Vertel
het
uw kinderen
Heel veel
positiefs
gaf Pasen ons?
Over studieloon, gezag en revolutie
PROF. DR. J. DE GRAAF:
wBSBSTu
Zondagsschoolvereniging
komt met een nieuw idee
TER OVERDENKING
Het klinkt wat vreemd uit de mond van iemand die directeur is
van een organisatie die aJ meer dan honderd jaar zondagsschool-
werk bedrijft, maar toch heeft de heer Jac. J. Sinnema gelijk als
hij stelt: „Ouders en kinderen moeten samen bezig zijn met de
bijbel. De religieuze opvoeding behoort plaats te vinden in het
gezin en niet op de zondagsschool. De zondagsschool is eigenlijk
een noodwoning!" Om die religieuze opvoeding-thuis beter tot
haar recht te laten komen want de praktijk leert dat heel
wat ouders niet veel afweten van de bijbel en er derhalve niet
veel terecht komt van de godsdienstige opvoeding in de gezin
nen heeft de heer Sinnema iets nieuws ontworpen: een nieuw
bijbels vertel-, kijk- en schetsboek. In de verte zou men het
kunnen vergelijken met een kinderbijbel, maar de opzet is toch
geheel anders. Het is namelijk een bijbel voor het hele- gezin.
Het hele project zal bestaan uit negen delen en elk deel omvat
veertig dagen. Er is niet alleen voor elke dag een vertelling,
maar ook informatie en toelichting voor de ouders (eventueel
onderwijzers), een perspectief dat een bijbelse visie geeft bestemd
voor kinderen en materiaal voor het uitbeelden van het gehoorde
door zelfwerkzaamheid zoals diorama's, kleur-, knip- en vouw
bladen. Dit materiaal is ook los verkrijgbaar zodat men het
boek ook voor meer kinderen in een gezin of voor een hele klas
kan gebruiken. De negen delen zijn stuk voor stuk opgebouwd
rond een bepaald thema. Het eerste deel dat in de herfst zal ver
schijnen, is bestemd voor de adventstijd en het kerstfeest, zo
komt er ook een deel voor de lijdenstijd en het paasfeest, en zo
voorts. De gehele reeks zal in ongeveer vijf jaar voltooid zijn.
Het eerste deel is door de heer Sinnema zelf geschreven in sa
menwerking met mej. C. M. de Vries en het is de bedoeling dat
hij ook de overige acht delen zal redigeren.
Dat de heer Sinnema op deze gedachte gekomen is is niet ver
wonderlijk, want de opzet van het boek sluit nauw aan bij wat
de Nederlandse Zondagsschool Vereniging de laatste jaren ge
wend is te verstrekken aan de bij haar aangesloten zondags
scholen. Want het zondagsschoolwerk mag dan al heel oud zijn'
de toegepaste methodiek is volop van deze tijd.
Eerst een stukje historie. De eerste zondagsschool in Nederland
werd meer dan 125 jaar geleden gesticht, namelijk in Den Haag
in 1533 door de bekende arts uit de Réveilkring Capadose.
Daarvoor waren er ook al zondagsscholen in Engeland waar het
werk was opgezet in een poging om kinderen die in de week
niet in de gelegenheid waren onderwijs te volgen, op zondag
lezen, schrijven en rekenen te leren aan de hand van de bijbel.
In Nederland was de opzet anders: hier werd op de zondags
school uitsluitend onderwijs gegeven in de bijbelse geschiedenis.
Ruim dertig jaar later, op 23 oktober 1865, richtten ds. Adama
van Scheltema, dr. Ph. J. Hoedemaker, Jhr. Weede van Dijkveld
en de heer T. M. Lomarr (ook al een bekende figuur uit de Réveil
kring de zondagsschool in Nederland is duidelijk een kind
van het Reveil!) de Nederlandsche Zondagsschool Vereeniging
op. Nu, na meer dan 100 jaar, bereikt ze iedere week 400.000
kinderen, die de 3300 bij haar aangesloten zondagsscholen be
zoeken. Elke zondag staan er 12.000 onderwijzers en onderwijze-
ressen klaar om deze duizenden kinderen uit de bijbel te ver
tellen. De N.Z.V. is interkerkelijk. Weliswaar zijn de meeste van
de bij haar aangesloten scholen hervormd, maar men vindt onder
haar leden ook gereformeerde, evangelisch-lutherse, doopsgezin
de en vrij-evangelische zondagsscholen en scholen van de
Baptistengemeenten, het Leger des Heils en de Pinkstergroepen.
Dat vindt zeker ook z'n oorzaak in de uitstekende aanpak, want
men heeft heel goed begrepen dat de oude wijze van vertellen
niet meer past in een tijd van visuele hulpmiddelen. Het flanel
bord bewijst uitstekende diensten, de liederenbundel „Wie zingt
mee?", wordt grondig herzien en daarbij schrikt men niet voor
experimenten terug. Maar het onderwijs, de bijbelvertelling, hoe
dan ook gegeven, is centraal gebleven en het lied evenzeer. Als
het maar liederen zijn die de kinderen kunnen begrijpen
.kinderen moeten niet te grote woorden in de mond nemen",
vindt de heer Sinnema.
Belangrijkste taak van de N.Z.V. is de instructie aan ander-
wijzers en onderwijzeressen. Daartoe wordt een maandblad uit
gegeven: „Kind en Zondag" waarin materiaal wordt verstrekt
voor de bijbelvertelling. Men onderscheidt drie groepen leer
lingen: de kleuters van vier tot zes jaar, de kleinen van zes tot
acht jaar en de groten van negen tot twaalf jaar. Iedere week
wordt er voor een van de drie groepen een volledig uitgewerkte
vertelling gegeven en voor de andere twee een vertel-schets.
De uitgewerkte vertelling omvat bijbelse notities, een bijbelse
visie voor de kinderen, een aantal bijzonderheden waarmee de
geschiedenis wordt toegelicht, een orde van dienst en een ver
telling. Voor de twee andere groepen wordt dan, behalve de
vertelschets, alleen een orde van dienst aangeboden. Alle kin
deren krijgen een jaarboekje waarin ze zelf de gehoorde ver
tellingen door middel van expressie kunnen verwerken.
Daar sluit dan dus het nieuwe project bij aan en daarmee gaat
de Nederlandse Zondagsschool Vereniging voort op een weg die
vele tientallen jaren door heilzaam is gebleken. Want er zijn
ontelbaar velen die hun godsdienstige opvoeding enkel en alleen
gekregen hebben via de zondgsschool.
De hiernaast afgedrukte plaat siert het prospectus waarin ieder
wordt opgewekt kennis te nemen van dit nieuwe boek „Vertel
het uw kinderen". Een kleuriger plaat dan wij hier konden
afbeelden maar wie enigermate vertrouwd is met het werk
dat de N.Z.V. verricht, weet dat niets wordt nagelaten om het
voor de kinderen zo attractief (en dus: zo indringend) mogelijk
te maken. De honderdjarige is beslist niet bij zijn tijd achter
gebleven!
STUDENT IN OPSTAND
In de loop van deze maand verschijnt
in de „Kritise Bibliotheek" van de Uit
geverij Van Gennep te Amsterdam
een boek van Ton Regtien, een van
de vooraanstaande „studentenleiders"
In Nederland. „Universiteit in op
stand" is de titel met als verklarend
onderschrift „Europese achtergronden
en de Nederlandse situatie". Dat het
een heel scherpzinnig boek is hebben
de lezers van het tijdschrift „Student"
al kunnen constateren dit blad gaf
namelijk op 12 maart een uittreksel
uit een van de hoofdstukken, voorna
melijk handelend over de samenhang
tussen onderwijs en politiek waaraan
dan tevens het vraagstuk van het stu-
dieloon is gekoppeld. Niet gemakke
lijk te lezen want in deze kringen ge
bruikt men tegenwoordig een jargon
dat met gewoon Nederlands niet zo
heel veel meer gemeen heeft. Eén
voorbeeld: „De atomisering en indi
vidualisering die politiek gezien voor
waarde is om de economische machts
positie van een minderheid te
laten voortbestaan, die atomisering
wordt ingetraind in hef prestatie- en
selectiesysteem dat onderwijs heet".
Na een poosje nadenken vindt u de
diepere gedachte wel... want die is er
echt wel!
We hebben dit uittreksel uit „Universi
teit in Opstand" nog eens doorgele
zen (plus een paar andere artikelen
uit „Student") toen we van onze me
dewerker Rik Valkenburg de derde
aflevering ontvingen van zijn discus
sie-interview met prof. dr. J. de
Graaf. In deze aflevering gaat het
namelijk over de houding van de stu
dent, over zijn (al dan niet vermeend)
recht op studieloon, over zijn kijk op
de samenleving en op de functie van
het gezag binnen die samenleving.
Dat de heer Valkenburg dit onder
werp heeft aangesneden met prof. De
Graaf is welhaast vanzelfsprekend,
want prof. De Graaf is hoogleraar,
hoor/ dus tot de universitaire wereld
die zo in beroering is, èn ethi
cus, docent in de ethiek aan de theo
logische faculteit in Utrecht. In die
functie kan hij al evenmin om de vra
gen heen die de studenten opwerpen,
want het z\jn dan wel dikwijls vra
gen die met politiek te maken heb
ben, maar het antwoord erop zal /och
eerst in de ethiek gevonden moeten
worden, in het vlak van de rechtvaar
digheid, de bijbelse gerechtigheid zo
men wil.
We willen op de zeer positieve benade
ring van dit vraagstuk door prof. De
Graaf niet vooruit lopen men vindt
zijn mening hiernaast afgedrukt. Wel
ljjkt het ons voor een goed begrip nut
tig enkele meningsuitingen zoals we
die in „Student" hebben gevonden,
hieronder weer te geven. Daaruit zal
namelijk duidelijk worden dat er
(ook) in de studentenwereld dikwijls
sprake is van een begripsverwarring:
men zegt wel hetzelfde, gebruikt wel
dezelfde woorden, maar men bedoelt
niet hetzelfde. Treffend wordt dit ge
ïllustreerd door Regtien, die heel dui
delijk weet te maken dat wat hij on
der studieloon verstaat toch heel wat
anders is dan meer gematigde be
schouwers als prof. De Graaf hieron
der verstaan. Want van het „honora
rium in overeenstemming met hun
prestaties" van prof. De Graaf wil
Regtien helemaal niets weten.
Dit schrijft Regtien: „Het is zeer goed
individuele betaling van een indivi-
dueleprestatie, maar een collectieve
betaling van een collectieve prestatie.
Studieloon, een betaling van de kosten
van levensonderhoud, moet dan ook
geëist worden als collectieve betaling
van een collectieve prestatie. De gelij
ke verdeling van de collectiev beta
ling aan e afzonderlijke studerenden,
is, een taak van de studerenden zelf.
Hiermede sluit dit revolutionaire con
cept van studieloon aan bij een te ver
werven gedemocratiseerd beheer en
beleid in de onderwijsinstellingen:
zelfbeheer en projectonderwijs". Al
dus Ton Regtien in „Universiteit in
Opstand".
Uit het bovenstaande is al wel af te
lezen dat Regtien niet veel goede
woorden heeft over onze samenleving
naar „technocratisch model!" Dat
zelfde onbehagen komt nog veel dui
delijker naar voren in een artikel van
Abram de Swaan, eveneens afgedrukt
in het nummer van „Student" van 12
maart. De Swaan maakt de balans
op van wat in de laatste jaren door
de jeugd bereikt is, „de nieuwe gene
ratie die zich tegen het eind van de
jaren vijftig begon af te tekenen door
een eigen vermaakspatroon en een
eigen levensstijl en die in het begin
van de jaren zestig doordrong in de
politieke arena". Een voor hem niet
bijzonder bemoedigende balans: „Nu
in 1969, heeft de jeugdpolitiek over de
hele wereld verandering gebracht,
maar de wereld is daarmee nog niet
veranderd. Op dit moment overheerst
in Europa en Amerika een gevoel van
desillusie, teleurstelling en verbete
ring".
Hoe komt dat? „De meesten van ons
hebben nog niet definitief gekozen tus
sen confrontatie binnen of terugtocht
uit de politieke arena. In elk geval
wil niemand terug in de oude pasvorm
van bestaande instellingen en geves
tigde gezagsverhoudingen om alleen
maar te slikken wat hem wordt voor
geschoteld. De meeste mensen hebben
een baantje en gaan door met hun
studie. En de energie waarmee de
jeugdschok eens losbarstte dreigt nu
geleidelijk teloor te gaan". En ver
der: „Ons verzet tegen de omringen
de maatschappij is niet in de eerste
plaats ingegeven door een groepsbe
lang, bepaald door de sociale situatie
van de leden van de groep. Het is
„stijl-oppositie" gericht op de univer
sele waarden en daarom zijn er ook
geen grenzen of richtlijnen voor de
politieke actie af te lezen uit onze fei
telijke sociale situatie. En zodoende
raken de meesten van ons theoretisch
oververhit en praktisch onderkoeld".
Niemand zal willen ontkennen dat dit
een uiterst scherpzinnige ontleding is
van de huidige situatie. En scherp
zinnig is ook het „revolutionaire plan"
dat De Swaan op zijn beschouwing
laat volgen en dat neerkomt op het
vormen van werkgroepen die actieve
steun moeten gaan verlenen aan de
„guerrilla's in de derde wereld". Het
zou te ver voeren nader op dit plan
in te gaan wel kunnen we het in
de aandacht aanbevelen van al die
kerkelijke commissies die zich op het
ogenblik bezig houden met het begrip
revolutie en de taak die de kerk daar
in (mogelijk) is toebedeeld. Daarmee
zijn we dan weer op het ethisch-theo-
logisch vlak en is nu het woord aan
prof. De Graaf.
denkbaar dat binnen afzienbare tijd,
na enig geknoei met een systeem van
studie-lening, met name vanuit het
bedrijfsleven de mening zal komen
dat er maar studieloon moet komen.
Ten slotte heeft het systeem van te
rug te betalen leningen een niet ge
ringe loonkostenverhogende werking
tot" gevolg. De academicus die in het
bedrijf komt met -een schuld aan de
staat zal zó willen verdienen dat hjj
goed kan leven èn zijn schuld kan af
betalen. De staat wentelt dus de on
derwijskosten met het leningssysteem
gedeeltelijk af op het bedrijfsleven.
En dat zal het bedrijfsleven niet leuk
vinden. Veronderstel dus dat, wat om
meer dan alleen bovengenoemde re
denen waarschijnlijk is, vanuit de eco
nomische en politieke machtsstructu
ren zelf te zijner tijd het voorstel tot
studieloon komt. Dan zou de studen
tenoppositie die studieloon eist, en die
de bestaande economische en politie
ke machtsverschillen wil opheffen, in
hetzelfde span zitten als hun tegen
stander. De studentenoppositie zou
zich dan kunnen laten gebruiken voor
doeleinden die de hare niet zijn".
„In bovenstaande redenering zit een
denkfout. Want studieloonsysteem
naar technocratisch model zal onge
twijfeld de individualisering in selec
tie en prestatie tot fundament hebben.
Een studieloonsysteem dus met glij
dende loonschalen, met premies op in
dividuele prestaties, met extra beta
lingen van tantièmes, etc. Kortom,
een perfecte reproduktie van het be
staande loonsysteem, even oneigen aan
aan de onderwijssituatie als het loon
systeem is aan de produktie-situatie
Wanneer we er van uitgaan dat on
derwijs, evenals de produktie, een col
lectief proces is, dan is het daarop ge
baseerd concept voor studieloon geen
Studenten in vergadering bijeen. De foto werd genomen toen op 28 maart in
De Korenbeurs te Groningen de sub-faculteit voor de psychologie van de Rijks
universiteit vergaderde en voorstellen formuleerde voor een vernieuwing van het
onderwijs en van de bestuursvorm die vooralsnog tot de meest vooruitstrevende
van Nederland behoren.
Professor, het is bekend dat studenten de maat
schappij geld kosten. Is hun houding momenteel niet
wat chauvinistisch?...
Ik vind dat studenten volwassen mensen zijn.
Daarom moeten zij niet afhankelijk zijn van hun
ouders, zoals nu het geval is. Uit dat oogpunt is
het huidige stelsel onbevredigend. De commissie-
Andriessen had hierover goede voorstellen. Onder
meer het recht van lening voor de studenten uit
de regeringskas, met plicht van terugbetaling! Daar
sta ik zeker achter.
Het is bekend dat de SVB (Studenten Vak Bond)
daar nog niet zo gelukkig mee is. Zij willen meer
dan een lening. Zij vragen studie-loon. Zij willen
de studenten beschouwen als werknemers. Is dat
niet wat overdreven?......
Ook dat is echt niet zo gek als het lijkt. Er
zijn wel motieven voor deze „eisen", dacht ik.
Wie zou dit studentenloon dan moeten uitkeren?...
Het zou van de overheid moeten uitgaan.
Maar er zijn toch subsidies en studiebeurzen?...
Dat geldt voor de mindervermogenden. De stu
denten uit de beter gesitueerde kringen zijn dan
ook meer afhankelijk van hun ouders, dan hun col
lega's uit b.v. arbeiderskringen. Daarom zouden al
len een gelijk loon moeten ontvangen.
Dat komt er dus op neer dat uit de belastingcent
jes van de arbeiders en de kleine middenstanders
de heren studenten betaald moeten worden, ter
wijl zij later relatief vorstelijke honoraria ontvan
gen...
Het voorstel van de commissie-Andriessen stelde
om het voorschot (lening) later terug te betalen.
Maar de SVB redeneert anders. Hij vindt dat de
student recht op loon, op honorarium heeft, in over
eenstemming met zijn prestatie. Zij gaat er van
uit dat de hele maatschappij, dus ook de arbeiders-
en middenstand, er mee gediend is dat er academici
zijn.
De academici zullen er zelf het meeste mee ge
diend zyn?
Ik geloof dat we naar een inkomstenpolitiek toe
moeten, die rechtvaardiger is dan de huidige situ
atie. Ieder mag strijden voor gelijke kansen voor
iedereen. Uiteraard is het dus het goed recht van
de studenten er vanuit te gaan dat de universi
teit een zaak van de gemeenschap is.
Dat erkent de maatschappij toch reeds. De stu
denten kosten immers al geld?
Tja, maar zij ontvangen het niet in hun porte
monnee. Dat het de maatschappij geld kost, is dus
óm de maatschappij. De bijdrage van de studen
ten is hun behoorlijke grote werkweek aan studie-
uren. Die willen zij graag gehonoreerd zien.
De zgn. „kleine man" levert ook zijn bijdrage aan
de maatschappij, terwijl er altijd een relatief zwak
ke beloning op volgt, terwijl hij niet het vooruit
zicht heeft op een hoger honorarium, zoals de aca
demisch gevormden.
Dat valt niet te ontkennen. Daarom zou ik een
rechtvaardiger verdeling voorstaan, op alle fron
ten. Maar dat is makkelijker gezegd, dan gedaan.
De onrust op de universiteiten (Hooykaas, Van
Riessen), vloeit die voort uit principes of uit ba-
horigheid?
Het is een complex van motieven. Zowel het
één als het andere is waar. Er zijn er die eerst
besluiten een actie te gaan voeren om daarna pa»
te beslissen waaroverMaar er zijn ook anderen.
Ik kan me voorstellen dat de student meer zeggen
schap wil in de programmering van de studie. Ik
sta er achter dan hij een eigen inspraak krijgt.
Heeft u daar al iets aan gedaan?
We hebben in onze eigen faculteit een goede
studieraad. Dat loopt uitstekend. Nu hebben wij
een overzichtelijke faculteit met 250 studenten. In
grote faculteiten zal het wel meer moeilijkheden
geven.
Bent u gelukkig met de studenten van vandaag?...
Ik vind het een positieve gedachte onder de
studenten, dat de wetenschap niet geïsoleerd mag
worden. Er leeft enorm veel positiefs bij de stu
denten..
Bent u voorstander van het democratisch bestel?...
Ja, maar men moet de mensen opvoeden tot
democratie. We moeten het zien in de context. Je
moet mensen laten meebesturen over zaken waar
over ze kunnen beslissen. Niet iedereen kan zo
maar besluiten nemen over zaken, waar hij geen
weet van heeft 'en die hij niet met kennis van za
ken overdacht kan hebben. Dan speelt men met
het gezag.
Vindt u gezag iets onontbeerlijks?
Ja, ik geloof dat het onmogelijk is, de demo
cratie te laten functioneren, zonder dat er gezags
dragers zijn. Maar het gezag moet vertrouwen
wekken en hebben.
Welke eisen stelt u aan gezagsdragers?
Het gezag is een abstractie. Gezag hangt sa
men met zeggen. Een gezagsdrager moet het in
de eerste plaats te zeggen hebben. Ten tweede moet
hij het zich ook kunnen laten .;*ggen en tenslotte
moet hij ook iets te zeggen hebbesv, vakkundig zijn
dus.
Overtreding tegen het gezag wordt gestraft. Moet
straf een therapeutisch of vergeldend karakter dra-
gen?...~
Straf moet in dienst staan van het herstel van
de communicatie. Ik sluit me hierin sterk aan bij
Karl Barth. Straf moet dus zijn tot opbouw van
de maatschappij. De vergeldingsgedachte wijs ik
af.
Maar de gevangenissen dan?.„....
Het systeem moet gemeten worden aan het ef
fect op het terugbrengen in de gemeenschap. Ik
geloof niet dat we buiten deze maatregel kunnen,
maar gevangenisstraf langer dan 5 jaar heeft dan
geen zin uiteraard.
We mogen dus wel mensen uit de circulatie ne
men?....
Dat mag alleen, als ze er weer verantwoorde
lijk ingebracht worden. Het moreel verwijtbare,
moet een geringer rol gaan spelen in het straf
recht.
Copyright: RIK VALKENBURG.
rvi
*-$&&/>>.&&& 'V
Het Paasfeest ligt weer achter ons. En wij hebben als het goed is geweest
en we niet met surrogaat tevreden waren Pasen gevierd bij het open Paas-
evangel ie, zo mogelijk samen met de gemeente. Met de gemeenten van
Christus mogen we immers weten, dat God op Pasen heel veel heeft geschon
ken.
Allereerst gaf Hij de overwinning aan zijn eniggeboren Zoon. Jezus Christu»
doorbrak de banden van de dood. Hij stond op om eeuwig te leven met Zijn
Vader. En Zijn discipelen werden door de opstanding van hun Meester over
hun droefheid, angst en ongeloof heengeholpen. Door Pasen stonden zij op
uit hun gedode geloof. En nadien hebben onnoemelijk velen door Christus*
opstanding kracht, uitzicht en geloofszekerheid ontvangen. Na het eerste
Pasen hebben alle eeuwen door de christenen in de boodschap van Pasen het
grote uitzicht en perspectief gekregen door de dood heen tot in het eeuwige
leven.
Heeft Pasen 1969 dat u ook weer opnieuw gegeven? Paulus schrijft in 1 Cor.
15:57 „Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here, Jezus
Christus!" Met overwinningsbesef mogen de christenen na Pasen door het
leven gaan. Dat besef kende de gemeente van Corinthe in de bijbel veel te
weinig. En dat was geen wonder ook, want ondanks alle economische bedrij
vigheid in deze grote havenstad, grijnsde de dood, het verderf je overal tegen.
Ja, tot in de gemeente drong het verderf door. Zelfs tot aan 't Heilig Avond
maal toe. Het was ook enorm moeilijk om christen te zijn en te blijven in een
diep gezonken stad als Corinthe.
Maar na Pasen zal men er niet moedeloos worden, zegt Paulus. God geeft
ons de overwinning door Jezus Christus! Dat besef van overwinning zal ook
ons mogen en moeten bezielen. Ons leven wordt ook vaak aangetast, ons
diepste leven, n.l. de band met God. En wij laten het hoofd hangen. Somber
en triest. De duivel en het kwaad winnen het toch maar altijd maar weer, zo
denken en vrezen wij. Maar het is niet waar: God geeft ons de overwinning.
Nu reeds en telkens opnieuw. Wij mogen na Pasen fier door het leven stap
pen. Het verderf is er nog. Zeker, het werkt schijnbaar ongestoord verder.
In de wereld, in de gezinnen, in de kerk zelfs. En er zijn na het eerste Pasen
ook nog altijd de kerkhoven. Maar boven al dit werkende verderf wappert
de vlag van Pasen. Christus overwon! En ieder die het waagt met Hem nu en
hier, zal met Hem overwinnen. De Toekomst van Christus, die nadert, zal dit
stralend ons tonen.
Veenendaal, Ds. H. Nijeboer.