DEZE WEEK: nader beschouwd
Soms toch 'n vleugje optimisme
Over prijzen, lonen en mensen
m
Halverwege de rit - na een moeilijke week - is
het niet eenvoudig de balans op te maken
„Geen overgangskabinet
meent premier De Jong
Wij zijn juist
een heleboel aan
het
vernieuwen
F
„Een groentje"
Gewoon
Misschien is het de zon van de afgelo
pen lentedagen die het ons ingeeft: we
menen namelijk dat er reden is voor een
vleugje optimisme. Dat er beweging zit
in het starre fronten- en blokkensysteem,
dat de wereld verdeeld houdt en dat die
bewegingen perspectieven openen.
Neem Vietnam als voorbeeld, die zwarte
bladzijde in het geschiedenisboek van on
ze tijd: het lijkt erop alsof de partijen
bezig zijn hun tot nu toe starre posities
te verwisselen voor een tactiek van be
weeglijkheid. Rogers, Nixons minister van
Buitenlandse Zaken, heeft laten doorsche
meren dat hij mogelijkheden ziet voor een
politiek akkoord met de communisten op
grond waarvan zowel Noord-Vietnam als
de Ver. Staten troepen zouden kunnen te
rugtrekken. En mede als gevolg daarvan
begint men in Zuid-Vietnam langzamer
hand in te zien dat het de Amerikaanse
bondgenoot ernst is met de onderhande
lingen en dus heeft Saigon zich bereid
verklaard ook met de vijand te gaan pra
ten. Men wil hen zelfs wel in de volks-
genwoordiging en in de regering opnemen.
Dat alles betekent niet dat er van van
daag op morgen vrede zal komen en dat
de Amerikaanse troepen binnenkort thuis
verwacht kunnen worden er ligt nog
een lange weg te wachten voordat het zo
ver is. Maar er zit beweging in en dat
is belangrijk.
Ook wat betreft de Oost-West-verhouding
lijkt er reden te zijn voor een vleugje op
timisme. Op het ogenblk dat president
Nixon opriep om tot een soort herwaarde
ring van de „blokken" te komen dit
in een toespraak ter gelegenheid van het
20-jarig bestaan van de Navo lanceer
de de tegenhanger van de Navo, 't War-
schau-pact, een plan om met het westen
tot besprekingen te komen over de Euro
pese veiligheid. Dat is allemaal niet nieuw
en men moet er ook niet de conclusie aan
vast knopen dat zulke uitspraken op kor
te termijn de spanningen kunnen vermin
deren wèl is het een teken dat in bei
de kampen het verlangen leeft tot iets
anders en beters te komen. En dat is al
heel wat. En het is verheugend ook dat
eens in een krant te kunnen signaleren.
Ook al heeft de Tweede Kamer zich
niet gesteld achter de motie van oppo
sitieleder drs. Den Uyl waarin gevraagd
werd via lonen en sociale uitkeringen
compensatie te geven voor de gestegen
prijzen, daarmee is uiteraard deze kwes
tie niet van de baan. Van de vakbonden
ligt er het plan om de werkgevers 2
procent te laten betalen van de premie
som voor de sociale verzekeringen die
nu op de schouders van de werknemers
rust de verworpen motie zal voor
hen geen reden zijn om er nu maar niet
meer over te praten.
Vorige week hebben wij ons op deze
pagina tegen dat compensatieplan van
de vakbonden verklaard het was voor
een lezer aanleiding ons een ingezonden
stuk toe te sturen, waarin hij zijn, an-
dersgerichte visie verdedigt. Daarbij
heeft hij een aantal punten ter sprake
gebracht die de moeite van een nadere
beschouwing waard zijn en daarom druk
ken wij zijn brief hieronder (grotendeels)
af.
„Het is een veel voorkomende misvat
ting - zo schrijft de heer W. Boekwijt
dat van overheidswege gedurende lan
gere tijd de prijzen in de hand kunnen
worden gehouden. Daar waar men dit
toch probeert reageert het produktie-
apparaat met het stopzetten of vermin
deren van de produktie en/of het verder
produceren met minder kwaliteit. Een
duidelijk voorbeeld hiervan is wel het
naoorlogse huisvestingsbeleid. Wel kan
een algemene prijsstop als een zeer tij
delijke maatregel worden afgekondigd,
die dan een psychologisch schokeffect
kan hebben (en derhalve slechts een
zeer tijdelijke werking).
Als we nu afgezien van dit zeer tij
delijke schokeffect aan de prijzen niet
veel kunnen doen, wat moet er dan wèl
gebeuren? We mogen aannemen dat het
nationaal Inkomen dit jaar niet zal ver
minderen de beschikbare gegevens
wijzen eerder op het tegendeel. Zonder
(extra) loonaanpassing is er dan duide
lijk sprake van een onverdiende en on
nodige welvaartsvermindering van alle
loontrekkenden (en daarmee gelijk te
stellen personen). En wie anders dan de
vakcentrales hebben het recht zo niet
de plicht hiertegen te ageren? Hun
daarvan een verwijt te maken komt mij
hoogst onbillijk voor.
Worden de lonen niet aan het verhoog
de prijspeil aangepast, dan vindt name
lijk een verschuiving plaats van het na
tonaal inkomen ten nadele van de loon
trekkenden. Economisch bezien is er al
les voor te zeggen dit niet uitbetaalde
deel van het nationaal inkomen te beste
den aan extra (diepte)investeringen: de
produktivteit van de toekomstige arbeid
zou erdoor worden vergroot. Aldus een
zijdig afgedwongen besparingen zijn ech
ter niet zedelijk te noemen en behoren
dan ook politiek net haalbaar te zijn.
Billijk zou zijn de lonen nominaal zo
danig te verhogen dat de bij de vaststel
ling van de CAO's nog niet te voorziene
prijsstijgingen worden gecompenseerd.
De vakcentrale stellen hiervoor twee
procent en een dergelijke verhoging zou
heel goed als algemene loonronde gege
ven kunnen worden. De bezwaren van
een algemene loonronde gaan namelijk
pas spreken bij een sterkere, schoksge
wijze algemene loonsverhoging van vijf
procent of meer. Natuurlijk kunnen ook
bij een verhoging van twee procent eni
ge arbeidsintensieve bedrijven in moei
lijkheden komen, maar dan moeten die
marginale bedrijven, waar de arbeid
kennelijk een zo gering nut heeft, maar
afvallen. De mate waarin wij ons dit
kunnen veroorloven, hangt af van de toe
stand van de werkgelegenheid.
Bij discussies over de loonhoogte wordt
ook de arbeidsproduktiviteit te berde
gebracht. Daar is niets tegen zolang
het wel zeer relatieve van die arbeids
produktiviteit wordt onderkend. De pro-
duktiviteit van de arbeid is, meer dan
van de ijver en de flinkheid van de
werknemer, afhankelijk van het instru
mentarium waarmee hij werkt en de
wijze waarop zijn werk is georganiseerd.
De werknemer die werkt met meer (nut
tige) machines en/of die werkt in een
meer efficiënte organisatie kan ook be
ter worden beloond. Deze zin is omkeer-
baarl
Voldoende duidelijk blijkt hieruit wel
dat het verdwijnen van marginale bedrij
ven - zolang de werkgelegenheid zulks
gedoogt en dat is zeker in de huidige,
opgaande conjunctuur het geval niet
behoeft te worden betreurd. Integendeel,
ook dergelijke processen markeren de
materiële vooruitgang". Aldus de heer
W. Boekwijt in zijn ingezonden stuk.
Drie stellingen zijn in dit betoog te on
derkennen:
a. Een overheid is niet bij machte de
prijzen in de hand te houden: daar dit
zo is moeten de lonen dus wel aan de
prijzen worden aangepast;
b. Een verschuiving binnen het kader
van het nationaal inkomen ten nadele
van de loontrekkenden is zedelijk on
toelaatbaar, zelfs als die verschuiving
voor de toekomst een gunstig effect zou
hebben;
c. Marginale bedrijven die bepaalde
loonsverhogingen niet kunnen dragen,
moeten maar verdwijnen dat hoort
bij de materiële vooruitgang.
Met geen van deze stellingen kunnen
we het geheel eens zijn het spijt ons.
Het is namelijk in z'n algemeenheid niet
waar dat de overheid geen invloed heeft
op het prijspeil. Nederland is vele jaren
lang een goedkoopte-eiland geweest in
Europa en dat dit kon was te danken
aan het economisch beleid dat in die ja
ren is gevoerd. Nu, op dit ogenblik, ligt
het met de prijzen moeilijk en kan men
zeggen dat het de overheid uit de hand
is gelopen. Maar dat was enkele jaren
geleden met de lonen ook het geval en
niemand zal durven zeggen dat de over
heid niet een stevige vinger In de pap
heeft als het over lonen gaat! Laat men
incidenten als deze niet veralgemenise
ren, want dan kweekt men een paniek
stemming.
Hetzelfde bezwaar hebben we tegen
stelling b. Een grafiek van het arbeids-
aandeel in het nationaal inkomen vertoont
bergen en dalen, zoals ook de onderne
merswinst-lijn bergen en dalen vertoont.
Economische bedrijvigheid is nu een
maal aan schommelingen onderhevig
en laten we in dit verband vaststellen
dat het arbeidsaandeel op langere termijn
bezien een stijgende lijn vertoont. Nu er
een moment van teruggang is moet men
niet onmiddellijk met grote woorden als
„onzedelijk" op de proppen komen. Ook
dat is paniek zaaien.
Bepaald geschrokken zijn wij van het
derde punt: het gemak waarmee de heer
Boekwijt de marginale bedrijven van ta
fel veegt. Allereerst: er dient een duide
lijk onderscheid gemaakt te worden tus
sen arbeidsintensieve en marginale be
drijven. Een arbeidsintensief bedrijf be
hoeft niet achterlijk en evenmin noodlij
dend te zijn zo te denken geeft blijk
van een overwaardering van techniek en
automatisering. In vele bedrijven blijft
menselijke arbeid nog de hoofdrol spelen
dat zal steeds minder worden maar
om op dit moment die bedrijven als ach
tergebleven gebied te beschouwen is een
misvatting.
Bovendien Is het heel gevaarlijk om,
terwille van het (BTW)-incident van het
ogenblik, bedrijven die het nu niet zo
gemakkelijk hebben als onnut te be
schouwen. Stel dat men het boerenbe
drijf op die manier behandeld had, het
zou een grof sociaal schandaal zijn ge
weest. Een bedrijf is méér dan een sa
menspel van de factoren kapitaal en ar
beid er schuilt ook altijd een stuk
menselijkheid in. Zo goed als er in het
loonbeleid een stuk menselijkheid moet
schuilen. Wie alleen maar hard-econo-
misch redeneert (en dan nog maar één
kant op!) doet de mens onrecht. En dat
proeven we in het stuk van de heer
Boekwijt. Ook al heeft hij het waar
schijnlijk niet zo bedoeld!
Minister-president P. J. S. de Jong blijkt
er ook behoefte aan gevoeld te heb
ben na twee jaar eens de balans op te ma
ken. „Aan de hand van de regeringsverkla
ring heb ik laten uitzoeken wat we in de
afgelopen twee jaar nu eigenlijk hebben af
gewerkt. Dat is toch veel meer dan je wel
eens denkt we zijn ver over de helft van
wat we hebben beloofd af te handelen." Als
we hem vragen of we dat overzicht eens
mogen zien begint hij te aarzelen. „Ach, het
was van alles en nog wat, rijp en groen door
elkaar. Ik heb het hier niet op papier hoor!"
„Hier" is de werkkamer van de minister
president aan het Plein 1813 waar inderdaad
geen stuk papier is te ontdekken. Het bureau
is helemaal leeg er ligt alleen een open
geslagen agenda op. De kamer maakt de
indruk alsof zij diezelfde ochtend is betrok
ken. „Niet dat ik gebrek aan papier heb",
zegt hij. „Hiernaast ligt het vol. Maar ik
houd niet van een bureau dat is volgesta-
peld met stukken. Ik wil ze een voor een
voor me hebben".
De eveneens zoals altijd trouwens, keu
rig in het pak gestoken minister-president
(donkerblauw of donkergrijs, wit overhemd
met stijve boord en een zorgvuldig gestrik
te spikkeltjesdas) ziet eruit zoals oppositie
leider drs. Den Uyl tijdens het debat over
Indonesië dezer dagen zei hoe het onderzoek
naar de excessen gevoerd moest worden:
„Proper en open". Maar hij is ook beschei
den, wat mogelijk iets te maken heeft met
't feit dat hij niet uit „de politiek" voort
komt en ook nooit de pretentie heeft ge
voerd dat hij zoveel van politiek afweet. Vo
rige week, op 3 april, is hij 54 jaar gewor
den eigenlijk had hij zichzelf op die leef
tijd heel anders voorgesteld.
Het is genoegzaam bekend: in de oorlog
was premier De Jong commandant van een
onderzeeboot. Toen hij staatssecretaris van
marine was geweest in het kabinet-De Quay
wilde hij terug naar de Marine, naar de
zee. Maar hij werd minister van defensie in
het kabinet-Marijnen, vervolgens in het ka
binet Cals. En in 1967 breide hij de lange
kous van de kabinetsformatie af en werd hij
minister-president. „Zo kan je zien hoe een
mens aan lager wal raakt", spot hij. Een
term die aan de zee ontleend is, camouflage
wellicht van zijn verlangen naar zijn vroe
ger bestaan. Maar hij heeft er zich wel ver
trouwd mee gemaakt dat hij de zee alleen
nog maar van het strand af zal zien....
Toen hij op 21 maart 1967 aan de vorming
van zijn kabinet begon, zei hij van zich
zelf: „Ik ben een groentje in dit vak!" En
over de belangrijkste problemen waarmee
dit kabinet te maken zou krijgen: „Als ze in
Europa op zoek gaan naar een financieel-
economische expert bellen ze niet aan mijn
deur". Het kabinet dat uit de formatie te
voorschijn kwam was volgens drs. Den Uyl
„nauwelijks een echt kabinet", met minis
ters die mr. Biesheuvel enkele weken tevo
ren niet wilde aanvaarden, omdat hij ze
niet capabel achtte. Van de nieuwe premier
zei mr. Biesheuvel dat hij deze een goed
marine-officier en een beminnelijke man
achtte „maar we hebben nu eenmaal een
eerste-klas politicus nodig". Ook D'66 had
kritiek op de personele samenstelling en mr.
Van Mierlo, pas op het toneel verschenen,
voorspelde dit kabinet „een kort leven". Het
zit thans twee jaar en de man die inmiddels
op en rondom het Binnenhof de faam heeft
Minister-president P. J. S. de Jong als
gastheer tijdens het bezoek van Oe
Thant, secretaris-generaal van de Ver.
Naties. De regering bood hem een diner
aan in Den Haag en bij die gelegenheid
bracht de premier een toast uit op de
vrede.
veroverd een voortreffelijk teamleider te
zijn, is ervan overtuigd dat zijn kabinet zijn
tijd wel zal uitdienen.
„Het is meer een kwestie van de zaak sa
men brengen, bespreken met de anderen",
zegt premier De Jong over zijn persoonlijke
aandeel in het werk van het kabinet. „Neen,
ik ben geen zelfdoener. Ik vind dat je geen
dingen moet doen die een ander sneller en
beter kan. Dat is verspilling van tijd en ener
gie. Ik laat veel over aan anderen. Van
een brief of een nota geef ik aan dat het
zo en zo moet en wat erin moet komen
te staan. En, niet alles tegelijk doen, anders
wordt het maar een gespannen, nerveus en
gejaagd gedoe".
Als het er op aankomt is hij op de bok.
Met de werkloosheidproblemen van verleden
jaar is hij persoonlijk voortdurend bezig ge
weest. Hij zegt, dat dit misschien iets te
maken had met de eigen herinnering uit zijn
jeugd in de diepste depressietijd, in de jaren
dertig. „Aan de maatregelen voor de werk
gelegenheid heb ik krachtig gewerkt. Er is
toen wel eens gezegd dat het allemaal maar
mondjesmaat was, maar we hebben de zaak
goed gedoseerd. Dat werkt nu uit. „Als we
meer hadden gedaan, hadden we ons recht-
toe-recht-aan in de overspanning gemanoeu
vreerd. Daar heb ik me steeds mee bezig
gehouden, maar we hebben natuurlijk wel
samen uitgeknobbeld wat de beste aanpak
leek".
„In het begin werd het een overgangska
binet genoemd en nog wel zonder visie. „Ik
ben het daar helemaal niet mee eens. Wij
zijn juist een heleboel aan het vernieuwen,
maar dan niet met propaganda over het jaar
2000 en zo. Gewoon de problemen: de ver
anderde opvattingen over de verantwoorde
lijkheid van de burger, de jeugd, meer in
spraak, de ombudsman, ook meer informatie
aan de burgers, de veranderingen in de po
sitie van de werknemer in het bedrijfsleven,
het wordt allemaal in gang gezet".
„Maar het is nu eenmaal niet zo, dat er
als je in een functie zit alleen maar wijze
woorden uit je mond komen. Aan de andere
kant gaan in het dagelijks gedoe de ver
diensten van de dingen die wel goed zijn
een beetje teloor. En we lopen ook niet rond
met het verhaal dat we het zo goed hebben
gedaan". En nog iets over het „overgangs
kabinet": „Als dat zo bedoeld is dat wij tij
delijk de stoel warmhouden, dan is dat ze
ker niet het geval. Er is wel degelijk visie
en ook op de toekomst gericht, een bepaald
stramien waarin we werken. Er is een pro
gram dat er mag zijn".
Wel is de politieke wilsuiting van het Ne
derlandse volk aan het veranderen, zoals ook
de politieke structuur„De partijen bezin
nen zich op hun programma's en daar speelt
de ontwikkeling in de wereld tussen door,
ook op religieus terrein. Wat dit betreft zit
ten we in een overgangsperiode en als men
daar dit kabinet in wil meenemen, dan ben
ik het er wel mee eens". En de politieke
positie van dit kabinet, de vraag of het ka
binetsbeleid over twee jaar inzet in de ver
kiezingsstrijd zou kunnen zijn: „Politiek is
geen passie van me en ik vind het in ons
bestel ook minder gewenst als premier tij
dens de kabinetsperiode aan partij-politiek
te doen. Ik ben er eigenlijk niet voor één
partij, ik ben er voor iedereen. „Dat berust
wel op politieke elementen, maar ik pro
beer me een beetje afzijdig te houden van
partijpolitiek. Nu gaat het om de kwestie:
Dat hebben we beloofd en we moeten zorgen
dat we eruit komen. Nu hebben we te ma
ken met de fracties, die tegen de verkiezin
gen wat terugtreden. Dan komen de partijen
naar voren. Het is niet een gebrek aan inte
resse, maar ik vind niet dat je er energiek
aan moet meedoen. Dat kan een destructief
element zijn".
Over de mate van populariteit van het ka-
bint-De Jong: „Moeten we het beter verko-
pen? Ik weet niet of dat zo nuttig is. Ik heb
reuze respect voor 't gezonde verstand van de
man in de straat. Die doorziet het wel als
iets met veel vuurwerk wordt gebracht. Het
komt op de resultaten aan. Het ligt ook niet
in mijn aard. Ik houd er niet van om er wat
sjeuïgheid aan te brengen". „Ik weet ook
niet of ik het zoA kunnen. Je moet tenslotte
doen zoals je zelf bent. Ik werk hard en doe
mijn best. Als men vindt dat ik het niet
goed doe, dan is er een eenvoudig middel
op: dan stemt men mij weg. Ik wil niet for
ceren om te lijken wat ik in feite niet ben".
Dat van het „weg stemmen" wil premier
De Jong eigenlijk niet gezegd hebben, omdat'
het misschien laatdunkend of hooghartig
zou kunnen klinken met name tegenover
het parlement. Zo is het in ieder geval niet
bedoeld en twee jaren praktijk van dit kabi
net hebben ook geen enkele aanleiding gege
ven om zijn woorden zo op te vatten.
Want premier De Jong houdt er niet van
de dingen een andere naam te geven dan ze
verdienen. Het liefst doet hij heel gewoon,
zonder ophef, zonder poespas. Soms doet hij
denken aan zijn voorgangers in een ge
sprek met hem ervaart men toch dat hij
een regeringsleider met een geheel eigen
stijl is. De vaderlijke figuur van dr. Drees
voerde een beleid als dat van een bekwaam
en ervaren wethouder van een grote gemeen
te en dat was hij ook geweest. De Quay had
iets vertrouwenwekkends en achteraf bleek
dat hij dat vertrouwen verdiende. Mr. Marij-
nen, „de blozende jongeling", liet als pre
mier weinig anders na dan de roem zo'n
plezierig samenwerkende ploeg te hebben
aangevoerd (ook al liep zijn kabinet dan stuk
op innerlijke meningsverschillen en niet op
een conflict met de Kamer!) Aanwijzing dat
hij misschien toch niet zo'n goede aanvoer
der was? Daarna kwam mr. Cals met zijn
sterke mannen, in welke omgeving hij paste
als bezeten politicus met grote plannen. Cals
als premier bemoeide zich overal mee, wist
van alles af en zorgde zelfs voor de bloe
men en de belichting als er een staatsieban
ket moest worden aangericht. De man-van-nu
op Plein 1813 is het tegenovergestelde, zeker
niet zo'n zelfdoener, meer weetgierig dan
nieuwsgierig, gewenst om dingen aan ande
ren over te laten. Een zeer ordelijk, rustig
en evenwichtig man laten we er blij om
zijn!
Minister-president P. J. S. de Jong als
gast in Suriname. Gastheer was zijn
Surinaamse ambtgenoot Pengel. Ook bij dit
bezoek deed de premier zich kennen als een
man die graag wil weten hoe de zaken in
elkaar zitten om daarmee zijn voordeel te
kunnen doen.
Hei komt in Nederland niet zo heel vaak
voor dat tegen een minister een motie
van wantrouwen wordt ingediend deze
week overkwam het de huidige minister
van economisch zaken, mr. De Block. Tij
dens het prijzendebat wilde de oppositie
dat de Kamer als haar mening uitsprak
„dat de toepassing en uitvoering van de
algemene prijsmaatregel bij deze bewinds
man niet in vertrouwde handen is..."
De motie werd verworpen omdat niemand
van de regeringspartijen er behoefte aan
had zijn stem aan deze uitspraak te ge
ven. Het zou immers naar alle waar
schijnlijkheid de val van het kabinet-De
Jong betekend hebben, want de tot dusver
re gevolgde prijzenpolitiek is zonder enige
twijfel kabinetspolitiek. Ook al zullen de
collega's-minister wel eens de neiging ge
had hebben de heer De Block tot een wat
betere verdediging van zijn beleid aan te
porren!
Dat prijzendebat vond plaats twee jaar
en vier dagen nadat het kabinet-De Jong
beëdigd werd in het politieke jargon
heet het dat het dus halverwege de rit is.
Twee jaar heeft het nog voor de boeg (als
allee goed gaat tenminste) en dan zal moe
ten blijken hoe het Nederlandse volk het
gevoerde beleid waardeert en of het be
reid is de huidige regeringscoalitie opnieuw
vertrouwen te schenken. Vooropgesteld al
thans dat de politieke vernieuwing niet een
geheel veranderde constellatie tot stand
heeft gebracht op dit moment een niet
erg waarschijnlijke situatie!
De verleiding is groot om op dit punt-hal-
verwege de balans te gaan opmaken van
wat het kabinet-De Jong tot dusverre tot
stand heeft gebracht. Geen gemakkelijke
taak. Niet omdat er niet een toch wel in
drukwekkende lijst is samen te stellen van
tot stand gekomen wetten, van nota's en
van getrokken beleidslijnen die in de toe
komst hun uitwerking niet zullen missen.
Maar daar staat tegenover dat een van de
centrale doelstellingen van dit kabinet:
belastingverlaging (belastingcorrectie zo
men wil) nog aan de orde moet komen en
dat we nog midden in de worsteling zitten
om de inpassing van de BTW, ook een van
de taken die dit kabinet zichzelf had ge
steld. En eveneens zal nog moeten bl(j-
ken met welke voorstellen voor grondwets
wijziging men straks voor de dag zal ko
men, want toen dit kabinet werd gefor
meerd leefde in de harten van sommige
Nederlanders de hoop dat het de laatste
maal zou z(jn dat op traditionele ma
nier minister-president en ministers zou
den worden aangewezen. En juist zij zien
de komende daden van het team-De Jong
niet met al te veel vertrouwen tegemoet!
Toch eerst maar een greep uit de twee
jarige geschiedenis van dit kabinet. De
algemene wet bijzondere ziektekosten is
tot stand gekomen en daarmee heeft mi
nister Roolvink vele Nederlanders aan
zich verplicht. Zoals hij ook lof verdient
voor de wettelijke regeling van het mini
mum-loon. Het inkomen van de Kroon is
verhoogd en daarmee is een van de moei
lijke punten uit de erfenis-Cals zonder
veel ophef geregeld en ook de vergoeding
der Kamerleden is aangepast aan deze
tijd. De omroepbijdragen zijn opgetrokken
het beruchte crematiebriefje is afgeschaft,
de toto en de staatsloterij kregen hogere
prijzen. Een belangrijk stuk werk is het
uitvoeren van de mammoetwet, de ont
wikkelingshulp is op steviger en breder
leest geschoeid en er komen ook nog ga
ranties voor de politieke risico's die onder
nemingen in de ontwikkelingslanden lopen.
Voorstellen zijn ook op tafel gelegd over
het enquêterecht, over nieuwe eisen inza
ke de jaarverslagen van ondernemingen,
over de ziekenhuisbouw, over de luchtver
ontreiniging en over de noodwet arbeids
voorziening.
Over het financieel-economisch-sociale
beleid zullen de meningen meer verdeeld
zijn. Het kabinet begon in een periode
van dalende conjunctuur en een meer dan
normale werkloosheid. Ter bevordering
van de werkgelegenheid zijn ettelijke hon
derden miljoenen op de begroting vrij ge
maakt en vooral naar het oordeel van de
oppositie was dit te weinig achteraf
bekeken blijkt het kabinet een juiste po
litiek te hebben gevoerd. Op het ogenblik
slaan de hoog opspattende BTW-golven
volk en ministers om de oren. Deze week
zqn daarover belangrijke beslissingen
genomen ook nu weer zal de tjjd moe
ten leren of de genomen maatregelen het
gewenste effect zullen hebben. Zoals we al
hebben uiteengezet: naar onze smaak Is
er ditmaal wat al te fors ingegrepen!
Bekijkt men het lijstje van de minister
van Economische Zaken, dan blijkt hij
toch wel indrukwekkende successen te
hebben geboekt. Buitenlandse ondernemin
gen zjjn naar ons land gehaald: Péchi-
ney naar Zeeland, Mobil Oil naar Amster
dam, een aantal aan het Waterweggebied,
Shell Chemie gaat bouwen aan het Hol
lands Diep, Twente krijgt het ultracentri-
fugeproject. En op het gebied van havens
en alles wat daarmee samenhangt voor
de toekomst van ons land van levensbe
lang is onder deze minister zeker ook
vooruitgang geboekt, alle klachten van
Rotterdams burgemeester ten spijt.
Een vraag van geheel andere aard is of
deze ministersp loegook de „geest van de
ze tijd" begrepen heeft en in haar werk
zaamheden heeft ingecalculeerd. Ook daar
over zullen de meningen uiteenlopen. Dat
de resultaten van de staatscommissie
grondwet-kieswet tot dusverre niet bijzon
der spectaculair zijn, kan men dit kabinet
moeilijk verwijten, ook al mag hierbij aan
getekend worden dat deze ministers duide
lijk weinig behoefte hebben aan dergelijk
politiek vuurwerk. Misschien hebben ze
daar nog gelijk in ook! Evenmin is de
kans groot dat de onderwijsminister Ve-
ringa in de komende twee jaar nog met
spectaculaire vernieuwingen op de prop
pen zal komen maar de manier waarop
hij met de studenten praat kan men alleen
maar prijzen.
Op het punt van openheid trouwens slaai
de balans duidelijk in het voordeel van dit
kabinet uit: premier De Jong heeft er
nooit behoefte aan gevoeld geheimzinnig
te doen of gegevens en rapporten achter
te houden als dit niet dringend nodig was.
Welk kabinet er na dit ook zal optreden,
men mag hopen dat men die openheid
overneemt.