NEDERLAND HEEFT HOOGLERAAR
VOOR LICHAMELIJKE OPVOEDING
Ook vrij etij dsbesteding
moet geleerd worden
Prof. dr. K. Rijsdorp
Wie is
Klaas
Rijsdorp
Nauwe verwantschap
School en vrije tijd
Randgebied
Niet alleen
VERVOLG INTERVIEW PRINS BERNHARD
Te voorzichtig
Slecht moment
Goede contacten
Orders
Dicht bij huis
Slechte ervaring
Oost-Europa
Bundeling
Specialisering
„goede
persoonlijke
contacten
Tijdens de gisteren in Nijmegen gehouden jaarvergadering van
de Koninklijke Nederlandse Vereniging van Leraren en On
derwijzers in de Lichamelijke Opvoeding heeft dr. W. van
Zijll, algemeen secretaris van de Nederlandse Sport Federatie,
de benoeming bekend gemaakt van doctor Klaas Rijsdorp tot
bijzonder hoogleraar in de wetenschap van de lichamelijke
opvoeding aan de faculteit van sociale wetenschappen van de
Rijksuniversiteit te Utrecht. Professor Rijsdorp is daarmee de
eerste hoogleraar in de lichamelijke opvoeding in ons land.
In deze tijd, waarin lichamelijke opvoeding en sport een
steeds belangrijker plaats gaan innemen in het menselijk be
staan, waarin dagelijks wordt gesproken over medische en
sociale begeleiding in de sport, kan men deze benoeming zon
der twijfel van historische betekenis noemen. Al ver voor de
oorlog waren talrijke andere landen ons ver vooruit
in het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van
de lichamelijke opvoeding. Er is tegenwoordig in ons land wel
sprake van begeleiding in de sport, maar die begeleiding is in
hoofdzaak voortgekomen uit ervaring. Dr. Van Zijll merkte
gisteren op, dat het brengen van de sport in de sfeer van de
universiteit nieuwe perspectieven opent, in het bijzonder voor
steun bij de oplossing van problemen rond de sport, integra
tie van de sport in de samenleving en intensivering van de
ontmoeting tussen lichamelijke opvoeding en sport.
In februari 1960 reeds werd een Commissie Universitaire Op
leiding Lichamelijke Opvoeding gesticht, die in 1962 een po
sitief advies uitbracht met betrekking tot deze opleiding. Als
vervolg daarop werd in 1967 de Stichting Wetenschap van de
Lichamelijke Opvoeding en de Sport opgericht, waarin parti
cipeerden de Koninklijke Nederlandse Vereniging van Lera
ren en Onderwijzers in de Lichamelijke Opvoeding, de Katho
lieke Vereniging van Leerkrachten in de Lichamelijke Oefe
ning „St. Thomas van Aquino" en de Nederlandse Sport
Federatie. Na uitvoerige besprekingen en beraadslagingen
besloot deze stichting over te gaan tot benoeming van een
bijzonder hoogleraar in de wetenschap van de lichamelijke
opvoeding, waarvoor professor Klaas Rijsdorp werd aange
zocht. Tevoren waren daarvoor natuurlijk de nodige stappen
bij de bevoegde instanties genomen.
Het was een bijzonder opgewekte en
tevreden professor Rijsdorp, die ons ver
klaarde, dat hij de instelling van de
nieuwe leerstoel aan de Utrechtse uni
versiteit een erkenning van de wetenschap
van de lichamelijke opvoeding in ons
land vond. Hij sprak van een verheugend
en historisch feit, dat zonder enige twij
fel een beginpunt kan worden genoemd.
„Geloof niet", zo zei hij, „dat deze
functie zich alleen bepaalt tot het doce
ren. Minstens even belangrijk is het, dat
er nu gelegenheid komt tot „veldverken-
nen", tot het onderzoek van de vraag in
hoeverre de wetenschap van de lichame
lijke opvoeding een vaste plaats zal kun
nen krijgen in het totaal der universitaire
opleidingen en in hoeverre de lichame
lijke opvoeding kan worden bevorderd en
gecoördineerd".
Uit deze opmerkingen van professor Rijs
dorp blijkt al heel duidelijk, dat hij zich
zelf weer een omvangrijke en uitvoerige
taak heeft gesteld.
Natuurlijk hoopt hij op een gunstige en
voorspoedige ontwikkeling. Zijn gedachten
gaan reeds nu uit naar een interfaculteit,
waarbij zowel de sociaal-wetenschappelij
ke als de medische faculteit een flinke in
breng zullen moeten hebben. Tenslotte ligt
het gehele probleem van de lichamelijke
opvoeding zowel In 't sociaal-wetenschap
pelijke als in het medische vlak.
Duidelijk stelde hij, dat er in zijn nieuwe
functie twee kanten zijn, die de nodige
aandacht verdienen, namelijk allereerst
de opleiding van topkader en vervolgens
het onderzoek, dat op het gebied van de
lichamelijke opvoeding zal moeten worden
verricht. De wetenschappelijke kant heeft
echter ook weer twee zijden, namelijk de
theoretische vorming en de vergroting van
de theoretische kennis. Daarbij moet na
tuurlijk het ene aspect het andere onder
steunen.
De samenstelling van de Stichting We
tenschap van de Lichamelijke Opvoeding
en de Sport toont wel heel duidelijk aan,
aldus prof. Rijsdorp, dat er tussen
lichamelijke opvoeding en sport een nauwe
verwantschap bestaat. Natuurlijk moet er
tussen beide begrippen onderscheid ge
maakt worden, maar de begrippen zijn
eigenlijk zonder elkaar niet denkbaar. Het
zijn feitelijk twee kanten van een en de
zelfde zaalL waarbij 't begrip lichamelijke
opvoeding wel voor zichzelf spreekt en de
sport meer in de recreatieve sfeer dient
te worden gezien. De sportpedagogiek is in
onze tijd niet meer weg te denken uit de
lichamelijke opvoeding.
Als de school een open oog heeft voor de
ontwikkeling van de maatschappelijke
structuur, dan zal die school ook zien en
beseffen, dat in de maatschappelijke struc
tuur de sport een steeds belangrijker plaats
gaat innemen. Professor Rijsdorp keek
bedachtzaam naar zijn tot een peukje ver
brande sigaar toen hij na een moment
stilte opmerkte: „Terwijl men vroeger de
school zag als een voorbereiding op de ar
beid dient men haar nu te zien als 'n voor
bereiding op de arbeid èn op de vrije
tijdsbesteding".
Professor Rijsdorp ging op deze zaak
dieper in toen hij als zijn mening uit
sprak, dat de sport als bewegingscreatie
uiterst belangrijk is voor het behoud van
de speeldrang bij de jeugd. Juist de jeugd
wordt in deze tijd tengevolge van de steeds
verdere uitbouw der steden beperkt en be
knot in haar speeldrang omdat er te wei
nig mogelijkheden overblijven.
Maar niet alleen voor de jeugd, ook voor
de volwassenen is de sport van bijzonder
Professor Klaas Rijsdorp is 57 jaar gele
den geboren in Apeldoorn, maar ver
huisde al op jeugdige leeftijd naar el
ders. Men ziet hem zijn leeftijd be
paald niet aan. Nog altijd is hij bijzon
der vitaal en kan hij zich met enorm
enthousiasme inzetten voor de taken,
die hy zichzelf heeft gesteld. En dat
zyn er nogal wat. Het is welhaast on
mogelijk om in kort bestek een over
zicht te geven van de vele activiteiten,
die hij heeft ontplooid en van de talrij
ke functies, die hij heeft vervuld. Voor
al op het gebied van het onderwijs
heeft hij zijn sporen ruimschoots ver
diend.
Professor Rijsdorp is altijd wat men
noemt een studiekop geweest en is on
der meer in het bezit van de m.o.aktes
lichamelijke opvoeding, staatsinrichting
en pedagogiek. De lichamelijke opvoe
ding had echter altijd zijn bijzondere
interesse en belangstelling. Aan de Aca
demie voor Lichamelijke Opvoeding in
Amsterdam deed hij examen Voortge
zette Studie Lichamelijke Opvoeding,
vervolgens behaalde hij de Staatsbe-
voegdheid Heilgymnastiek en Massage
en tenslotte deed hij licentiaatsexamen
lichameiyke opvoeding aan de Katholie
ke Universiteit in Leuven, waar hij
kort daarna promoveerde tot doctor in
de Lichamelijke Opvoeding op een dis
sertatie getiteld: „Sport als jong-men-
selijke activiteit".
In alle lagen van het Nederlande onder
wijs, van het kleuteronderwijs tot het
academisch onderwijs, vervulde hij
functies. Hij was leraar lichamelijke
opvoeding aan lagere scholen en scho
len voor voortgezet, middelbaar en nij-
verheidsonderwys. Hy doceerde staats
inrichting aan de leerlingen van een
HBS en aan een opleidingsinstituut voor
staatsinrichting. Daarna werd hij lec
tor aan de Universiteit van Indonesië,
waar hij colleges gaf in theorie en di-
daktiek van de lichamelijke opvoeding.
Na terugkeer in Nederland werd hij ge
meentelijk inspecteur van het onderwijs
te 's-Gravenhage. En weer kwam hij
terecht bij de lichamelijke opvoeding
toen hij eerst docent en daarna rector
werd van de Haagse Academie voor
Lichamelijke Opvoeding met als doceer-
vakken pedagogiek, gymnologie (we
tenschap van de lichamelijke opvoe
ding) en psychologie van de gehandi
capte mens.
Professor Rijsdorp vervult, naast zijn
drukke dageiykse bezigheden, nog tal
rijke nevenfuncties en vond desondanks
nog tijd voor het schrijven van talrijke
boeken, brochures en artikelen over de
meest uiteenlopende onderwerpen,
waarvan echter de lichamelijke opvoe
ding toch weer het merendeel vormde.
„Overigens is het wel duidelijk dat in het
algemeen de arbeidsproduktiviteit hier en
daar beslist achteruit is gegaan. Maar al is de
mentaliteit van het bedrijfsleven verbeterd,
de omstandigheid dat er nog geen verzeke
ring is tegen politieke risico's, dus weer dat
gezamenlijke verzekeringsfonds, verhinderde
veel bedrijven zich bijvoorbeeld in de ont
wikkelingslanden te ontplooien."
vEr zijn echter verschillende tekenen die
wijzen op ernstige pogingen om de zaak te
veranderen. De Nederlandse bedrijven doen
nog een beetje schuchter met investeringen,
bijvoorbeeld m Zuid-Amerika."
- 2ou ons land ter ondersteuning van ons
bedrijfsleven in het buitenland meer kunnen
en moeten doen, en hoe ziet u in dit
verband de positie van onze ambassades?
„Ik geloof dat men op de vertegenwoor
diging van ons bedrijfsleven in het buiten
land de laatste jaren veel en veel meer attent
is geworden. In de Centrale kamer van
handelsbevordering bijvoorbeeld is men tot
een veel grotere samenwerking gekomen
door hun activiteiten te bundelen mét die
van de Kamers van Koophandel en de
zogenaamde landenkamers tot een Nationale
Raad."
„Het ministerie van buitenlandse zaken
ziet voor de ambassades, in samenwerking
rnet het ministerie van economische zaken,
op het gebied van de Nederlandse exportbe
vordering eveneens een taak. De ambassades
helpen de zakenman steeds meer. Die zaken
man gebruikt de ambassades ook in toene
mende mate."
„Ik heb de overtuiging dat die ambassades
zeker niet eng van begrip zijn. Ik betwijfel
zelfs of men meer kan vragen dan wat de
ambassades vandaag doen. Daarbij zijn er
uiteraard verschillende gradaties."
„Maar waar ik naar toe wil, en ik zie dat
als mijn ideaal, is dat er in elk land een man
komt te zitten, die uitsluitend probeert
orders voor de Nederlandse industrie aan te
trekken. Die man zou uitgebreide contacten
in zijn gebied moeten hebben en hij zou bij
het ver Krijgen van aanvragen, die moeten
doorspelen naar Nederland. Ik denk dan
bierbij onder meer aan de Centrale kamer
van handelsbevordering."
„De Centrale kamer zou dan op een lijst
moeten nagaan welke bedrijven voor een
bepaalde order in aanmerking zouden kun
nen komen. Ik geloof dat men zo zou
moeten werken en ik hoop dat dan te eniger
tijd dat apparaat zo zou gaan draaien."
- Om mg eens terug te komen op de
overheidssteun aan ons bedrijfsleven: Bent u
van mening dat wij op dat punt te zuinig
zijn?
De Prins, trekkend aan een van de drie
pijpen, die hij voortdurend tijdens ons ge
sprek verwisselt, zegt: „Ik geloof dat wij in
perioden waarin wij wel goed in ons geld
zaten, te voorzichtig zijn geweest en dat wij
in het verleden veel meer hadden kunnnen
en moeten doen. De laatste paar jaar ligt dat
een beetje moeilijk. Het lijkt mij dat wij op
dit ogenblik, nu overspanning dreigt, wel
voorzichtig moeten zijn.
„Een heel typisch geval van verkeerde
zuinigheid was kort na de oorlog. Toen
kwam de Duitse vliegtuigbouwer, professor
Focke, de man van de vliegtuigfabriek
Focke Wulff, bij mij met een geweldig plan.
Hij was er door de nazi's uitgewerkt. Hij
toonde mij een plan voor de ontwikkeling
van een vliegtuig datJrechtop kon stijgen en
landen. Zijn idee heb ik aan Nederlandse
deskundigen voorgelegd, maar die be
schouwden het als een beetje te fantastisch."
.Professor Focke wilde een miljoen gulden
hebben voor de ontwikkeling van dat plan. Ik
heb een minister gevraagd dat miljoen op tafel
te leggen, maar hy ging af op het afwiizende
advies van de deskundigen. Ook uit
particuliere bronnen lukte het niet het geld
bij elkaar te krijgen. Onze vliegtuigfabriek
Fokker zou er eenter een enorme markt voor
hebben kunnen ontwikkelen, maar de
verkeerde adviezen gaven helaas de door
slag."
„Professor Focke wilde zelfs ons land het
patent op zijn vinding geven als een
persoonlijk gebaar van vriendschap, een soort
persoonlijke „Wiedergutmachung*' voor wat
de nazi's Nederland hadden aangedaan."
Met een gebaar van teleurstelling zegt prins
Bernhard nu: „Op het ogenblik zijn er al vier
van dergelijke vliegtuigen
met draaibare vleugels, pre
cies zoals Focke die had ge
dacht. Wij hadden zulk een
vliegtuig al in 1947 kunnen
hebben. Maar natuurlijk was
het in 1946, zo direct na de
oorlog, wel een heel slecht
moment om een miljoen bij
elkaar te krijgen."
„Daar tegenover moet ik
echter zeggen dat de Neder
landse regering Fokker toch
ook enorm geholpen heeft.
Toen Fokker praktisch op
zijn rug lag, heeft de rege
ring een jaar voor de plan
ning voor dè luchtmacht de
Fokker F-27, de Friendship,
besteld. Dat heeft niet al
leen Fokker aan werk gehol
pen, maar heeft het vertrou
wen van het buitenland in
het toestel zo versterkt, dat
daarop de buitenlandse or
ders binnenstroomden."
Uw echte zogenaamde
goodwill-reizen zijn in 1950
begonnen Wat zijn, deze
periode overziende, uw erva
ringen geweest?
Bladerend in zijn logboek
waarin alle reizen zijn opge
tekend en glunderend bij de
herinnering aan grappige en
wonderlijke gebeurtenissen,
zegt de Prins:
„Die eerste reis, onder meer naar Mexico,
had al gauw de eerste Nederlandse
exporttentoonstelling in Mexico tot gevolg.
Er gingen 36 zakenlieden mee, waarbij mij
verzoent werd de opening te verrichten. Het
werd een succes."
„In Venezuela had ik nog een wonderlijke
ervaring. Venezuela had scnepen nodig voor
de marine en ik kreeg de vraag voorgelegd of
Nederland die niet zou kunnen bouwen. Ik
heb naar huis geseind dat hier de mogelijkheid
bestond voor een grote exportorder. Men
geloofde eerst niet aat ik zulk een zaak zou
unnen aanbrengen. Daarop heeft heeft men
een telegram gezonden naar onze ambassade
in Venezuela om nadere informaties."
,,Nu lag onze ambassade toen niet zo goed
bij de Venezolaanse regering. Aan goede
persoonlijke contacten ontbrak het nog al
eens. Toen dan ook de Nederlandse
vertegenwoordiging werd'ingeschakeld, liep
de hele zaak mis en ging de scheepsbouworder
naar Engeland. Daar neb je nu zo'n typisch
geval waarbij iets mis kan lopen door gebrek
aan goede persoonlijke verhoudingen. Ik vind
die zaak in Venezuela een van de
wonderlijkste dingen die ik heb meegemaakt.
Het bewijst hoe belangrijk goede persoonlijke
contacten zijn. Ik geloof dan ook dat het in de
eerste plaats op de mens aankomt en dat men
elkaar goed moet leren kennen en begrip voor
elkaar moet hebben."
„Als gevolg van mijn reizen zijn dacht ik
veel orders voor de Nederlandse industrie
binnengekomen."
„Mkar men moet hier één ding goed
begrijpen, namelijk dat er verschil in
mentaliteit kan zijn met.de mensen, met wie
men onderhandelt over orders. Ik heb een
keer een verzoek gekregen van een
Nederlandse ondernemer om te gaan praten
met de president van Mexico. De betrokkene
had als voorwaarde gesteld, dat hij van de
president binnen twee dagen een beslissing
moest hebben. Ik heb dat ronduit geweigerd.
Men kan nu eenmaal de mensen in verre
vreemde landen niet bezien door de bril
waarmee uien de eigen binnenlandse
contacten bekijkt. Men kan niet de toestand
in eigen land projecteren tegen die in het
buitenland."
„Uit mijn reizen zijn ook vestigingen,
ondernemingen en zogenaamde joint ventu
res in verschillende Afrikaanse landen
voortgekomen."
- Op de lijst van uw reizen zie ik alleen
landen van ver overzee. Hebt u niet dergelijke
reizen ook dichter bij huis gemaakt?
„Jazeker. Daar tussendoor heb ik een groot
aantal reizen gemaakt naar Italië, Frankrijk,
Engeland, Zweden en sinds de laatste twee
jaar ook naar Duitsland. Naar België ga ik
betrekkelijk weinig, maar met België zijn de
contacten al zo uitgebreid en voortreffelijk,
dat een verdere oriëntatie niet direct nodig is"
„Ook in Zweden heb ik veel contacten.
Hieruit is bijvoorbeeld een samenwerking van
de K.L.M. met de SAS en de Swissair
tenslotte gegroeid."
Dat het [ook wel eens kan mislopen is
gebleken bij het laatste staatsbezoek van de
Prins aan Mexico.
„Ik had daar zeker tien belangrijke
projecten. Nederlandse bedrijven wilden dat
ik uitvoerig over een aantal punten zou gaan
praten. Erbestond van beide zijden enorme
belangstelling. Maar plotseling kwam Frank
rijk een streep door de rekening halen,
doordat de Franse regering aan Mexico een
lening verstrekte op zulke voorwaarden, dat
wij daar niet tegenop konden. Zo zijn negen
van de tien zaken onze deur voorbij gegaan."
„Of wij wellicht te zuinig zijn geweest is een
punt dat ik niet wil beoordelen. Dat is een
kwestie van het kabinet en ik kan natuurlijk
het hele beleid niet overzien. Ik weet niet
hoeveel geld de regering voor bepaalde
projecten ter beschikking heeft."
- Beseft men in ons land wel het belang van
de reizen die u maakt en van uw positie als
goodwill-ambassadeur?
De Prins lacht en zijn secretaris wijst ons
later op de vele dossiers volgepakt met
informaties.
„Zodra uitlekt dat ik naar land A of land B
ga, komt er hier meestal een hele lijst van
vragen en verlangens. Dat is bij elk bezoek.
Meestal wordt pas kort voordat ik vertrek aan
mijn reis bekendheid gegeven, anders zou ik
helemaal worden overstelpt. Maar de brieven
die mij niet bereiken, worden dan wel naar
onze ambassades in het bezoekende land
gestuurd en als ik aankom, dan krijg ik van
onze ambassadeur nog een heel pak post met
verzoeken of ik niet eens naar die of die
minister zou kunnen gaan en over een be
paalde moeilijkheid zou kunnen praten."
„In het algemeen krijg ik bij al mijn reizen,
officieel, informeel of privé van het ministerie
van economische zaken altijd wel een lijstje
verlangens mee. Voor ik vertrek laat ik
nagaan: Wat hebben jullie nu? Ik denk er wel
eens over om, wanneer ik weer een grote reis
ga maken, juist vanwege de follow-up nog
iemand te nemen, bij voorkeur van
Economische Zaken."
Dat het op de mens in de zakelijke
contacten aankomt, toont ook een slechte
ervaring die prins Bernhard in Mexico heeft
gehad.
„Op verzoek van Nederlandse bedrijven had
ik daar een heleboel op elk gebied te doen. Er
zat beslist muziek in. Ik heb toen
aangedrongen op de vorming van een
initiatiefcomité Nederland-Mexico, opdat
kansen direct zouden kunnen worden
aangegrepen, maar er is toen niets van terecht
gekomen."
„Eerst werd een comité Mexico-Nederland
in Mexico opgericht. Daarna moest er in
Nederland een daarmee samenwerkend
comité Nederland-Mexico worden gesticht
teneinde uiteindelijk een vaste vertegenwoor
diger van het Nederlandse bedrijfsleven in
Mexico te krijgen. Maar dat is nog steeds in
bewerking. Het teleurstellende is dat het naar
mijn memng te lang duurt."
„Ik heb op iedere reis zaken gedaan. Zelfs
als wij mgt vakantie in Italië zijn heb ik vaak
nog besprekingen met officiële instanties en
mensen uit het bedrijfsleven."
„Men is nu in Italië bezig met een plan om
Venetië van de ondergang in het water te
redden. Gezien de enorme bedragen die
daarmee gemoeid zijn, moet dat een
wereldomvattende zaak worden, zoals met de
beroemde tempels van Aboe Simbel in
Egypte. Er moet een soort wereldcollecte tot
stand komen, want dat kan alleen maar op
een enorm grote schaal. Men denkt in de orde
van een half miljard dollar. Hierin heb ik
bemiddeling kunnen verlenen, ook als
president van het Fondatiön Européönne de
la Culture, om Nederlandse deskundigen in te
schakelen. Daar zou voor Nederland een
heleboel werk aan vast kunnen zitten."
Hoe staat u tegenover reizen naar
Oost-Europa en naar Indonesië?
,,Ik zou zeker reizen naar Oost-Europa
willen maken, maar dat kan alleen in overleg
met de Nederlandse regering. Naar Indonesië*
ga ik graag, liever vandaag dan morgen, maar
ook dat is een kwestie van regeringsbeleid.
Men heeft wel eens voorgesteld dat ik zal gaan
als president van het. World Wildlife Fund,
maar ook dat kan niet."
„Overigens is een voorgenomen reis naar
Indonesië mij al enkele malen ontgaan. In
1939 werd Beatrix geboren; in 1940 haalde
de oorlog een streep door de plannenin 1942
waren de Japanners ons te vlug af; in 1945
kon dat uit politieke overwegingen ook al
niet."
(Enkele dagen na dit interview verklaarde
een woordvoerder van de R. V.D., dat „er in
het algemeen in beginsel geen bezwaar is
tegen een bezoek van de Prins aan Indonesië.
Maar zo 'n bezoek vergt de mdige voorberei
ding via de officiële kanalen.Van
Indonesische zijde is inmiddels verklaard dat
prins Bernhard te allen tijde welkom is in
Indonesië. -Red.)
- Hoe staat u tegenover de uitdaging van
het buitenlandse bedrijfsleven, zowel in
Nederland als op de buitenlandse markten?
„Ik geloof dat het kleinere bedrijfsleven in
alle Europese landen zich zou moeten
bundelen, maar niet alleen het kleinere, maar
ook het middelgrote en zelfs de grote
bedrijven, maar die zijn dan zeer gespeciali
seerd."
„Als men niet inziet dat men tegenover dat
buitenlandse bedrijfsleven groter moet
worden en moet samenbundelen, acht ik dat
levensgevaarlijk. Daarbij zou men niet alleen
naar Amerikaanse ondernemingen moeten
kijken. Men vergeet wel eens dat er in Europa
Amerikaanse bedrijven zijn, die het niet zo
goed doen. Dat zie je bijvoorbeeld in Italië en
ook wel een beetje in Engeland. Dat komt
omdat die Amerikaanse ondernemingen zich
dan niet hebben aangepast aan het Europese
klimaat."
„Een voorwaarde voor een internationale
bundeling is dat men naar een gestandaardi
seerde wetgeving in de E.E.G. moet, zowel op
zakelijk als op sociaal gebied. Daarbij moeten
dan bepalingen tot stand komen tegen zekere
monopolieposities.
Ziet u nog mogelijkheden bij deze hele
internationalisatie voor het kleinere bedrijf?
„Veel ondernemingen moeten zich bewust
worden van de noodzaak tot toenemende
internationalisatie. Daarnaast zal het kleinere
bedrijf zeker kunnen voortbestaan, mits het
zich specialiseert. Bij die internationalisatie
dient men veel meer kostenbewust te worden.
Wanneer bepaalde produkten elders goed
koper worden gemaakt en evengoed van
kwaliteit zijn, dan moet men die dan ook daar
kopen. Zo weet ik toevallig uit het
hotelbedrijf dat men door een internationaal
gerichte inkoop veel economischer kan
werken."
veel belang. Steeds meer mensen zijn door
hun werk genoodzaakt een zittend bestaan
te lijden en „als ze niet oppassen gaan ze
eraan dood". Het is zeker niet zonder re
den, dat de Nederlandse Sport Federatie
enige tijd geleden heeft besloten tot het
organiseren van de z.g. Trimactie, die er
op gericht is de volwassenen te activeren
en te stimuleren tot het, zij het in be
perkte mate, doen aan sport.
Het gehandicapte kind, dat steeds de
warme belangstelling heeft van profes
sor Rijsdorp, kan ook de voordelen van de
sport ondervinden. Op onze scholen is het
vak lichamelijke opvoeding in hoofdzaak
afgestemd op het gezonde kind, maar het
zou meer dan de moeite waard zijn om te
onderzoeken, of er via de sport geen mo
gelijkheden zijn om te komen tot een le
vensverruiming juist voor die kinderen.
En daarmee is het terrein nog lang niet
afgebakend. Professor Rijsdorp is van me
ning, dat er ook op wat hij noemde het
randgebied veel belangrijk werk kan wor
den verricht. Hij dacht daarbij onder meer
aan de bewegingstherapie in psychiatri
sche inrichtingen. De mens verraadt zich
in zijn bewegingen veel meer dan in zijn
woorden, waarachter hij zich nog kan ver
schuilen.
Allang is men tot de conclusie geko
men, dat beweging niet alleen betekent
een verandering van lichaamsdelen ten
opzichte van elkaar. In het bewegen komt
het gedrag van de mens voor een heel
groot gedeelte tot uiting en daarom is de
bestudering van de beweging het bestude
ren van de mens zelf.
Geloof niet, zo verklaarde professor Rijs
dorp, dat de invoeging van de wetenschap
van de lichamelijke opvoeding bij het uni
versitair onderwijs betekent, dat de li
chamelijke opvoeding en de sport nu al
leen maar moeten worden ge
leid door mensen met een universitaire op
leiding. We zouden het niet kunnen stellen
zonder de mensen met de praktische er
varing en de motorische begaafdheid, die
bijzonder veel belangrijk werk verrichten.
Zij zullen onmisbare schakels blijven.
Maar de wetenschap kan wel veel voedsel
aandragen voor vergroting van de ken
nis en het inzicht van de practici.
Professor Rijsdorp zei ten slotte, dat de
instelling van deze nieuwe leerstoel zal
moeten leiden tot de mogelijkheid van een
doctorale studie. Niet elke leraar of sport-
leider zal doctoraal examen behoeven te
doen, maar wel moet de mogelijkheid be
staan mensen te vormen en op te leiden
tot een voedsel aandragende bovenlaag
Professor Rijsdorp zal daarvoor ongetwij
feld het zijne doen.