans Jürgen Hansen heeft nu deze historie van de meest vergankelijke van alle uitingen van kunstnij verheid vastgelegd. In rijn boek Cultuurgeschiedenis van de bak kerskunst in Nederlandse vertaling getiteld De gecroonde kraekeling onderneemt hij een succesrijke speurtocht door de geschiedenis van de bakkerskunst en schetst hij boeiend de histori sche ontwikkelingen van talloze uitingen van ar tistieke brood-, banket- en suikerbakkers. In musea, particuliere collecties en oude boe ken zijn kruimels en restanten van het verleden blijven liggen. Hansen heeft ze verzameld en zet ons de broden, koeken en taarten van gene raties voorouders opnieuw voor. Ons witte of bruine boterhammetje van alle dag blijkt dan het jongste produkt te zijn van een broodhistorie die een kleine drieduizend jaar voor Christus in Egypte begint. Het doodgewone brood van alledag is van het begin af betrok ken geweest bij alle mogelijke gebruiken en ri tuelen van magie, volksgeloof en religie. Geen voorwerp, mens of dier, of het is in de loop der eeuwen in brood gebakken. Wijd en zijd is het gebruiklijk geweest een godheid in de vorm van brood op te peuze len. Op die wijze deelde de eter in de heilzame kracht van de op mystieke wijze met het brood geïdentificeerde god. Bijzonder suggestief ge beurde dat ten tijde van de Spaanse veroverin gen in Mexico. Daar werd God als menselijk fi guur in brood gebakken, zo natuurgetrouw dat zelfs de ingewanden er voor werden nage bootst. Historische bakkers zagen er al evenmin been in om broden in de vorm van skeletten, doods beenderen en doodshoofden te bakken. In som mige Spaanse streken wordt nog het „doden- brood" gebakken, dat het lichaam van een over ledene voorstelt en dat bij het begrafenismaal wordt opgegeten. Precies hetzelfde verschijnsel is bekend uit de geschiedenis van het marsepein. In de tijd van de Barok liet ene graaf Rantzau in de mar- sepeinstad Lübeck zijn gestorven vrouw levens groot in marsepein boetseren, waarna hij haar bij het begrafenismaal liet oppeuzelen. Talloos waren ook de gebruiken en ritu elen waarbij brood speciaal werd gevormd, ge offerd of gegeten ter verzekering van geluk en voorspoed of vruchtbaarheid in het huwelijk. In de Spaanse provincie Granada werd heel lang het plegen van de huwelijksdaad in een bak trog beschouwd als een onfeilbaar middel te gen onvruchtbaarheid. Veel jonger dan de geschiedenis van het brood, is die van zoete lekkernijen als marsepein, pe perkoek, wafels, dragant en suikerwerk. Al zijn ze stuk voor stuk stokoud in vergelijking met de chocolade. Kunst en kitsch gaan vaak hand in hand bij de ontwikkeling van de toepassingen van mar sepein, dragant en suikerwerk. Hansen echter is er in zijn boek in geslaagd aan te tonen hoe uiterst vakbekwame, kunstzinnige banketbakkers eeuwenlang door hun wijzen van vormen, gie ten en beitelen hun eig enbijdrage leverden tot de cultuurgeschiedenis. Hij illustreert dat met een lange reeks foto's van werkstukken die met behulp van bewaard gebleven vormen en mal len opnieuw zijn gemaakt. Heel duidelijk toont hij de verwantschap met en beïnvloeding door de beeldende en de schil derkunst aan. Gedurende lange perioden bestond een intensieve wisselwerking tussen grafische kunst en de banketbakkerij. Een apart hoofdstuk is gewijd aan de banket bakker als architect. Het woord „suikerbakkers stijl", zoals de overladen tierelantijnerige bouw stijl van de vorige eeuw wordt genoemd, her innert nog aan de ongebreidelde fantasie waar over banketbakkers in die tijd beschikten. ven, want alle scheppingen van suiker, dragant en marsepein rijn allang verdwenen en opgege ten. Uit deze drie basis-ingrediënten ontstond al in de veertiende eeuw een cultuur-historisch fe- noneem, het show-tafelstuk, dat twee eeuwen later op weinig grote feesten in het mondaine Europa van die tijd ontbrak. In 1347 werd er in het Italiaanse Modena al een feestmaal aange richt dat besloot met een „legerkamp, geheel uit suiker vervaardigd". Het begrafenismaal na de dood van hertog Albrecht van Beieren in 1509 bestond uit s 24 gangen, die werden onderbroken door show stukken. Taboes bestonden daarbij nauwelijks. Men maakte vrolijk doodskistjes van dragant. Men deinsde evenmin terug voor aspics (ge rechten van stijfgeworden vis- of vleesgelei, waarin vis, vlees of andere voedselbestandde- len gevat zijn) in de vorm van een doodshoofd met twee gekruiste beenderen. Deze doods hoofden worden overigens nu nog in Zuid-Ame- rika gemaakt en grote exemplaren worden soms van binnenuit verlicht. Steeds uitbundiger en grootser werden de showstukken. In een beschrijving uit 1880 wordt melding gemaakt van een showstuk dat voor het klassieke treurspel Dido en Aeneas werd gebouwd. Aan het ene einde van de tafel beeld de een reusachtige marsepeintaart de woede van Achilles uit. Aan het andere einde jaagt het onweer de beide minnenden in een grot. Dit onweer schijnt wel het toppunt te zijn van wat de suikerbakkerskunst heeft voortge bracht* Het hagelde pepernoten en suikeren bal letjes, het sneeuwde eiwitschuim en het regen de lavendel en rozewater. Van overdaad hield ook koningin Elisabeth I van Engeland. Zij liet haar hof-banketbakkers de gestalten van Griekse en Romeinse helden namaken. Hoogtepunt op een van haar feest jes vormde een voorstelling van de vernietiging van Troje, die de aanwezige dames met gekon fijte pruimen in elkaar mochten mikken. wegende zuilengalerij in zuiver laat-Victoriaan- se stijl van chocolade die in 1893 in Chicago is tentoongesteld. De Gecroonde Kraekeling eindigt met een lijst historische, enigszins aan deze tijd aange paste recepten voor uiteenlopende soorten ho ning- en peperkoek, speculaas, marsepein, dra gant, taarten, cake en diverse bollen, koeken, krakelingen en kransen. Eén van die recepten is in originele vorm weergegeven. Dit: „Fyne kaaks, hoe men die bakken zal Neemt een half vierdevat bloem van Tarwe Meel, het beste dat men krygen kan; stampt het heel fyn, met een weinigje zout daar onder, een half loot nagelen, een half loot foelie, een half loot note-muscaat en een half once kaneel, doet dit gemengd met drie vierendeel poejer- suiker onder het Meel, en kneedt het ter degen door met anderhalf pond booter: doet'er dan by een mingelen Room met een pintje gist, met 12 eijeren, acht zonder het wit en vier met het wit, een weinigje Roozewater en Ambergrys: als het wel doorkneed en gerezen is, dan moet men 'er nog 3 ponden korenten en een pond ro- synen zonder korrels, door een, wel fyn gesnee- den by doen: Maakt het deeg met Kaakjes en zet het drie uuren te bakken in een laauwe Oven; dan haald het'er uit en bestrykt ze met het wit van een ei en rosewater, en met suiker bestrooid, zet ze nog eens in den Oven om de suiker te doen kandilizeren, is delicaat om te eeten. (1 loot is ca. 15 g, 1 onoe is 1/12 deel van een pond, 1 vierendeel is een kwart pond, 1 minge len is 1 liter, ambergris is een afscheiding van de potvis)" Van beeldhouwer tot banketbakker was in die tijd maar een stap. Beeldhouwers beitelden in die tijd grafmonumenten die wel suikertaarten leken en zij ontwierpen feesttaarten die als beeld houwwerken werden bewonderd. Voor feestelij ke banketten werden tafelversieringen gemaakt van een uitbundigheid die wij ons nu nauwe lijks nog kunnen voorstellen. Voor het nage slacht is er helaas niets van bewaard geble- In de Gecroonde Kraekeling is een foto opge nomen van een historisch spektakelstuk uit de vorige eeuw, waarvan het goed bewaard geble ven negatief jaren geleden is teruggevonden in Windsor Castle. Jammer genoeg bevat het boek slechts een kleine tekening van het grootste werk dat een banketbakkersarchitect ooit heeft vervaardigd: de twaalf meter hoge, 1.500 kilo Zo luidde het recept uit „de Volmaakte Hol- landsche Keukenmeid", in 1761 in Amsterdam verschenen. Tot slot nog een klein, eenvoudig voorproefje: „Meng honing, warm water, bloem, 2 eieren, en een beetje gesmolten boter tot een glad, dun beslag. Qiet hiervan telkens een lepelvol op een wafelijzer en bak er wafels van". De resultaten van dit receptje uit 1547 heten holpinnen. Een hippe naam waarin men ook toentertijd kennelijk al brood zag. (De gecroonde kraekeling, cultuurgeschiede nis van de bakkerskunst door Hans Jürgen Hansen, Nederlandse vertaling: Wina Born. Uitgever: Gebr. Zomer Keuning, Wageningen. Prijs: 90 gulden.)

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 17