Kosten van
levensonderhoud gingen in tien jaar 40 procent omhoog
Ruimer budget
anders besteed
Technische vooruitgang
LEER DE KINDEREN MET
TAAL" IETS TE DOEN
De mens leert verrassend snel te leven met
zaken die hij niet meer kan doorgronden
Vereniging voor
Onderwijs in 't
Nederlands
VIJF PROCENT
UITSTAPJES
IMPULS
Klankrijk
Akkoord
Combineren
Voor niets
Scheiding
Drie miljoen
Zo moeilijk
Franje
MAANDAG 14 APRIL 1969
kz
i_
PRIJZEN ZIJN FLINK OP HOL GESLAGEN
Tl OTTERDAM - De sterke verhalen
V uit de goeieouwe en vooral goed-
kope tijd van grootvader doen het al
lang niet meer. Het leven is de laatste
jaren zo snel duurder gewordendat je
dezelfde verhalen al aan je eigen
schoolgaande kinderen kunt vertellen.
Je kunt ze vertellen dat je voor een dubbeltje aan
postzegels al een brief stuurde aan hun moeder. En
dat je voor maanden lang 'n voorraadje van die post
zegels in huis kon halen, zonder dat je bang behoefde
te zijn dat ze intussen niet meer geldig zouden zijn.
Wie deze en andere verhalen aan zijn kinderen ver
telt, staat niet uit zijn duim te zuigen. Na de Tweede
Wereldoorlog is alles twee keer zo duur geworden.
Om dichter bij huis te blijven de kosten van levens
onderhoud zijn de afgelopen jaren met 40 procent
omhoog gestuwd.
De sterke verhalen van onze grootvaders over de goed
kope sigaar van een paar centen verbleken bij de onze
over de tijd dat een kop koffie nog 30 cent kostte en dat
je voor vijf centen al een portie ijs kon krijgen.
Vooral de laatste maanden zijn de prijzen flink op hol
geslagen. Minister De Block moest onlangs nog aarze
lend toegeven, dat de kosten van levensonderhoud ge
middeld met zeven procent zouden stijgen dit jaar.
Maar de directeur van het Centraal Planbureau durft
al geen slag meer te slaan.
De huisvrouw weet ook zonder de cijfers van het Cen
traal Bureau voor de Statistiek (CBS) wel. dat „het
leven" flink duurder is geworden. Zij moet elke maand
dieper in de huishoudelijke schatkist duiken en velen
zien daarvan de bodem al.
Na half december zijn de prijzen met ruim vijf procent
gestegen. Dat wil zeggen, dat een huisvrouw die eind
De verschillen tussen de prijzen van 1959 en eind decem
ber 1968 blijken uit dit overzicht. Wie gaat vergelijken,
moet wel bedenken dat de gemiddelde lonen in die periode
zijn verdubbeld.
1959 1-1-68 31-12-68
Bruinbrood0,40 0,68 0,72
Pond zandkoekjes (ban
ketbakker) 0,88 1,38 1,43
Half pond koffie 1,64 1,80 1,83
Kopje koffie 0.40 0,56 0.57
Belegd broodje 0.40 0,65 0,68
Glas bier (25 cl) 0,51 0,66 0,72
Fles jenever (liter)7.80 10,45 10,45
Patates frites (125 g) 0,27 0,41 0,42
Doprregen runderlappen
(pond) 2,71 4,04 4,36
Margarine (250 g)0.38 0,43 0,43
Melk (literfles) 0,42 0,58 0,60
Entree bioscoop 1,35 2,40 2.55
Weekpremie vrijwillig
ziekenfonds 4,43 9,17 9,17
Reinigingsrechten per
maand 0,26 1,55 1,74
Lidmaatschap omroepver.
per 3 maanden 2,70 4,90 4,90
TV-toestel 991,00 „757,75 „738,00
Huishuur per maand 41,00 67,25 68,90
vorig jaar nog met bijvoorbeeld
honderd gulden per week kon rond
komen, nu 105 gulden nodig heeft
om dezelfde boodschappen te kun
nen doen.
De meeste huisvrouwen zijn „prijs
bewuster" geworden, zoals dat heet.
In de praktijk betekent dat, dat zij
meer dan voorheen de winkels in de
buurt aflopen om de prijzen te ver
gelijken.
De prijzen zijn door de jaren heen
flink gestegen, maar de lonen ook.
Uiteindelijk zijn de werknemers er
wel beter van geworden. Tussen
1955 en 1965 was er sprake vap een
werkelijke loonsverbetering van 64
procent! De huisvrouw heeft een
deel van dit grotere inkomen be
steed aan betere kwaliteit, een deel
aan nieuwe artikelen.
Zo gaf de gemiddelde Nederlander
In 1959 vergeleken met nu een
groter deel van zyn inkomen uit aan
voeding (brood, aardappelen, groen
te, vlees enzovoort), maar naar ver
houding minder aan het wonen
(huur en inrichting).
Van de totale uitgaven in 1959
ging 38,8 procent nog weg aan voe
ding, maar nu is dat percentage
teruggedrongen naar 34.9.
We eten meer vlees, maar minder
vetten, en minder brood en meel-
produkten.
Tien jaar geleden gaven wij acht
procent van onze uitgaven aan kle
ding uit, maar nu al tien procent.
Ons hogere inkomen stelt ons ook in
staat meer uitstapjes te maken, lan
ger en comfortabeler met vakantie
te gaan en een autootje te onder
houden.
De post ontwikkeling, ontspanning
en verkeer legde in 1959 nog op
14.7 procent van onze uitgaven be
slag, nu al op meer dan 16 procent.
Waarom gaan de prijzen almaar
omhoog? Dat komt door de b.t.w.,
zegt iedereen. Inderdaad is de in
voering van een nieuw belasting
systeem (op 1 januari) dit jaar van
invloed geweest. Maar ongeveer vier
procent van de 5.2 procent prijsstij
ging van januari-maart heeft een
andere oorzaak.
Van die bijna vier procent gaat
anderhalf procent naar hogere lonen,
hogere inkomens zelfstandigen, ho
gere winsten, en naar nog een aan
tal andere kleine postjes.
Verder gaat o.a. 0.9 procent naar
hogere tarieven voor medische ver
zorging en overheidstarieven, 0.4
procent naar hogere tabaksaccijns,
luister- en kijkgelden; 0.6 procent is
het gevolg van buitenlandse invloe
den.
Ook in de afgelopen tien jaren
waren de stijgende lonen en winsten
een belangrijke impuls voor prijs
stijgingen.
Prijsstijgingen schatten is erg
moeilijk, ook voor huisvrouwen. Een
onderzoek van het instituut Inter
View heeft uitgewezen dat een be
langrijk percentage huisvrouwen een
prijsstijging schatte van tussen de
elf en dertig procent.
Gemiddeld meenden deze huis
vrouwen, dat eind februari de prij
zen in kruidenierszaken 16,5 procent
hoger lagen dan op het peil van
december 1968. In werkelijkheid was
het aanzienlijk minder.
/Vns taalonderwijs deugt niet. Dat maken onderzoeken steeds weer duidelijk.
v Menig volwassene kan ternauwernood een brief schijven. Werd nift indertijd
uit pennevruchten aan gemeentelijke instanties, zoals huisvesting en bouw- en
woningtoezicht, een kostelijke bloemlezing vol taalfouten samengesteld
Op initiatief van de Utrechtse hoogleraar pedagogiek, prof. dr. J. S. ten Brinke,
is onlangs de Vereniging voor Onderwijs in het Nederlands (V.O.N.) opgericht. Ze
wil een brug slaan tussen allen die de „moedertaal" onderwijzen: kleuterleidsters,
onderwijzers, leraren en hoogleraren.
In welke richting de gedachten bij de V.O.N. gaan, vertellen de heren A. Olders-
ma en drs. A. P. P. van Kampen, beiden secretaris van de vereniging, achtereen
volgens voor het basis- en middelbaar onderwijs.
AMSTERDAM Laat kinderen
gaan en ze ontplooien een zeldzaam
gevoel voor logica. Irma bijvoorbeeld,
een eersteklassertje van een Amster
damse lagere school, schrijft in een op
stel van enkele woorden neer, hoe ze
over „vroeger" denkt. Vroeger is, zo
beweert ze: „Een muvrouw met een
juruk". W:aarom? Ach, tegenwoordig
draagt iedereen mini.
Die gedachtengang wordt duidelijk
uit de tekening die Irma erbij heeft ge
voegd: een mevrouw in lange kleren.
Tast die denk- en schrijftrant niet aan.
Als een kind muvrouw schrijft, is dat
niet fout. Het is een stadium in de ont
wikkeling.
Tekenen ook niet alle kinderen op
een bepaalde leeftijd huisjes met sche
ve schoorstenen er op? Dat is nor
maal. De schoorsteen zit „recht" op
het schuine dak.
De heer A. Oldersma, tot voor kort
hoofd van de Merkelbachschool in Am
sterdam, en op het ogenblik consulent
bij de gemeente (speciaal voor de be
geleiding van jonge leerkrachten), ver
telt dat zijn zevenjarige dochtertje
hem een opstel van twee kantjes voor
legde, waar hij eerst geen wijs uit
kon. Tot hij doorkreeg dat elk woord
op de klank af was geschreven. Voor
kopen schreef het kindje: kopun. Enzo
voort.
„Ze danste door de kamer van blijd
schap toen ik haar vertelde dat ik het
gelezen had, zo blij was ze dat ze een
nieuw expressiemiddel had ontdekt",
zegt hij. „Omdat het meisje het opstel
op school wilde laten zien, deed ik er
een klein briefje bij, waarin stond hoe
verrukt ze was".
„Want het is zo gebeurd", zegt hij.
„Het kind komt opgetogen aandragen
met het opstel. De leerkracht bekijkt
l het en zegt: O, dat is leuk, maar dan
moet je er ook nog de fouten uithalen.
Dat moet nu soms net niet. Scheve
schoorstenen zet je als oudere ook
niet meteen recht. Spellingsfouten zijn
op een bepaalde leeftijd normaal. Dat
komt vanzelf goed"
Als het aan de heer Oldersma ligt,
wordt de taal op school in de eerste
plaats gezien als een expressie- en
communicatiemiddel. Grammatica en
spelling zijn niet zo belangrijk, vindt
hij. Het kind moet leren spreken, luis
teren en stellen. Kan het dat eenmaal,
dan komt de rest vanzelf.
De heer Oldersma meent dat er een
accentverschuiving moet komen. Te
veel aandacht voor de spelling kan
averechts werken.
En wat te doen met al die gramma
tica op de lagere school? Laat het zins-
ontleden, zegt de heer Oldersma, maar
liever grotendeels over aan de middel
bare school. Geef daarentegen de vol
le aandacht aan de taal als expressie
middel. Laat de kinderen er iets mee
doen.
Drs. A. P. P. van Kampen, leraar
Nederlands aan een middelbare school
in Hilversum, is het helemaal met
hem eens. Hij heeft liever leerlingen
die zich een beetje kunnen uitdrukken.
„Wij kunnen ze op de middelbare
school wel binnen drie maanden het
ontleden leren", zegt hij.
Hij heeft collega's die er net zo over
denken. Hij stelt evenals de heer Ol
dersma prijs op spontaniteit. Hij
heeft eigenlijk liever leerlingen die
een gedichtje kunnen begrijpen dan
clichémannetjes die er voortdurend
blijk van geven het a-b-c te kennen.
Maar hoe maakt men hen sponta
ner? Dat moet op de lagere school be
ginnen. Daar wordt menige grondslag
gelegd.
De heer Oldersma meent dat men
vooral niet te star moet werken. Zegt
men: „Nu gaan we aan expressie
doen, dan mislukt menige les". Stapt
men van rotsvaste lesroosters af, dan
liggen de kaarten beter.
Een voorbeeldje uit de praktijk. Een
leerling veegt het bord schoon. Hal
verwege zegt iemand: „Kijk, een oli
fant". Een ander: „Nee, het is een
neushoorn". Een derde: Het is een oli-
hoorn! Fijne combinatie.
In opstelletjes hebben de kinderen
beschreven wat een olihoorn nu wel is.
Peter uit de tweede klas schrijft dat
hij penen met bloemen erin eet en een
tong van fluweel heeft. Hij heeft een
hoorn van steen.
Als het kind mag fantaseren, komen
er kostelijke voorstellingen los. Bij het
geschiedenisonderwijs schrijft een
pientere vierdeklasser dat de mensen
vroeger nog niet in huizen woonden zo
als nu. „Ze woonden naast elkaar en
de meeste mensen in Buitenveldert
(flatwijk in Amsterdam) wonen onder
elkaar".
De heer Oldersma probeert voort
durend onderwijs en fantasie te com
bineren. Voor hem is taalonderwijs:
de kinderen laten denken in hun eigen
taal. Al te nuchtere onderwerpen slaan
niet aan.
Bij opstellen over het thema
„school" kwam hij van een koude ker
mis thuis. De kinderen schreven saaie
verhalen in stereotiepe zinnen die ze
van hun ouders over hadden genomen.
Veel kinderopstellen worden en
bepaald niet alleen op de Merkelbach
school op de schoolpers gedrukt.
De heer Oldersma past de volgende
truc toe. Twee vierdeklassers, van wie
de een goed en de ander slecht kan
spellen, gaan samen aan het werk. De
slechtste speller fungeert als zetter.
De goede als corrector.
Spelenderwijs leren. Het kan. Dat
blijkt. De heer Oldersma vindt dat ook
het rekenen zo spoedig mogelijk op
fantasieleest moet worden geschoeid.
De man in Houston heeft slechts
één dag geleefd met zyn nieuwe
hart. Wij zouden dat waarschijnlijk
niet eens hebben vernomen, als hy
niet in afwachting van het nieuwe
hart drie dagen met een plastic hart
had geleefd.
Daardoor kwam hij ,in het nieuws',
want dat betekende weer een stap
vooruit op de weg van menselijke
orgaanoverplanting, die pas ruim één
jaar oud is.
Van de 125 mensen die sinds de
cember 1967 een nieuw hart kregen,
zijn er nog 36 in leven en dat
Kunsthart: nieuw leven van
plastic.
trouwde wereldbeeld in gedrang
komt.
Onlangs hoorde ik een oude vrouw
zeggen: „Ik wil niet meer dat jullie
bij mij over computers praten. Ik
kan er 's nachts niet van slapen
en ik heb er toch niets meer mee te
maken".
Deze afweerhouding vindt men
niet alleen bij oudere mensen. Een
nog jonge moeder van vier opgroei
ende kinderen zei mij een: „Het is
alsof de mens tot nu toe alles fout
heeft gedaan: geloqf, onderwijs, op
voeding, politiek, seksualiteit, liefda
digheid, economische welvaart, per
soonlijk eigendom alles schijnt
zijn waarde verloren te hebben. Ik
vind het soms geruststellend dat ik
niet in de wereld van morgen be
hoef te leven".
Bekend uit vroeger tijden is de
verschillende waardering van de
vooruitgang. Aan de vooravond van
de Russische revolutie zei een mon
nik tegen een jonge socialist: „Jij
ziet de vooruitgang in termen van
gerieflijkheid; ik zie de vooruitgang
in termen van lijden".
over enkele maanden de mens de
maan zal bétreden.
zijn er nog 36 in leven en dat lijkt
een zodanig bevredigend resultaat
dat de mensheid niet meer bereid
is zich over deze nieuwe mogelijk
heid nog bijzonder te verbazen.
Alles schijnt mogelijk. Als mor
gen om iets geks te noemen
werd gemeld dat in een laborato
rium een hond een menselijke stem
zou hebben gekregen, zou de mens
heid niet wezenlijk meer worden ge
schokt.
Het is echter de vraag of de mens
het nieuwe leven dat in steeds
merkwaardiger vorm aan hem voor-
bijrolt, ook heeft aanvaard.
Dikwijls krijgt de mensheid een
korte of langere aanlooptijd om aan
een nieuw verschijnsel te wennen.
In 1949 was in ons land de tele
visie nog een merkwaardig appa
raat, waarvan de gemiddelde mens
nauwelijks de lol of het nut zag.
Nu, twintig jaar later, staat er in
drie miljoen Nederlandse huiska
mers een toestel het apparaat is
in het Nederlandse gezinsmilieu niet
meer weg te denken.
De computer trekt sluipender op,
omdat zij nog geen plaats heeft ge
kregen in het particuliere leven van
de Nederlander.
In 1957 werd bij de Nederlandse
Heide Mij. de eerste elektronische
machine voor het verwerken van
administratieve gegevens in Neder
land geïnstalleerd. Thans werken er
in ons land ongeveer duizend com
puters voor administratieve verwer
king; niet zelden werkt één com
puter voor vele bedrijven tegelijk.
De computer die het aanzien van
de wereld wezenlijk zal veranderen,
is vooral door onbekendheid het ge
spreksonderwerp, waarbij het ver
De massa-psychologie maakt nog
een andere scheiding in de waarde
ring van de vooruitgang:
1. De technische vooruitgang, die
de mensheid doorgaans gewillig
aanvaardt omdat men die direct in
het eigen leven kan plaatsen, zoals
televisie en harttransplantatie. De
voordelen zijn zo duidelijk dat de
mens de wijziging in zijn levens-
en denkpatroon vrij moeiteloos aan
vaardt.
2. De technische vooruitgang, die
totaal buiten de eigen levens
sfeer ligt, maar die voor de eigen
levenssfeer ongevaarlijk is: miljoe
nen zitten aan de televisie gekluis
terd om een maanreis te volgen. Men
heeft de veilige zekerheid dat geen
mens tot zo'n ongewis avontuur kan
worden gedwongen en men geniet
van de sensatie, zoals mensen ook
genieten van halsbrekende toeren in
een circus.
Toen de Russen op 4 oktober 1957
het eerste (onbemande) vaartuig de
ruimte in stuurden, dachten velen
nog aan een raket die wat hoog
vloog. Krap vier jaar later, op 12
april 1961, ging Joeri Gagarin als
eerste mens de ruimte in.
Nu er ongeveer dertig bemande
ruimtevluchten zijn uitgevoerd, zal
men niet meer van streek raken als
Computer reikt naar de toe
komst.
Dit zijn de „gerieflijkheden van
de vooruitgang". Het lijden begint
als de mens wordt gedwongen tot
een herziening van het vertrouwde
levenspatroon. Zelfs al zou die wijzi
ging een duidelijke verbetering zijn,
dan nog aarzelt men.
Tijdens een teach-in over de mo
gelijkheid van een toekomstige over
vloedseconomie, waardoor „bezit en
eigendom" een zeer onbelangrijke
betekenis zouden kunnen krijgen,
zei een zakenvrouw van middelba
re leeftijd bitter: „Je zult het zien:
Als wij na een leven van hard wer
ken de sdhaapjes op het droge heb
ben, dan schaffen ze de particuliere
eigendom af en dan hebben wij ons
hele leven voor niets gewerkt".
Theoretisch kan men zonder veel
inspanning de wereld van morgen
wel schetsen. Vooral jonge mensen
hebben weinig moeite met deze
maatschappelijke blauwdrukken,
maar zij schijnen zich soms moei
lijk te passen in het leven dat u en
ik thans nog leiden. De dikwijls
onbewuste angst dat de gigantische
vooruitgang die wij thans beleven,
de oude waarden totaal zal doen
verbleken, inspireert velen en niet
alleen oudere mensen tot een
kleineren van ede vooruitgang.
In vroeger tijden was het echter
duidelijker dan nu dat technische
vooruitgang dwingt tot een ander
maatschappijbeeld. Woedende we
vers vernielden de eerste weefgetou
wen, omdat zij duidelijk zagen dat
deze machines hun vertrouwdel even
zouden verstoren.
In onze ontwikkeling worden de
technische vindingen echter zonder
veel protest en meestal zeer begerig
aanvaard: de televisie is een huis
houdelijk apparaat geworden, de or
gaantransplantatie wordt een ver
trouwde medische ingreep en als
over tien jaar of eerder de
huishoudcomputer wordt geïnstal
leerd, zal er ook geen duidelijk ver
zet komen.
Door deze aanvaarding komt de
mens echter al in een leefpatroon
terecht dat principieel afwijkt van
dat wat al de vorige geslachten ver
trouwd was. Niet alleen veranderen
de technische vindingen fundamen
teel zijn gewone dagelijkse leven.
maar de mens leert leven met za
ken die hij niet langer kan door
gronden.
De aanvaarde „gerieflijkheid van
de vooruitgang" bestrijkt een breed
vlak. Een vrouw die al geruime tijd
met de nier van een andere leeft
zei: „Het heeft mijn leven niet
merkbaar beïnvloed. Ik ben uiter
aard nog dagelijks dankbaar maar
ik ervaar het niet als iets tegen
natuurlijks".
„Nieren, hart en beenderen en
straks wellicht lever, maag en dar
men zijn door de transplantatiemo
gelijkheid tot bijna onpersoonlijke
instrumenten geworden, zoiets als
een kunstgebit".
In Nederland werd op 2 maart
1966 de eerste nier overgeplant.
Sindsdien zijn er in ons land ruim
vijftig nieren overgeplant; ruim
tachtig procent van de operaties
slaagt.
Ondoorgrondelijke apparaten en
vreemde lichaamsdelen kunnen dus
zonder al te grote schokken in het
vertrouwde leven worden opgeno
men. Voorwaarde is echter dat dit
leven zijn vertrouwde waardepa
troon houdt.
Veel moeilijker wordt het als het
om zaken gaat die men als van na
ture en gevoelsmatig als wezenlijk
goed en begerenswaardig heeft be
schouwd.
Zo hebben een aantal Nederland
se wijsgeren onlangs een reeks be
schouwingen gewijd aan de plaats
die produktie en onderneming in de
naaste toekomst zullen krijgen.
Zij menen dat dit een zeer bij
komstige plaats zal worden. Bij der
gelijke toekomstbeelden worden wat
oudere mensen wezenlijk bang. Hun
hele normenpatroon is voornamelijk
op materieel resultaat gericht ge
weest.
Wat de toekomst daarvoor in de
plaats wil geven creativiteit, spel
en ontspanning zijn voor hen
nooit echte doelen geweest, maar
franje.
Zij kunnen zich geen samenleving
voorstellen waarin geld en materie
geen macht meer zou zijn en zij wil
len liever de hun vertrouwde orde
aanvaarden, ook al beseffen zij dat
die orde niet voor iedereen recht
vaardig is. Niet alleen de ouderen
maar ook vele jonge mensen zijn
bereid het onvolmaakte te aanvaar
den en te verdedigen als het maar
blijft passen in het hun vertrouwde
wereldbeeld.
De gerieflijkheden van de voor
uitgang aanvaardt bijna elke mens
begerig en soms dankbaar.
De sensatie van de vooruitgang ge
niet men als opwindend vermaak.
Maar dat deze vooruitgang nood
zakelijk een ander wereldbeeld zal
oproepen, dat evenals de televisie
en de ruimtevaart de beslotenheid
van het eigen leven zal beroeren,
is voor velen nog een moeilijk te
aanvaarden ontwikkeling.
Een oude pastoor zei: „Het is ge
ruststellend dat alles door mensen
wordt gedaan. Uitgezonderd kort
sluitingen als Hitler en Stalin zullen
de mensen altijd een wereld maken
waarin mensen kunnen leven. Dat
is tot nu toe altijd gebeurd en daar
om bestaat de wereld nog".