DEZE WEEK: nader beschouwd Soms toch 'n vleugje optimisme Over prijzen, lonen en mensen m Halverwege de rit - na een moeilijke week - is het niet eenvoudig de balans op te maken „Geen overgangskabinet meent premier De Jong Wij zijn juist een heleboel aan het vernieuwen F „Een groentje" Gewoon Misschien is het de zon van de afgelo pen lentedagen die het ons ingeeft: we menen namelijk dat er reden is voor een vleugje optimisme. Dat er beweging zit in het starre fronten- en blokkensysteem, dat de wereld verdeeld houdt en dat die bewegingen perspectieven openen. Neem Vietnam als voorbeeld, die zwarte bladzijde in het geschiedenisboek van on ze tijd: het lijkt erop alsof de partijen bezig zijn hun tot nu toe starre posities te verwisselen voor een tactiek van be weeglijkheid. Rogers, Nixons minister van Buitenlandse Zaken, heeft laten doorsche meren dat hij mogelijkheden ziet voor een politiek akkoord met de communisten op grond waarvan zowel Noord-Vietnam als de Ver. Staten troepen zouden kunnen te rugtrekken. En mede als gevolg daarvan begint men in Zuid-Vietnam langzamer hand in te zien dat het de Amerikaanse bondgenoot ernst is met de onderhande lingen en dus heeft Saigon zich bereid verklaard ook met de vijand te gaan pra ten. Men wil hen zelfs wel in de volks- genwoordiging en in de regering opnemen. Dat alles betekent niet dat er van van daag op morgen vrede zal komen en dat de Amerikaanse troepen binnenkort thuis verwacht kunnen worden er ligt nog een lange weg te wachten voordat het zo ver is. Maar er zit beweging in en dat is belangrijk. Ook wat betreft de Oost-West-verhouding lijkt er reden te zijn voor een vleugje op timisme. Op het ogenblk dat president Nixon opriep om tot een soort herwaarde ring van de „blokken" te komen dit in een toespraak ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van de Navo lanceer de de tegenhanger van de Navo, 't War- schau-pact, een plan om met het westen tot besprekingen te komen over de Euro pese veiligheid. Dat is allemaal niet nieuw en men moet er ook niet de conclusie aan vast knopen dat zulke uitspraken op kor te termijn de spanningen kunnen vermin deren wèl is het een teken dat in bei de kampen het verlangen leeft tot iets anders en beters te komen. En dat is al heel wat. En het is verheugend ook dat eens in een krant te kunnen signaleren. Ook al heeft de Tweede Kamer zich niet gesteld achter de motie van oppo sitieleder drs. Den Uyl waarin gevraagd werd via lonen en sociale uitkeringen compensatie te geven voor de gestegen prijzen, daarmee is uiteraard deze kwes tie niet van de baan. Van de vakbonden ligt er het plan om de werkgevers 2 procent te laten betalen van de premie som voor de sociale verzekeringen die nu op de schouders van de werknemers rust de verworpen motie zal voor hen geen reden zijn om er nu maar niet meer over te praten. Vorige week hebben wij ons op deze pagina tegen dat compensatieplan van de vakbonden verklaard het was voor een lezer aanleiding ons een ingezonden stuk toe te sturen, waarin hij zijn, an- dersgerichte visie verdedigt. Daarbij heeft hij een aantal punten ter sprake gebracht die de moeite van een nadere beschouwing waard zijn en daarom druk ken wij zijn brief hieronder (grotendeels) af. „Het is een veel voorkomende misvat ting - zo schrijft de heer W. Boekwijt dat van overheidswege gedurende lan gere tijd de prijzen in de hand kunnen worden gehouden. Daar waar men dit toch probeert reageert het produktie- apparaat met het stopzetten of vermin deren van de produktie en/of het verder produceren met minder kwaliteit. Een duidelijk voorbeeld hiervan is wel het naoorlogse huisvestingsbeleid. Wel kan een algemene prijsstop als een zeer tij delijke maatregel worden afgekondigd, die dan een psychologisch schokeffect kan hebben (en derhalve slechts een zeer tijdelijke werking). Als we nu afgezien van dit zeer tij delijke schokeffect aan de prijzen niet veel kunnen doen, wat moet er dan wèl gebeuren? We mogen aannemen dat het nationaal Inkomen dit jaar niet zal ver minderen de beschikbare gegevens wijzen eerder op het tegendeel. Zonder (extra) loonaanpassing is er dan duide lijk sprake van een onverdiende en on nodige welvaartsvermindering van alle loontrekkenden (en daarmee gelijk te stellen personen). En wie anders dan de vakcentrales hebben het recht zo niet de plicht hiertegen te ageren? Hun daarvan een verwijt te maken komt mij hoogst onbillijk voor. Worden de lonen niet aan het verhoog de prijspeil aangepast, dan vindt name lijk een verschuiving plaats van het na tonaal inkomen ten nadele van de loon trekkenden. Economisch bezien is er al les voor te zeggen dit niet uitbetaalde deel van het nationaal inkomen te beste den aan extra (diepte)investeringen: de produktivteit van de toekomstige arbeid zou erdoor worden vergroot. Aldus een zijdig afgedwongen besparingen zijn ech ter niet zedelijk te noemen en behoren dan ook politiek net haalbaar te zijn. Billijk zou zijn de lonen nominaal zo danig te verhogen dat de bij de vaststel ling van de CAO's nog niet te voorziene prijsstijgingen worden gecompenseerd. De vakcentrale stellen hiervoor twee procent en een dergelijke verhoging zou heel goed als algemene loonronde gege ven kunnen worden. De bezwaren van een algemene loonronde gaan namelijk pas spreken bij een sterkere, schoksge wijze algemene loonsverhoging van vijf procent of meer. Natuurlijk kunnen ook bij een verhoging van twee procent eni ge arbeidsintensieve bedrijven in moei lijkheden komen, maar dan moeten die marginale bedrijven, waar de arbeid kennelijk een zo gering nut heeft, maar afvallen. De mate waarin wij ons dit kunnen veroorloven, hangt af van de toe stand van de werkgelegenheid. Bij discussies over de loonhoogte wordt ook de arbeidsproduktiviteit te berde gebracht. Daar is niets tegen zolang het wel zeer relatieve van die arbeids produktiviteit wordt onderkend. De pro- duktiviteit van de arbeid is, meer dan van de ijver en de flinkheid van de werknemer, afhankelijk van het instru mentarium waarmee hij werkt en de wijze waarop zijn werk is georganiseerd. De werknemer die werkt met meer (nut tige) machines en/of die werkt in een meer efficiënte organisatie kan ook be ter worden beloond. Deze zin is omkeer- baarl Voldoende duidelijk blijkt hieruit wel dat het verdwijnen van marginale bedrij ven - zolang de werkgelegenheid zulks gedoogt en dat is zeker in de huidige, opgaande conjunctuur het geval niet behoeft te worden betreurd. Integendeel, ook dergelijke processen markeren de materiële vooruitgang". Aldus de heer W. Boekwijt in zijn ingezonden stuk. Drie stellingen zijn in dit betoog te on derkennen: a. Een overheid is niet bij machte de prijzen in de hand te houden: daar dit zo is moeten de lonen dus wel aan de prijzen worden aangepast; b. Een verschuiving binnen het kader van het nationaal inkomen ten nadele van de loontrekkenden is zedelijk on toelaatbaar, zelfs als die verschuiving voor de toekomst een gunstig effect zou hebben; c. Marginale bedrijven die bepaalde loonsverhogingen niet kunnen dragen, moeten maar verdwijnen dat hoort bij de materiële vooruitgang. Met geen van deze stellingen kunnen we het geheel eens zijn het spijt ons. Het is namelijk in z'n algemeenheid niet waar dat de overheid geen invloed heeft op het prijspeil. Nederland is vele jaren lang een goedkoopte-eiland geweest in Europa en dat dit kon was te danken aan het economisch beleid dat in die ja ren is gevoerd. Nu, op dit ogenblik, ligt het met de prijzen moeilijk en kan men zeggen dat het de overheid uit de hand is gelopen. Maar dat was enkele jaren geleden met de lonen ook het geval en niemand zal durven zeggen dat de over heid niet een stevige vinger In de pap heeft als het over lonen gaat! Laat men incidenten als deze niet veralgemenise ren, want dan kweekt men een paniek stemming. Hetzelfde bezwaar hebben we tegen stelling b. Een grafiek van het arbeids- aandeel in het nationaal inkomen vertoont bergen en dalen, zoals ook de onderne merswinst-lijn bergen en dalen vertoont. Economische bedrijvigheid is nu een maal aan schommelingen onderhevig en laten we in dit verband vaststellen dat het arbeidsaandeel op langere termijn bezien een stijgende lijn vertoont. Nu er een moment van teruggang is moet men niet onmiddellijk met grote woorden als „onzedelijk" op de proppen komen. Ook dat is paniek zaaien. Bepaald geschrokken zijn wij van het derde punt: het gemak waarmee de heer Boekwijt de marginale bedrijven van ta fel veegt. Allereerst: er dient een duide lijk onderscheid gemaakt te worden tus sen arbeidsintensieve en marginale be drijven. Een arbeidsintensief bedrijf be hoeft niet achterlijk en evenmin noodlij dend te zijn zo te denken geeft blijk van een overwaardering van techniek en automatisering. In vele bedrijven blijft menselijke arbeid nog de hoofdrol spelen dat zal steeds minder worden maar om op dit moment die bedrijven als ach tergebleven gebied te beschouwen is een misvatting. Bovendien Is het heel gevaarlijk om, terwille van het (BTW)-incident van het ogenblik, bedrijven die het nu niet zo gemakkelijk hebben als onnut te be schouwen. Stel dat men het boerenbe drijf op die manier behandeld had, het zou een grof sociaal schandaal zijn ge weest. Een bedrijf is méér dan een sa menspel van de factoren kapitaal en ar beid er schuilt ook altijd een stuk menselijkheid in. Zo goed als er in het loonbeleid een stuk menselijkheid moet schuilen. Wie alleen maar hard-econo- misch redeneert (en dan nog maar één kant op!) doet de mens onrecht. En dat proeven we in het stuk van de heer Boekwijt. Ook al heeft hij het waar schijnlijk niet zo bedoeld! Minister-president P. J. S. de Jong blijkt er ook behoefte aan gevoeld te heb ben na twee jaar eens de balans op te ma ken. „Aan de hand van de regeringsverkla ring heb ik laten uitzoeken wat we in de afgelopen twee jaar nu eigenlijk hebben af gewerkt. Dat is toch veel meer dan je wel eens denkt we zijn ver over de helft van wat we hebben beloofd af te handelen." Als we hem vragen of we dat overzicht eens mogen zien begint hij te aarzelen. „Ach, het was van alles en nog wat, rijp en groen door elkaar. Ik heb het hier niet op papier hoor!" „Hier" is de werkkamer van de minister president aan het Plein 1813 waar inderdaad geen stuk papier is te ontdekken. Het bureau is helemaal leeg er ligt alleen een open geslagen agenda op. De kamer maakt de indruk alsof zij diezelfde ochtend is betrok ken. „Niet dat ik gebrek aan papier heb", zegt hij. „Hiernaast ligt het vol. Maar ik houd niet van een bureau dat is volgesta- peld met stukken. Ik wil ze een voor een voor me hebben". De eveneens zoals altijd trouwens, keu rig in het pak gestoken minister-president (donkerblauw of donkergrijs, wit overhemd met stijve boord en een zorgvuldig gestrik te spikkeltjesdas) ziet eruit zoals oppositie leider drs. Den Uyl tijdens het debat over Indonesië dezer dagen zei hoe het onderzoek naar de excessen gevoerd moest worden: „Proper en open". Maar hij is ook beschei den, wat mogelijk iets te maken heeft met 't feit dat hij niet uit „de politiek" voort komt en ook nooit de pretentie heeft ge voerd dat hij zoveel van politiek afweet. Vo rige week, op 3 april, is hij 54 jaar gewor den eigenlijk had hij zichzelf op die leef tijd heel anders voorgesteld. Het is genoegzaam bekend: in de oorlog was premier De Jong commandant van een onderzeeboot. Toen hij staatssecretaris van marine was geweest in het kabinet-De Quay wilde hij terug naar de Marine, naar de zee. Maar hij werd minister van defensie in het kabinet-Marijnen, vervolgens in het ka binet Cals. En in 1967 breide hij de lange kous van de kabinetsformatie af en werd hij minister-president. „Zo kan je zien hoe een mens aan lager wal raakt", spot hij. Een term die aan de zee ontleend is, camouflage wellicht van zijn verlangen naar zijn vroe ger bestaan. Maar hij heeft er zich wel ver trouwd mee gemaakt dat hij de zee alleen nog maar van het strand af zal zien.... Toen hij op 21 maart 1967 aan de vorming van zijn kabinet begon, zei hij van zich zelf: „Ik ben een groentje in dit vak!" En over de belangrijkste problemen waarmee dit kabinet te maken zou krijgen: „Als ze in Europa op zoek gaan naar een financieel- economische expert bellen ze niet aan mijn deur". Het kabinet dat uit de formatie te voorschijn kwam was volgens drs. Den Uyl „nauwelijks een echt kabinet", met minis ters die mr. Biesheuvel enkele weken tevo ren niet wilde aanvaarden, omdat hij ze niet capabel achtte. Van de nieuwe premier zei mr. Biesheuvel dat hij deze een goed marine-officier en een beminnelijke man achtte „maar we hebben nu eenmaal een eerste-klas politicus nodig". Ook D'66 had kritiek op de personele samenstelling en mr. Van Mierlo, pas op het toneel verschenen, voorspelde dit kabinet „een kort leven". Het zit thans twee jaar en de man die inmiddels op en rondom het Binnenhof de faam heeft Minister-president P. J. S. de Jong als gastheer tijdens het bezoek van Oe Thant, secretaris-generaal van de Ver. Naties. De regering bood hem een diner aan in Den Haag en bij die gelegenheid bracht de premier een toast uit op de vrede. veroverd een voortreffelijk teamleider te zijn, is ervan overtuigd dat zijn kabinet zijn tijd wel zal uitdienen. „Het is meer een kwestie van de zaak sa men brengen, bespreken met de anderen", zegt premier De Jong over zijn persoonlijke aandeel in het werk van het kabinet. „Neen, ik ben geen zelfdoener. Ik vind dat je geen dingen moet doen die een ander sneller en beter kan. Dat is verspilling van tijd en ener gie. Ik laat veel over aan anderen. Van een brief of een nota geef ik aan dat het zo en zo moet en wat erin moet komen te staan. En, niet alles tegelijk doen, anders wordt het maar een gespannen, nerveus en gejaagd gedoe". Als het er op aankomt is hij op de bok. Met de werkloosheidproblemen van verleden jaar is hij persoonlijk voortdurend bezig ge weest. Hij zegt, dat dit misschien iets te maken had met de eigen herinnering uit zijn jeugd in de diepste depressietijd, in de jaren dertig. „Aan de maatregelen voor de werk gelegenheid heb ik krachtig gewerkt. Er is toen wel eens gezegd dat het allemaal maar mondjesmaat was, maar we hebben de zaak goed gedoseerd. Dat werkt nu uit. „Als we meer hadden gedaan, hadden we ons recht- toe-recht-aan in de overspanning gemanoeu vreerd. Daar heb ik me steeds mee bezig gehouden, maar we hebben natuurlijk wel samen uitgeknobbeld wat de beste aanpak leek". „In het begin werd het een overgangska binet genoemd en nog wel zonder visie. „Ik ben het daar helemaal niet mee eens. Wij zijn juist een heleboel aan het vernieuwen, maar dan niet met propaganda over het jaar 2000 en zo. Gewoon de problemen: de ver anderde opvattingen over de verantwoorde lijkheid van de burger, de jeugd, meer in spraak, de ombudsman, ook meer informatie aan de burgers, de veranderingen in de po sitie van de werknemer in het bedrijfsleven, het wordt allemaal in gang gezet". „Maar het is nu eenmaal niet zo, dat er als je in een functie zit alleen maar wijze woorden uit je mond komen. Aan de andere kant gaan in het dagelijks gedoe de ver diensten van de dingen die wel goed zijn een beetje teloor. En we lopen ook niet rond met het verhaal dat we het zo goed hebben gedaan". En nog iets over het „overgangs kabinet": „Als dat zo bedoeld is dat wij tij delijk de stoel warmhouden, dan is dat ze ker niet het geval. Er is wel degelijk visie en ook op de toekomst gericht, een bepaald stramien waarin we werken. Er is een pro gram dat er mag zijn". Wel is de politieke wilsuiting van het Ne derlandse volk aan het veranderen, zoals ook de politieke structuur„De partijen bezin nen zich op hun programma's en daar speelt de ontwikkeling in de wereld tussen door, ook op religieus terrein. Wat dit betreft zit ten we in een overgangsperiode en als men daar dit kabinet in wil meenemen, dan ben ik het er wel mee eens". En de politieke positie van dit kabinet, de vraag of het ka binetsbeleid over twee jaar inzet in de ver kiezingsstrijd zou kunnen zijn: „Politiek is geen passie van me en ik vind het in ons bestel ook minder gewenst als premier tij dens de kabinetsperiode aan partij-politiek te doen. Ik ben er eigenlijk niet voor één partij, ik ben er voor iedereen. „Dat berust wel op politieke elementen, maar ik pro beer me een beetje afzijdig te houden van partijpolitiek. Nu gaat het om de kwestie: Dat hebben we beloofd en we moeten zorgen dat we eruit komen. Nu hebben we te ma ken met de fracties, die tegen de verkiezin gen wat terugtreden. Dan komen de partijen naar voren. Het is niet een gebrek aan inte resse, maar ik vind niet dat je er energiek aan moet meedoen. Dat kan een destructief element zijn". Over de mate van populariteit van het ka- bint-De Jong: „Moeten we het beter verko- pen? Ik weet niet of dat zo nuttig is. Ik heb reuze respect voor 't gezonde verstand van de man in de straat. Die doorziet het wel als iets met veel vuurwerk wordt gebracht. Het komt op de resultaten aan. Het ligt ook niet in mijn aard. Ik houd er niet van om er wat sjeuïgheid aan te brengen". „Ik weet ook niet of ik het zoA kunnen. Je moet tenslotte doen zoals je zelf bent. Ik werk hard en doe mijn best. Als men vindt dat ik het niet goed doe, dan is er een eenvoudig middel op: dan stemt men mij weg. Ik wil niet for ceren om te lijken wat ik in feite niet ben". Dat van het „weg stemmen" wil premier De Jong eigenlijk niet gezegd hebben, omdat' het misschien laatdunkend of hooghartig zou kunnen klinken met name tegenover het parlement. Zo is het in ieder geval niet bedoeld en twee jaren praktijk van dit kabi net hebben ook geen enkele aanleiding gege ven om zijn woorden zo op te vatten. Want premier De Jong houdt er niet van de dingen een andere naam te geven dan ze verdienen. Het liefst doet hij heel gewoon, zonder ophef, zonder poespas. Soms doet hij denken aan zijn voorgangers in een ge sprek met hem ervaart men toch dat hij een regeringsleider met een geheel eigen stijl is. De vaderlijke figuur van dr. Drees voerde een beleid als dat van een bekwaam en ervaren wethouder van een grote gemeen te en dat was hij ook geweest. De Quay had iets vertrouwenwekkends en achteraf bleek dat hij dat vertrouwen verdiende. Mr. Marij- nen, „de blozende jongeling", liet als pre mier weinig anders na dan de roem zo'n plezierig samenwerkende ploeg te hebben aangevoerd (ook al liep zijn kabinet dan stuk op innerlijke meningsverschillen en niet op een conflict met de Kamer!) Aanwijzing dat hij misschien toch niet zo'n goede aanvoer der was? Daarna kwam mr. Cals met zijn sterke mannen, in welke omgeving hij paste als bezeten politicus met grote plannen. Cals als premier bemoeide zich overal mee, wist van alles af en zorgde zelfs voor de bloe men en de belichting als er een staatsieban ket moest worden aangericht. De man-van-nu op Plein 1813 is het tegenovergestelde, zeker niet zo'n zelfdoener, meer weetgierig dan nieuwsgierig, gewenst om dingen aan ande ren over te laten. Een zeer ordelijk, rustig en evenwichtig man laten we er blij om zijn! Minister-president P. J. S. de Jong als gast in Suriname. Gastheer was zijn Surinaamse ambtgenoot Pengel. Ook bij dit bezoek deed de premier zich kennen als een man die graag wil weten hoe de zaken in elkaar zitten om daarmee zijn voordeel te kunnen doen. Hei komt in Nederland niet zo heel vaak voor dat tegen een minister een motie van wantrouwen wordt ingediend deze week overkwam het de huidige minister van economisch zaken, mr. De Block. Tij dens het prijzendebat wilde de oppositie dat de Kamer als haar mening uitsprak „dat de toepassing en uitvoering van de algemene prijsmaatregel bij deze bewinds man niet in vertrouwde handen is..." De motie werd verworpen omdat niemand van de regeringspartijen er behoefte aan had zijn stem aan deze uitspraak te ge ven. Het zou immers naar alle waar schijnlijkheid de val van het kabinet-De Jong betekend hebben, want de tot dusver re gevolgde prijzenpolitiek is zonder enige twijfel kabinetspolitiek. Ook al zullen de collega's-minister wel eens de neiging ge had hebben de heer De Block tot een wat betere verdediging van zijn beleid aan te porren! Dat prijzendebat vond plaats twee jaar en vier dagen nadat het kabinet-De Jong beëdigd werd in het politieke jargon heet het dat het dus halverwege de rit is. Twee jaar heeft het nog voor de boeg (als allee goed gaat tenminste) en dan zal moe ten blijken hoe het Nederlandse volk het gevoerde beleid waardeert en of het be reid is de huidige regeringscoalitie opnieuw vertrouwen te schenken. Vooropgesteld al thans dat de politieke vernieuwing niet een geheel veranderde constellatie tot stand heeft gebracht op dit moment een niet erg waarschijnlijke situatie! De verleiding is groot om op dit punt-hal- verwege de balans te gaan opmaken van wat het kabinet-De Jong tot dusverre tot stand heeft gebracht. Geen gemakkelijke taak. Niet omdat er niet een toch wel in drukwekkende lijst is samen te stellen van tot stand gekomen wetten, van nota's en van getrokken beleidslijnen die in de toe komst hun uitwerking niet zullen missen. Maar daar staat tegenover dat een van de centrale doelstellingen van dit kabinet: belastingverlaging (belastingcorrectie zo men wil) nog aan de orde moet komen en dat we nog midden in de worsteling zitten om de inpassing van de BTW, ook een van de taken die dit kabinet zichzelf had ge steld. En eveneens zal nog moeten bl(j- ken met welke voorstellen voor grondwets wijziging men straks voor de dag zal ko men, want toen dit kabinet werd gefor meerd leefde in de harten van sommige Nederlanders de hoop dat het de laatste maal zou z(jn dat op traditionele ma nier minister-president en ministers zou den worden aangewezen. En juist zij zien de komende daden van het team-De Jong niet met al te veel vertrouwen tegemoet! Toch eerst maar een greep uit de twee jarige geschiedenis van dit kabinet. De algemene wet bijzondere ziektekosten is tot stand gekomen en daarmee heeft mi nister Roolvink vele Nederlanders aan zich verplicht. Zoals hij ook lof verdient voor de wettelijke regeling van het mini mum-loon. Het inkomen van de Kroon is verhoogd en daarmee is een van de moei lijke punten uit de erfenis-Cals zonder veel ophef geregeld en ook de vergoeding der Kamerleden is aangepast aan deze tijd. De omroepbijdragen zijn opgetrokken het beruchte crematiebriefje is afgeschaft, de toto en de staatsloterij kregen hogere prijzen. Een belangrijk stuk werk is het uitvoeren van de mammoetwet, de ont wikkelingshulp is op steviger en breder leest geschoeid en er komen ook nog ga ranties voor de politieke risico's die onder nemingen in de ontwikkelingslanden lopen. Voorstellen zijn ook op tafel gelegd over het enquêterecht, over nieuwe eisen inza ke de jaarverslagen van ondernemingen, over de ziekenhuisbouw, over de luchtver ontreiniging en over de noodwet arbeids voorziening. Over het financieel-economisch-sociale beleid zullen de meningen meer verdeeld zijn. Het kabinet begon in een periode van dalende conjunctuur en een meer dan normale werkloosheid. Ter bevordering van de werkgelegenheid zijn ettelijke hon derden miljoenen op de begroting vrij ge maakt en vooral naar het oordeel van de oppositie was dit te weinig achteraf bekeken blijkt het kabinet een juiste po litiek te hebben gevoerd. Op het ogenblik slaan de hoog opspattende BTW-golven volk en ministers om de oren. Deze week zqn daarover belangrijke beslissingen genomen ook nu weer zal de tjjd moe ten leren of de genomen maatregelen het gewenste effect zullen hebben. Zoals we al hebben uiteengezet: naar onze smaak Is er ditmaal wat al te fors ingegrepen! Bekijkt men het lijstje van de minister van Economische Zaken, dan blijkt hij toch wel indrukwekkende successen te hebben geboekt. Buitenlandse ondernemin gen zjjn naar ons land gehaald: Péchi- ney naar Zeeland, Mobil Oil naar Amster dam, een aantal aan het Waterweggebied, Shell Chemie gaat bouwen aan het Hol lands Diep, Twente krijgt het ultracentri- fugeproject. En op het gebied van havens en alles wat daarmee samenhangt voor de toekomst van ons land van levensbe lang is onder deze minister zeker ook vooruitgang geboekt, alle klachten van Rotterdams burgemeester ten spijt. Een vraag van geheel andere aard is of deze ministersp loegook de „geest van de ze tijd" begrepen heeft en in haar werk zaamheden heeft ingecalculeerd. Ook daar over zullen de meningen uiteenlopen. Dat de resultaten van de staatscommissie grondwet-kieswet tot dusverre niet bijzon der spectaculair zijn, kan men dit kabinet moeilijk verwijten, ook al mag hierbij aan getekend worden dat deze ministers duide lijk weinig behoefte hebben aan dergelijk politiek vuurwerk. Misschien hebben ze daar nog gelijk in ook! Evenmin is de kans groot dat de onderwijsminister Ve- ringa in de komende twee jaar nog met spectaculaire vernieuwingen op de prop pen zal komen maar de manier waarop hij met de studenten praat kan men alleen maar prijzen. Op het punt van openheid trouwens slaai de balans duidelijk in het voordeel van dit kabinet uit: premier De Jong heeft er nooit behoefte aan gevoeld geheimzinnig te doen of gegevens en rapporten achter te houden als dit niet dringend nodig was. Welk kabinet er na dit ook zal optreden, men mag hopen dat men die openheid overneemt.

Digitale periodieken - Gemeentearchief Veenendaal

De Vallei | 1969 | | pagina 22