NEDERLAND HEEFT HOOGLERAAR VOOR LICHAMELIJKE OPVOEDING Ook vrij etij dsbesteding moet geleerd worden Prof. dr. K. Rijsdorp Wie is Klaas Rijsdorp Nauwe verwantschap School en vrije tijd Randgebied Niet alleen VERVOLG INTERVIEW PRINS BERNHARD Te voorzichtig Slecht moment Goede contacten Orders Dicht bij huis Slechte ervaring Oost-Europa Bundeling Specialisering „goede persoonlijke contacten Tijdens de gisteren in Nijmegen gehouden jaarvergadering van de Koninklijke Nederlandse Vereniging van Leraren en On derwijzers in de Lichamelijke Opvoeding heeft dr. W. van Zijll, algemeen secretaris van de Nederlandse Sport Federatie, de benoeming bekend gemaakt van doctor Klaas Rijsdorp tot bijzonder hoogleraar in de wetenschap van de lichamelijke opvoeding aan de faculteit van sociale wetenschappen van de Rijksuniversiteit te Utrecht. Professor Rijsdorp is daarmee de eerste hoogleraar in de lichamelijke opvoeding in ons land. In deze tijd, waarin lichamelijke opvoeding en sport een steeds belangrijker plaats gaan innemen in het menselijk be staan, waarin dagelijks wordt gesproken over medische en sociale begeleiding in de sport, kan men deze benoeming zon der twijfel van historische betekenis noemen. Al ver voor de oorlog waren talrijke andere landen ons ver vooruit in het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de lichamelijke opvoeding. Er is tegenwoordig in ons land wel sprake van begeleiding in de sport, maar die begeleiding is in hoofdzaak voortgekomen uit ervaring. Dr. Van Zijll merkte gisteren op, dat het brengen van de sport in de sfeer van de universiteit nieuwe perspectieven opent, in het bijzonder voor steun bij de oplossing van problemen rond de sport, integra tie van de sport in de samenleving en intensivering van de ontmoeting tussen lichamelijke opvoeding en sport. In februari 1960 reeds werd een Commissie Universitaire Op leiding Lichamelijke Opvoeding gesticht, die in 1962 een po sitief advies uitbracht met betrekking tot deze opleiding. Als vervolg daarop werd in 1967 de Stichting Wetenschap van de Lichamelijke Opvoeding en de Sport opgericht, waarin parti cipeerden de Koninklijke Nederlandse Vereniging van Lera ren en Onderwijzers in de Lichamelijke Opvoeding, de Katho lieke Vereniging van Leerkrachten in de Lichamelijke Oefe ning „St. Thomas van Aquino" en de Nederlandse Sport Federatie. Na uitvoerige besprekingen en beraadslagingen besloot deze stichting over te gaan tot benoeming van een bijzonder hoogleraar in de wetenschap van de lichamelijke opvoeding, waarvoor professor Klaas Rijsdorp werd aange zocht. Tevoren waren daarvoor natuurlijk de nodige stappen bij de bevoegde instanties genomen. Het was een bijzonder opgewekte en tevreden professor Rijsdorp, die ons ver klaarde, dat hij de instelling van de nieuwe leerstoel aan de Utrechtse uni versiteit een erkenning van de wetenschap van de lichamelijke opvoeding in ons land vond. Hij sprak van een verheugend en historisch feit, dat zonder enige twij fel een beginpunt kan worden genoemd. „Geloof niet", zo zei hij, „dat deze functie zich alleen bepaalt tot het doce ren. Minstens even belangrijk is het, dat er nu gelegenheid komt tot „veldverken- nen", tot het onderzoek van de vraag in hoeverre de wetenschap van de lichame lijke opvoeding een vaste plaats zal kun nen krijgen in het totaal der universitaire opleidingen en in hoeverre de lichame lijke opvoeding kan worden bevorderd en gecoördineerd". Uit deze opmerkingen van professor Rijs dorp blijkt al heel duidelijk, dat hij zich zelf weer een omvangrijke en uitvoerige taak heeft gesteld. Natuurlijk hoopt hij op een gunstige en voorspoedige ontwikkeling. Zijn gedachten gaan reeds nu uit naar een interfaculteit, waarbij zowel de sociaal-wetenschappelij ke als de medische faculteit een flinke in breng zullen moeten hebben. Tenslotte ligt het gehele probleem van de lichamelijke opvoeding zowel In 't sociaal-wetenschap pelijke als in het medische vlak. Duidelijk stelde hij, dat er in zijn nieuwe functie twee kanten zijn, die de nodige aandacht verdienen, namelijk allereerst de opleiding van topkader en vervolgens het onderzoek, dat op het gebied van de lichamelijke opvoeding zal moeten worden verricht. De wetenschappelijke kant heeft echter ook weer twee zijden, namelijk de theoretische vorming en de vergroting van de theoretische kennis. Daarbij moet na tuurlijk het ene aspect het andere onder steunen. De samenstelling van de Stichting We tenschap van de Lichamelijke Opvoeding en de Sport toont wel heel duidelijk aan, aldus prof. Rijsdorp, dat er tussen lichamelijke opvoeding en sport een nauwe verwantschap bestaat. Natuurlijk moet er tussen beide begrippen onderscheid ge maakt worden, maar de begrippen zijn eigenlijk zonder elkaar niet denkbaar. Het zijn feitelijk twee kanten van een en de zelfde zaalL waarbij 't begrip lichamelijke opvoeding wel voor zichzelf spreekt en de sport meer in de recreatieve sfeer dient te worden gezien. De sportpedagogiek is in onze tijd niet meer weg te denken uit de lichamelijke opvoeding. Als de school een open oog heeft voor de ontwikkeling van de maatschappelijke structuur, dan zal die school ook zien en beseffen, dat in de maatschappelijke struc tuur de sport een steeds belangrijker plaats gaat innemen. Professor Rijsdorp keek bedachtzaam naar zijn tot een peukje ver brande sigaar toen hij na een moment stilte opmerkte: „Terwijl men vroeger de school zag als een voorbereiding op de ar beid dient men haar nu te zien als 'n voor bereiding op de arbeid èn op de vrije tijdsbesteding". Professor Rijsdorp ging op deze zaak dieper in toen hij als zijn mening uit sprak, dat de sport als bewegingscreatie uiterst belangrijk is voor het behoud van de speeldrang bij de jeugd. Juist de jeugd wordt in deze tijd tengevolge van de steeds verdere uitbouw der steden beperkt en be knot in haar speeldrang omdat er te wei nig mogelijkheden overblijven. Maar niet alleen voor de jeugd, ook voor de volwassenen is de sport van bijzonder Professor Klaas Rijsdorp is 57 jaar gele den geboren in Apeldoorn, maar ver huisde al op jeugdige leeftijd naar el ders. Men ziet hem zijn leeftijd be paald niet aan. Nog altijd is hij bijzon der vitaal en kan hij zich met enorm enthousiasme inzetten voor de taken, die hy zichzelf heeft gesteld. En dat zyn er nogal wat. Het is welhaast on mogelijk om in kort bestek een over zicht te geven van de vele activiteiten, die hij heeft ontplooid en van de talrij ke functies, die hij heeft vervuld. Voor al op het gebied van het onderwijs heeft hij zijn sporen ruimschoots ver diend. Professor Rijsdorp is altijd wat men noemt een studiekop geweest en is on der meer in het bezit van de m.o.aktes lichamelijke opvoeding, staatsinrichting en pedagogiek. De lichamelijke opvoe ding had echter altijd zijn bijzondere interesse en belangstelling. Aan de Aca demie voor Lichamelijke Opvoeding in Amsterdam deed hij examen Voortge zette Studie Lichamelijke Opvoeding, vervolgens behaalde hij de Staatsbe- voegdheid Heilgymnastiek en Massage en tenslotte deed hij licentiaatsexamen lichameiyke opvoeding aan de Katholie ke Universiteit in Leuven, waar hij kort daarna promoveerde tot doctor in de Lichamelijke Opvoeding op een dis sertatie getiteld: „Sport als jong-men- selijke activiteit". In alle lagen van het Nederlande onder wijs, van het kleuteronderwijs tot het academisch onderwijs, vervulde hij functies. Hij was leraar lichamelijke opvoeding aan lagere scholen en scho len voor voortgezet, middelbaar en nij- verheidsonderwys. Hy doceerde staats inrichting aan de leerlingen van een HBS en aan een opleidingsinstituut voor staatsinrichting. Daarna werd hij lec tor aan de Universiteit van Indonesië, waar hij colleges gaf in theorie en di- daktiek van de lichamelijke opvoeding. Na terugkeer in Nederland werd hij ge meentelijk inspecteur van het onderwijs te 's-Gravenhage. En weer kwam hij terecht bij de lichamelijke opvoeding toen hij eerst docent en daarna rector werd van de Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding met als doceer- vakken pedagogiek, gymnologie (we tenschap van de lichamelijke opvoe ding) en psychologie van de gehandi capte mens. Professor Rijsdorp vervult, naast zijn drukke dageiykse bezigheden, nog tal rijke nevenfuncties en vond desondanks nog tijd voor het schrijven van talrijke boeken, brochures en artikelen over de meest uiteenlopende onderwerpen, waarvan echter de lichamelijke opvoe ding toch weer het merendeel vormde. „Overigens is het wel duidelijk dat in het algemeen de arbeidsproduktiviteit hier en daar beslist achteruit is gegaan. Maar al is de mentaliteit van het bedrijfsleven verbeterd, de omstandigheid dat er nog geen verzeke ring is tegen politieke risico's, dus weer dat gezamenlijke verzekeringsfonds, verhinderde veel bedrijven zich bijvoorbeeld in de ont wikkelingslanden te ontplooien." vEr zijn echter verschillende tekenen die wijzen op ernstige pogingen om de zaak te veranderen. De Nederlandse bedrijven doen nog een beetje schuchter met investeringen, bijvoorbeeld m Zuid-Amerika." - 2ou ons land ter ondersteuning van ons bedrijfsleven in het buitenland meer kunnen en moeten doen, en hoe ziet u in dit verband de positie van onze ambassades? „Ik geloof dat men op de vertegenwoor diging van ons bedrijfsleven in het buiten land de laatste jaren veel en veel meer attent is geworden. In de Centrale kamer van handelsbevordering bijvoorbeeld is men tot een veel grotere samenwerking gekomen door hun activiteiten te bundelen mét die van de Kamers van Koophandel en de zogenaamde landenkamers tot een Nationale Raad." „Het ministerie van buitenlandse zaken ziet voor de ambassades, in samenwerking rnet het ministerie van economische zaken, op het gebied van de Nederlandse exportbe vordering eveneens een taak. De ambassades helpen de zakenman steeds meer. Die zaken man gebruikt de ambassades ook in toene mende mate." „Ik heb de overtuiging dat die ambassades zeker niet eng van begrip zijn. Ik betwijfel zelfs of men meer kan vragen dan wat de ambassades vandaag doen. Daarbij zijn er uiteraard verschillende gradaties." „Maar waar ik naar toe wil, en ik zie dat als mijn ideaal, is dat er in elk land een man komt te zitten, die uitsluitend probeert orders voor de Nederlandse industrie aan te trekken. Die man zou uitgebreide contacten in zijn gebied moeten hebben en hij zou bij het ver Krijgen van aanvragen, die moeten doorspelen naar Nederland. Ik denk dan bierbij onder meer aan de Centrale kamer van handelsbevordering." „De Centrale kamer zou dan op een lijst moeten nagaan welke bedrijven voor een bepaalde order in aanmerking zouden kun nen komen. Ik geloof dat men zo zou moeten werken en ik hoop dat dan te eniger tijd dat apparaat zo zou gaan draaien." - Om mg eens terug te komen op de overheidssteun aan ons bedrijfsleven: Bent u van mening dat wij op dat punt te zuinig zijn? De Prins, trekkend aan een van de drie pijpen, die hij voortdurend tijdens ons ge sprek verwisselt, zegt: „Ik geloof dat wij in perioden waarin wij wel goed in ons geld zaten, te voorzichtig zijn geweest en dat wij in het verleden veel meer hadden kunnnen en moeten doen. De laatste paar jaar ligt dat een beetje moeilijk. Het lijkt mij dat wij op dit ogenblik, nu overspanning dreigt, wel voorzichtig moeten zijn. „Een heel typisch geval van verkeerde zuinigheid was kort na de oorlog. Toen kwam de Duitse vliegtuigbouwer, professor Focke, de man van de vliegtuigfabriek Focke Wulff, bij mij met een geweldig plan. Hij was er door de nazi's uitgewerkt. Hij toonde mij een plan voor de ontwikkeling van een vliegtuig datJrechtop kon stijgen en landen. Zijn idee heb ik aan Nederlandse deskundigen voorgelegd, maar die be schouwden het als een beetje te fantastisch." .Professor Focke wilde een miljoen gulden hebben voor de ontwikkeling van dat plan. Ik heb een minister gevraagd dat miljoen op tafel te leggen, maar hy ging af op het afwiizende advies van de deskundigen. Ook uit particuliere bronnen lukte het niet het geld bij elkaar te krijgen. Onze vliegtuigfabriek Fokker zou er eenter een enorme markt voor hebben kunnen ontwikkelen, maar de verkeerde adviezen gaven helaas de door slag." „Professor Focke wilde zelfs ons land het patent op zijn vinding geven als een persoonlijk gebaar van vriendschap, een soort persoonlijke „Wiedergutmachung*' voor wat de nazi's Nederland hadden aangedaan." Met een gebaar van teleurstelling zegt prins Bernhard nu: „Op het ogenblik zijn er al vier van dergelijke vliegtuigen met draaibare vleugels, pre cies zoals Focke die had ge dacht. Wij hadden zulk een vliegtuig al in 1947 kunnen hebben. Maar natuurlijk was het in 1946, zo direct na de oorlog, wel een heel slecht moment om een miljoen bij elkaar te krijgen." „Daar tegenover moet ik echter zeggen dat de Neder landse regering Fokker toch ook enorm geholpen heeft. Toen Fokker praktisch op zijn rug lag, heeft de rege ring een jaar voor de plan ning voor dè luchtmacht de Fokker F-27, de Friendship, besteld. Dat heeft niet al leen Fokker aan werk gehol pen, maar heeft het vertrou wen van het buitenland in het toestel zo versterkt, dat daarop de buitenlandse or ders binnenstroomden." Uw echte zogenaamde goodwill-reizen zijn in 1950 begonnen Wat zijn, deze periode overziende, uw erva ringen geweest? Bladerend in zijn logboek waarin alle reizen zijn opge tekend en glunderend bij de herinnering aan grappige en wonderlijke gebeurtenissen, zegt de Prins: „Die eerste reis, onder meer naar Mexico, had al gauw de eerste Nederlandse exporttentoonstelling in Mexico tot gevolg. Er gingen 36 zakenlieden mee, waarbij mij verzoent werd de opening te verrichten. Het werd een succes." „In Venezuela had ik nog een wonderlijke ervaring. Venezuela had scnepen nodig voor de marine en ik kreeg de vraag voorgelegd of Nederland die niet zou kunnen bouwen. Ik heb naar huis geseind dat hier de mogelijkheid bestond voor een grote exportorder. Men geloofde eerst niet aat ik zulk een zaak zou unnen aanbrengen. Daarop heeft heeft men een telegram gezonden naar onze ambassade in Venezuela om nadere informaties." ,,Nu lag onze ambassade toen niet zo goed bij de Venezolaanse regering. Aan goede persoonlijke contacten ontbrak het nog al eens. Toen dan ook de Nederlandse vertegenwoordiging werd'ingeschakeld, liep de hele zaak mis en ging de scheepsbouworder naar Engeland. Daar neb je nu zo'n typisch geval waarbij iets mis kan lopen door gebrek aan goede persoonlijke verhoudingen. Ik vind die zaak in Venezuela een van de wonderlijkste dingen die ik heb meegemaakt. Het bewijst hoe belangrijk goede persoonlijke contacten zijn. Ik geloof dan ook dat het in de eerste plaats op de mens aankomt en dat men elkaar goed moet leren kennen en begrip voor elkaar moet hebben." „Als gevolg van mijn reizen zijn dacht ik veel orders voor de Nederlandse industrie binnengekomen." „Mkar men moet hier één ding goed begrijpen, namelijk dat er verschil in mentaliteit kan zijn met.de mensen, met wie men onderhandelt over orders. Ik heb een keer een verzoek gekregen van een Nederlandse ondernemer om te gaan praten met de president van Mexico. De betrokkene had als voorwaarde gesteld, dat hij van de president binnen twee dagen een beslissing moest hebben. Ik heb dat ronduit geweigerd. Men kan nu eenmaal de mensen in verre vreemde landen niet bezien door de bril waarmee uien de eigen binnenlandse contacten bekijkt. Men kan niet de toestand in eigen land projecteren tegen die in het buitenland." „Uit mijn reizen zijn ook vestigingen, ondernemingen en zogenaamde joint ventu res in verschillende Afrikaanse landen voortgekomen." - Op de lijst van uw reizen zie ik alleen landen van ver overzee. Hebt u niet dergelijke reizen ook dichter bij huis gemaakt? „Jazeker. Daar tussendoor heb ik een groot aantal reizen gemaakt naar Italië, Frankrijk, Engeland, Zweden en sinds de laatste twee jaar ook naar Duitsland. Naar België ga ik betrekkelijk weinig, maar met België zijn de contacten al zo uitgebreid en voortreffelijk, dat een verdere oriëntatie niet direct nodig is" „Ook in Zweden heb ik veel contacten. Hieruit is bijvoorbeeld een samenwerking van de K.L.M. met de SAS en de Swissair tenslotte gegroeid." Dat het [ook wel eens kan mislopen is gebleken bij het laatste staatsbezoek van de Prins aan Mexico. „Ik had daar zeker tien belangrijke projecten. Nederlandse bedrijven wilden dat ik uitvoerig over een aantal punten zou gaan praten. Erbestond van beide zijden enorme belangstelling. Maar plotseling kwam Frank rijk een streep door de rekening halen, doordat de Franse regering aan Mexico een lening verstrekte op zulke voorwaarden, dat wij daar niet tegenop konden. Zo zijn negen van de tien zaken onze deur voorbij gegaan." „Of wij wellicht te zuinig zijn geweest is een punt dat ik niet wil beoordelen. Dat is een kwestie van het kabinet en ik kan natuurlijk het hele beleid niet overzien. Ik weet niet hoeveel geld de regering voor bepaalde projecten ter beschikking heeft." - Beseft men in ons land wel het belang van de reizen die u maakt en van uw positie als goodwill-ambassadeur? De Prins lacht en zijn secretaris wijst ons later op de vele dossiers volgepakt met informaties. „Zodra uitlekt dat ik naar land A of land B ga, komt er hier meestal een hele lijst van vragen en verlangens. Dat is bij elk bezoek. Meestal wordt pas kort voordat ik vertrek aan mijn reis bekendheid gegeven, anders zou ik helemaal worden overstelpt. Maar de brieven die mij niet bereiken, worden dan wel naar onze ambassades in het bezoekende land gestuurd en als ik aankom, dan krijg ik van onze ambassadeur nog een heel pak post met verzoeken of ik niet eens naar die of die minister zou kunnen gaan en over een be paalde moeilijkheid zou kunnen praten." „In het algemeen krijg ik bij al mijn reizen, officieel, informeel of privé van het ministerie van economische zaken altijd wel een lijstje verlangens mee. Voor ik vertrek laat ik nagaan: Wat hebben jullie nu? Ik denk er wel eens over om, wanneer ik weer een grote reis ga maken, juist vanwege de follow-up nog iemand te nemen, bij voorkeur van Economische Zaken." Dat het op de mens in de zakelijke contacten aankomt, toont ook een slechte ervaring die prins Bernhard in Mexico heeft gehad. „Op verzoek van Nederlandse bedrijven had ik daar een heleboel op elk gebied te doen. Er zat beslist muziek in. Ik heb toen aangedrongen op de vorming van een initiatiefcomité Nederland-Mexico, opdat kansen direct zouden kunnen worden aangegrepen, maar er is toen niets van terecht gekomen." „Eerst werd een comité Mexico-Nederland in Mexico opgericht. Daarna moest er in Nederland een daarmee samenwerkend comité Nederland-Mexico worden gesticht teneinde uiteindelijk een vaste vertegenwoor diger van het Nederlandse bedrijfsleven in Mexico te krijgen. Maar dat is nog steeds in bewerking. Het teleurstellende is dat het naar mijn memng te lang duurt." „Ik heb op iedere reis zaken gedaan. Zelfs als wij mgt vakantie in Italië zijn heb ik vaak nog besprekingen met officiële instanties en mensen uit het bedrijfsleven." „Men is nu in Italië bezig met een plan om Venetië van de ondergang in het water te redden. Gezien de enorme bedragen die daarmee gemoeid zijn, moet dat een wereldomvattende zaak worden, zoals met de beroemde tempels van Aboe Simbel in Egypte. Er moet een soort wereldcollecte tot stand komen, want dat kan alleen maar op een enorm grote schaal. Men denkt in de orde van een half miljard dollar. Hierin heb ik bemiddeling kunnen verlenen, ook als president van het Fondatiön Européönne de la Culture, om Nederlandse deskundigen in te schakelen. Daar zou voor Nederland een heleboel werk aan vast kunnen zitten." Hoe staat u tegenover reizen naar Oost-Europa en naar Indonesië? ,,Ik zou zeker reizen naar Oost-Europa willen maken, maar dat kan alleen in overleg met de Nederlandse regering. Naar Indonesië* ga ik graag, liever vandaag dan morgen, maar ook dat is een kwestie van regeringsbeleid. Men heeft wel eens voorgesteld dat ik zal gaan als president van het. World Wildlife Fund, maar ook dat kan niet." „Overigens is een voorgenomen reis naar Indonesië mij al enkele malen ontgaan. In 1939 werd Beatrix geboren; in 1940 haalde de oorlog een streep door de plannenin 1942 waren de Japanners ons te vlug af; in 1945 kon dat uit politieke overwegingen ook al niet." (Enkele dagen na dit interview verklaarde een woordvoerder van de R. V.D., dat „er in het algemeen in beginsel geen bezwaar is tegen een bezoek van de Prins aan Indonesië. Maar zo 'n bezoek vergt de mdige voorberei ding via de officiële kanalen.Van Indonesische zijde is inmiddels verklaard dat prins Bernhard te allen tijde welkom is in Indonesië. -Red.) - Hoe staat u tegenover de uitdaging van het buitenlandse bedrijfsleven, zowel in Nederland als op de buitenlandse markten? „Ik geloof dat het kleinere bedrijfsleven in alle Europese landen zich zou moeten bundelen, maar niet alleen het kleinere, maar ook het middelgrote en zelfs de grote bedrijven, maar die zijn dan zeer gespeciali seerd." „Als men niet inziet dat men tegenover dat buitenlandse bedrijfsleven groter moet worden en moet samenbundelen, acht ik dat levensgevaarlijk. Daarbij zou men niet alleen naar Amerikaanse ondernemingen moeten kijken. Men vergeet wel eens dat er in Europa Amerikaanse bedrijven zijn, die het niet zo goed doen. Dat zie je bijvoorbeeld in Italië en ook wel een beetje in Engeland. Dat komt omdat die Amerikaanse ondernemingen zich dan niet hebben aangepast aan het Europese klimaat." „Een voorwaarde voor een internationale bundeling is dat men naar een gestandaardi seerde wetgeving in de E.E.G. moet, zowel op zakelijk als op sociaal gebied. Daarbij moeten dan bepalingen tot stand komen tegen zekere monopolieposities. Ziet u nog mogelijkheden bij deze hele internationalisatie voor het kleinere bedrijf? „Veel ondernemingen moeten zich bewust worden van de noodzaak tot toenemende internationalisatie. Daarnaast zal het kleinere bedrijf zeker kunnen voortbestaan, mits het zich specialiseert. Bij die internationalisatie dient men veel meer kostenbewust te worden. Wanneer bepaalde produkten elders goed koper worden gemaakt en evengoed van kwaliteit zijn, dan moet men die dan ook daar kopen. Zo weet ik toevallig uit het hotelbedrijf dat men door een internationaal gerichte inkoop veel economischer kan werken." veel belang. Steeds meer mensen zijn door hun werk genoodzaakt een zittend bestaan te lijden en „als ze niet oppassen gaan ze eraan dood". Het is zeker niet zonder re den, dat de Nederlandse Sport Federatie enige tijd geleden heeft besloten tot het organiseren van de z.g. Trimactie, die er op gericht is de volwassenen te activeren en te stimuleren tot het, zij het in be perkte mate, doen aan sport. Het gehandicapte kind, dat steeds de warme belangstelling heeft van profes sor Rijsdorp, kan ook de voordelen van de sport ondervinden. Op onze scholen is het vak lichamelijke opvoeding in hoofdzaak afgestemd op het gezonde kind, maar het zou meer dan de moeite waard zijn om te onderzoeken, of er via de sport geen mo gelijkheden zijn om te komen tot een le vensverruiming juist voor die kinderen. En daarmee is het terrein nog lang niet afgebakend. Professor Rijsdorp is van me ning, dat er ook op wat hij noemde het randgebied veel belangrijk werk kan wor den verricht. Hij dacht daarbij onder meer aan de bewegingstherapie in psychiatri sche inrichtingen. De mens verraadt zich in zijn bewegingen veel meer dan in zijn woorden, waarachter hij zich nog kan ver schuilen. Allang is men tot de conclusie geko men, dat beweging niet alleen betekent een verandering van lichaamsdelen ten opzichte van elkaar. In het bewegen komt het gedrag van de mens voor een heel groot gedeelte tot uiting en daarom is de bestudering van de beweging het bestude ren van de mens zelf. Geloof niet, zo verklaarde professor Rijs dorp, dat de invoeging van de wetenschap van de lichamelijke opvoeding bij het uni versitair onderwijs betekent, dat de li chamelijke opvoeding en de sport nu al leen maar moeten worden ge leid door mensen met een universitaire op leiding. We zouden het niet kunnen stellen zonder de mensen met de praktische er varing en de motorische begaafdheid, die bijzonder veel belangrijk werk verrichten. Zij zullen onmisbare schakels blijven. Maar de wetenschap kan wel veel voedsel aandragen voor vergroting van de ken nis en het inzicht van de practici. Professor Rijsdorp zei ten slotte, dat de instelling van deze nieuwe leerstoel zal moeten leiden tot de mogelijkheid van een doctorale studie. Niet elke leraar of sport- leider zal doctoraal examen behoeven te doen, maar wel moet de mogelijkheid be staan mensen te vormen en op te leiden tot een voedsel aandragende bovenlaag Professor Rijsdorp zal daarvoor ongetwij feld het zijne doen.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 14